[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Aanbiedingsbrief

Bijlage

Nummer: 2011D46838, datum: 2011-09-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag van een schriftelijk overleg inzake de nahang van het Besluit van 14 juni 2011 tot wijziging van onder meer het Inrichtingsbesluit WVO en het Eindexamenbesluit VO in verband met de invoering van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs (2011D46836)

Preview document (🔗 origineel)




  DOCPROPERTY retouradres  > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ  Den
Haag 



  DOCVARIABLE adres *\MERGEFORMAT  

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag 





  DOCPROPERTY _datum  Datum 	28 september 2011  DOCPROPERTY datum   

  DOCPROPERTY _onderwerp  Betreft 	Vragen nahang Besluit
maatschappelijke stage

Rijnstraat 50

Den Haag

Postbus 16375

2500 BJ  Den Haag

www.rijksoverheid.nl

 

Contactpersoon

Onze referentie

  DOCPROPERTY onskenmerk  WJZ/334088(3842) 

 





Hierbij bied ik u mijn reactie aan op de vragen en opmerkingen in het
kader van het schriftelijk overleg met de vaste commissie Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap over mijn brief van 2 september jl. inzake de
nahang van het Besluit van 14 juni 2011 tot wijziging van onder meer
het Inrichtingsbesluit WVO en het Eindexamenbesluit VO in verband met de
invoering van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart

 

  DOCPROPERTY aanhef *\MERGEFORMAT   

32 531 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de
Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van een maatschappelijke
stage in het voortgezet onderwijs

Nr. 			Verslag van een schriftelijk overleg

Vastgesteld d.d. ..

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben
enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 2
september 2011 inzake het Nahang Besluit van 14 juni 2011 tot wijziging
van onder meer het Inrichtingsbesluit WVO en het Eindexamenbesluit VO in
verband met de invoering van een maatschappelijke stage in het
voortgezet onderwijs (Kamerstuk 32 531, nr. 19).  Bij brief van ...
heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna
afgedrukt. 

 

De voorzitter van de commissie

Van Bochove

Adjunct-griffier van de commissie

Boeve

Inhoudsopgave:

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Inleiding

2. Ontheffingen en vrijstellingen

3. Minimum aantal uren maatschappelijke stage

4. Bekostiging

5. Stageovereenkomst

6. Exameneis

II Reactie van de minister

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1.	Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de onderhavige wijzigingen van het Inrichtingsbesluit WVO en het
Eindexamenbesluit VO in verband met de invoering van een
maatschappelijke stage. Deze leden waarderen de invoering van de
maatschappelijke stage omdat zij het stimuleren van maatschappelijke
verantwoordelijkheid en betrokkenheid zien als een opgave van de
overheid. Voorwaarde voor het succes is echter wel dat de leerlingen bij
hun maatschappelijke stage voldoende begeleiding krijgen. Op welke wijze
zijn er in het onderhavige besluit waarborgen opgenomen die voorkómen
dat scholen leerlingen tijdens hun maatschappelijke stage aan hun lot
overlaten, zo vragen deze leden.  Biedt de regeling voor de begeleiding
van de stage-overeenkomst ook voor leerlingen en ouders
aanknopingspunten om een onverhoopt tekortschietende begeleiding aan de
orde te stellen? Zo ja, hoe dan, zo vragen deze leden. 

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het Nahang Besluit
van 14 juni 2011 tot wijziging van onder meer het Inrichtingsbesluit WVO
en het Eindexamenbesluit VO in verband met de invoering van een
maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs. De leden
onderschrijven de keuze van de verplichte maatschappelijke stage. Het
onderwijs is bij uitstek de plaats waar burgerschap, emancipatie en
sociale integratie dienen te worden overgedragen, zowel impliciet als
expliciet. Deze leden zijn van mening dat de maatschappelijke stage niet
ten koste mag gaan van de kwaliteit van de reguliere onderwijstijd. De
leden van de fractie kunnen zich dan ook goed vinden in de verplichte
maatschappelijke stage met een minimumeis van 30 klokuren. De bepaling
dat stage-uren boven dit minimum niet mee tellen als onderwijstijd én
niet bekostigd worden, lijkt deze leden voldoende om eventuele perverse
prikkels tegen te gaan.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
het Nahang Besluit inzake de maatschappelijke stage. Deze leden willen
nogmaals het grote belang van de maatschappelijke stage benadrukken.
Leerlingen maken kennis met het zich belangeloos in zetten voor de
maatschappij en komen veelal voor het eerst in aanraking met
vrijwilligerswerk. Met de maatschappelijke stage hebben scholen
bovendien een extra mogelijkheid gekregen om uitdrukking te geven aan de
vormende taak van de school, die ook belangrijk is naast het aanleren
van de kernvakken. Deze leden onderschrijven dan ook volledig dit
besluit. Wel hebben deze leden nog enige vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van
het besluit.

