[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Rapportage Compensatiebeleid 2009 en 2010

Bijlage

Nummer: 2011D36711, datum: 2011-07-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Rapportage Compensatiebeleid 2009 en 2010 (2011D36710)

Preview document (šŸ”— origineel)


Bijlage 1 bij brief OI/ID/11072258

RAPPORTAGE COMPENSATIEBELEID 2009-2010: ALGEMEEN

1. Europese ontwikkelingen

a. Binnen de Europese Unie (EU)

Het implementatietraject van twee richtlijnen op defensie- en
veiligheidsterrein is momenteel nog in volle gang.

Aanbestedingsrichtlijn

De specifieke aanbestedingsrichtlijn nr. 2009/81/EG op het vlak van
defensie en veiligheid is inmiddels omgezet in nationale wetgeving. Deze
aparte zogenaamde Aanbestedingswet op defensie en veiligheidsgebied
dient na het verstrijken van de implementatietermijn van 2 jaar formeel
op 21 augustus a.s. van kracht te worden. Het daartoe strekkende
wetsontwerp is begin mei jl. aan de Staten-Generaal toegezonden voor
behandeling.

Richtlijn nr. 2009/81/EG beoogt bij te dragen aan de verwezenlijking van
een open en transparante Europese markt voor defensie ā€“ en
veiligheidsmateriaal waarin sprake is van meer concurrentie en gelijke
concurrentievoorwaarden. Door implementatie van de richtlijn ontstaat
binnen de Europese Unie een geharmoniseerd wettelijk kader dat is
toegesneden op het aanbesteden van opdrachten op het gebied van defensie
en veiligheid. Daarnaast heeft de richtlijn als doel meer concurrentie
in de toeleveringsketen van de Europese defensie- en veiligheidsmarkt te
bewerkstelligen. Op de Europese defensie- en veiligheidsmarkt is sprake
van een beperkt aantal grote bedrijven dat veelal de grote defensie- en
veiligheidsopdrachten verwerft en bij de uitvoering van de opdracht
gebruik maakt van andere ā€“vaak nationale- bedrijven, die als
toeleveranciers de leveringen, diensten en werken in onderaanneming
leveren. Aangezien de richtlijn is toegespitst op defensie- en
veiligheidsopdrachten zou dit moeten betekenen dat lidstaten zich minder
genoodzaakt zien een beroep te doen op artikel 346 VWEU (voorheen
artikel 296 Verdrag).

De richtlijn is uitsluitend van toepassing op opdrachten waarvan de
geraamde waarde, exclusief omzetbelasting, gelijk is aan of hoger ligt
dan de volgens de richtlijn geldende drempelbedragen (voor leveringen en
diensten is dat ā‚¬ 387.000 en voor werken is dat ā‚¬ 4.845.000 per 1
januari 2010).

De richtlijn is gericht op het tot stand brengen van een Europese markt
voor defensie- en veiligheidsmateriaal. Daarnaast beogen bepalingen voor
onderaanneming in de richtlijn bij te dragen aan meer concurrentie in de
toeleveringsketen van de Europese defensie- en veiligheidsmarkt.  De
Nederlandse defensiegerelateerde industrie bestaat voor het merendeel
uit middelgrote en kleine ondernemingen die actief zijn in de markt voor
onderaanneming. Als gevolg van de richtlijn zal het Nederlandse
bedrijfsleven meer nadrukkelijk in een Europees krachtenveld worden
geplaatst. Voor de Nederlandse defensiegerelateerde industrie komt het
aan op het verwerven van een volwaardige positie in internationale
netwerken (ā€œsupply chainsā€) voor de ontwikkeling, productie en
instandhouding van defensiemateriaal in de eerste plaats in Europa. 

