[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Notitie "De Toekomst van het Koninkrijk"

Bijlage

Nummer: 2011D38236, datum: 2011-07-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Notitie "De Toekomst van het Koninkrijk" (2011D38235)

Preview document (šŸ”— origineel)


DE TOEKOMST VAN HET KONINKRIJK

Inleiding

Op 10 oktober 2010 vond binnen het kader van het Statuut een ingrijpende
verandering plaats. Het land ā€˜de Nederlandse Antillenā€™ hield op te
bestaan. Het werd gesplitst in twee landen en drie eilanden. Bonaire,
Saba en Sint Eustatius werden openbaar lichaam binnen het Nederlands
staatsbestel. CuraƧao en Sint Maarten verkregen de status van autonome
landen binnen het Koninkrijk. Praktisch werd daarmee ook Nederland een
land in de regio en verloor Aruba haar ā€˜status aparteā€™; haar positie
was niet langer apart maar de norm voor alle landen van het Koninkrijk.

De datum van 10-10-10 markeert vooralsnog het einde van een lang proces.
Met de opheffing van de Nederlandse Antillen werd de voorlaatste stap
genomen in een proces dat in 1948 begonnen is. In dat jaar werd de ronde
tafelconferentie gehouden. Daar werd het beginsel aanvaard van een
Koninkrijksverband met zelfstandige autonome delen: Nederland, Suriname,
Nederlandse Antillen. Aruba gaf toen al aan een zelfstandige status te
willen los van de Antillen. Die conferentie startte -achteraf bezien-
een proces van voortgaande ontbinding. Suriname werd onafhankelijk.
Aruba kreeg een status aparte. En, zoals boven geschetst, werd op 10
oktober 2010 uiteindelijk ook het land de Nederlandse Antillen
ontbonden. 

Zou de datum 10-10-10 ook het begin van de toekomst van het Koninkrijk
kunnen zijn? Hebben de landen van het Koninkrijk een gezamenlijke
toekomst? Is er aanleiding om de laatste stap in het proces te stoppen:
de ontbinding van het Koninkrijksverband en de volledige
onafhankelijkheid van Aruba, CuraƧao en Sint Maarten. Want dat is wel
de enige nog resterende stap in het ontbindingsproces tot dusver. 

Wat willen we kortom met het Koninkrijk? Dat vraagt om bezinning op het
waarom, het waarheen en het waartoe van het Koninkrijksverband. Wat is
de reden dat de landen ook in de toekomst deel uit willen maken van een
staatkundig verband? Hoe moet dat verband zich ontwikkelen en wat is de
functie ervan? 

Met deze notitie beoogt het kabinet van het land Nederland deze vragen
te beantwoorden. Daarmee wordt tevens tegemoet gekomen aan het verzoek
van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal om een notitie over de
toekomst van het Koninkrijk. Het betreft een uiteenzetting van het
kabinet van het land Nederland. Zou het een standpunt van de regering
zijn dan zou dit het staatshoofd van het Koninkrijk eenzijdig betrekken
bij wat nog voorwerp van uiteenzetting tussen de landen kan zijn. Want
ook de overige landen in het Koninkrijk moeten deze vragen beantwoorden.
Dat is de essentie van de autonomie. Uiteraard zullen de antwoorden wel
op elkaar aan moeten sluiten. De toekomst van het Koninkrijk hangt niet
af van de visie van Ć©Ć©n land, maar als er geen besef is van
gemeenschappelijke belangen en van een gemeenschappelijke visie op het
Koninkrijk, dan heeft dit geen toekomst. 

Deze notitie behelst kortom de visie van het Nederlandse kabinet op de
toekomst van het Koninkrijk, maar daarover is wel reeds van gedachten
gewisseld met de regeringen van de andere landen en met een aantal
fracties uit de Staten van Sint Maarten, Aruba en CuraƧao. De Arubaanse
regering en de Arubaanse oppositiepartij MEP hebben bovendien een
Arubaanse visie op het Koninkrijk op schrift gesteld. Deze stukken zijn
betrokken bij het schrijven van deze notitie. De regeringen van Sint
Maarten en CuraƧao hebben te kennen geven op dit moment prioriteit te
geven aan de opbouw van de nieuwe landen. De CuraƧaose oppositiepartij
PAR heeft wel een bijdrage op schrift geleverd over de toekomstvisie.
Ook hebben de drie overige landen eerder dit jaar in het Akkoord van
Arikok afgesproken om met een gezamenlijke visie te komen. Het onderwerp
zal tenslotte aan de orde zijn later dit jaar op de eerste
Koninkrijksconferentie. 

Het gegeven dat het in deze notitie gaat om een visie op het Koninkrijk
van Ć©Ć©n van de landen bepaalt ook de opzet en inhoud van de visie. Het
feit dat de visie op het Koninkrijk van ieder land de medewerking en
eventueel instemming van de andere landen behoeft om te worden
gerealiseerd, impliceert dat de visie van het Nederlandse kabinet niet
de gebruikelijke vorm kan hebben van stellen van ambitie, analyse van
mogelijkheden en knelpunten en keuze van doelen en middelen. Nadruk zal
daarom hebben de verkenning van denkbare alternatieven, beperkende
factoren en realiseerbare mogelijkheden. Op basis daarvan kan het
kabinet vervolgens wel aangeven wat de inzet is met betrekking tot het
Koninkrijk en wat het belang. Het Koninkrijk heeft alleen toekomst als
ieder van de samenstellende delen er belang aan hecht. Alleen door
samenwerking kunnen wederzijdse belangen worden behartigd,
gemeenschappelijke doelen worden gerealiseerd en een toekomst voor het
Koninkrijk worden gecreƫerd. Maar hieraan is inherent dat de
mogelijkheden in de uitwerking en realisatie beperkt zijn. 

In deze notitie wordt eerst ingegaan op het karakter van het Koninkrijk
en de implicaties van 10-10-10 voor dit verband. Vervolgens wordt
ingegaan op denkbare ontwikkelingen, zo men wil, toekomstscenarioā€™s
van het Koninkrijk. Zoals in het voorgaande gesteld, zal het
Koninkrijksverband evenwel slechts duurzaam zijn als ieder van de landen
daar belang bij heeft. Om die reden wordt in een volgende stap ingegaan
op de belangen van Nederland en van de andere landen bij het Koninkrijk.
Tegelijk moet worden vastgesteld dat die belangen en mogelijkheden er
ook in het verleden al waren. Derhalve moet ook ingegaan worden op de
vraag waarom deze mogelijkheden tot dusver slechts beperkt zijn benut en
wat de randvoorwaarden zijn voor een gemeenschappelijke toekomst binnen
het Koninkrijk. Pas tegen de achtergrond van deze diverse aspecten kan
het standpunt en de aanpak van het kabinet worden gegeven. In deze
notitie vormt dat standpunt derhalve het sluitstuk en niet het begin. 

Het Koninkrijk en de implicaties van 10-10-10

Wat is het Koninkrijk?

Het Koninkrijk vindt zijn grondslag in het Statuut van 1954 waarin het
Koninkrijk der Nederlanden als een gemeenschappelijke politieke entiteit
met een gemeenschappelijke regering, internationale
rechtspersoonlijkheid en een nieuwe rechtsorde werd vormgegeven. Het
Koninkrijk omvat de landen van het Koninkrijk, die zelfstandig hun eigen
belangen behartigen, de belangen van het Koninkrijk op voet van
gelijkwaardigheid verzorgen en elkaar wederkerige bijstand verlenen. 

Het is een weinig originele maar daarom niet minder juiste vaststelling
dat het koninkrijksverband een zeer bijzonder staatsrechtelijk verband
is. Het is onbetwistbaar een staatsrechtelijk verband dat ook als
zodanig in het internationale recht is erkend. Het Statuut regelt de
duurzame verdeling en uitoefening van overheidsgezag binnen een bepaald
gebied, onder het gezag van een staatshoofd. Het doet dit echter op
geheel eigen wijze die niet past in een van de meer gangbare
staatsvormen. Het wordt dan ook wel aangeduid als een staatsvorm ā€˜sui
generisā€™. Het beste kan dit verduidelijkt worden door ons model te
vergelijken met de meest voorkomende staatsvormen, de eenheidsstaat, de
federatie, de confederatie en het gemenebest van staten.

Dat er geen sprake is van een eenheidsstaat voor wat betreft het
Koninkrijk behoeft nauwelijks verdere toelichting. In een dergelijk
systeem past immers niet de mate van autonomie die de samenstellende
delen van het Koninkrijk volgens het Statuut elk bezitten. 

