[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2011)

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2011)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2011D45157, datum: 2011-09-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z12803:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 6 september 2011)



32 810	Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten
(Fiscale verzamelwet 2011)







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in een
aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen, bijstellingen
of technische reparaties aan te brengen;

	Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

	A. Artikel 3.13 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel g, wordt “Onze Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit” vervangen door: Onze Minister van
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

	2. In het eerste lid, onderdeel i, wordt “Onze Minister van Verkeer
en Waterstaat” vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en
Milieu.

	B. Artikel 3.14, eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:

	g. dieren die krachtens een onherroepelijke bestuursrechtelijke of
strafrechtelijke maatregel in verband met agressie niet mogen worden
gehouden, en.

	C. In artikel 3.22, tiende lid, wordt “onze Minister van Verkeer en
Waterstaat” vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en
Milieu.

	D. Artikel 3.31 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt “vindt hierbij geen
toepassing” vervangen door: is op deze milieu-bedrijfsmiddelen niet
van toepassing.

	2. In het tweede lid wordt “Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen door “Onze Minister
van Infrastructuur en Milieu”. Voorts wordt “Onze Minister van
Economische Zaken” vervangen door: Onze Minister van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie.

	3. In het vierde lid wordt “Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen door: Onze Minister
van Infrastructuur en Milieu.

	E. In artikel 3.34, eerste lid, wordt “Onze Minister van Economische
Zaken” vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw
en Innovatie.

	F. Artikel 3.36 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt “Onze Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen
door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

	2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt “Onze Minister van
Economische Zaken” vervangen door: Onze Minister van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie.

	G. In artikel 3.37, eerste en tweede lid, wordt “Onze Minister van
Economische Zaken” vervangen door: Onze Minister van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie.

	H. Artikel 3.42 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “Onze Minister van Economische Zaken”
vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie.

	2. In het tweede lid wordt “Onze Minister van Economische Zaken”
vervangen door “Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie”. Voorts wordt “Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen door: Onze Minister
van Infrastructuur en Milieu.

	3. In het zevende lid, onderdeel a, wordt “Onze Minister van
Economische Zaken” vervangen door: Onze Minister van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie.

	4. In het achtste lid wordt “Onze Minister van Economische Zaken”
vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie.

	I. Artikel 3.42a wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt “Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen door “Onze Minister
van Infrastructuur en Milieu”. Voorts wordt “Onze Minister van
Economische Zaken en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij” vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie.

	2. In het achtste lid wordt “Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen door: Onze Minister
van Infrastructuur en Milieu.

	J. In artikel 3.45, vijfde lid, wordt “het derde lid” vervangen
door: het vierde lid.

	K. In artikel 3.47, derde lid, onderdeel b, wordt “artikel 3.45,
tweede lid, onderdeel a, en derde lid” vervangen door: artikel 3.45,
tweede lid, onderdeel a, en vierde lid.

	L. Artikel 3.52 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel a, onder 1o, wordt “Onze Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen door
“Onze Minister van Infrastructuur en Milieu”. Voorts wordt “Onze
Minister van Economische Zaken” vervangen door: Onze Minister van
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

	2. In het eerste lid, onderdeel a, onder 2o, wordt “Onze Minister van
Economische Zaken” vervangen door: Onze Minister van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie.

	M. In artikel 3.77, vierde lid, wordt “Onze Minister van Economische
Zaken” vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw
en Innovatie.

	N. In artikel 3.104, onderdeel o, wordt voor de puntkomma ingevoegd: ,
alsmede bij ministeriële regeling aan te wijzen voorzieningen voor
militaire oorlogs- of dienstslachtoffers die verband houden met
invaliditeit.

	O. In artikel 3.112, zesde lid, tweede volzin, wordt “De tweede
volzin” vervangen door: De eerste volzin.

	P. In artikel 3.119a, eerste lid, wordt “artikel 33, eerste lid,
onder 5° en 6°, van de Successiewet 1956” vervangen door: artikel
33, onder 5° en 6°, van de Successiewet 1956.

	Q. In artikel 5.3, derde lid, onderdeel a, vervalt “als bedoeld in
artikel 6.1, tweede lid, onderdelen a of h”.

	R. In artikel 5.11 wordt “artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de
Wet op de loonbelasting 1964” vervangen door: artikel 32 van de Wet op
de loonbelasting 1964.

