[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Agenda duurzaamheid; een groene groei-strategie voor Nederland

Bijlage

Nummer: 2011D47715, datum: 2011-10-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Duurzaamheidagenda; “een Groene Groeistrategie voor Nederland” (2011D47713)

Preview document (🔗 origineel)


Agenda duurzaamheid; een groene groei-strategie voor Nederland

Samenvatting 

Deze Agenda Duurzaamheid zet uiteen wat de kabinetsinzet is om de
samenleving te verduurzamen en geeft aan wat de speerpunten en
belangrijkste acties van het kabinet zijn bij het creëren van een
groene economie. 

Het kabinet streeft naar groei die het natuurlijk kapitaal van onze
aarde niet uitput en naar versterking van onze economie. Groene groei
waarborgt dat ook komende generaties in hun behoeften kunnen voorzien en
levert bovendien kansen op voor het Nederlandse bedrijfsleven, dat in
sectoren als water en voedsel tot de wereldtop behoort. Investeren in
groene groei is ook investeren in concurrentiekracht. In toenemende mate
wordt erkend dat de belangen van “people”, “planet” en
“profit” succesvol te verenigen zijn en dat dit nodig is om in de
concurrentiestrijd mee te blijven doen. Vergroening van de economie kan
alleen verder gestalte krijgen als we de krachten bundelen, niet alleen
in Nederland maar eveneens in Europees verband en internationaal. Er is
werk aan de winkel. Uit de laatste Monitor Duurzaam Nederland komt naar
voren dat onze samenleving nog een weg te gaan heeft op het gebied van
de zorg voor het natuurlijk kapitaal. Het kabinet wil de juiste
randvoorwaarden voor groene groei creëren door het maken van
internationale afspraken, het zorgen voor slimme en efficiënte wet- en
regelgeving en het waar nodig slimmer maken van bestaande financiële
prikkels. Daarnaast wil het kabinet verbindingen smeden tussen
bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden en een motiverend
perspectief bieden voor innovatieve duurzame initiatieven. 

Een groene economie kan alleen samen met bedrijven en andere
maatschappelijke partijen worden gerealiseerd. Het kabinet spoort de
topsectoren die in hun agenda’s duurzaamheidambities hebben
geformuleerd aan om die ambities ook daadwerkelijk in te vullen. Ook
sluit het kabinet ‘green deals’ met bedrijven en maatschappelijke
partijen en spreekt het een Lokale Klimaatagenda af met decentrale
overheden.

Internationale afspraken zoals de Europese doelen zijn maatgevend. Het
kabinet bevordert het maken van afspraken die gericht zijn op
duurzaamheid in internationaal verband. Daarmee bewaakt het kabinet een
gelijk speelveld voor het Nederlandse bedrijfsleven. Het kabinet
bewandelt met de maatschappelijke partners nieuwe wegen om de afspraken
te implementeren. De focus ligt daarbij op de volgende speerpunten en
acties:

Speerpunten	Acties

Grondstoffen en productketens	( Efficiënt gebruik van grondstoffen

(  Biobased economy en verduurzaming biomassa

(  Verduurzaming internationale handelsketens

(  Duurzaam bouwen 

Duurzaam water- en landgebruik	(  Duurzaam water- en landbeheer in
internationale samenwerking

(  Topsector Water benut marktkansen

(  Waarderen van ecosysteemdiensten

(  Duurzaam omgaan met bodem- en water

Voedsel	(  Verduurzaming van de landbouw

(  Verduurzaming van de veehouderij

(  Voedselzekerheid

(  Duurzame voedselsystemen

(  Verduurzaming Europees landbouw- en visserijbeleid

(  Transparantie in de voedselketen en voedselverspilling

Klimaat en Energie	(  Internationale klimaatagenda

(  Nationale Routekaart Klimaat 2050

(  Lokale Klimaat Agenda

(  Decentrale duurzame energieopwekking

(  Groen gas

(  Energiebesparing gebouwde omgeving

Mobiliteit	(  Elektrisch rijden

(  Duurzaam weg- en spoorvervoer

(  Duurzame luchtvaart

(  Duurzame scheepvaart

Speerpuntoverstijgende acties	( Wegnemen belemmeringen regelgeving

( Kennis en innovatie voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en
transparantie