In de Defensie Industrie Strategie (DIS; Kamerstukken II 2006/07, 31 125
nr. 1) is geconstateerd dat de Nederlandse defensiegerelateerde
industrie concurrerend is. De richtlijn biedt kansen voor de Nederlandse
defensiegerelateerde industrie als gevolg van een verdere openstelling
van de Europese defensiemarkt. Met de publicatieplicht uit de richtlijn
wordt duidelijk welke opdrachten in de markt worden gezet en zullen
bedrijven vaker in concurrentie kunnen meedingen naar opdrachten.
Specifiek voor de toeleveranciers wordt het mogelijk om mee te dingen
naar opdrachten daar waar hoofdaannemers door aanbestedende diensten
verplicht worden tot concurrentiestelling van (een deel van) de
opdrachten in onderaanneming. Dit biedt de Nederlandse
defensiegerelateerde industrie de gelegenheid een plaats te verwerven in
de leveringsketens van de grote defensieondernemingen. De mate waarin
een meer open en concurrerende Europese defensiemarkt kan ontstaan is
afhankelijk van een aantal factoren. Dit wordt ten eerste bepaald door
de mate waarin lidstaten de richtlijn gaan gebruiken en minder een
beroep doen op artikel 346 VWEU. Een tweede bepalende factor hierin is
de wijze waarop de lidstaten de bepalingen van de richtlijn ten aanzien
van onderaanneming gaan implementeren en toepassen. Lidstaten zijn
namelijk vrij om te eisen of een deel van de opdracht al dan niet
openbaar in onderaanneming moet worden aanbesteed. 

Richtlijn stroomlijning vergunningsprocedures

De op 10 juni 2009 gepubliceerde richtlijn nr. 2009/43/EG inzake de
vereenvoudiging van de voorwaarden voor de intracommunautaire
leveranties van defensiegoederen wordt eveneens geĆÆmplementeerd en
dient op uiterlijk 30 juni 2012 in werking te treden. Deze richtlijn
schrijft de introductie in de lidstaten van ten minste vier algemene
overdrachtsvergunningen voor. Een algemene vergunning voor rechtstreekse
leveranties aan de strijdkrachten van andere lidstaten, een algemene
vergunning voor toeleveranties aan gecertificeerde defensiebedrijven in
andere lidstaten, een algemene vergunning voor demonstratie, evaluatie
en tentoonstelling in andere lidstaten en ten slotte een algemene
vergunning voor retourzendingen naar de oorspronkelijke leverancier in
andere lidstaten ten behoeve van onderhoud of herstel. Het bepalen van
de reikwijdte van en de voorwaarden voor het gebruik van deze algemene
vergunningen laat de richtlijn aan de lidstaten over, dus zal het vooral
van de keuzes van de afzonderlijke lidstaten afhangen of deze richtlijn
daadwerkelijk tot vereenvoudiging van het EU-intraverkeer in
defensiegoederen zal leiden. Tot op heden heeft hierover nog geen
afstemming plaatsgevonden. Wel vindt inmiddels afstemming plaats over de
wijze waarop defensiebedrijven gecertificeerd zouden kunnen worden en
welke criteria daarbij een rol zouden moeten spelen. Uiteindelijk beoogt
de richtlijn met de introductie van genoemde algemene vergunningen
vooral de onderlinge Europese toeleveringen op defensievlak te
bevorderen. Hierin ligt de verbinding met de eerder genoemde specifieke
aanbestedingsrichtlijn voor defensie en veiligheid.

Effecten van implementatie

De gevolgen van de implementatie van beide richtlijnen op het bereiken
van een gelijk speelveld op de Europese defensiemarkt zijn nog niet in
te schatten. Ook nadat deze in 2011 en 2012 zijn omgezet in nationale
wet- en regelgeving in de afzonderlijke lidstaten, zal er nog geruime
tijd overheen gaan voordat de precieze uitwerking in Europa en in de
Nederlandse context kan worden beoordeeld.