Het Koninkrijk heeft wel enige kenmerken die mogelijk in de richting van
een federatie zouden kunnen wijzen. Men kan zeker federale trekken in
het Statuut terugvinden. In het bijzonder kan dan gedacht worden aan de
verdeling van bevoegdheden tussen de landen en het hoogste echelon van
het Koninkrijk, zoals onder meer blijkend uit artikel 3 van het Statuut,
waarin de Koninkrijksaangelegenheden worden benoemd. Daar staat echter
tegenover dat er geen sprake is van een federale overheid met eigen
instituties en een eigen specifiek federaal beleid op belangrijke
terreinen van overheidszorg. Wel is er sprake van samenwerking en een
gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de handhaving van een
democratische rechtsorde en deugdelijk bestuur, waarbij de organen van
het grootste land tevens optreden als gezamenlijk orgaan van het
Koninkrijk, waarbij zij dan worden aangevuld met delegaties (van de
overeenkomstige organen) uit de andere landen. 

Er vallen ook wel confederale trekken aan het koninkrijksverband te
ontdekken. Er is immers sprake van een verband waarin de afzonderlijke
onderdelen met een grote mate van autonomie kunnen opereren en een eigen
rechtspersoonlijkheid bezitten. De overkoepelende eenheid, het
Koninkrijk, heeft als zodanig ook weinig zeggenschap over de inwoners
van de verschillende landen en het hoogste besluitvormende orgaan van
het Koninkrijk beslist in principe bij unanimiteit. Toch gaat de
vergelijking op essentiƫle punten mank. De landen van het Koninkrijk
zijn geen soevereine staten, het Statuut is geen internationaal verdrag
en het Koninkrijk is de drager van de internationaalrechtelijke
rechtspersoonlijkheid en niet de af-zonderlijke landen. 

De vergelijking met een gemenebest gaat echter ook niet op. Het
Koninkrijk is meer dan een gemenebest van onafhankelijke staten. Hoewel
er niet een algemeen aanvaarde definitie van een gemenebest bestaat,
verstaat men daaronder een losser verband van onafhankelijke staten, die
binnen het gemenebest een zekere politieke samenwerking kennen.
Besluitvorming vindt plaats tijdens een min of meer regelmatige (maar
niet noodzakelijkerwijs frequente) vergadering van de hoogste politieke
gezagsdragers, waarbij ieder land de vrijheid heeft zich al dan niet aan
die besluitvorming te conformeren. Het is duidelijk dat het Koninkrijk
op geen enkele manier een zo vrijblijvende samenwerkingsconstructie is,
nog afgezien van het feit dat de landen geen onafhankelijke staten zijn.


Aard en opzet van het Koninkrijk worden bepaald door het verleden van
Nederland als koloniale mogendheid. Het Koninkrijk is een
samenwerkingsverband van daaruit door devolutie van overheidsmacht
voortgekomen landen, geregeerd door een gezamenlijke set van
constitutionele regels, die leiden tot een gemeenschappelijke rechtsorde
waarin rechtstatelijkheid en deugdelijkheid van bestuur zijn
gegarandeerd. Voor wat betreft de andere landen van het Koninkrijk
impliceert dit ook een zekere mate van vrijwilligheid. Zij kunnen
besluiten uit dit verband te treden en dus voor volkenrechtelijke
onafhankelijkheid te kiezen. Nederland onderschrijft en erkent zonder
meer het zelfbeschikkingsrecht van de (ei)landen en dus de
vrijwilligheid van hun deelname aan het Koninkrijk. Vrijwilligheid is
echter niet hetzelfde als vrijblijvendheid en dit is ook vastgelegd in
de preambule van het Statuut, waarin de landen op zich hebben genomen op
voet van gelijkwaardigheid de gemeenschappelijke belangen te verzorgen
en elkaar bijstand te verlenen. 

De keuze om uit het Koninkrijk te stappen is voor de voormalige
kolonisator Nederland naar internationaal recht evenwel niet weggelegd.
Het zou bovendien staatsrechtelijk tot gevolg hebben dat er twee
Koninkrijken der Nederlanden ontstaan met een personele unie voor wat
betreft het staatshoofd. Wanneer Nederland immers uit het Koninkrijk
stapt, zouden de achterblijvende landen gezamenlijk nog steeds het
Koninkrijk der Nederlanden vormen. Van de bestaande structuur, waarin de
Koninkrijksorganen grotendeels samenvallen met de Nederlandse organen,
zal in dit Caribische Koninkrijk der Nederlanden echter weinig
overblijven.

Aard en implicaties van de wijzigingen van 10-10-10

Zelfs als het juridisch mogelijk en politiek denkbaar zou zijn dat
Nederland het Koninkrijksverband verlaat, dan zou Nederland nog een
Caribisch land blijven. Dit is de implicatie van de keuze om de drie BES
eilanden als openbaar lichaam op te nemen in het Nederlandse
staatsverband. 

Met de opheffingherstructurering van de Nederlandse Antillen per
10-10-10 is Nederland in tweeƫrlei opzicht met het Koninkrijk in een
staatsrechtelijk nieuwe situatie beland ook al werd het Statuut niet
fundamenteel gewijzigd. Omdat vooral het wegwerken van ongewenste
situaties uit het verleden centraal stond in deze hervorming is het goed
om hier nadrukkelijk in te gaan op de nieuwe karakteristieken. 

Met de hervorming is het Koninkrijk qua samenstelling en functioneren
veranderd van een stelsel met een Europees deel (Nederland), een
Antilliaans deel (de Nederlandse Antillen) en een Caribisch eiland met
een eigensoortige status (Aruba), in een stelsel met vier landen die
alle in het Caribisch gebied liggen. Voor Aruba, CuraƧao en Sint
Maarten is dat evident. Voor Nederland minder, maar sinds Bonaire, Saba
en Sint Eustatius als openbaar lichaam deel zijn geworden van Nederland,
is Nederland sedert 10-10-10 ook een land geworden dat mede in de
CaraĆÆben ligt. Met onderdanen op die drie eilanden die belang hebben
bij goede en duurzame contacten met Aruba, CuraƧao en Sint Maarten, al
was het maar omdat zij voor tal van dagelijkse voorzieningen daarop zijn
aangewezen. Onderdanen die op voet van gelijkheid aanspraak hebben op de
bescherming van die dagelijkse belangen door de Nederlandse overheid;
ook tegenover de andere landen van het Koninkrijk. Dat is een implicatie
van de hervorming van 10-10-10 waarvan de gevolgen vaak nog niet
voldoende onderkend worden. 

Er is niet langer sprake van een Europees deel van het Koninkrijk aan de
ene kant van de oceaan en een Caribisch deel van het Koninkrijk aan de
andere kant, welke verdeling samenloopt met de grenzen van de landen van
het Koninkrijk. Nederland is direct partij geworden bij de samenwerking
in de CaraĆÆben tussen de verschillende eilanden als het gaat om
vervoer, energievoorziening, medische voorzieningen, enz. waarvan de
inwoners van de BES eilanden afhankelijk zijn voor hun dagelijks leven.
Vanwege de verwevenheid van de economieƫn van de eilanden is Nederland
ook directer belanghebbende bij de economische ontwikkeling op de
eilanden en de verschillende vormen van samenwerking die daarvoor zijn
ontstaan. De verwevenheid binnen het Koninkrijk is kortom exponentieel
toegenomen door de jongste ontwikkelingen en het ligt in de lijn der
verwachting dat dit verdere gevolgen heeft voor de wijze waarop de
landen in de toekomst met elkaar zullen omgaan.

Een tweede belangrijke implicatie van de hervorming van 10-10-10 betreft
het wegvallen van het land de Nederlandse Antillen als bestuurlijke
buffer tussen Nederland en de eilanden van de Nederlandse Antillen.
Natuurlijk gold deze situatie al langer voor Aruba, maar nu is er
nergens in het Koninkrijk meer een extra tussenlaag tussen de diverse
samenstellende delen en het Koninkrijk. Dit betekent dat de
Koninkrijksvertegenwoordiger, de Gouverneur, vaker directer betrokken
zal zijn bij de dagelijkse politieke en juridische gang van zaken op
CuraƧao en Sint Maarten. Het verdwijnen van de Nederlandse Antillen
betekent dat er ook verevenings- en bijstandsmechanismen tussen de
eilanden wegvallen en via het Koninkrijk gaan lopen. Bovendien zijn
CuraƧao en Sint Maarten nauwer aan Nederland verbonden door
gemeenschappelijke instellingen, zoals het Gemeenschappelijk Hof van
Justitie. Bovendien zijn sommige landen nauwer aan elkaar verbonden door
gemeenschappelijke instellingen, zoals CuraƧao en Sint Maarten door een
gemeenschappelijke Centrale Bank. 