	S. Artikel 5.14 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid, onderdeel a, wordt “Onze Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen door
“Onze Minister van Infrastructuur en Milieu”. Voorts wordt “Onze
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister van
Verkeer en Waterstaat” vervangen door: Onze Minister van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie.

	2. In het derde lid, onderdeel b, wordt “Onze Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen door
“Onze Minister van Infrastructuur en Milieu”. Voorts wordt “Onze
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Onze Minister van
Economische Zaken en Onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking”
vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie en Onze Minister van Buitenlandse Zaken.

	3. In het achtste lid wordt “Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen door “Onze Minister
van Infrastructuur en Milieu”. Voorts wordt “Onze Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit” vervangen door: Onze Minister
van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

	T. Artikel 5.15 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid wordt “Onze Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking in overeenstemming met Onze Minister van
FinanciĂ«n en Onze Minister van Buitenlandse Zaken” vervangen door:
Onze Minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met Onze
Minister van Financiën.

	2. In het achtste lid wordt “Onze Minister van Buitenlandse Zaken en
Onze Minister voor Ontwikkelingssamenwerking” vervangen door: Onze
Minister van Buitenlandse Zaken.

	U. In artikel 7.2, derde lid, tweede volzin, wordt “artikel 1.2,
derde lid, onderdeel b” vervangen door: artikel 1.2, vierde lid,
onderdeel b.

	V. In artikel 7.5, eerste lid, tweede volzin, wordt “artikel 1.2,
derde lid, onderdeel b” vervangen door: artikel 1.2, vierde lid,
onderdeel b.

	W. In artikel 8.1, vierde lid, onderdeel d, wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

	X. Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid, tweede volzin, wordt “de tweede volzin,
onderdeel b” vervangen door: de eerste volzin, onderdeel b.

	2. In het derde lid, onderdelen a, b en c, wordt “het tweede lid,
tweede volzin, onderdeel b” vervangen door: het tweede lid, eerste
volzin, onderdeel b.

	Y. In artikel 9.2, eerste lid, onderdeel d, wordt “het Koninkrijk
BelgiĂ«, het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Oostenrijk”
vervangen door: het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Oostenrijk.

	Ya. In artikel 9.4, vierde lid, wordt “een hoger bedrag dan in
artikel 8.9, tweede lid, is aangeduid” vervangen door: een hoger
bedrag dan in artikel 8.9, eerste lid, tweede volzin, is aangeduid.

	Yb. Artikel 9.5 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Aan het zesde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

	c. een hoger positief bedrag van de voorlopige aanslag, is artikel 30f
van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige
toepassing, met dien verstande dat heffingsrente wordt berekend over het
verschil tussen beide bedragen.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	7. Bij een herziening als bedoeld in het eerste lid van een voorlopige
aanslag tot een negatief bedrag die leidt tot:

	a. een kleiner negatief bedrag van de voorlopige aanslag of tot een
positief bedrag van de voorlopige aanslag, is artikel 30f van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing, met
dien verstande dat heffingsrente wordt berekend over het verschil tussen
beide bedragen;

	b. een groter negatief bedrag van de voorlopige aanslag, is artikel 30g
van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige
toepassing, met dien verstande dat heffingsrente wordt berekend over het
verschil tussen beide bedragen.

	Z. In artikel 10.1, eerste lid, wordt “8.11, tweede lid, tweede
volzin, onderdeel a” vervangen door “8.11, tweede lid, eerste
volzin, onderdeel a”. Voorts wordt “artikel 8.11, tweede lid, tweede
volzin, onderdelen b en c” vervangen door: artikel 8.11, tweede lid,
eerste volzin, onderdelen b en c.

	AA. Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin,
onderdelen a en b” vervangen door “artikel 8.11, tweede lid, eerste
volzin, onderdelen a en b”. Voorts wordt “artikel 8.11, tweede lid,
tweede volzin, onderdelen b en c” vervangen door “artikel 8.11,
tweede lid, eerste volzin, onderdelen b en c”. Ten slotte wordt
“artikel 8.11, tweede lid, derde volzin” vervangen door: artikel
8.11, tweede lid, tweede volzin.