2.	Ontheffingen en vrijstellingen

De leden van de PVV-fractie vragen of de maatschappelijke stage juist
niet voor de leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (vso) het
meeste profijt kan opleveren. Dit zijn bij uitstek de leerlingen die van
huis uit een beperkt sociaal netwerk hebben. Zodoende zijn zij dus het
meest gebaat bij een kennismaking met een ‘wereld buiten de eigen
buurt’ waarbij zij praktijkervaring kunnen opdoen, aldus de leden van
voornoemde fractie. 

3.	Minimum aantal uren maatschappelijke stage

De leden van de PvdA-fractie wijzen op het minimum van 30 (klok)uren. De
leden vragen of de scholen geheel vrij zijn in de keuze van de tijden
waarop de maatschappelijke stage plaatsvindt. Of moet de
maatschappelijke stage plaatsvinden tijdens reguliere onderwijsuren, zo
vragen zij. Welke overwegingen liggen daaraan ten grondslag? Hoe wordt
voorkomen dat scholieren worden geconfronteerd met onmogelijke
tijdstippen waarop zij voor hun maatschappelijke stage zouden moeten
opdraven, willen de leden weten. 

De leden van de PVV-fractie merken op dat een minimum van 30 klokuren
voor de maatschappelijke stage geldt, welke meetellen als onderwijstijd.
De voor- en nabespreking betreffende de maatschappelijke stage vallen
echter niet onder deze klokuren. De leden van deze fractie vragen waarom
hiervoor is gekozen. Waarom bijvoorbeeld niet vijfentwintig klokuren aan
stage en vijf klokuren aan bespreektijd, zo vragen zij. 

De leden van de CDA-fractie wijzen er op dat de 30 uur, die staan voor
maatschappelijke stage alleen de stage-activiteiten zelf betreffen en
niet het voor- en natraject. Scholen geven aan dat vooral voor de
bewustwording van leerlingen het voor- en natraject van belang is. De
leden verzoeken het kabinet nog eens duidelijk aan te geven waar deze
tijd onder valt, is dit extra onderwijstijd of is er wel ruimte om dit
als onderdeel van de maatschappelijke stage mee te tellen, zo vragen
deze leden. 

4.	Bekostiging 

De leden van de CDA-fractie willen benadrukken dat het de bedoeling is
dat leerlingen zelf hun maatschappelijke stage regelen. Alleen indien
dit niet lukt kan er een beroep worden gedaan op de school of een
eventuele stagemakelaar. Ook de vergoeding, die scholen voor de
maatschappelijke stage krijgen is gebaseerd op deze insteek, het wordt
immers veel duurder als scholen telkens een stagemakelaar in de arm
nemen. De leden vragen of deze insteek voldoende bekend is bij de
scholen en leerlingen. Vervolgens hebben de leden een vraag over de
financiering van de stagemakelaar indien er geen afspraken hierover zijn
gemaakt tussen school en gemeente. Kan het kabinet aangeven wie in dit
geval de stagemakelaar moet financieren, zo willen de leden weten. 