Met de implementatie van de nieuwe Aanbestedingsrichtlijn Defensie en
Veiligheid heeft de Europese Commissie aangegeven scherper te gaan
letten op het oneigenlijk inroepen van Artikel 346 door de lidstaten en
de daarbij door de lidstaten gehanteerde maatregelen (zoals bijvoorbeeld
het eisen van compensatie). De Commissie heeft reeds in de
interpretatieve mededeling (COM(2006) 779 dd 7-12-2006) over de
voorloper van Artikel 346 (Artikel 296 Verdrag) haar standpunt hierover
kenbaar gemaakt. Daarnaast heeft de Commissie door middel van het
uitbrengen van de ā€œGuidance note on offsetsā€ bij de Richtlijn
2009/81/EG haar visie op compensatie gegeven. Bij verwerving onder deze
nieuwe richtlijn kan geen compensatie meer worden geƫist.

Als gevolg hiervan zal het Nederlandse compensatiebeleid de komende tijd
wijzigingen ondergaan, welke naar verwachting invloed zullen hebben op
de wijze van invulling en ook de hoogte ervan.

b. Binnen het Europees Defensie Agentschap (EDA)

Als belangrijke ontwikkelingen in het kader van het Europees Defensie
Agentschap (EDA) op het vlak van defensie industrie en markt kunnen de
volgende ontwikkelingen worden genoemd:

De EDA gedragscode voor defensieverwerving (sinds 1 juli 2006 van
kracht) begint na ruim vier jaar van functioneren zijn vruchten af te
werpen. Deze vrijwillige gedragscode heeft als doel een geleidelijke
realisatie van een transparante en open defensiemarkt in Europa door
middel van het aanmelden bij het EDA van de voornemens tot verwerving
van defensiematerieel waarop artikel 346 VWEU van toepassing is.

De ontwikkelingen uit de laatste EDA-rapportage over 2010 zijn positief.
Het aantal gepubliceerde voornemens tot verwerving nam toe met 21% (van
120 in 2009 naar 145 in 2010). Ook het aantal verleende opdrachten in
concurrentie nam toe met meer dan 4 % (van 70 in 2009 naar 73 in 2010).
Het percentage van verleende, grensoverschrijdende opdrachten liep iets
terug van 42 naar 41 %, maar het percentage van het aantal offertes voor
grensoverschrijdende opdrachten onder concurrentie groeide naar 41 in
2010 vergeleken met 39,5 in 2009. Signalen dat de markt opener en
competitiever is geworden.

Het gebruik van het ā€˜industry-to-industry portalā€™ van het EDA
Electronic Bulletin Board stagneert evenwel. Hiervoor kunnen een aantal
oorzaken worden aangevoerd, zoals een zekere terughoudendheid t.a.v. het
publiceren van commercieel gevoelige informatie op een open
internet-site, de niet verplichtende aard van deze publicaties en het
feit dat de industrie ook andere procedures hanteert om zijn
toeleveranciers te kiezen. De toekomst van dit instrument zal worden
bekeken in de context van de analyse van de complementariteit tussen de
gedragscode defensieverwerving en de nieuwe EU-aanbestedingsrichtlijn
2009/81/EG op defensie- en veiligheidsgebied.

De vrijwillige EDA gedragscode voor compensatie die per 1 juli 2009 in
werking is getreden is er op gericht om de transparantie en het
vertrouwen tussen de deelnemende lidstaten te vergroten door informatie
over en ervaringen met het gehanteerde compensatie instrument uit te
wisselen. Langs deze weg zal er tevens worden onderzocht hoe dit
instrument in verschillende vormen de ontwikkeling van de Europese
defensietechnologische en -industriƫle basis, EDTIB, zou kunnen
stimuleren, waarbij de mogelijke negatieve invloed op de concurrentie
over de grenzen heen kan worden beperkt. Het uiteindelijke doel op de
langere termijn is het bereiken van een gelijk speelveld op de Europese
en mondiale defensiemarkt.