Meer zicht op de gang van zaken bij elkaar heeft twee kanten. Het kan
betekenen dat men beter gaat zien waar de landen elkaar kunnen bijstaan
en waar zij gezamenlijke belangen hebben die samen kunnen worden
aangepakt. Het kan echter ook betekenen dat men scherper zicht krijgt op
aspecten en beleid dat in andere landen als onvoldoende of fout wordt
gezien. Beter zicht kan kortom ook betekenen elkaar beter in de gaten
houden. Dat is een weinig profijtelijke wijze van elkaar bezien, zoals
de ervaring met 25 jaar status aparte van Aruba heeft geleerd. Dan leidt
beter zicht slechts tot groeiende irritatie, frustratie en afkeer. 

Het gevolg van 10-10-10 kan naar het zich laat aanzien eigenlijk niet
anders zijn dan dat de landen van het Koninkrijk dichter naar elkaar toe
zullen groeien, omdat de noodzaak tot samenwerking in de nieuwe
staatkundige constructie (veel) meer zit ingebakken dan voor die datum
het geval was.

Uitgangspunten en denkbare mogelijkheden

Zolang het Koninkrijk slechts wordt gezien als juridische band en
politieke waarborg, gaat het om het verleden. Dan is het Koninkrijk
alleen uitvloeisel van de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van
Nederland als oud koloniale macht. Zolang we hoofdzakelijk bezig zijn
met de verplichtingen, beperkingen en waarborgen van het Koninkrijk,
zijn we met het verleden bezig. Pas als we het gaan hebben over de
mogelijkheden van het Koninkrijk, hebben we het over een toekomst.

Het ontwikkelen van een visie in de zin van het definiƫren van een punt
op de horizon waar men uit wil komen, als Nederlands kabinet, om daar
vervolgens aan te werken, is niet mogelijk. Essentie van autonomie is
dat ieder van de landen binnen de gestelde kaders zelf hun punt kunnen
kiezen, daar zelf ook verantwoordelijkheid voor nemen en dat de
ontwikkeling het resultaat is van de wisselwerking daartussen. Dat wil
niet zeggen dat de ontwikkeling de uitkomst is van een stuurloos proces
waar niemand greep op heeft. De ontwikkeling is de uitkomst van
ambities, keuzen, handelingen en afspraken die de landen onderling
maken. Het gaat daarbij niet om de keuze voor de invulling van een
bepaalde visie, maar om mogelijkheden die gerealiseerd kunnen worden al
naar gelang aan bepaalde randvoorwaarden wordt voldaan. 

Uitgangspunt en vertrekpunt voor het nadenken over de toekomst van het
Koninkrijk is het bestaan daarvan. Een discussie over de zin van het
bestaan en voortbestaan van het Koninkrijk acht het kabinet weinig
zinvol. Het Koninkrijk is er, de eilanden in de Antillen zijn om
historische redenen de verantwoordelijkheid van Nederland en Nederland
heeft niet, zoals de andere landen, de optie om uit het Koninkrijk te
treden. De vraag is bovendien reeds diverse malen bezien en herbezien.
De vraag naar het voortbestaan van het Koninkrijk past ook niet binnen
de vraagstelling van de Kamer. Een visie op de toekomst van het
Koninkrijk veronderstelt het (voort)bestaan daarvan. 

Uitgaande van dit vertrekpunt zijn drie denkbare, onderscheiden
ontwikkelingen van het Koninkrijk en de relaties daarbinnen tussen de
landen. Een eerste, meest perspectiefrijke, ontwikkeling is die waarbij
de vier landen invulling weten te geven aan een constructieve
samenwerking welke meerwaarde oplevert voor de belangen van ieder
afzonderlijk en voor die van het geheel. In deze ontwikkeling groeit,
door positieve samenwerking op steeds meer gebieden, onderling
vertrouwen en afhankelijkheid. 

Genoemd scenario veronderstelt dat alle landen binnen het Koninkrijk
gelijk opgaan in het bewust worden van de mogelijkheden en het
realiseren daarvan en van de randvoorwaarden waar daarvoor aan moet
worden voldaan. Het is weinig waarschijnlijk dat alle landen op
hetzelfde moment de wil, bereidheid en mogelijkheden hebben om die weg
te gaan. Dat laat onverlet dat deze ontwikkeling tussen twee of drie
landen mogelijk is. Dat wil zeggen de verdieping en ontplooiing van de
onderlinge relaties tussen twee of meer landen zonder dat dit alle
landen omvat. Er is wel een kwalitatief verschil omdat in dit tweede
scenario het niet mogelijk blijkt om gemeenschappelijke belangen van het
Koninkrijk te identificeren, althans de bereidheid ontbreekt om deze
gemeenschappelijk te realiseren. Er wordt vooral vanuit de eigen
autonome situatie geredeneerd en het realiseren van de eigen belangen.
Dit laat onverlet dat wanneer een dergelijke samenwerking succesvol
blijkt en tot een positieve ontwikkeling voor de betrokken landen leidt,
dit op zich zelf voldoende overtuigend kan zijn voor andere eerder niet
betrokken landen, dat zij daaraan deel willen nemen. Op die wijze is het
niet ondenkbaar dat men vanuit dit tweede in het eerste scenario terecht
komt. 

Beide geschetste scenarioā€™s veronderstellen een trendbreuk in de
ontwikkeling van de onderlinge relaties tot dusver. Het veronderstelt
dat er meer en hechtere samenwerkingsverbanden ontstaan binnen het
Koninkrijk op gebieden waar de belangen van de onderscheiden landen
elkaar overlappen en dat de algemene en specifieke randvoorwaarden die
het mogelijk maken die gemeenschappelijke doelen te realiseren, duurzaam
gewaarborgd kunnen worden. 

Het derde denkbare scenario is dat de landen vast blijven zitten in hun
onvermogen om een constructieve invulling te geven aan de mogelijkheden
van het Koninkrijk en daardoor blijven hangen in de huidige situatie,
waarin de rechtsband de belangrijkste is. Daarin zullen de eilanden op
gezette tijden op Nederland terugvallen en het Koninkrijk zal in het
kader van de waarborgfunctie de landen van tijd tot tijd tot de orde
roepen. In de praktijk betekent dit dat Nederland van tijd tot tijd de
landen zal moeten herinneren aan hun verantwoordelijkheid voor integer
en betrouwbaar bestuur, goede rechtspleging en bescherming van de
mensenrechten in het Koninkrijk. Nederland vervult dan als het ware de
rol van politieagent die zorgt voor recht en orde in het Caribisch deel
van het Koninkrijk. Betwijfeld moet worden of een dergelijke verhouding
tussen de landen van het Koninkrijk duurzaam kan zijn. 

Betrokken belang 

Het belang van belang

Een visie in de zin van een schets van wat een wenselijke situatie
binnen het Koninkrijk zou zijn, is niet zo moeilijk te geven. Dat is het
Koninkrijk als een verband van autonome landen die hun burgers de
bescherming en mogelijkheden bieden om tot hun recht te komen waarbij
het Koninkrijksverband ervaren wordt als wederzijdse steun, kans en
positieve randvoorwaarde om eigen en gemeenschappelijke belangen te
realiseren. Geen eenheidsstaat of uniforme rechtsorde; geen
verzorgingsstaat of ontwikkelingssamenwerking, maar een verband
waarbinnen en waardoor economische mogelijkheden en welvaart
geoptimaliseerd kunnen worden, sociale en culturele verscheidenheid tot
hun recht komen, ieder kansen heeft en niemand van de honger omkomt. Een
verband kortom dat jaloezie en bewondering kan opwekken bij landen in de
regio die er geen deel van uitmaken.

Hoe aantrekkelijk een visie ook moge lijken, het Koninkrijk heeft vooral
dan toekomst als ieder van de samenstellende delen er belang aan hecht,
en door samenwerking wederzijdse belangen kunnen worden behartigd,
doelen gerealiseerd en toekomst gecreƫerd. Dat impliceert niet alleen
dat ieder van de samenstellende delen belang heeft bij een toekomst van
het Koninkrijk, maar zich daar ook van bewust is. Juist op dat punt
ontbreekt het aan Nederlandse zijde vaak. We formuleren het belang van
het Koninkrijk vaak vooral in termen van het belang dat de Caribische
eilanden daarbij hebben of kunnen hebben. De Nederlandse rol in het
Koninkrijk wordt daarbij vooral gezien als waarborg en
verantwoordelijkheid. Niet alleen biedt dit geen duurzame basis, maar
het wordt op de eilanden als enigszins neerbuigend en paternalistisch
ervaren.