	2. In het tweede lid wordt “artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin,
onderdeel a” vervangen door: artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin,
onderdeel a.

	3. In het derde lid, aanhef, wordt “artikel 8.11, tweede lid, tweede
volzin, onderdeel b” telkens vervangen door “artikel 8.11, tweede
lid, eerste volzin, onderdeel b”. Voorts wordt “artikel 8.11, tweede
lid, tweede volzin, onderdeel a” vervangen door: artikel 8.11, tweede
lid, eerste volzin, onderdeel a.

	4. In het vierde lid wordt “artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin,
onderdeel b” vervangen door: artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin,
onderdeel b.

	5. In het vijfde lid wordt “artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin,
onderdeel c” vervangen door “artikel 8.11, tweede lid, eerste
volzin, onderdeel c”. Voorts wordt “artikel 8.11, tweede lid, derde
volzin” vervangen door: artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin.

	6. In het zesde lid, aanhef, wordt “in dat artikel, tweede lid,
tweede volzin, onderdeel a,” vervangen door “in dat artikel, tweede
lid, eerste volzin, onderdeel a”. Voorts wordt aan die aanhef een
dubbele punt toegevoegd.

	BB. Aan artikel 10.8, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd,
luidende: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld met betrekking tot het uiterste tijdstip en de wijze waarop de
in de eerste volzin bedoelde gegevens en inlichtingen aan de inspecteur
dienen te worden verstrekt.

	CC. Artikel 10.10 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “artikel 3.45, eerste lid, onderdeel b, en
derde lid” vervangen door: artikel 3.45, eerste lid, onderdeel b, en
vierde lid.

	2. In het tweede lid wordt “Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen door “Onze Minister
van Infrastructuur en Milieu”. Voorts wordt “Onze Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit” vervangen door: Onze Minister
van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL II

	In de Wet op de loonbelasting 1964 zoals deze luidde van 1 januari 2009
tot en met 31 december 2010, komt artikel 15b, eerste lid, onderdeel q,
te luiden:

	q. dieren die krachtens een onherroepelijke bestuursrechtelijke of
strafrechtelijke maatregel in verband met agressie niet mogen worden
gehouden;.

ARTIKEL III

	De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

	A. In artikel 11, eerste lid, wordt na onderdeel k een onderdeel
ingevoegd, luidende:

	l. bij ministeriële regeling aan te wijzen voorzieningen voor
militaire oorlogs- of dienstslachtoffers die verband houden met
invaliditeit;.

	B. Artikel 13a wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het vierde lid, onderdeel b, wordt “vervoer vanwege de
werkgever” vervangen door: vervoer vanwege de inhoudingsplichtige.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. Voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel b, wordt onder
vervoer vanwege de inhoudingsplichtige verstaan:

	1°. vanwege de inhoudingsplichtige georganiseerd vervoer;

	2°. het reizen per openbaar vervoer op basis van door de
inhoudingsplichtige aangeschafte en door hem aan de werknemer verstrekte
plaatsbewijzen.

	C. In artikel 26b, onderdelen b en c, wordt “artikel 28, onderdeel
e” vervangen door: artikel 28, eerste lid, onderdeel e.

	D. In artikel 28bis, eerste lid, aanhef, wordt “artikel 28, onderdeel
f” vervangen door: artikel 28, eerste lid, onderdeel f.

	E. In artikel 28c, eerste en tweede lid, wordt “artikel 28, onderdeel
f” vervangen door: artikel 28, eerste lid, onderdeel f.

	F. In artikel 29, derde lid, wordt “artikel 28, onderdelen a en d”
vervangen door: artikel 28, eerste lid, onderdelen a en d.

	G. Artikel 31, vierde lid, onderdeel g, komt te luiden:

	g. dieren die krachtens een onherroepelijke bestuursrechtelijke of
strafrechtelijke maatregel in verband met agressie niet mogen worden
gehouden.

	H. Artikel 31a wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt “vervoer vanwege de
werkgever” telkens vervangen door “vervoer vanwege de
inhoudingsplichtige”. Voorts wordt “tenminste” vervangen door: ten
minste.