( Inzetten marktpositie en bedrijfsvoering overheid

( Rio +20: internationale inzet op het gebied van duurzaamheid

( Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling





Hoofdstuk 1.  Groene Groei

Economische groei moet duurzaam zijn. Steeds meer bedrijven, burgers en
organisaties zijn daarvan doordrongen. Onze concurrentiepositie en
welvaart zijn alleen houdbaar als de hulpbronnen waar de welvaart op
gebaseerd is, in stand worden gehouden voor de huidige wereldbevolking
en voor  toekomstige generaties. Dat vraagt aandacht voor de sociale,
economische en ecologische dimensie van beleid en voor de samenhang
daartussen; voor ‘people, profit en planet’, hier en nu, later en
elders. Duurzaam beleid gaat daarmee niet alleen over een schoon milieu
of een duurzame energievoorziening, maar ook over het
concurrentievermogen van onze economie, de toekomstbestendigheid van
zorg, onderwijs, cultuur, werkgelegenheid, het financieel systeem,
enzovoort – en betreft daarmee in feite het gehele kabinetsbeleid.
Gezien de urgentie ten aanzien van klimaat, grondstoffen en
biodiversiteit en de samenhang daarvan met de economie, en gezien de
directe verantwoordelijkheden van de direct betrokken ministeries die in
deze agenda samenwerken, wordt in deze duurzaamheidsagenda de nadruk
gelegd op onderwerpen die zich vooral kenmerken door een samengaan van
‘profit’ en ‘planet’, van economie en milieu. Deze twee
dimensies zijn cruciaal voor menselijk welzijn. Er is echter ook
aandacht voor het ‘people’ aspect, zeker waar het de internationale
dimensie betreft.

Uit de recent verschenen Monitor Duurzaam Nederland blijkt dat er enkele
zorgen zijn voor de toekomst, onder meer het interen op het natuurlijk
kapitaal (zoals grondstoffen, water, bodem, klimaat, schone lucht en
biodiversiteit). Dit heeft een wereldwijde dimensie: Nederland is immers
voor een substantieel deel afhankelijk van natuurlijk kapitaal buiten de
eigen landsgrenzen. Het interen op het natuurlijk kapitaal zal ook
steeds meer nadelige economische effecten kunnen hebben. Daarom is een
overgang naar ‘groene groei’ noodzakelijk. Dit is een ambitie die
bovendien kansen voor toekomstige ontwikkeling biedt. Landen en
ondernemingen die oplossingen aandragen voor duurzaamheidsvraagstukken,
zullen daar op de wereldmarkt profijt van hebben. Bedrijven, burgers en
maatschappelijke organisaties zijn zich hiervan steeds meer bewust en
zien de voordelen van een duurzame benadering. Het kabinet wil samen met
hen de vele kansen benutten om in Nederland en internationaal groene
groei te realiseren. 

 

De urgentie 

Voor bedrijven is duurzaamheid een belangrijke concurrentiefactor
geworden. Voor menselijk welzijn is het een voorwaarde. Sinds de
Verklaring van Rio en Agenda 21, twintig jaar geleden, zijn belangrijke
stappen in de goede richting gezet. Zo zijn in Nederland bodem, lucht en
water schoner geworden, onder andere door het terugdringen van emissies
van zwaveldioxide, stikstofdioxide, ammoniak en fluorkoolwaterstoffen. 

Desondanks constateren het CBS en de drie planbureaus (CPB, PBL en SCP)
in de Monitor Duurzaam Nederland 2011 dat we in Nederland en elders nog
steeds interen op het natuurlijk kapitaal. De huidige kwaliteit van
leven in Nederland is naar internationale maatstaven hoog. Maar die
levensstandaard gaat gepaard met een voortgaand verlies aan
biodiversiteit, een toenemende druk op het milieu en een toenemende
schaarste aan natuurlijke hulpbronnen. Deze ontwikkelingen bedreigen
onze welvaartsontwikkeling en ons welzijn. De belangrijkste uitdagingen
liggen volgens de Monitor in het ombuigen van negatieve trends op het
gebied van klimaat, biodiversiteit en het gebruik van grondstoffen. 

Bedrijven zien steeds meer de noodzaak om werk te maken van
duurzaamheid. Dat is al lang niet meer een zaak van koplopers alleen;
ook het peloton gaat hard mee. Bedrijven maken zich zorgen over de
continuĂŻteit  en de kosten van hun grondstoffen- en energievoorziening,
over hun imago en over de eisen van consumenten en overheden. Als
reactie daarop stellen bedrijven steeds meer duurzaamheidseisen aan hun
toeleveranciers en verankeren zij duurzaamheid in hun bedrijfsstrategie.
Maatschappelijke organisaties mobiliseren de publieke opinie en sturen
mede op duurzame productie en consumptie. Consumenten en beleggers geven
ook steeds meer gewicht aan duurzame keuzes. Andere landen passen hun
economie hier op aan (China, Korea, Brazilië, etc.). Door nu te
anticiperen op deze ontwikkelingen, kan Nederland zijn goede
uitgangspositie in kennis en bedrijvigheid benutten en zijn
concurrentiekracht versterken. Nederland heeft met onder meer zijn
sterke chemische sector, zijn agrosector en zijn energie- en logistieke
sector de kaarten in handen om zich te profileren als een land dat
slimme oplossingen ontwikkelt en toepast en daardoor goede kansen heeft
in de concurrentieslag rond duurzaamheid. 