Een Nederlandse visie op de toekomst van het Koninkrijk vergt derhalve
in de eerste plaats een erkenning van de belangen die Nederland heeft
bij het Koninkrijk. Het vergt daarnaast een verkenning van de mogelijke
belangen van de andere landen, teneinde te kunnen vaststellen of die
aansluiten op de eigen visie. Pas dan kan een visie een realiseerbare
mogelijkheid worden. 

Belangen van Nederland

Nederland heeft verschillende soorten belangen bij het Koninkrijk: als
Caribisch land vanwege de verantwoordelijkheid voor de inwoners van de
BES eilanden, vanwege de mogelijkheden en kansen van economische en
maatschappelijke ontwikkeling, vanwege de geopolitieke positie en
verantwoordelijkheden. Op ieder van deze categorieƫn wordt hier nader
ingegaan. 

Belangen als Caribisch land: Door de opdeling van de Nederlandse
Antillen is er scheiding ontstaan tussen Saba/Sint Eustatius en Sint
Maarten onderscheidenlijk tussen Bonaire en CuraƧao. Met het opheffen
van het land de Nederlandse Antillen zijn bestaande familiebanden en
economische banden niet beƫindigd. In de dagelijkse praktijk zijn de
inwoners van de drie BES eilanden voor veel van hun voorzieningen
afhankelijk van de naastliggende landen, of het nu gaat om medische
voorzieningen, energie, duurzame consumptiegoederen, enz. Daarom zijn
ook de vervoersverbindingen tussen de eilanden van vitaal belang voor
deze bewoners. Nederland is als overheid rechtstreeks verantwoordelijk
en aanspreekbaar voor het wel en wee van burgers daar. Dit vereist op
een aantal terreinen goede samenwerking tussen Nederland (Caribisch
Nederland) en haar buurlanden. 

Bepalend voor wat op eilandelijk niveau kan gebeuren is de vraag of
daarvoor voldoende financiƫle, sociaal economische en infrastructurele
draagkracht is op het niveau van het eiland. Er is een groot aantal
terreinen waar de schaal van een eiland een boveneilandelijke oplossing
aantrekkelijker, beter of zelfs noodzakelijk maakt. In die gevallen
zullen de Nederlandse ministers, naast het bestuur van het betrokken
eiland, samenwerking moeten zoeken met de aanliggende landen. In de
meeste gevallen zijn dat de landen van het Koninkrijk. Ook voor hen kan
het overigens aantrekkelijk zijn om te komen tot samenwerking, vooral
ook indien dat de betrokkenheid vanuit Nederland impliceert. Voorbeelden
hiervan liggen op het terrein van: zorg, vervoer, natuur en milieu,
energie en economische- en handelsbelangen

Zorg: Een voorbeeld van wederzijdse belangen binnen het Koninkrijk is de
(deels reeds gerealiseerde) samenwerking op het gebied van de zorg. Het
geringe aantal inwoners op Bonaire, Sint Eustatius en Saba maakt het
onmogelijk om alle benodigde zorgvoorzieningen op de eilanden zelf te
realiseren. Voor specialistische zorg en ziekenhuiszorg werken Saba en
Sint Eustatius voor vrijwel alles samen met Sint Maarten. Op Bonaire
zijn beperkte ziekenhuiszorg en een aantal basisspecialismen aanwezig,
maar voor uitgebreidere zorg wordt samengewerkt met Aruba en CuraƧao.

De patiƫnt heeft er uiteraard belang bij dat zorg zo dicht mogelijk bij
huis wordt geleverd en bij voorkeur in een bekende omgeving in een taal
die hij spreekt. Samenwerking met de andere Koninkrijksdelen in de
CaraĆÆben ligt daarom voor de hand. Maar ook zal worden samengewerkt met
zorginstellingen in Guadeloupe (voor Saba en Sint Eustatius) en Colombia
(voor Bonaire) als het gaat om specialistische zorg die niet binnen het
Koninkrijk kan worden verkregen. Deze medische samenwerking is van
wederzijds belang van de verschillende landen; voor Nederland vanwege de
inwoners van Caribisch Nederland, voor de andere landen vanwege het
schaalvoordeel en de stimulans om het niveau van zorg te verbeteren.

Succesvolle samenwerking op medisch terrein stelt wel een aantal
randvoorwaarden. De kwaliteit van zorg in de andere landen zal voldoende
moeten zijn en de prijs/kwaliteit zal concurrerend moeten zijn met
andere aanbieders in de regio. Om de zorg op een hoger niveau te brengen
heeft de minister van VWS in overleg met betrokken partijen samenwerking
met de ziekenhuizen van VU/AMC in Amsterdam tot stand gebracht. 

Vervoer: Vervoer tussen de landen en eilanden is van vitaal belang.
Luchtvaart en scheepvaart vormen een belangrijke sociaaleconomische ader
voor de landen en openbare lichamen. Voor Saba en Sint Eustatius is
betrouwbare bediening van de eilanden tegen redelijke kosten van groot
belang. Samenwerking tussen Nederland en de andere landen is ook hier
een wederzijds belang. Nederland dient te zorgen voor betrouwbaar en
betaalbaar vervoer van en naar de eilanden. Nederland kan dat door
lokale vliegmaatschappijen laten verzorgen. Daarbij stelt Nederland 
bijvoorbeeld in een service level agreement eisen aan de
serviceverlening. Voorwaarde voor een goede samenwerking is dat de
verschillende regelgeving op elkaar is afgestemd en dat er de onderlinge
bereidheid is zaken niet op elkaar af te wentelen. Bezien moet worden
hoe kan worden voorkomen dat bepaalde eenzijdige maatregelen van een van
de landen (verhogen tarieven luchthaven) gevolgen heeft voor een ander
land (inwoners van Caribisch Nederland moeten meer voor hun tickets gaan
betalen).

Natuur & Milieu: Ook natuur en milieu is een beleidsterrein dat het
draagvlak van het lokale niveau te boven gaat. De ecologische rijkdom
van het Caribisch deel van het Koninkrijk is van onschatbare waarde,
zowel onder water als op het land. Die rijkdom is kwetsbaar;
bedreigingen komen o.a. voort uit klimaatverandering, scheepvaart,
recreatie, overbevissing, invasieve soorten en illegale (internationale)
handel. Samenwerking tussen de landen is van belang zowel op het terrein
van kennisontwikkeling en ervaring als ook de handhaving op maritiem
gebied. Voor de samenwerking op het terrein van natuur is een
belangrijke rol weggelegd voor de Dutch Caribbean Nature Alliance
(DCNA), een organisatie die ook vanuit Nederland financieel wordt
ondersteund. Voor het beheer van de Exclusieve Economische Zone
Caribisch Nederland (mariene biodiversiteit en visserij) is door de
landen van het Koninkrijk een beheerplan opgesteld. Tussen de landen
zijn gesprekken gaande over een uitvoeringsovereenkomst die een
gecoƶrdineerde aanpak en uitvoering van dit beheerplan zekerstelt. De
overeenkomst is inmiddels ondertekend door Nederland en de eilanden
behorend tot Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Bij
de uitvoering is ook de Kustwacht voor Aruba, CuraƧao en Sint Maarten
alsmede voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
betrokken.

Energie: Een betrouwbare en betaalbare energievoorziening is voor
Caribisch Nederland van vitaal belang, maar is daar tegelijkertijd Ć©Ć©n
van de meest kwetsbare voorzieningen, in het bijzonder omdat de eilanden
van Caribisch Nederland tot op dit moment nog niet in staat zijn
zelfstandig in hun volledige energiebehoefte te voorzien. De schaal van
de eilanden maakt de vestiging van meerdere producenten
onwaarschijnlijk. Vandaar dat voor een goede en stabiele
energievoorziening samenwerking met de andere landen van het Koninkrijk
essentieel is. Nederland kan waar nodig bijdragen aan de ontwikkeling
van hoogwaardige energiebedrijven en heeft op het gebied van
hernieuwbare energie veel kennis in huis. Dit versterkt de mogelijkheden
voor de ontwikkeling van financieel gezonde bedrijven die uit zijn op
kostenbeheersing en mogelijkheden zien op het gebied van hernieuwbare
energie. Dit draagt bij aan een betrouwbare, efficiƫnte en duurzame
elektriciteitsvoorziening. Deze bedrijven hebben de mogelijkheid
activiteiten te ontplooien op meerdere eilanden en deze schaalvergroting
kan leiden tot efficiƫntere productie en lagere kosten voor de
eindgebruikers. Door de behoeften van de verschillende eilanden te
koppelen aan de mogelijkheden en kennis in Nederland is vruchtbare
samenwerking mogelijk.