	2. Het tweede lid, onderdeel d, onder 2°, komt te luiden:

	2o. vergoedingen van binnenlandse reizen voor zover de vergoeding meer
bedraagt dan het bedrag dat wordt bepaald met overeenkomstige toepassing
van onderdeel a;.

	3. In het tweede lid, onderdeel e, wordt “tot ten hoogste 30 percent
van het loon” vervangen door: tot ten hoogste 30% van het daarbij aan
te wijzen gedeelte van het loon.

	4. Het zesde lid komt te luiden:

	6. Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder vervoer vanwege de
inhoudingsplichtige verstaan: vervoer als bedoeld in artikel 13a, zesde
lid.

	5. Na het zevende lid wordt, onder vernummering van het achtste lid tot
negende lid, een lid ingevoegd, luidende:

	8. Voor de berekening van de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde
vaste vergoeding ter zake van vervoer worden de in dat onderdeel
genoemde aantallen dagen:

	a. vermenigvuldigd met vier vijfde, drie vijfde, twee vijfde of een
vijfde ingeval de werknemer een vierdaagse, een driedaagse, een
tweedaagse onderscheidenlijk een eendaagse werkweek heeft;

	b. naar tijdsgelang herrekend bij:

	1°. een wijziging van de reisafstand in de loop van het kalenderjaar;

	2°. het aanvangen of beëindigen van de vergoeding in de loop van het
kalenderjaar.

	I. Artikel 32d, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel a vervalt “en de bijbehorende vrije vergoedingen”.

	2. In onderdeel b vervalt “en de bijbehorende vrije vergoedingen”
en wordt “vrije verstrekkingen” vervangen door: verstrekkingen.

	J. Aan artikel 33, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan
het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

	e. de inhoudingsplicht ter zake van loon dat een werknemer geniet van
een derde.

	K. In artikel 39c, eerste lid, wordt “artikel 31 en artikel 32a”
vervangen door: artikel 31, artikel 32a en artikel 32d.

ARTIKEL IV

	De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

	A. In artikel 13aa, zesde lid, wordt “5/25,5” vervangen door
“5/H”. Voorts wordt aan dat artikellid een volzin toegevoegd,
luidende: Daarbij staat H voor het percentage van het hoogste tarief,
bedoeld in artikel 22, geldend aan het einde van het jaar.

	B. In artikel 23c, vijfde lid, wordt “75/100” vervangen door
“(100-H)/100”. Voorts wordt aan dat artikellid een volzin
toegevoegd, luidende: Daarbij staat H voor het percentage van het
hoogste tarief, bedoeld in artikel 22, geldend aan het einde van het
jaar.

ARTIKEL V

	De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de
volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

	A. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel q, wordt “Onze Minister van
Economische Zaken” vervangen door: Onze Minister van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie.

	2. Het derde lid komt te luiden:

	3. Voor toepassing van het eerste lid, onderdeel h, onder 2°, dient:

	a. door of namens de Nederlandse Inspectie Verkeer en Waterstaat voor
het schip een veiligheidscertificaat met onbeperkt vaargebied te zijn
afgegeven, welk certificaat vermeldt dat het schip voldoet aan: 

	1°. de krachtens artikel 5, tweede lid, van de Schepenwet
uitgevaardigde voorschriften voor Commercial Cruising Vessels;

	2°. de voorschriften van het SOLAS-verdrag;

	3°. de voorschriften van de Special Purpose Ship (SPS) Code, of 

	4°. de voorschriften van de Special Purpose Ship Code 2008;

	b. het schip een lengte te hebben van ten minste 24 meter, bepaald op
basis van de International Convention on Load Lines.

	3. In het vierde lid, onderdeel c, wordt “Onze Minister van
Economische Zaken” vervangen door: Onze Minister van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie.

	4. In het vijfde lid, onderdeel c, wordt “Onze Minister van Verkeer
en Waterstaat” vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en
Milieu.

	B. In artikel 22, tweede, derde, vierde en zesde lid, wordt “Onze
Minister van Economische Zaken” vervangen door: Onze Minister van
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

	C. Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “Onze Minister van Economische Zaken”
vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie.

	2. In het vierde lid wordt “Onze minister van Economische Zaken”
vervangen door “Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie”. Voorts wordt “Onze Minister van Economische Zaken”
vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie.