De leden van de PVV-fractie wijzen erop dat de structurele bekostiging
voor de maatschappelijke stage per leerling € 280 bedraagt, hetgeen
wordt opgebouwd in de eerste vier leerjaren of inschrijvingsjaren. Voor
de leerlingen die op de school in het vijfde of zesde leerjaar staan
ingeschreven, ontvangt de school geen bekostiging. Dit laat onverlet dat
de school en de leerling vrij zijn te bepalen wanneer in de
schoolcarrière de maatschappelijke stage uitgevoerd wordt. De leden van
deze fractie zijn hier kritisch over en hebben twee vragen. Ten eerste
zijn de leden van mening dat een generieke bekostiging van € 280
onrecht doet aan de lagere schoolsoorten. Voor de basisberoepsgerichte
leerweg en de kadergerichte leerweg is het een stuk arbeidsintensiever
om voorzieningen te treffen omtrent de maatschappelijke stage. Hiermee
is het ook een stuk kapitaalintensiever om stageplaatsen te werven en
deze leerlingen te begeleiden dan gymnasia, vwo’s en havo’s. Deze
schoolsoorten zullen geld overhouden. De leden vragen of er
gedifferentieerd kan worden tussen de verschillende schoolsoorten?
Indien dit het geval is, vernemen de leden graag op welke wijze. 

Ten tweede vragen de leden van voornoemde fractie of er een mogelijkheid
is om de stageperiodes wél als school vast te leggen op vaste momenten
in het schooljaar. En waarbij deze stages opgenomen worden in het
jaarprogramma van de scholen. Zodoende creëer je versimpeling als
school in de zin van structuur, helderheid en duidelijkheid voor het
onderwijspersoneel, hetgeen ook overzichtelijk is voor de agenda van de
scholen, aldus de leden van deze fractie.  

5.	Stageovereenkomst

De leden van de CDA-fractie merken op dat in het besluit melding wordt
gemaakt van verzekeringen en de stage. De leden vragen hoe zich dat
verhoudt tot de vrijwilligerspolis van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG), die sommige gemeenten hebben afgesloten waardoor de
leerlingen automatisch verzekerd zijn. Hebben alle gemeenten zo'n
vrijwilligerspolis afgesloten en betekent dit inderdaad dat de
leerlingen die stage lopen automatisch ook verzekerd zijn, willen de
leden weten. 

De leden van de SGP-fractie vragen of het kabinet onderkent dat het voor
scholen lastig kan zijn dat sommige leerlingen uit eenzelfde klas nog
geen buitenschoolse stage kunnen lopen omdat zij de leeftijd van dertien
jaar nog niet hebben bereikt. Delen zij de mening van deze leden dat in
een regeling van deze uitzondering binnen de bestaande
arbeidsrechtelijke kaders goed te voorzien is? Is het kabinet bereid tot
een praktische oplossing te komen, zo vragen de leden van voornoemde
fractie. 

6.	Eindexameneis

De leden van de PVV-fractie vragen of het qua onderwijstijd en -planning
uitvoerbaar is de maatschappelijke stage bij een onvoldoende beoordeling
nogmaals uit te voeren. 

II Reactie van de minister

Hartelijk dank voor de reacties van de leden van de fracties van PvdA,
PVV, CDA en SGP op mijn brief van 2 september jl. (Kamerstukken II
2010-2011, 32 531, nr. 19). Graag wil ik in het kader van het
schriftelijk overleg reageren op de vragen en opmerkingen op mijn brief.
Ik volg hierbij de volgorde van de vragen in het verslag.

1.	Inleiding

De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze er in het onderhavige
besluit waarborgen zijn opgenomen die voorkómen dat scholen leerlingen
tijdens hun maatschappelijke stage aan hun lot overlaten.

Een goede begeleiding voor elke leerling, zowel op school als op de
stageplek, is van groot belang voor een succesvolle maatschappelijke
stage. De school maakt – samen met de stagebegeleider – met iedere
leerling afspraken over de begeleiding. Deze afspraken worden vastgelegd
in de stageovereenkomst, die alle partijen ondertekenen. 

Biedt de regeling voor de begeleiding van de stage-overeenkomst ook voor
leerlingen en ouders aanknopingspunten om een onverhoopt
tekortschietende begeleiding aan de orde te stellen? Zo ja, hoe dan, zo
vragen deze leden.

Ja, de stageovereenkomst biedt aanknopingspunten hiertoe. De school en
de stagebieder zijn gehouden aan de stageovereenkomst. Het is in het
belang van iedere partij – de leerling en de ouders, de school en de
stagebieder - dat de in de stageovereenkomst geformuleerde afspraken
over de begeleiding ook worden nagekomen. Indien dit niet het geval is
kunnen de ouders de school en de stagebieder hier op aanspreken.