Rechtshandhaving: Sinds 10-10-10 heeft Nederland vanwege de
verantwoordelijkheid voor de BES eilanden ook belang bij een goede
samenwerking tussen de landen op het terrein van de rechtshandhaving en
rechtspleging. Zo wordt het Gemeenschappelijk Hof van Justitie
gezamenlijk gefinancierd, is er een gezamenlijke procureur-generaal en
komt er een gemeenschappelijke voorziening politie. Nederland heeft er
nu direct belang bij dat deze instanties goed functioneren en dat de
betrokken landen hun afspraken, zoals over de gezamenlijke financiering
van het hof, nakomen.

Economische en handelsbelangen: Het Koninkrijksverband biedt Nederland
ook mogelijkheden op economisch gebied. Op het eerste gezicht lijkt er
hier geen sprake van wederzijds belang. Het belang van de Nederlandse
economie voor de eilanden is relatief groter dan omgekeerd. Het directe
economische belang van de economieƫn van de eilanden voor de
Nederlandse economie is verwaarloosbaar, gegeven het verschil in omvang
van de economieƫn. Het totale BBP van de economieƫn van Aruba en de
Nederlandse Antillen was in 2010 ongeveer 0,8% van het BBP van
Nederland. 

De handel tussen Nederland en de Caribische landen zal daardoor nooit
een significant gedeelte uit maken van de totale Nederlandse export.
Echter, ook een kleine toename van de handelsstromen tussen de
verschillende regioā€™s is voor de Caribische regio al van grote waarde.
Bovendien is er wel degelijk een sterke economische band tussen de drie
landen en Caribisch Nederland. Vanwege de noodzakelijke tussenstop en
overslag op CuraƧao of Sint Maarten zijn levensmiddelen in Caribisch
Nederland duurder dan noodzakelijk. Verdere economische integratie van
de Caribische eilanden en betere integratie van de Cariben met de
wereldhandel is hiermee in het belang van allen. 

Een interessante gedachte in dit kader is de mogelijkheid om de landen
in de Caribische regio te ontwikkelen tot schakel of springplank voor
Nederlandse en Europese bedrijven die actief willen worden in Midden- of
Zuid-Amerika. De goede contacten van de lokale bevolking, hun
talenkennis en hun ervaringen met gewoontes- en gebruiken in de regio
maken hen tot nuttige zakenpartners voor Nederlandse ondernemers die
expansie naar Latijns-Amerikaanse markten overwegen. 

Hierbij kan ook gepoogd worden de banden tussen de Europese Unie en de
Landen en Gebieden Overzees (LGOā€™s) te versterken. Dit vormt wat
Nederland betreft dan ook de inzet tijdens de komende herziening van het
LGO-Besluit. LGOā€™s dienen meer steun en mogelijkheden te krijgen om
gedeeltes van het Europese acquis over te nemen, zodat een verdere
integratie van Nederland binnen de Europese Unie niet hoeft te leiden
tot verdere disintegratie binnen het Koninkrijk. 

Politieke en culturele belangen: Het ontstaan en bestaan van het
Koninkrijk impliceert een verantwoordelijkheid van Nederland voor de
Caribische eilanden die internationaal- rechtelijk bekrachtigd wordt en
waarvan Nederland niet zo maar afstand kan doen. Die
verantwoordelijkheid schept verplichtingen en lasten die bij tijd en
wijle knellen. Tegelijk biedt dit het Koninkrijk een positie als brug
tussen Europa en Latijns-Amerika die niet alleen economische en
handelsmogelijkheden biedt, maar ook een dimensie toevoegt aan de
Nederlandse positie in de wereld. Die dimensie kan potentieel van
toenemend belang zijn in een wereld van verschuivende economische
krachten, schaarse energie en grondstoffen en toenemende verwevenheid
tussen de economische centra in de wereld. Het maakt Nederland ook tot
een potentieel interessante partner in de directe omgeving in het
Caribisch gebied. De Kustwacht voor Aruba, CuraƧao en Sint Maarten
alsmede voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba biedt
een goed voorbeeld van een samenwerkingsverband in het Koninkrijk, dat
ook van belang is voor internationale samenwerking buiten het
Koninkrijk. Het Koninkrijk wordt door landen in de regio, maar ook door
de Verenigde Staten, Frankrijk en Groot Brittanniƫ als een belangrijke
partner gezien. 

Wat betreft de internationale positie van het Koninkrijk in het
Caribisch gebied wordt hier verwezen naar de notitie hierover welke de
minister van Buitenlandse Zaken aan de beide Kamers der Staten-Generaal
zal aanbieden.

Niet alleen politiek maar ook cultureel geeft de positie van het
Koninkrijk als brug tussen de Europese en Zuid-Amerikaanse culturen
Nederland een bijzondere positie. Weliswaar krijgt die positie vaak
vooral negatieve publiciteit als het gaat om de problematiek van
bepaalde groepen Antilliaanse jongeren in Nederlandse steden die
frequent in aanraking komen met politie en justitie. Die problematiek
kan niet genegeerd worden en behoeft dringend een antwoord. Het is voor
Nederland noch voor de Antilliaanse gemeenschap in Nederland, noch voor
de bevolking van de eilanden aanvaardbaar dat het wangedrag van bepaalde
groepen jongeren het beeld van het Koninkrijk bepalen. Dit doet ook geen
recht aan de bijdrage van leden van de Antilliaanse gemeenschap aan het
culturele en maatschappelijk leven in Nederland. 

Belangen van de andere landen van het Koninkrijk

Het Koninkrijk bestaat niet alleen bij gratie van het belang van
Nederland daarbij; het berust niet minder (en vooralsnog vooral) op het
belang van de eilanden in de CaraĆÆben bij het Koninkrijk. Vanuit
Nederland wordt dat belang altijd vooral gepercipieerd in termen van: de
verankering van de democratie en rechtsorde op de eilanden, het
burgerschap van het Koninkrijk, de nationaliteit en het paspoort,
internationaalrechtelijke bescherming en buitenlands beleid, de
mogelijkheid om terug te vallen op kennis vanuit Nederland (mede ten
aanzien van goed financieel beheer), de mogelijkheden van economische en
maatschappelijk ontwikkeling. Die belangen zijn er ongetwijfeld ook al
zullen ze niet op ieder moment door ieder op de eilanden ook als
voordeel ervaren worden. 

Dat het benoemen van gemeenschappelijke belangen een goede basis is voor
vruchtbare samenwerking, is reeds eind vorig jaar door de drie
Caribische landen van het Koninkrijk herkend.

Begin december stond de versterking van de relatie tussen deze drie
Caribische landen van het Koninkrijk centraal tijdens een overleg tussen
de Ministers-presidenten van Aruba, CuraƧao en Sint Maarten. In het
Arikok-akkoord spraken zij af dat er commissies zullen worden ingesteld
die zich zullen buigen over de huidige samenwerkingsregels en de
gebieden waarop de landen samenwerking zoeken. Zo komt er een
tripartiete juridische commissie die zich gaat buigen over de nieuwe
invulling van de samenwerking. 

Over de belangen van de drie Caribische landen bij het Koninkrijk is in
april jl. van gedachten gewisseld met de regeringen van de andere landen
en met een aantal fracties uit de Staten van Sint Maarten, Aruba en
CuraƧao. 

Het gesprek met de Arubaanse regering vond plaats aan de hand van de
Visie van de Arubaanse regering op het Koninkrijk die zij eind december
2010 openbaar heeft gemaakt. Aruba signaleert dat veel landen in de
wereld de samenwerking in grotere verbanden zoeken en ziet het
Koninkrijk als een dergelijk groter verband waarbinnen de partners
elkaar versterken. Dit betekent geen verlies van autonomie maar het
gezamenlijk uitoefenen van de autonomie ter verkrijging van een meer
effectieve autonomie. 

Duidelijk blijkt uit de visie van de Arubaanse regering dat Aruba graag
wil investeren in het Koninkrijk. Het Koninkrijk en de Europese Unie
kunnen mogelijkheden bieden voor strategische partnerschappen die kunnen
bijdragen aan het realiseren van de Arubaanse ambities. 