	D. In artikel 24, eerste lid, tweede lid, aanhef, en vijfde lid, wordt
“Onze Minister van Economische Zaken” vervangen door: Onze Minister
van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

	E. In artikel 25, eerste lid, tweede lid, aanhef, en derde lid, wordt
“Onze Minister van Economische Zaken” vervangen door: Onze Minister
van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

	F. Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “het geval bedoeld in artikel 25, tweede
lid, onderdeel a” vervangen door “het geval, bedoeld in artikel 25,
tweede lid, onderdeel a”. Voorts wordt “Onze Minister van
Economische Zaken” vervangen door: Onze Minister van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie.

	2. In het tweede lid wordt “Onze Minister van Economische Zaken”
vervangen door “Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie”. Voorts wordt “De Minister van Economische Zaken”
vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie.

	3. In het derde lid wordt “Onze Minister van Economische Zaken”
vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie.

	G. Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, het vierde lid en het zevende lid, aanhef, wordt
“Onze Minister van Economische Zaken” vervangen door: Onze Minister
van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

	2. In het achtste lid wordt “Onze Minister van Economische Zaken”
telkens vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie.

	H. In artikel 28, eerste lid, wordt “Onze Minister van Economische
Zaken” vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw
en Innovatie.

	I. In artikel 29 wordt “Onze Minister van Economische Zaken”
vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie.

	J. In artikel 30, tweede lid, wordt “Onze Minister van Economische
Zaken” telkens vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL VI

	In de Successiewet 1956 wordt in artikel 11, vijfde lid, “partner is
van erflater” vervangen door: partner is van de schenker of de
erflater.

ARTIKEL VII

	De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:

	A. In artikel 11, vierde lid, onderdeel d, vervalt het asteriskteken en
wordt “onder a” vervangen door: onderdeel a.

	B. In artikel 16a wordt “artikel 15, zesde lid, tweede volzin”
vervangen door: artikel 15, zesde lid, derde volzin.

	C. In artikel 34, tweede lid, onderdeel b, wordt “artikel 6e,
onderdeel b” vervangen door: artikel 6e, tweede lid, onderdeel b.

ARTIKEL VIII

	In de Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt artikel 15, eerste
lid, als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel n wordt “Onze Ministers voor Wonen, Wijken en
Integratie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties” vervangen
door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

	2. In onderdeel o wordt “Onze Ministers voor Wonen, Wijken en
Integratie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties” vervangen
door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

ARTIKEL IX

	De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

	A. In artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt “Onze Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen
door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

	B. In artikel 3, eerste lid, onderdeel h, wordt “Onze Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen
door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

	C. In artikel 28a, eerste lid, wordt “Onze Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen
door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

	D. In artikel 29, derde lid, wordt “Onze Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen
door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

	E. In artikel 47, tweede lid, wordt “Onze Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen
door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

	F. In artikel 50, tweede lid, wordt “artikel 31c, tweede lid,”
vervangen door: artikel 31c.

	G. Artikel 59, zesde lid, komt te luiden:

	6. Bij op voordracht van Onze Minister vast te stellen algemene
maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ten behoeve van de
toepassing van het eerste en derde lid.

	H. Artikel 64, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. De zinsnede “elektrolytische en metallurgische procĂ©dĂ©s” wordt
vervangen door: elektrolytische en metallurgische procedés.

	2. Aan het lid worden twee volzinnen toegevoegd, luidende:

	Als metallurgische procedés worden aangemerkt:

	a. de vervaardiging van metalen in primaire vorm;

	b. smeden, persen, stampen en profielwalsen van metaal;

	c. oppervlaktebehandeling bestaande uit harden of warmtebehandeling van
metalen.

	De vrijstelling voor metallurgische procedés geldt alleen voor
bedrijven die volgens de Standaard Bedrijfsindeling van 21 juli 2008 van
het Centraal Bureau voor de Statistiek behoren tot code 24 of 25.

	I. In artikel 65, eerste lid, wordt “mede namens Onze Minister van
Economische Zaken, Onze Minister van Volkhuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer, Onze Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat” vervangen
door “mede namens Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu”. Voorts wordt
“ in het kader van met Onze Minister van Economische Zaken, Onze
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit of onze Minister
van Verkeer en Waterstaat ” vervangen door: in het kader van met Onze
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie of Onze Minister
van Infrastructuur en Milieu.