Een belangrijk onderdeel van de gedragscode vormt het ā€˜Reporting and
Monitoring Systemā€™ dat onlangs de eerste resultaten heeft getoond. Van
de 26 landen die de gedragscode hebben onderschreven zijn er 20 die een
formeel compensatie instrument hebben ontwikkeld. Over de afgelopen
anderhalf jaar hebben 12 daarvan gerapporteerd over nieuwe compensatie
overeenkomsten. Het betreft 45 verwervingscontracten voor
defensiematerieel (20 in 2009 en 25 in 2010) voor in totaal ā‚¬ 1,9
miljard. De hieraan gekoppelde compensatie overeenkomsten hadden een
totale waarde van ā‚¬ 1,6 miljard (ruim ā‚¬ 300 miljoen in 2009 en ā‚¬
1,3 miljard in 2010). Deze compensatiecontracten zijn gesloten met zowel
Europese ondernemingen (50 %) als met ondernemingen buiten Europa (50
%), het merendeel daarvan uit de VS, maar ook uit Canada en Israƫl.
Nederland is Ć©Ć©n van de landen die rapporteren.

2. Resultaten van het compensatiebeleid over 2009-2010

a. Invulling van de verplichtingen

Om compensatieverplichtingen tijdig in te vullen moet gemiddeld ā‚¬ 450
mln per jaar aan ingediende ā€˜compensatieclaimsā€™ worden goedgekeurd.
Deze operationele doelstelling (bepaald door de openstaande
verplichtingen en de gemiddelde looptijd van de overeenkomsten) is
opgenomen als VBTB-prestatie indicator in de begroting van Economische
Zaken, Landbouw & Innovatie (voortschrijdend 5-jaarsgemiddelde). 

De resultaten van compensatie, zoals weergegeven in tabel 1, zijn in
2009 en 2010 wederom goed te noemen. De gerealiseerde compensatie
(waarde van de goedgekeurde claims) bedroeg in 2009 ā‚¬ 552 mln en in
2010 ā‚¬ 482 mln en ligt in beide jaren ruim boven deze prestatie
indicator, maar onder het gemiddelde van wat de afgelopen 5 jaar is
gerealiseerd. 

Tabel 1: Gerealiseerde compensatie per jaar 2006 ā€“ 2010
(stroom-grootheden)

	2006	2007	2008	2009	2010         	Gemiddeld

Aantal claims	   760	   910	   463	   728	   659	   704

Goedgekeurd	ā‚¬ 466	ā‚¬ 678	ā‚¬ 557	ā‚¬ 552	ā‚¬ 482	ā‚¬ 547

Afgekeurd	ā‚¬ 105	ā‚¬ 180	ā‚¬ 231	ā‚¬ 185	ā‚¬ 144	ā‚¬ 169

Afgeronde bedragen in miljoenen ā‚¬ 

b. Defensiegerelateerde industrie

Van de gerealiseerde compensatie in 2009 en 2010 is respectievelijk
58,4% en 54,6% ingevuld met defensiegerelateerde activiteiten, een
daling t.o.v. 2008: 66,3%  (in 2007 was dit percentage: 69,4% en in
2006: 51,3%). Hiermee komt het gemiddelde over de afgelopen 5 jaar op
60,0 %, (vorig jaar was dit gemiddelde 60,5%). Er is dus sprake is van
een enigszins dalende trend, kennelijk lag de piek in 2007. Omdat bij de
invulling van compensatie de inschakeling en versterking van de
Nederlandse defensiegerelateerde industrie voorop staat is het streven
erop gericht dit aandeel in de komende jaren te handhaven rond de 60 %.

c. Inschakeling van het MKB

EĆ©n van de doelstellingen van het compensatiebeleid is een evenwichtige
inschakeling van het Midden- en Klein Bedrijf (MKB). In dit verband werd
tot en met 2009 het MKB gedefinieerd als ondernemingen met een
personeelsaantal tot 100 werkzame personen. Met ingang van 2010 wordt in
de jaarrapportage de definitie van het MKB gelijkgetrokken met de in de
EU gangbare definitie (tot 250 werkzame personen).