2.	Ontheffingen en vrijstellingen

De leden van de PVV-fractie vragen of de maatschappelijke stage juist
niet voor de leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (vso) het
meeste profijt kan opleveren. Dit zijn bij uitstek de leerlingen die van
huis uit een beperkt sociaal netwerk hebben. Zodoende zijn zij dus het
meest gebaat bij een kennismaking met een ‘wereld buiten de eigen
buurt’ waarbij zij praktijkervaring kunnen opdoen, aldus de leden van
voornoemde fractie. 

Er is voor gekozen de maatschappelijke stage niet voor alle leerlingen
in het voortgezet speciaal onderwijs verplicht te stellen. Bij het
wetsvoorstel tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra
in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal
onderwijs (Kamerstukken II 2010-2011, 32 812, nr. 2), dat onlangs bij Uw
Kamer is ingediend, wordt voorgesteld om het voortgezet speciaal
onderwijs in drie uitstroomprofielen in te delen. Bij één van die
uitstroomprofielen, vervolgonderwijs, volgen de leerlingen het volledige
programma van het reguliere voortgezet onderwijs, inclusief de
maatschappelijke stage. Leerlingen in dat profiel kunnen dan ook een
regulier VO-diploma halen. Voor deze leerlingen zal de maatschappelijke
stage een verplicht onderdeel van het onderwijsprogramma vormen. De
overige twee uitstroomprofielen, dagbesteding en arbeidsmarkt, hebben
eigen onderwijsprogramma’s waar de maatschappelijke stage geen
verplicht onderdeel van uitmaakt. Een school voor voortgezet speciaal
onderwijs kan er voor kiezen haar leerlingen maatschappelijke stage te
laten lopen, maar zij worden hiertoe niet verplicht.

3.	Minimum aantal uren maatschappelijke stage

De leden vragen of de scholen geheel vrij zijn in de keuze van de tijden
waarop de maatschappelijke stage plaatsvindt. Of moet de
maatschappelijke stage plaatsvinden tijdens reguliere onderwijsuren, zo
vragen zij. Welke overwegingen liggen daaraan ten grondslag?

Met inachtneming van de kaders die in de Arbeidstijdenwet worden
gesteld, zijn scholen vrij in de keuze van de tijden waarop de
maatschappelijke stage plaatsvindt. De maatschappelijke stage hoeft dus
niet plaats te vinden tijdens reguliere onderwijsuren. De stage-uren
tellen wel als onderwijstijd. Er liggen praktische overwegingen ten
grondslag aan deze vrijheid van scholen. Stelt u zich voor dat een
leerling stage loopt bij de plaatselijke voetbalvereniging. Vaak zal dit
type vrijwilligerswerk in het weekend plaatsvinden. De keuzevrijheid
voor leerlingen om vrijwilligerswerk te doen dat aansluit bij hun eigen
interesses, zou drastisch kleiner worden wanneer zou worden vastgehouden
aan uitsluitend de reguliere onderwijsuren.

Hoe wordt voorkomen dat scholieren worden geconfronteerd met onmogelijke
tijdstippen waarop zij voor hun maatschappelijke stage zouden moeten
opdraven, willen de leden van deze fractie weten.

Het is de verantwoordelijkheid van de school om te bewaken dat
scholieren niet worden geconfronteerd met onmogelijke tijdstippen.
Voordat de leerling aan de stage begint wordt een stageovereenkomst
afgesloten tussen de school, de stagebieder en de ouders. In deze
overeenkomst worden de aanvangsdatum, de einddatum en de tijden van de
stage vastgelegd.

De leden van de PVV-fractie merken op dat een minimum van 30 klokuren
voor de maatschappelijke stage geldt, welke meetellen als onderwijstijd.
De voor- en nabespreking betreffende de maatschappelijke stage vallen
echter niet onder deze klokuren. De leden van deze fractie vragen waarom
hiervoor is gekozen. Waarom bijvoorbeeld niet vijfentwintig klokuren aan
stage en vijf klokuren aan bespreektijd, zo vragen zij. 