ARTIKEL X

	In de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992
wordt in artikel 16a, derde lid, “Onze Minister van Verkeer en
Waterstaat” vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en
Milieu.

ARTIKEL XI

	In de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt artikel 23, derde
lid, als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel c wordt “Onze Minister van Volkhuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer” vervangen door: Onze Minister
van Infrastructuur en Milieu.

	2. In onderdeel d wordt “Onze Minister van Verkeer en Waterstaat”
vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

ARTIKEL XII

	De Wet belasting zware motorrijtuigen wordt als volgt gewijzigd:

	A. In artikel 11, vierde lid, wordt “met uitzondering van artikel 8,
tweede lid, niet van toepassing” vervangen door: met uitzondering van
artikel 8, derde lid, van die wet, niet van toepassing.

	B. In artikel 18, eerste lid, wordt “bij besluit van Onze Minister
van Financiën in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en
Waterstaat aangewezen ambtenaren van het Ministerie van Verkeer en
Waterstaat” vervangen door: bij besluit van Onze Minister van
Financiën in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en
Milieu aangewezen ambtenaren van het Ministerie van Infrastructuur en
Milieu.

ARTIKEL XIII

	De Algemene douanewet wordt als volgt gewijzigd:

	A. In artikel 1:24, vierde lid, wordt “Bij regeling van Onze Minister
van Justitie” vervangen door: Bij regeling van Onze Minister van
Veiligheid en Justitie.

	B. In artikel 1:27, tweede lid, wordt “Bij regeling van Onze Minister
van Justitie” vervangen door: Bij regeling van Onze Minister van
Veiligheid en Justitie.

	Ba. In artikel 10:15 wordt “de artikelen 257a en 257b van het Wetboek
van Strafvordering” vervangen door: de artikelen 257a, 257b en 257ba
van het Wetboek van Strafvordering.

	C. In artikel 11:7 wordt “in overeenstemming met Onze Minister van
Justitie” vervangen door: in overeenstemming met Onze Minister van
Veiligheid en Justitie.

ARTIKEL XIV

	De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

	A. In artikel 37, eerste en tweede lid, wordt “Bij algemene maatregel
van bestuur” vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur.

	B. In artikel 38, eerste lid, wordt “Bij algemene maatregel van
bestuur” vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur.

	C. Artikel 67ca wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt “de artikelen 28, aanhef en
onderdelen a, b, d, en e, 29, 35d, 35e, aanhef en onderdelen a, b, d, en
e” vervangen door: de artikelen 28, eerste lid, aanhef en onderdelen
a, b, d en e, 29, 35d, 35e, aanhef en onderdelen a, b, d en e.

	2. In het eerste lid, onderdeel e, wordt “artikel 35, eerste, tweede,
en derde lid” vervangen door: de artikelen 35, eerste, tweede en
vijfde lid, en 35a, eerste lid.

	D. In artikel 84 wordt “Onze Minister van Justitie” vervangen door:
Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

ARTIKEL XV

	De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

	A. In artikel 3, derde lid, wordt “Onze Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit” vervangen door: Onze Minister van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie.

	B. In artikel 49, vijfde lid, wordt “Met betrekking tot het derde
lid” vervangen door: Met betrekking tot het vierde lid.

ARTIKEL XVI

	In de Wet waardering onroerende zaken wordt in artikel 30 na het
zevende lid, onder vernummering van het achtste lid tot negende lid, een
lid ingevoegd, luidende:

	8. Indien een gemeenschappelijke regeling is getroffen en bij die
regeling een openbaar lichaam is ingesteld, kan bij of krachtens die
regeling worden bepaald dat een daartoe aangewezen ambtenaar van dat
openbare lichaam voor de uitvoering van een of meer bepalingen van de
wet wordt aangewezen als de in artikel 1, tweede lid, bedoelde
gemeenteambtenaar.

ARTIKEL XVII

	De Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingschulden en
enkele andere schuldvorderingen wordt als volgt gewijzigd:

	A. In artikel 7, tweede lid, wordt “Onze Minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij en Onze Minister van Economische Zaken verlenen
desgevraagd hun medewerking” vervangen door: Onze Minister van
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie verleent desgevraagd zijn
medewerking.

