[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies van de Raad van State m.b.t. het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen

Bijlage

Nummer: 2011D44354, datum: 2011-09-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (2011D44352)

Preview document (🔗 origineel)


No.W06.09.0366/III	's-Gravenhage, 13 november 2009

Bij Kabinetsmissive van 25 september 2009, no.09.002670, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter
overweging aanhangig gemaakt het Protocol tot wijziging van het Verdrag
tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het
vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van
belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met
Protocol I en II, ondertekend te Luxemburg op 5 juni 2001; Berlijn, 23
juni 2009 (Trb. 2009,116), met toelichtende nota.

Het Protocol ziet op de uitwisseling van bankinformatie met het oog op
de belastingheffing. De Raad onderschrijft de goedkeuring van het
Protocol, maar plaatst daarbij enige kanttekeningen.

1.	Informatie van derdelanden

De Raad wijst er op, dat nu het netwerk van verdragen ter voorkoming van
dubbele belasting waarin is voorzien in informatie-uitwisseling en van
zogenoemde Tax information exchange agreements (TIEA's) steeds verder
wordt vergroot, duidelijkheid dient te bestaan omtrent de wijze waarop
informatie die van derdelanden verkregen is, moet worden behandeld.
Indien deze informatie onbeperkt aan verdragspartners wordt verschaft,
krijgt de in beginsel bilaterale werking van het verdrag een
multilaterale werking, hetgeen tot zogenoemde information shopping kan
leiden, waarbij een verdragspartner die geen informatieverdrag met een
bepaald derdeland heeft gesloten, via het met Nederland gesloten
informatieverdrag tracht informatie te verkrijgen uit dat derdeland
indien dat derdeland wel met Nederland een informatieverdrag heeft
gesloten.

De Raad adviseert in de toelichtende nota aandacht te geven aan deze
ontwikkeling en het standpunt van Nederland ter zake uiteen te zetten.

2.	Uitbreiding tot niet-fiscale doeleinden

In artikel 29, tweede lid, laatste volzin, van het Verdrag wordt de
bevoegde autoriteiten de mogelijkheid geboden om ook voor niet-fiscale
doeleinden inlichtingen uit te wisselen. Deze mogelijkheid is niet in
het OECD-model opgenomen. In de toelichtende nota is hieromtrent
gesteld, dat naast de in artikel 29, zesde lid, van het Verdrag genoemde
inkomensgerelateerde regelingen mogelijk nog andere regelingen in een
uitvoeringsovereenkomst zullen worden aangewezen. Deze opmerking schept
onduidelijkheid, gelet op de in artikel 29, tweede lid, laatste volzin,
van het Verdrag omschreven procedure, waarbij enkel de toestemming van
de inlichtingenverstrekkende Staat bepalend is.

De Raad adviseert in de toelichtende nota meer uitgebreid in te gaan op
de procedure indien nieuwe regelingen worden aangewezen, alsmede
aandacht te geven aan de wijze waarop de uitbreiding gepubliceerd wordt.

3.	Fishing expeditions

De Raad merkt met betrekking tot artikel 29, derde lid, van het Verdrag
op, dat niet eveneens procedurele vereisten zijn opgenomen waaraan een
verzoek om informatie moet voldoen, zoals wel zijn opgenomen in
bijvoorbeeld artikel 1 van het Aanvullend Protocol bij het op 8
september 2009 tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag
tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk.

De Raad adviseert in de toelichtende nota de procedurele vereisten nader
te beschrijven. 

4.	Tijdstip van toepassing

Uit artikel 4, tweede lid, van het Protocol is af te leiden dat het
Protocol van toepassing is op inlichtingen die betrekking hebben op
inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld, dan wel zijn genoten
op of na 1 januari 2010. Indien het verzoek gegevens van banken of
andere financiële instellingen betreft, gaat het om inkomsten die zijn
toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari 2008 (artikel 4,
derde lid, van het Protocol).

In de toelichtende nota is ten aanzien van het toepassingstijdstip
gesteld, dat de nieuwe bepalingen ook van toepassing zijn op
inlichtingen die reeds voor de inwerkingtreding van het Protocol
bestonden, op voorwaarde dat ze na deze inwerkingtreding worden
verstrekt en betrekking hebben op een belastingheffing waarop het nieuwe
Protocol van toepassing is.

Deze passage is onduidelijk, niet alleen door het gebruik van de term
'inlichtingen' maar ook door de strekking ervan.

De Raad adviseert de passage te verduidelijken en met voorbeelden toe te
lichten.

5.	Overige opmerkingen

a.	Artikel 4 van het Protocol treft geen regeling voor het tijdstip van
toepassing op verzoeken inzake inkomensgerelateerde regelingen.

De Raad adviseert in de toelichtende nota op dit aspect in te gaan.

b.	In de toelichting op artikel 4, derde lid, van het Protocol ontbreekt
de redengeving voor de bepaling.

De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.

c.	Het Protocol beperkt de uitwisseling van inlichtingen tot de
uitwisseling van inlichtingen op verzoek. In de toelichtende nota is
geen aandacht gegeven aan de automatische uitwisseling van gegevens
buiten de automatische uitwisseling van bancaire informatie op basis van
de Spaartegoedenrichtlijn.

De Raad adviseert de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld
Protocol wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, nadat
aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

  PAGE  2 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........