[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Waarborgen voor een “generatieproof” nieuw pensioencontract

Bijlage

Nummer: 2011D43873, datum: 2011-09-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Overzicht van het overleg van de minister met de voorzitters van de werkgevers- en werknemersorganisatie van 13 september j.l. en de overeenstemming die is bereikt t.a.v. de aanvullende wensen van de vakbeweging (2011D43872)

Preview document (🔗 origineel)


Waarborgen voor een “generatieproof” nieuw pensioencontract

Handhaving van intergenerationele solidariteit op korte en lange termijn
is een belangrijk uitgangspunt van het pensioenakkoord: door
beleggingsrisico’s collectief te dragen en te spreiden in de tijd,
kunnen inkomensschokken worden beperkt, wat leidt tot
welvaartsvoordelen. Voorkomen moet echter worden dat pensioenfondsen die
risico’s teveel naar de toekomst doorschuiven als gevolg van een te
hoge disconteringsvoet, te hoge beleggingsrisico’s en een te lange
spreidingsperiode, waardoor zij op korte termijn teveel uitgeven ten
laste van jongere en toekomstige generaties. Uitgangspunt van het
pensioenakkoord is een “generatieproof” pensioencontract. Bij een
dergelijk pensioencontract horen harde afspraken over de waardering van
verplichtingen, de beleggingsrisico’s en de verdeling van financiële
schokken.     

Inhoudelijke waarborgen

In het pensioenakkoord krijgen pensioenfondsen een grotere
beleidsvrijheid om het beleggingsbeleid te richten op de ambitie van een
inflatiebestendig pensioen. Deze reële ambitie komt tot uitdrukking in
de hoogte van de pensioenverplichtingen. Meer ruimte voor een
inflatiebestendig pensioen is in het belang van alle deelnemers - jong
en oud - maar alleen als de pensioenverplichtingen ook op de juiste
wijze worden gewaardeerd. Omdat de verplichtingen op basis van het
nieuwe pensioencontract voorwaardelijk zijn, mogen verwachtingen een rol
spelen bij de waardering. Dat is echter geen vrijheid, blijheid. Er zijn
in het pensioenakkoord randvoorwaarden ingebouwd om er voor te zorgen
dat fondsen zich niet rijk kunnen rekenen en voldoende middelen
reserveren, zodat ook de huidige jongeren straks een pensioen krijgen
dat voldoet aan de gewekte verwachtingen.  Het betreft met name de
volgende 5 inhoudelijke waarborgen.

Verwachte rendementen worden gemaximeerd door de regeling parameters
ftk. In deze regeling zijn voor verschillende beleggingscategorieën
maximale percentages vastgelegd waarmee pensioenfondsen voor de
financiële opzet van hun pensioenregeling mogen rekenen:

max. 4,5% voor hun vastrentende waarden;

max. 7% voor hun beursgenoteerde aandelen en hun indirect onroerend
goed;

max. 7,5% voor hun overige zakelijke waarden;

max. 6% voor hun direct onroerend goed en hun grondstoffen.

De uitgangspunten van prudentie en marktwaardering vereisen dat
zorgvuldig wordt bezien onder welke voorwaarden en in welke mate
verwachtingen een rol mogen spelen bij de waardering van de
pensioenverplichtingen in het nieuwe pensioencontract. In de bijlage bij
de brief van het Kabinet is aangegeven dat maximaal het verwachte
portefeuillerendement mag worden gebruikt voor de berekening van de
verplichtingen indien schokken direct én volledig worden verwerkt. Dat
betekent dat toepassen van het verwacht rendement eerder uitzondering
dan regel zal zijn. Sociale partners hebben immers in hun
Uitwerkingsmemorandum aangegeven uit te willen gaan van een
spreidingsperiode (die maximaal 10 jaar mag bedragen). Naarmate de
spreidingsperiode langer is, zal de discontovoet lager zijn. In die zin
is sprake van een afslag ten opzichte van het verwacht rendement. 