	B. Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “van Onze Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit of van Onze Minister van Economische Zaken” vervangen
door: van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

	2. In het tweede lid wordt “Onze Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit en Onze Minister van Economische Zaken verstrekken”
vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie verstrekt.

	C. In artikel 38 wordt “op verzoek van Onze Minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij of Onze Minister van Economische Zaken wordt de
minister wie het aangaat” vervangen door: op verzoek van Onze Minister
van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie wordt deze.

	D. In artikel 41 wordt “Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij en Onze Minister van Economische Zaken” vervangen door: Onze
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

ARTIKEL XVIII

	De Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van
belastingen wordt als volgt gewijzigd:

	0A. Artikel 1, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

	a. de omzetbelasting in het kader van Verordening (EU) nr. 904/2010 van
de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking
en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de
toegevoegde waarde (PbEU 2010, L 268);.

	A. Artikel 4c, eerste lid, komt te luiden:

	1. Voor de toepassing van deze afdeling worden niet als
schuldvorderingen aangemerkt binnenlandse en internationale obligaties
en andere verhandelbare schuldinstrumenten:

	a. die voor het eerst zijn uitgegeven vóór 1 maart 2001 of waarvan
het oorspronkelijke emissieprospectus vóór die datum is goedgekeurd
door de bevoegde autoriteiten in de zin van richtlijn nr. 80/390/EEG van
de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 maart 1980 tot
coördinatie van de eisen gesteld aan de opstelling van, het toezicht op
en de verspreiding van het prospectus dat gepubliceerd moet worden voor
de toelating van effecten tot de officiële notering aan een
effectenbeurs (Pb EG L 100) of door de verantwoordelijke autoriteiten in
landen buiten de Europese Unie;

	b. die clausules bevatten inzake gross-up en vroegtijdige aflossing, en

	c. waarvoor geldt dat de uitbetalende instantie van de emittent:

	1Âș. gevestigd is in een lidstaat die bronbelasting inhoudt, en

	2Âș. de rente rechtstreeks betaalt aan een uiteindelijke gerechtigde
die zijn woonplaats in een andere lidstaat heeft.

	B. In artikel 8, derde lid, wordt “onze Minister” vervangen door
“Onze Minister”. Voorts wordt aan dat artikellid een volzin
toegevoegd, luidende: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
worden regels gesteld met betrekking tot het uiterste tijdstip en de
wijze waarop de in de eerste volzin bedoelde gegevens en inlichtingen
aan Onze Minister dienen te worden verstrekt.

ARTIKEL XIX

	In de Wet OM-afdoening vervalt artikel IV, onderdeel A.

ARTIKEL XX

	In de Natuurschoonwet 1928 wordt artikel 1, eerste lid, als volgt
gewijzigd:

	1. In onderdeel d wordt “Onze Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit” vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie.

	2. In onderdeel e wordt “Onze Ministers van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit en van FinanciĂ«n” vervangen door: Onze Minister van
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en Onze Minister van
Financiën.

ARTIKEL XXI

	In de Zorgverzekeringswet wordt artikel 50 als volgt gewijzigd:

	1. Het vierde lid komt te luiden:

	4. Ingeval een teruggaaf of een voorschot ten onrechte of tot een te
hoog bedrag is verleend, kan de inspecteur het te veel betaalde bedrag
bij voor bezwaar vatbare beschikking terugvorderen. De bevoegdheid tot
terugvordering vervalt door verloop van vijf jaren na afloop van het
kalenderjaar waarop de teruggaaf of het voorschot, bedoeld in de eerste
volzin, betrekking heeft. Bij de invordering van het ingevolge de eerste
volzin terug te vorderen bedrag zijn de regels die gelden voor de
invordering van inkomstenbelasting van overeenkomstige toepassing.

	2. Het zesde lid vervalt.

ARTIKEL XXII

	De Belastingwet BES wordt als volgt gewijzigd:

	A. Aan artikel 6.18 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Onder vervoer als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt niet
begrepen het vervoer van de plaats van brengen van goederen in een
openbaar lichaam tot de plaats van bestemming.