In het kader van de voorbereiding van de onderhavige notitie heeft het
kabinet ook met de regeringen van Sint Maarten en CuraƧao gesprekken
gevoerd. Deze gesprekken vonden plaats op een moment dat deze nieuwe
landen nog geen half jaar oud waren. De regeringen van CuraƧao en Sint
Maarten willen op dit moment prioriteit geven aan de opbouw van hun
landen. Eerder is afgesproken dat de verdere ontwikkeling van de visie
op het Koninkrijk op de eerste Koninkrijksconferentie dit jaar aan de
orde zal komen. Het kabinet heeft derhalve begrip voor de reactie van
deze nieuwe landen dat zij op dit moment prioriteit geven aan de opbouw
van de nieuwe landen, temeer nu het onderwerp later dit jaar -op de
eerste Koninkrijksconferentie- aan de orde zal komen. 

Randvoorwaarden voor een gemeenschappelijke toekomst

De realiteit van de samenwerking

De in het voorgaande geschetste belangen bestaan, met uitzonderingen van
de nieuwe belangen van Nederland als Caribisch land, al langer.
Vastgesteld kan worden dat deze tot dusver niet hebben bijgedragen aan
het Koninkrijk hechter in hart en hoofd van politiek en bevolking te
verankeren. Dat heeft diverse oorzaken zoals de verscheidenheid in
samenleving en de last van het verleden, de wisselvalligheid van de
politiek en de deugdelijkheid van bestuur en rechtszekerheid, de kosten
van samenwerking en de beeldvorming aan weerszijden van de oceaan. Voor
de visie van het kabinet op het Koninkrijk dienen ook deze factoren
onder ogen te worden gezien, omdat deze uiteindelijk de beste
bedoelingen kunnen ontkrachten. 

De maatschappelijke verschillen tussen de landen van het Koninkrijk zijn
onmiskenbaar; niet alleen die tussen Nederland en de landen in het
Caribisch gebied, maar ook tussen die landen onderling. Aruba behoort
tot de meest welvarende eilanden in de CaraĆÆben. Het is sterk
georiƫnteerd op toerisme uit de Verenigde Staten. CuraƧao is een van
de grootste en bevolkingsrijkste eilanden in de regio. Het heeft een
lager inkomen per hoofd van de bevolking dan Aruba en een breder
georiƫnteerde economie. De benedenwindse eilanden onderscheiden zich
qua cultuur en taal wezenlijk van de bovenwindse eilanden die veel
sterker gericht zijn op het noordelijk deel van de CaraĆÆben en de
Verenigde Staten. De fysieke afstand en de maatschappelijke en culturele
verscheidenheid tussen de huidige landen van het Koninkrijk in de
CaraĆÆben vormden de belangrijkste factoren voor de geleidelijke erosie
van het land Nederlandse Antillen en de ontwikkelingen die zijn
uitgemond in de hervorming van 10-10-10. Die verschillen zullen ook in
de toekomst een rol blijven spelen. Daarnaast blijft de relatie van
Nederland met ieder van de eilanden belast door het verleden; de
slavernij en het koloniale verleden. Ook dat is steeds van invloed
gebleken op de onderlinge verhoudingen. 

De maatschappelijke verscheidenheid en het verleden komen ten dele ook
tot uitdrukking in de politieke verhoudingen op de eilanden en de
wisselvalligheid in de politieke betrekkingen tussen Nederland en de
landen in de CaraĆÆben, die beheerst worden door enerzijds ambities van
autonomie en eventueel zelfstandigheid en anderzijds de wens om gebruik
te maken van de financiƫle, economische en maatschappelijke
mogelijkheden van de relatie met Nederland. Ook aan Nederlandse zijde is
de politieke inzet voor een goede relatie met de Antillen niet een
constante. Het leidt tot wisselingen in de intensiteit van de
betrekkingen die gecompliceerd worden doordat de variaties in politieke
inzet en wil aan weerszijden van de oceaan niet gesynchroniseerd
verlopen en elkaar daardoor dreigen te versterken. 

De onderlinge verhoudingen worden verder gecompliceerd door het gegeven
dat het Koninkrijk de landen daarbinnen op voet van gelijkheid plaatst,
die de werkelijkheid van ongelijkgewichtigheid tussen Nederland en de
onderscheiden landen in de CaraĆÆben - gezamenlijk of afzonderlijk -
verhult. Die ongelijkgewichtigheid komt mede tot uitdrukking in het
onderscheiden economisch gewicht van Nederland en de Caribische eilanden
die gezamenlijk een BBP hebben dat net 0,8% is van dat van Nederland.
Hoezeer ieder van de landen van het Koninkrijk ook de gevolgen daarvan
zou ondervinden, feit blijft dat de gevolgen voor Nederland van het
verlies van de relatie met de Caribische landen van het Koninkrijk vele
malen geringer zal zijn dan omgekeerd. Dat geldt niet alleen de
economische en financiƫle gevolgen, maar ook de gevolgen op het terrein
van kennis, cultuur en samenleving. Die scheefheid in de reƫle
verhoudingen belast onvermijdelijk ook de politieke verhoudingen tussen
de landen, hetgeen niet gecompenseerd kan worden door de
staatsrechtelijke verhoudingen binnen het Koninkrijk. 

Een andere factor die de ontwikkeling van de verhoudingen tussen de
landen van het Koninkrijk belast zijn de verschillende opvattingen over
deugdelijkheid van overheidsfinanciƫn, wetgeving en bestuur aan
weerszijden van de oceaan, of althans de verschillende perceptie
daarvan. De omvang van de eilanden en hun bevolking is vele malen
geringer dan die van Nederland. Dat betekent dat het financieel,
professioneel en bestuurlijk draagvlak voor bestuur aanzienlijk geringer
is. Tegelijk worden de eilanden met niet minder en in sommige opzichten
met grotere maatschappelijke en politieke uitdagingen geconfronteerd dan
Nederland. Het leidt ambtelijk en politiek makkelijk tot een
vergelijking tussen de bestuurlijke en beleidsmatige praktijk op de
eilanden en Nederland, waarbij de verschillen soms breed worden
uitgemeten. Deugdelijkheid van bestuur is een absolute waarde die door
het Koninkrijk aan de inwoners wordt gewaarborgd door ieder van de
regeringen afzonderlijk en door het Koninkrijk collectief (art. 43
Statuut). Tekortkomingen in die deugdelijkheid dienen dan ook
gecorrigeerd te worden en kunnen aanleiding zijn voor onderlinge kritiek
mits erkend wordt dat dit daarmee gelijk ook voorwerp wordt van de
verplichting tot onderlinge bijstand bij het realiseren van de centrale
waarden van het Koninkrijk. Tegelijk moet echter voorkomen worden dat
ieder verschil in wetgeving, beleid en bestuur ook als tekortkoming
wordt gezien en bekritiseerd, want dan blijft er uiteindelijk van de
autonomie van de landen weinig over. 

De verschillende hier genoemde factoren scheppen een onzekerheid over de
stabiliteit van de betrekkingen. Die tasten het vertrouwen aan dat nodig
is voor de investeringen die nodig zijn om de mogelijkheden die er
onmiskenbaar zijn te exploiteren. Ook maatschappelijke ontwikkelingen
vergen investeringen in menskracht en persoonlijke relaties, die lijden
onder de wisselvalligheid in betrekkingen en onzekerheid over de
toekomst. Samenwerking brengt in alle gevallen kosten met zich mee; ook
wanneer het niet de bedoeling is om die kosten weer terug te verdienen
behoeft de bereidheid om de kosten te maken wel zekerheid omtrent de
vruchten die zij kunnen dragen. Het regelmatig benadrukken van de
exit-optie die de landen in de CaraĆÆben hebben draagt ook niet bij aan
het opbouwen van een gevoel van duurzame zekerheid, dat nodig is voor
vruchtbare samenwerking en de bereidheid om de kosten daarvan te dragen.


Randvoorwaarden voor samenwerking

In de identificatie van factoren die tot dusver de vruchtbare
ontwikkeling van samenwerking en investering in de economische
mogelijkheden van het Koninkrijk beperken, ligt een analyse besloten van
de randvoorwaarden die nodig zijn om te komen tot het realiseren van de
mogelijkheden en belangen van de landen van het Koninkrijk. Daarom kan
hier volstaan worden met een korte aanduiding van die randvoorwaarden. 

Politieke stabiliteit in de waardering van de onderlinge betrekkingen: 

De ervaring leert dat wisselingen van het politieke klimaat in de landen
van het Koninkrijk een verstorend element kunnen zijn in de
samenwerking. Nog recent, tijdens het proces van de staatkundige
hervorming, is dit gebleken. Meermaals kwam het voor dat een moeizaam
bereikt akkoord met bestuurders, bij wisseling van de politieke macht
door een volgende groep bestuurders ter discussie werd gesteld. Niet
alleen is dit fnuikend voor de voortgang van een dergelijk proces maar
zeker niet in de laatste plaats voor (het vertrouwen in) een vruchtbare
samenwerking. 