Verder zal voorkomen moeten worden dat – mede in het licht van de
vergrijzing - fondsen door een te hoge discontovoet te hanteren,
onvoldoende middelen reserveren voor jongere generaties. Anders zou voor
jongere generaties de kans op korting (in de toekomst) op voorhand
toenemen. Dat kan aanleiding zijn voor een extra afslag op het verwacht
rendement. Bij de uitwerking van het financieel toetsingskader voor de
nieuwe pensioencontracten zal moeten worden bezien of ook met andere
factoren dan de hier genoemde rekening dient te worden gehouden.
Uiteindelijke zullen alle relevante factoren in hun onderlinge samenhang
moeten worden beschouwd.

Overigens kan ook de omgekeerde benadering worden gekozen. In dat geval
wordt uitgegaan van de risicovrije marktrente, en wordt vervolgens
bezien in hoeverre het vanuit de verdere inrichting van het contract en
het ftk verantwoord is om daar een opslag op te zetten. 

In het nieuwe pensioencontract bepaalt de samenstelling van de
beleggingsportefeuille de spreiding van de mogelijke pensioenuitkomsten.
Beleggen gaat onvermijdelijke gepaard met risico’s. Daarom zullen
sociale partners moeten nagaan welke beleggingsrisico’s de deelnemers
– jong en oud – willen en kunnen nemen. Dat “risicoprofiel” moet
leidend zijn voor de inrichting van het beleggingsbeleid. De risico’s
moeten vóóraf helder aan de deelnemers worden gecommuniceerd. De
toezichthouder zal in staat worden gesteld om, mede aan de hand van de
prudent-person regel, in te grijpen bij pensioenfondsen die risico’s
nemen tegen de belangen van de deelnemers in. Er moet sprake zijn van
een generatiebestendig “risicoprofiel”, rekening houdend met de
toekomstige vergrijzing van het deelnemersbestand van het pensioenfonds.
In dat verband zal de mogelijkheid worden onderzocht om ten aanzien van
het risicoprofiel een bandbreedte te hanteren. 

Ook met een prudente uitwerking van de haalbaarheidstoets kunnen te
optimistische verwachtingen en een oneerlijke verdeling van lusten en
lasten tussen generaties worden voorkomen. De haalbaarheidstoets laat
zien of pensioenfondsen ook in “slecht weer-scenario’s” hun
oorspronkelijke pensioenambitie nog kunnen nakomen. Als dat niet het
geval is, is blijkbaar sprake van te optimistische verwachtingen en zal
de pensioenambitie moeten worden verlaagd om te voorkomen dat een
pensioenfonds op korte termijn teveel gaat uitdelen. 

In het pensioenakkoord is daarnaast afgesproken dat richtsnoeren over de
(omvang) van de egalisatiereserve in het ftk zullen worden vastgelegd.
Bij de bepaling van de omvang van deze reserve kan de mate van
herverdeling van jong naar oud als gevolg van de gehanteerde
disconteringsvoet en als gevolg van de spreiding van financiële
schokken in de tijd betrokken worden, alsmede het risicoprofiel dat het
fonds kiest in relatie tot de pensioenambitie.  

Procesmatige waarborgen

De mogelijke herverdelingseffecten tussen jong en oud bij het
“invaren” van het tot nu toe opgebouwde pensioenvermogen in het
nieuwe pensioencontract betreffen een apart vraagstuk, dat om nader
specifiek onderzoek vraagt. Dat onderzoek zal de komende maanden worden
uitgevoerd, waarbij het streven is om uiterlijk in februari 2012 klaar
te zijn.

De parameters zijn van grote invloed op de haalbaarheid van de
pensioenambitie, op de te verwachten pensioenuitkomsten en de mate
waarin rekeningen naar de toekomst kunnen worden doorgeschoven. Met een
nieuwe procedure voor de vaststelling van de parameters op basis van het
advies van onafhankelijke deskundigen kan de totstandkoming van prudente
parameters worden gewaarborgd.