De maatschappelijke stage vormt een integraal onderdeel van het
curriculum. Scholen hebben de vrijheid te bepalen op welke manier de
voorbereiding en reflectie op de maatschappelijke stage wordt ingebed in
het curriculum. Een school kan er bijvoorbeeld voor kiezen de
voorbereiding op de maatschappelijke stage te integreren in de lessen
maatschappijleer. De scholen wordt maximale flexibiliteit geboden om de
hoeveelheid en vorm van de voor- en nabespreking af te stemmen op de
individuele leerling. Een leerling kan bijvoorbeeld een stageverslag
maken of in de eigen of een andere klas vertellen over de ervaring bij
de maatschappelijke stage. Gezien de grote variëteit in de invulling
van maatschappelijke stage en de manieren om de voor- en nabespreking
vorm te geven zou het vastleggen van uren hiervoor de scholen beperken. 

 

De leden van de CDA-fractie wijzen er op dat de 30 uur, die staan voor
maatschappelijke stage alleen de stage-activiteiten zelf betreffen en
niet het voor- en natraject. De leden verzoeken het kabinet nog eens
duidelijk aan te geven waar deze tijd onder valt, is dit extra
onderwijstijd of is er wel ruimte om dit als onderdeel van de
maatschappelijke stage mee te tellen, zo vragen deze leden. 

De maatschappelijke stage vormt een verplicht onderdeel van het
curriculum in het voortgezet onderwijs. Op grond van het huidige
beoordelingskader 2011-2012 is de verplichte omvang van de
maatschappelijke stage 30 uur. Deze uren worden tot de onderwijstijd
gerekend. Ook als leerlingen meer uren aan de maatschappelijke stage
besteden, dan tellen deze meerdere uren niet mee als onderwijstijd, in
het kader van maatschappelijke stage. Er is dus geen ruimte om het voor-
en natraject binnen de uren die beschikbaar zijn voor maatschappelijke
stage mee te tellen als onderwijstijd. Scholen zijn uiteraard vrij om
een voor- en natraject te integreren in het totale onderwijsprogramma
dat meetelt voor de onderwijstijd (bijv. het schrijven van een
sollicitatiebrief tijdens de Nederlandse les). 

4.	Bekostiging 

De leden van de CDA-fractie willen benadrukken dat het de bedoeling is
dat leerlingen zelf hun maatschappelijke stage regelen. Alleen indien
dit niet lukt kan er een beroep worden gedaan op de school of een
eventuele stagemakelaar. Ook de vergoeding, die scholen voor de
maatschappelijke stage krijgen is gebaseerd op deze insteek, het wordt
immers veel duurder als scholen telkens een stagemakelaar in de arm
nemen. De leden vragen of deze insteek voldoende bekend is bij de
scholen en leerlingen.

De insteek waarbij de leerling zoveel mogelijk probeert de eigen
maatschappelijke stageplek te regelen is, door de ruime inzet van
communicatiemiddelen (onder andere de website   HYPERLINK
"http://www.maatschappelijkestage.nl"  www.maatschappelijkestage.nl ,
brochures, accountmanagers) voldoende bekend bij scholen en leerlingen.
Uit onderzoek blijkt dat ongeveer tweederde van de leerlingen
zelfstandig een stageplek vindt. Indien dit niet lukt, zijn er
verschillende mogelijkheden. De school kan de leerling helpen met
kiezen, door bijvoorbeeld een lijst met bekende stagebiedende
organisaties te bespreken met de leerling. Als de leerling en de school
er samen niet uit komen, kan een stagemakelaar worden ingeschakeld. De
school is vrij om zelf te besluiten of er gebruik wordt gemaakt van de
stagemakelaar. 

De bijdrage die de school ontvangt voor maatschappelijke stage is
bedoeld om het hele traject van de maatschappelijke stage vorm te geven,
van voorbereiding tot reflectie. De school kan besluiten de bemiddeling
van de leerling uit te besteden aan een stagemakelaar (waar een
vergoeding tegenover kan staan) of de stagebieder te vergoeden voor
gemaakte onkosten. De school is als eindverantwoordelijke vrij in de
besteding van de financiële middelen voor maatschappelijke stage. 