Goed bestuur en rechtszekerheid: 

Ieder van de betrokken landen dient in te staan voor goed bestuur,
gezonde overheidsfinanciƫn, integriteit, gerechtigheid en veiligheid
van de burgers en hier zijn verantwoordelijkheid voor te nemen. 

Concordantie en eenvormigheid van wetgeving:

In de staatsregelingen zijn de voorwaarden en bevoegdheden vastgelegd op
basis waarvan de landen invulling kunnen geven aan hun
verantwoordelijkheid voor goed bestuur, gezonde overheidsfinanciƫn,
integriteit, rechtszekerheid en veiligheid van de burgers. In de
consensus rijkswetten zijn vervolgens belangrijke waarborgen gecreƫerd
op het terrein van de rechtspraak en rechtspleging. Daarnaast draagt het
principe van uniformiteit, of althans concordantie van wet- en
regelgeving, bij aan een goede werking van het openbaar bestuur in alle
delen van het Koninkrijk. 

Stabiele economie

Hoewel beleidsinitiatieven en overheidssamenwerking voor de economieƫn
van de eilanden voordelen op kunnen leveren, moet het effect hiervan op
de economieƫn van de eilanden niet worden overschat. Veel belangrijker
voor de economie van de eilanden is dat ondernemers zich ook
daadwerkelijk willen vestigen op de eilanden. Weliswaar is locatie, en
de promotie daarvan door partijen als het Koninkrijk of de Europese
Unie, een belangrijke variabele voor de plaats waar ondernemers zich
willen vestigen dan wel nieuwe economische activiteiten willen
ontplooien, maar er zijn veel meer variabelen die bijdragen aan een goed
ondernemingsklimaat (overheidsfinanciƫn, rechtszekerheid). En het is
juist dat ondernemingsklimaat dat uiteindelijk bepaalt of ondernemers
zich ergens willen vestigen en of ondernemingen kunnen groeien en
daardoor banen en welvaart kunnen creƫren. Om de handel tussen de
landen van het Koninkrijk te bevorderen en het vestigingsklimaat te
verbeteren kan vrij verkeer van personen, goederen en diensten tussen de
eilanden een belangrijke factor zijn. 

Beeldvorming en taal:

Nederland en de Caribische landen van het Koninkrijk delen een
gezamenlijke geschiedenis. Ook woont een groot aantal Caribische
Nederlanders in Nederland en wonen Europese Nederlanders in de
Caribische landen. Dit draagt bij aan het vergroten van wederzijds
begrip en onderlinge verdraagzaamheid. Ook door de bescherming en
bevordering van de culturele identiteit van de bewoners van de
Caribische delen van het Koninkrijk en door samenwerking op dit terrein
met landen in de Caribische regio kan een bijdrage worden geleverd aan
de emancipatie van Caribische Nederlanders. De Nederlandse taal is niet
alleen onderdeel van de culturele identiteit van de burgers van het
Koninkrijk, maar tevens bestuurs- en rechtstaal in het Koninkrijk.  

Gelijkwaardige relatie en vertrouwen: 

Voor een goede samenwerking is een gelijkwaardige en respectvolle
relatie tussen de landen en een zeker onderling vertrouwen een vereiste.
Alleen met respect voor elkaars cultuur en met inachtneming van ieders
verantwoordelijkheid kunnen er tussen de landen van het Koninkrijk
relaties ontstaan die zijn gebaseerd op gelijkwaardigheid. Samenwerking
zonder een dergelijke relatie, heeft geen kans van slagen. 

Visie op het Koninkrijk

Algemeen

Het kabinet is van mening dat de hervorming van de inrichting van het
Koninkrijk per 10 oktober 2010 de mogelijkheid schept en de kans biedt
om te komen tot een positieve ontwikkeling in de samenwerking en
onderlinge betrekkingen binnen het Koninkrijk. Nederland heeft daar meer
dan ooit belang bij nu het zelf ook een Caribisch land is met drie
openbare lichamen in de regio. Het wegvallen van wat tot dusver als
knellende band en als belangrijke bron van maatschappelijke beperking en
politieke weerstand en irritatie werd ervaren: het land Nederlandse
Antillen, daagt ieder van de landen uit om de mogelijkheden waarin men
zich tot dusver beperkt voelde, nu ten volle te realiseren. Nederland is
bereid om daaraan bij te dragen met kennis, ervaring en bestuurlijke
hulp. Met het saneren van de schulden van de Nederlandse Antillen,
waardoor de landen CuraƧao en Sint Maarten nu met een schone lei kunnen
beginnen, heeft Nederland op financieel terrein gedaan wat gedaan moest
worden. Nu is het aan de landen om gezonde overheidsfinanciƫn te
waarborgen zonder verdere financiƫle steun van Nederland. Het
functioneren van het College Financieel Toezicht is daarbij van vitaal
belang. 

Inzet van het kabinet is het Koninkrijk als staatsrechtelijk en politiek
verband dat een adequaat kader en houvast biedt voor samenwerking en
ontwikkeling in ieder van de landen van het Koninkrijk en voor een
vruchtbare ontwikkeling van de onderlinge samenwerking en betrekkingen.
Idealiter omvat die samenwerking alle landen gelijkelijk. Het kabinet is
zich er echter van bewust dat zeker in een eerste periode de politieke
wil en bereidheid in de afzonderlijke landen voor ontwikkeling en
verdieping van de onderlinge samenwerking kan verschillen. In termen van
de drie eerder genoemde scenarioā€™s zet het kabinet derhalve in op het
tweede scenario; het ontwikkelen van de betrekkingen en samenwerking met
die landen die daartoe de wil en bereidheid aangeven. Die wil en
bereidheid dient dan echter wel van de zijde van het betrokken land de
duurzame politieke en bestuurlijke wil en bereidheid in te houden om te
voldoen aan de eerder genoemde randvoorwaarden voor stabiele
samenwerking en ontwikkeling. 

Het kabinet is van mening dat het ontwikkelen van goede samenwerking en
betrekkingen zoals hier geschetst geen wijziging behoeft van het
Statuut. Het Statuut biedt thans reeds de mogelijkheden, daaronder de
waarborgfunctie en de mogelijkheid van verdere consensus rijkswetten,
die nodig zijn om te komen tot de gewenste samenwerking. Wel zal het
kabinet zich inzetten voor het realiseren van een zone van vrij verkeer
van personen, goederen en diensten in het Caribisch gebied teneinde de
belemmeringen die zijn ontstaan door het uiteenvallen van de Nederlandse
Antillen in twee landen en drie eilanden weg te nemen. 

Het kabinet is zich bewust dat het beleid met betrekking tot de landen
van het Koninkrijk niet los gezien kan worden van de ontwikkeling op de
drie eilanden die sinds 10-10-10 zijn geĆÆntegreerd in het Nederlands
staatsbestel. De verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering ten
opzichte van deze eilanden staat los van de visie op het Koninkrijk en
de bereidheid van andere landen daarbinnen. Dat laat onverlet dat de
ontwikkeling van samenwerking en goede verhoudingen binnen het
Koninkrijk in niet geringe mate mede bedoeld is ter ondersteuning van de
economische ontwikkeling en het welzijn op die eilanden, die in hoge
mate daarvan afhankelijk zijn. Vandaar dat hieronder eerst wordt
ingegaan op de visie van het Nederlandse kabinet met betrekking tot de
ontwikkeling op de drie BES eilanden. Vervolgens wordt voor zover nodig
nader ingegaan op de visie van het kabinet op de betrekkingen met de
andere landen van het Koninkrijk.

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Beleid en inzet van de Nederlandse regering met betrekking tot de drie
kleinere Caribische eilanden die sinds 10-10-10 zijn geĆÆntegreerd in
het Nederlands staatsbestel zijn aangegeven in de schriftelijke stukken
en notaā€™s die ter voorbereiding van de staatkundige hervorming met de
Kamer zijn gewisseld. Deze hebben geresulteerd in verschillende wetten
die kaderstellend zijn op het terrein van bestuur, financiƫn en beleid.