	B. In artikel 8.121, eerste lid, wordt “Bij algemene maatregel van
bestuur” vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur.

	C. In artikel 8.129, derde lid, wordt “onze Minister” vervangen
door “Onze Minister”. Voorts wordt aan dat artikellid een volzin
toegevoegd, luidende: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
worden regels gesteld met betrekking tot het uiterste tijdstip en de
wijze waarop de in de eerste volzin bedoelde gegevens en inlichtingen
aan Onze Minister dienen te worden verstrekt.

ARTIKEL XXIII

	De Douane- en Accijnswet BES wordt als volgt gewijzigd:

	A. In de artikelen 2.50, tweede lid, 2.59, vierde lid, 2.61, vierde
lid, en 2.153 wordt “Onze Minister van Justitie” vervangen door:
Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

	B. In artikel 4.7 wordt “elk product dat is ingedeeld onder post
27.10 van het geharmoniseerde systeem als bedoeld in artikel 3.1, tweede
lid, onderdeel a” vervangen door: elk product dat is ingedeeld onder
postonderverdeling 27.10.11 van het geharmoniseerde systeem, bedoeld in
artikel 3.1, tweede lid, onderdeel a.

	C. In artikel 4.11 wordt “elk product dat is ingedeeld onder post
24.04 van het geharmoniseerde systeem” vervangen door: elk product dat
is ingedeeld onder de posten 22.04, 22.05 en 22.06 van het
geharmoniseerde systeem.

	D. Na artikel 4.50 wordt een titel ingevoegd, luidende:

TITEL 5a TERUGGAAF

Artikel 4.50a

	1. Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en
beperkingen wordt op verzoek teruggaaf van accijns verleend voor
accijnsgoederen die naar een plaats buiten de BES eilanden of, indien
het de accijnsgoederen, bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, betreft,
buiten Bonaire zijn gebracht.

	2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter
uitvoering van dit artikel.

ARTIKEL XXIV

	In de wet van 18 december 2003 tot wijziging van de Wet op de
internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de
Wet inkomstenbelasting 2001 (implementatie spaarrenterichtlijn) (Stb.
2003, 531) vervallen de artikelen IV, onderdeel A, en V, derde lid.

ARTIKEL XXV

	1. Voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011
vinden artikel 3.14, eerste lid, onderdeel g, van de Wet
inkomstenbelasting 2001 en artikel 15b, eerste lid, onderdeel q, van de
Wet op de loonbelasting 1964 zoals dit luidde van 1 januari 2009 tot en
met 31 december 2010, uitsluitend toepassing indien de in die artikelen
bedoelde dieren op grond van de Regeling agressieve dieren, zoals deze
luidde op 31 december 2008, werden aangeduid als dieren als bedoeld in
artikel 73, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

	2. Voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 vindt
artikel 31, vierde lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964
uitsluitend toepassing indien de in dat artikel bedoelde dieren op grond
van de Regeling agressieve dieren, zoals deze luidde op 31 december
2008, werden aangeduid als dieren als bedoeld in artikel 73, eerste lid,
van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

ARTIKEL XXVI

	1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

	2. Artikel IX, onderdeel F, werkt terug tot en met 1 juli 2011.

	3. Artikel I, onderdelen D, R, U, V, W, X, Z en AA, artikel III,
onderdelen B, C, D, E, F, G, H, I, J en K, artikel IV, artikel VII,
artikel XIV, onderdeel C, en artikel XXIII, onderdelen B en C, werken
terug tot en met 1 januari 2011.

	4. Artikel I, onderdelen J, K en CC, onder 1, werkt terug tot en met 1
december 2010.

	5. Artikel I, onderdelen O, P en Yb, en artikel VI werken terug tot en
met 1 januari 2010.

	6. Artikel XV, onderdeel B, werkt terug tot en met 1 juli 2009.

	7. Artikel I, onderdelen B,N en Ya, artikel II en artikel III,
onderdeel A, werken terug tot en met 1 januari 2009.

	8. Artikel V, onderdeel A, onder 2, werkt terug tot en met 1 januari
2006.

	9. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XXI in werking op een
bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL XXVII

	Deze wet wordt aangehaald als: Fiscale verzamelwet 2011.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

 

 

 PAGE    

 PAGE   17