In tabel 2 vindt u de totale gerealiseerde compensatie naar
bedrijfsgrootte in de periode 2006-2010 zowel volgens de oude als de
nieuwe indeling.

Tabel 2: Percentages gerealiseerde compensatie naar bedrijfsgrootte

 

Werkzame personen	2006	2007	2008	2009	2010	Gem.

Oude indeling







< 100	46,4	32,2	32,3	31,5	20,8	32,6

100 ā€“ 500	19,0	30,4	23,2	37,7	33,8	28,8

> 500	34,6	37,5	44,5	30,8	45,4	38,6









Nieuwe indeling







<250



	39,7	39,7*

250-500



	14,9	14,9*

>500	34,6	37,5	44,5	30,8	45,4	38,6



* omdat deze categorieƫn pas sinds 2010 worden aangehouden is dit het
gemiddelde over 1 jaar en tellen de 3 getallen niet op tot 100%

Na een stabilisatie in 2008 is er in 2010 sprake van een flinke daling
van de compensatie die neerdaalt bij de bedrijven in de bedrijfsgrootte
van onder de 100 werkzame personen: van 32,3 % naar 20,8 %. Rekening
houdend met het feit dat naar schatting ca. 15 % van de opdrachten
geplaatst bij bedrijven met meer dan 500 personeelsleden, door deze
bedrijven weer wordt uitbesteed aan kleine bedrijven tot 100
personeelsleden, wordt het reƫle percentage van de compensatie dat
terecht is gekomen bij de kleine bedrijven in 2009 geschat op 36,1 %
(31,5 % + 15 % van 30,8 %) en in 2010 op 27,6 %. Een daling t.o.v. 2008:
39,0 %. Overigens vertonen de percentages over de afgelopen 5 jaar in de
bedrijfsgroottes 100-500 en >500 personeelsleden nogal een grillig
verloop, waarvoor geen eenduidige verklaring voorhanden is.

Tabel 3: Percentages directe en indirecte compensatie naar
bedrijfsgrootte in 2008, 2009 en 2010

	2008	2009	2010

Werkzame personen	direct	indirect	direct	indirect	direct 	indirect

< 100	 18,3	 38,4	  9,4	40,5	15,2	22,3

100-250



	30,7	15,6

250-500



	  6,5	17,2

100 ā€“ 500	 18,6	 25,3	45,9	34,4	37,2	32,8

> 500	 63,1	 36,3	44,7	25,1	47,5	44,9



Tabel 3 geeft de verdeling tussen directe en indirecte compensatie in de
verschillende bedrijfsgrootteklassen weer. Directe compensatie bestaat
uit leveringen van onderdelen t.b.v. de (soort) systemen die Defensie
aanschaft. Indirecte compensatie heeft betrekking op andere
activiteiten. Deze kunnen zowel militair als civiel van aard zijn.

d. Categorieƫn activiteiten waarmee compensatie is ingevuld

In tabel 4 is aangegeven met welke categorieƫn activiteiten de
invulling van de compensatie in 2009 en 2010 is gerealiseerd.

Tabel 4: Categorieƫn van activiteiten bij invulling compensatie

Categorie van activiteiten 

  	%

2009	%

2010

Uitbesteding, ā€˜build to printā€™: opdrachten voor bewerkingen vanaf
tekening	39,7	30,6



Inkoop van standaardproducten, civiel en ā€˜dual useā€™ 	11,9	14,0

Complexe uitbesteding, licentiebouw en coproductie: componenten en
subsystemen waarvoor NL bedrijf een deel ontwikkeling en/of veel
ā€˜engineeringā€™ doet	15,4	17,3