Vervolgens hebben de leden een vraag over de financiering van de
stagemakelaar indien er geen afspraken hierover zijn gemaakt tussen
school en gemeente. Kan het kabinet aangeven wie in dit geval de
stagemakelaar moet financieren, zo willen de leden weten.

De makelaarsfunctie vrijwilligerswerk en maatschappelijke stage is
belegd bij de gemeenten middels het convenant dat gesloten is tussen het
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG). Gemeenten ontvangen hiervoor een bijdrage in het
gemeentefonds. In de meeste gevallen financiert de gemeente de
stagemakelaar, bijvoorbeeld door de lokale vrijwilligerscentrale
financieel te ondersteunen. Als de gemeente geen makelaarsfunctie
ondersteunt en de school wil toch een stagemakelaar inschakelen voor
bemiddeling van de leerling, dan kan de school hierover op eigen
initiatief afspraken maken met de stagemakelaar. 

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat een generieke
bekostiging van € 280 onrecht doet aan de lagere schoolsoorten. Voor
de basisberoepsgerichte leerweg en de kadergerichte leerweg is het een
stuk arbeidsintensiever om voorzieningen te treffen omtrent de
maatschappelijke stage, aldus deze leden. Hiermee is het ook een stuk
kapitaalintensiever om stageplaatsen te werven en deze leerlingen te
begeleiden dan gymnasia, vwo’s en havo’s. Deze schoolsoorten zullen
geld overhouden. De leden vragen of er gedifferentieerd kan worden
tussen de verschillende schoolsoorten? Indien dit het geval is, vernemen
de leden graag op welke wijze. 

Het Besluit maatschappelijke stage (Besluit van 14 juni 2011 tot
wijziging van onder meer het Inrichtingsbesluit WVO en het
Eindexamenbesluit VO in verband met de invoering van een
maatschappelijke in het voortgezet onderwijs) biedt geen ruimte tot
differentiatie van de bekostiging naar schoolsoort. Scholen en
scholengemeenschappen ontvangen voor alle leerlingen in de eerste vier
leerjaren hetzelfde bedrag, onafhankelijk van de schoolsoort die de
leerlingen volgen. Alle leerlingen moeten immers hetzelfde aantal uren
maatschappelijke stage doen.

Er zijn geen signalen dat de lagere schoolsoorten onrecht gedaan wordt
met de bekostiging van maatschappelijke stage. Scholen zijn vrij
maatschappelijke stages divers in te vullen. Gedacht kan worden aan een
groep vmbo-scholieren die een natuurgebied opschoont. Dit kost een
school relatief veel organisatie, maar geen één op één bemiddeling.
Daarnaast blijkt uit onderzoek van de Inspectie dat vmbo-scholieren geen
problemen hebben met het vinden van een stage. Er wordt dan ook geen
aanleiding gezien voor differentiatie.

Op de vraag van de leden van voornoemde fractie of er een mogelijkheid
is om de stageperiodes wél als school vast te leggen op vaste momenten
in het schooljaar, kan ik bevestigend antwoorden. Scholen mogen de
stageperiodes vastleggen op vaste momenten in het schooljaar. Iedere
school is vrij invulling te geven aan de organisatie van de
maatschappelijke stage. Het enige voorschrift is dat alle leerlingen
gedurende hun schoolcarrière 30 uur maatschappelijke stage lopen.

5.	Stageovereenkomst

De leden van de CDA-fractie merken op dat in het besluit melding wordt
gemaakt van verzekeringen en de stage. De leden vragen hoe zich dat
verhoudt tot de vrijwilligerspolis van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG), die sommige gemeenten hebben afgesloten waardoor de
leerlingen automatisch verzekerd zijn. Hebben alle gemeenten zo'n
vrijwilligerspolis afgesloten en betekent dit inderdaad dat de
leerlingen die stage lopen automatisch ook verzekerd zijn, willen de
leden weten.

Ongeveer 80% van de gemeenten heeft de vrijwilligersverzekering van de
VNG afgesloten, waarbij de maatschappelijke stage ook is verzekerd. De
resterende 20% van de gemeenten hebben een verzekering elders
afgesloten, waarbij ook een groot gedeelte maatschappelijke stage in de
verzekering meeneemt. In gemeenten waar een dergelijke verzekering niet
is afgesloten wordt gebruik gemaakt van de WA-verzekering van de ouders
of de verzekering voor buitenschoolse activiteiten van de school. Het is
de taak van de school om met de stagebieder goede afspraken te maken
over de verzekering van de leerling. Deze afspraken worden vastgelegd in
de stageovereenkomst.