Inzet van de Nederlandse regering is om van de Caribisch delen van
Nederland een ā€˜succesā€™ te maken. Dat wil zeggen daar te voorzien in
bestuur, wetgeving en beleid die recht doen aan de eigenheid van de
samenleving op de eilanden, die de inwoners de mogelijkheden bieden om
zich beschermd te weten en te ontplooien naar eigen inzicht, die
aanvaardbare publieke voorzieningen scheppen en tegelijk het gevoel van
eenheid met Nederland versterken en de burgers geen aanleiding bieden
voor spijt over hun keuze om deel te worden van Nederland. Die inzet
impliceert een Nederlands belang bij nauwe samenwerking met andere
landen van het Koninkrijk. Bij het op binnen Nederland aanvaardbaar
niveau brengen van de dienstverlening door de rijksoverheid (voorheen de
Antilliaanse overheid) en het voorzieningenniveau moet dat in het oog
worden gehouden. 

In het wetgevend overleg over de BES-wetgeving is het voornemen
uitgesproken om de eerste vijf jaar rust te scheppen op legislatief
gebied. Het kabinet bevestigt dat voornemen. Dit houdt echter geen
stilstand in op het terrein van de wetgeving. De periode van vijf jaren
zal vooral gebruikt moeten worden voor het experimenteren en ontwikkelen
van wetgeving die beantwoordt aan de eisen van eenheid en gelijkheid
binnen het land Nederland en die daarnaast recht doet aan de
onderscheiden maatschappelijke werkelijkheid in Europa en de CaraĆÆben. 

Bestuur, beleid en wetgeving op de drie BES eilanden behoeft bijzondere
aandacht. Het overheidsbeleid op de eilanden vormt de directe
verantwoordelijkheid van de onderscheiden bewindslieden en de Kamers der
Staten-Generaal, althans voor zo ver het niet de autonome bevoegdheid
van het eilandsbestuur betreft. Vanwege hun afstand en geringe omvang
kan bij de wetgever, de Kamers en de verantwoordelijke autoriteiten de
aandacht voor deze eilanden licht verdwijnen achter de aandacht voor
meer dringende zaken in Nederland of de aandacht voor de impact van
wetgeving en beleid in Nederland. Waar nodig vormt het departement van
BZK voor de eilanden het aanknopingspunt voor benadering van de
verantwoordelijke bewindslieden. Het ware wenselijk indien ook in de
beide Kamers der Staten-Generaal een door afstemming binnen en tussen de
fracties verzekerd wordt dat bevolking en bestuur van de eilanden
voldoende aandacht krijgen voor hun vragen. 

De Staten-Generaal heeft in juni 2011 de voorjaarsrapportage van de
Rijksvertegenwoordiger over de stand van zaken op Bonaire, Sint
Eustatius en Saba ontvangen. De rapportage bestrijkt de periode van 10
oktober 2010 tot 1 mei 2011. Uit deze rapportage blijkt dat de openbare
lichamen geconfronteerd worden met invoeringsproblematiek (bijvoorbeeld
ten aanzien van de fiscale wetgeving) en dat in de samenwerking tussen
openbare lichamen en verantwoordelijke vakministers eerste goede stappen
zijn gezet. Het kabinet zal actief op geconstateerde knelpunten ingaan
en waar mogelijk aanpassingen realiseren. Daartoe is vooral ook van
belang om de ontwikkeling van de eilandenĀ op
sociaal-economischĀ terrein te bezien en aan de orde te stellen of dat
een verantwoorde ontwikkeling is.Ā 

De betrekkingen met andere landen in het Koninkrijk

Zoals gesteld, zijn een duurzame politiek en bestuurlijke wil en
bereidheid om te voldoen aan de randvoorwaarden basisvereisten voor een
vruchtbare samenwerking. Bestendige overheidsfinanciƫn, een stabiele
economie en rechtszekerheid zijn daarvoor bij uitstek van belang. Voor
een belangrijk deel is dit gerealiseerd in de hierboven al genoemde
consensus rijkswetten die op 10-10-10 tot stand kwamen. Aansluiting van
Aruba (op onderdelen) en het verder ontwikkelen en daadwerkelijk tot
uitvoering brengen van deze wetten zijn op de korte termijn cruciaal om
tot samenwerking te komen.

Deze notitie bevat de Nederlandse visie op het Koninkrijk. Het
Nederlandse kabinet en de Staten-Generaal kunnen gezamenlijk besluiten
te investeren in een intensievere samenwerking binnen het Koninkrijk.
Wel veronderstelt samenwerking de bereidheid van meer landen intensief
te gaan verkennen op welke gebieden die samenwerking het best kan worden
gerealiseerd (onderzoek naar gemeenschappelijke belangen) en de
bereidheid gezamenlijk de voorwaarden te creƫren om van die
samenwerking een succes te maken.

Wellicht de meest bepalende succesfactor is de vraag of door de
gewijzigde verhoudingen binnen het Koninkrijk er bereidheid en
vertrouwen is om anders met elkaar om te gaan. 

Zo mag de toekomstige samenwerking niet op de zelfde leest zijn
geschoeid als de huidige op basis van het samenwerkingsbeleid dat thans
wordt afgebouwd. Het huidige samenwerkingsbeleid bewerkstelligt de
relatie van een donor (Nederland) met verschillende ontvangers. De
nieuwe staatkundige verhoudingen hebben door de schuldsanering een
gezondere financiƫle huishouding gerealiseerd waardoor het
samenwerkingsbeleid kan worden beƫindigd. Tevens is het hiermee
realistisch om van de eilanden een eigen verantwoordelijkheid ten
aanzien van een gezond financieel beheer te verlangen.

Het is de inzet van de Nederlandse regering steeds alert te zijn op
mogelijkheden tot samenwerking. Er zijn allerlei parameters die bepalend
zijn of samenwerking kan worden gerealiseerd of niet. De belangrijkste
is misschien wel de politieke wil tot samenwerking. 

Daar de samenwerking zoeken waar daadwerkelijk de politieke wil aanwezig
is en daar politiek overeenstemming over bereiken voorkomt dat
regeringen zich tegen hun wil gebonden weten aan afspraken. 

Het is de overtuiging van de Nederlandse regering dat op die manier het
positieve (het realiseren van gesignaleerde gemeenschappelijke belangen)
meer de bovenhand heeft en dat op die manier werkende weg de onderlinge
relaties zullen worden verbeterd. Door steeds te zoeken naar het
positieve zullen als het aan de Nederlandse regering ligt de relaties
binnen het Koninkrijk op kortere termijn kunnen verbeteren en daardoor
het behoud van het Koninkrijk meer duurzaam maken.

Tot slot

De tijd is aangebroken om het verleden af te sluiten en de toekomst te
beginnen. Want het Koninkrijk heeft een toekomst. Immers, het Koninkrijk
is er, het bestaat en zal voortbestaan.

Het verzoek aan het kabinet is om een visie op de toekomst van het
Koninkrijk te ontwikkelen. Als visie een omschrijving inhoudt van wat
het kabinet als wenselijke situatie binnen het Koninkrijk ziet dan kan
vrij eenvoudig aan dit verzoek worden voldaan. Maar dat beeld gaat
voorbij aan het gegeven dat een visie alleen een toekomst heeft als men
zich voor de verwezenlijking daarvan inspant.

Uitgangspunt in deze notitie is dat het Koninkrijk vooral een toekomst
heeft als ieder van de samenstellende delen er belang aan hecht, en door
samenwerking wederzijdse belangen worden behartigd, doelen gerealiseerd
en toekomst gecreƫerd. Daartoe is vereist dat ieder van de
samenstellende delen zich ervan bewust is dat het een belang heeft bij
een toekomst van het Koninkrijk. En dat geldt zeker ook voor het
Nederlandse deel van het Koninkrijk. 

In deze Nederlandse notitie heeft het kabinet primair geschetst welke
verschillende soorten belangen Nederland bij het Koninkrijk heeft. Over
het identificeren van wederzijdse belangen en de vraag hoe de landen van
het Koninkrijk kunnen samenwerken om deze wederzijdsebelangen te
verwezenlijken, zal worden gesproken tijdens de eerste
Koninkrijksconferentie die later dit jaar zal plaatsvinden. 

Daarbij houdt het kabinet rekening met de verschillende tempoā€™s van de
landen. Dat impliceert dat met die landen die daartoe de wil en
bereidheid aangeven, de samenwerking kan worden ontwikkeld. De
randvoorwaarden die het kabinet daarvoor schetst, dienen voor een
stabiele samenwerking daarbij door de samenwerkende partners wel in acht
worden genomen. 

10-10-10 was slechts het einde van het begin en vanaf dat moment begon
de rest van de toekomst. Een toekomst die er is maar die zonder wil,
bereidheid en inspanningen van de samenstellende delen het einde van het
Koninkrijk zou kunnen inhouden. 

 PAGE   17 

 PAGE   17