Engineering (incl. Software)	8,0	6,2

Investeringen (ā€˜Venture capitalā€™)	11,4	1,1

Marketingassistentie	1,8	16,0

Overdracht van kennis, licenties en technologie 	2,6	0,9

Uitruil tussen overheden van wederzijdse compensatieverplichtingen 	5,1
0,8

Overig: o.a. onderhoud/reparatie, R&D, vestiging 	4,1	13.1

Totaal 	100,0	100,0



Uit de tabel blijkt dat de uitbesteding van onderdelen en ā€˜build to
printā€™ (bewerkingen vanaf tekening) alsmede de complexe uitbesteding,
licentiebouw en co-productie in 2009 en 2010 het leeuwendeel van de
gerealiseerde compensatie uitmaken. Marketingassistentie en categorie
Overig zijn in 2010 toegenomen, terwijl de investeringen met Venture
Capital duidelijk zijn afgenomen. Dit laatste heeft te maken met het
beperken van de maximale multiplier op deze investeringen tot een factor
10 waarover ik u in de rapportage van 2007/2008 berichtte (Kamerstuk 26
231 nr. 17). Een aantal compensatieplichtige bedrijven heeft aangegeven
dat deze categorie daardoor voor hen minder interessant wordt voor de
invulling van een deel van hun verplichting.

e. Toepassing van ā€˜multipliersā€™

ā€˜Multipliersā€™ worden toegepast om te stimuleren dat:

een groter deel van de compensatie wordt ingevuld met militaire
activiteiten; 

het overblijvende civiele deel meer wordt ingevuld met kennisoverdracht
en investeringen omdat deze economisch interessanter zijn dan
additionele civiele opdrachten. 

In tabel 5 is weergegeven wat de effecten in 2009 en 2010 zijn van het
toepassen van ā€˜multipliersā€™. Het verlenen van de ā€˜multiplierā€™
van 1-5 is in 2010 verder afgenomen. De toepassing van de
ā€˜multiplierā€™ van 5-10 is in 2009 in bescheiden mate aanwezig en
neemt in 2010 wederom toe. In 2009 komen nog investeringen met een
waarde van ā‚¬ 3,7 mln in jonge en innovatieve bedrijven voor, met de
daarbij horende hoge ā€˜multipliersā€™, maar deze categorie daalt in
2010 in flinke mate naar ā‚¬ 0,4 mln. 

Tabel 5: Effecten van ā€˜multipliersā€™ in 2009 en 2010

Toegepaste ā€˜multiplierā€™	2009

	2010	2009	2010

	Zonder ā€˜multiplierā€™

	Met ā€˜multiplierā€™

1 (geen ā€˜multiplierā€™)	 ā‚¬ 402,6	ā‚¬ 383,5	 ā‚¬ 402,6	ā‚¬ 383,5

> 1 tot en met 5	 ā‚¬   40,1	ā‚¬   37,8	 ā‚¬  80,3	ā‚¬  73,3

> 5 tot en met 10 	 ā‚¬     0,9	ā‚¬     2,6	 ā‚¬    6,6	ā‚¬  19,9

Totaal opdrachten	 ā‚¬ 443,6	ā‚¬ 424,0	 ā‚¬ 489,5	ā‚¬ 476,7

Investeringen: 

>10	 ā‚¬     3,7	ā‚¬    0,4	 ā‚¬   62,8	ā‚¬    5,3

Totaal	 ā‚¬ 447,3	ā‚¬ 424,4	 ā‚¬ 552,3	ā‚¬ 482,0

In miljoenen ā‚¬

Het onderzoek van PwC naar de effecten van multipliers in
compensatieprogrammaā€™s in de periode 2000-2009 (Kamerstuk 26 231 nr.
19) dat ik u recentelijk heb toegezonden, geeft als Ć©Ć©n van de
belangrijkste conclusies dat de effecten van multipliers het grootst
waren met name voor de categorieƫn Marketing & Sales Support, Venture
Capital en R&D/Engineering. Voorts was een belangrijke algemene
bevinding dat het Nederlands bedrijfsleven onverdeeld positief is over
het belang van compensatiebeleid voor haar activiteiten. Het
compensatiebeleid is volgens de meesten cruciaal voor het verkrijgen van
opdrachten in de defensie- en aanverwante sectoren. 