De leden van de SGP-fractie vragen of het kabinet onderkent dat het voor
scholen lastig kan zijn dat sommige leerlingen uit eenzelfde klas nog
geen buitenschoolse stage kunnen lopen omdat zij de leeftijd van dertien
jaar nog niet hebben bereikt. Delen zij de mening van deze leden dat in
een regeling van deze uitzondering binnen de bestaande
arbeidsrechtelijke kaders goed te voorzien is? Is het kabinet bereid tot
een praktische oplossing te komen, zo vragen de leden van voornoemde
fractie.

Juridisch gezien – op basis van de definities in sociaalrechtelijke
wet- en regelgeving – moet de verplichte maatschappelijke stage als
arbeid worden gezien. Hierbij zijn met name de Arbeidsomstandighedenwet,
de Arbeidstijdenwet, het Arbeidstijdenbesluit en de Nadere regeling
kinderarbeid van toepassing. Dit betekent dat iedere maatschappelijke
stage in overeenstemming moet zijn met deze sociaalrechtelijke en
arbeidsrechtelijke wet- en regelgeving. Deze regelgeving is gebaseerd op
een Europese richtlijn (94/33/EG betreffende de bescherming van jongeren
op het werk) en ILO-Verdrag (138, betreffende de minimumleeftijd tot
toetreding tot het arbeidsproces). Deze regels zijn onverkort van
toepassing, omdat de maatschappelijke stage buiten de school een vorm
van arbeid is. 

De EU-richtlijn sluit arbeid voor 12-jarigen uit, vandaar dat er voor
leerlingen jonger dan 13 jaar geen mogelijkheid is om een uitzondering
op het verbod op kinderarbeid te maken. 

12-jarige leerlingen mogen wel op hun eigen school én op andere scholen
maatschappelijke stage doen. De samenleving wordt dan als het ware de
school in gehaald. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld op school computerles
geven aan ouderen uit de buurt, een debat organiseren waarin met
leerlingen van verschillende scholen gedebatteerd wordt over
maatschappelijk relevante stellingen of een muziekvoorstelling geven
voor buurtbewoners. Het is voor iedere leerling, ook voor de 12-jarigen,
mogelijk een goede en passende maatschappelijke stage te vinden.
Overigens leert de praktijk dat er weinig maatschappelijke stages worden
gelopen in de eerste klas. Leerlingen hebben hun gehele schoolcarrière
de kans maatschappelijke stage te lopen. 

6.	Eindexameneis

De leden van de PVV-fractie vragen of het qua onderwijstijd en -planning
uitvoerbaar is de maatschappelijke stage bij een onvoldoende beoordeling
nogmaals uit te voeren. 

De wet- en regelgeving met betrekking tot de maatschappelijke stage
biedt scholen veel vrijheid deze op eigen wijze vorm te geven en in te
bedden in het curriculum, zodat iedere leerling in het voortgezet
onderwijs 30 uur lang een mooie, passende maatschappelijke stage kan
lopen. 





 PAGE    

VERTROUWELIJK	Pagina  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  11 



  DOCPROPERTY rubricering  Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
	  DOCPROPERTY _pagina  Pagina    PAGE   \* MERGEFORMAT  2   
DOCPROPERTY _van  van    SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT  2 



a

	





	





  DOCPROPERTY _pagina  Pagina   PAGE   2    DOCPROPERTY _van  van   
SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT  11 



  DOCPROPERTY _pagina  Pagina    IF   Page  1  = "1"  =   Page  1   1  
1   IF   Page  1 >"1"  = 1         DOCPROPERTY _van  van    SECTIONPAGES
  \* MERGEFORMAT  11 

  DOCPROPERTY _datum  Datum 

  DOCPROPERTY datum   

  DOCPROPERTY _onskenmerk  Onze referentie

   DOCPROPERTY onskenmerk  WJZ/334088(3842)   DOCPROPERTY clausuleregel 
 

   DOCVARIABLE clausule