f. Stand van zaken lopende overeenkomsten

 

Tabel 6 geeft aan wat de wijzigingen in de totale voorraad lopende
overeenkomsten zijn ten opzichte van de vorige rapportages. Omdat
compensatieovereenkomsten in de regel een looptijd hebben van 5 tot 10
jaar, is er altijd een ā€˜voorraadā€™ overeenkomsten die op het
rapportagemoment maar ten dele zijn ingevuld. Nam in het jaar 2009 het
aantal overeenkomsten per saldo toe naar 87 stuks, in 2010 nam het
aantal per saldo af naar 81 overeenkomsten. De nog openstaande
verplichtingen aan het slot van 2009 van ruim ā‚¬ 1,4 miljard zijn in de
loop van 2010 verder afgenomen naar ā‚¬ 1,1 miljard  Deze zullen de
komende jaren door compensatieactiviteiten worden ingevuld. De in 2009
en 2010 gerealiseerde compensatie van respectievelijk ā‚¬ 552 mln en ā‚¬
482 mln (zie tabel 1) zijn stroomgrootheden die niet zichtbaar
terugkeren in tabel 6. Een deel van deze gerealiseerde bedragen is
verwerkt in de afgedane overeenkomsten en het resterende bedrag in de
overeenkomsten die na 2010 nog doorlopen.

Tabel 6: Aansluiting huidige met vorige rapportage (voorraad-grootheden)

Aantal

ovk.	2009	Mln ā‚¬

86        	Initiƫle compensatieverplichting lopende compensatie-
overeenkomsten per 31 december 2008

	

4.149

15	Nieuwe overeenkomsten 2009

	268

	Wijzigingen op bestaande overeenkomsten

	65



14

	Afgedane (in 2009 volledig ingevulde) overeenkomsten 

	-/-897



87        	Initiƫle compensatieverplichting lopende
compensatie-overeenkomsten per 31 december 2009

	                         3.585

	Realisatie lopende overeenkomsten t/m 31 december 2009

	-/-2.135 

	Nog in te vullen verplichtingen per 31 december 2009

	1.450

Afgeronde bedragen in miljoenen ā‚¬ 

Aantal

ovk.	2010	Mln ā‚¬

87 	Initiƫle compensatieverplichting lopende compensatie-overeenkomsten
per 31 december 2009

	3.585    

5 	Nieuwe overeenkomsten 2010

	81

	Wijzigingen op bestaande overeenkomsten

	51

11 	Afgedane (in 2010 volledig ingevulde) overeenkomsten

	-/-212

81 	Initiƫle compensatieverplichting lopende compensatie-overeenkomsten
per 31 december 2010

	3.505

	Realisatie lopende overeenkomsten t/m 31 december 2010

	-/-2.414   

	Nog in te vullen verplichtingen per 31 december 2010

	1.091

Afgeronde bedragen in miljoenen ā‚¬ 

 Zoals hierboven gemeld is in 2007 besloten om de maximale
ā€˜multiplierā€™ die wordt toegepast, te verlagen en vast te stellen op
10. Verplichtingen met bedrijven die zijn aangegaan vĆ³Ć³r dit besluit
en waarbij een hogere ā€˜multiplierā€™ is toegepast zijn in dit
overzicht verwerkt.

 Het lage aantal van 5 nieuwe overeenkomsten in 2010 heeft o.a. te maken
met de lange verplichtingenstop bij Defensie waardoor minder nieuwe
compensatieplichtige projecten zijn gestart. Ook de
bezuinigingsmaatregelen die door de minister van Defensie zijn
aangekondigd in zijn beleidsbrief d.d. 8 april 2011 (Kamerstuk 32 733
nr. 1) en de nieuwe Aanbestedingswet Defensie en Veiligheid zullen de
komende jaren van invloed zijn op het aantal nieuw af te sluiten
compensatieovereenkomsten. 

 PAGE   2 

  PAGE  \* LOWER  1