 

Groene groei

De inzet op groene groei wordt mede gebaseerd op de Groene
groeistrategie die onlangs door de OESO is gepresenteerd. Deze strategie
beoogt economische groei zonder dat de - voor ons welzijn zo belangrijke
 - hulpbronnen van de natuur overmatig worden geëxploiteerd.   De
transitie naar een dergelijke economie vereist naast investeringen en
vernieuwingen, een overheid die kaders stelt en een economie die zich
kan aanpassen. Het VN-Milieuprogramma (UNEP) onderschrijft met zijn
rapport ‘Towards a Green Economy: Pathways to Sustainable Development
and Poverty Eradicircation’ deze strategie. Op de agenda van de Rio+20
conferentie over duurzaamheid in 2012 is het komen tot wereldwijd
realiseren van groene groei een van de twee agendapunten. Nederlandse
bedrijven, maatschappelijke partijen en overheid kunnen daaraan een
belangrijke bijdrage leveren via het nationaal platform Rio+20.

Ook de SER heeft in haar adviezen over ‘Globalisering’, ‘IMVO’ 
en in het bijzonder ‘Meer werken aan duurzame groei’ aangegeven dat
duurzaamheid een topprioriteit moet zijn en dat de economie structureel
zal moeten verduurzamen en dat dit belangrijke kansen biedt, ook voor
nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid. De SER doet diverse belangrijke
aanbevelingen om dit te realiseren. In deze agenda en in de
Bedrijfslevenbrief wordt aangegeven hoe het kabinet, binnen de
budgettaire kaders van het regeerakkoord, aan deze aanbevelingen
uitvoering geeft. Daarbij gaat het onder meer om nadruk op de Europese
doelen, innovatie, samenwerking, internationale ketens, monitoring en
aandacht voor kennisontwikkeling en scholing.

Duurzaamheid leeft breed in de samenleving

Inmiddels zien we dat het belang van duurzame ontwikkeling leeft in de
samenleving. Acht op de tien Nederlanders vinden het (heel) belangrijk
dat bedrijven zich richten op duurzaamheid. Consumenten kopen ook meer
en meer duurzame producten. Burgers opereren in toenemende mate als
duurzame producenten en richten bijvoorbeeld samen lokale
energiebedrijven op. Bij veel maatschappelijke organisaties, op scholen
en bij kennisinstellingen staat duurzaamheid hoog op de agenda. Een
toenemend aantal grote en kleine Nederlandse bedrijven geeft
duurzaamheid een centrale plaats in zijn bedrijfsvoering. Oplossingen
van duurzaamheidvraagstukken vormen een sterk groeiende markt en zijn al
lang niet meer alleen een zaak voor de koplopers. Een groot middenveld
aan bedrijven ziet de kansen van duurzaam ondernemen, ziet dat het
economisch rendabel kan zijn, dat duurzaam produceren niet duurder hoeft
te zijn en concurrentievoordeel kan opleveren. Succesvolle voorbeelden
zijn er in overvloed. Sectoren van het Nederlands bedrijfsleven
profiteren volop van duurzame keuzes. Meer nuttig gebruik van afval
leidt tot groei van de recyclingsector. Agrarische ondernemers bieden
met succes biologische producten aan. Het marktaandeel van chemische
producten op basis van biomassa neemt toe. Dit succes van duurzame
diensten en producten leidt tot verdere verbreding van de basis voor
duurzaam ondernemen en consumeren. Naast de rijksoverheid spelen
decentrale overheden een steeds belangrijkere rol bij het stimuleren en
ondersteunen van maatschappelijke initiatieven.

Koppelen groene groei en energieke samenleving

Het PBL adviseert in haar Signalenrapport ‘De energieke samenleving’
om de hiervoor geschetste ontwikkelingen aan elkaar te koppelen. Groene
groei kan worden gerealiseerd door gebruik te maken van de
inventiviteit, betrokkenheid en het oplossend vermogen van de hele
samenleving. Het PBL noemt dit de ‘energieke samenleving’. 

Het kabinet erkent de waarde van een dergelijke koppeling. Het wil de
basis voor duurzaamheid die in de maatschappij is gegroeid verstevigen
en stimuleren zodat de dynamiek in de samenleving nog sterker wordt
gericht op verduurzaming. Het kabinet onderkent daarbij het belang van
kennis en competenties van consumenten, producenten, werknemers en
onderwijsinstellingen op het gebied van groene groei. Het wil de
mogelijkheden van dynamische – duurzame groei bevorderende –
regelgeving benutten en met maatschappelijke partijen in overleg treden
over richtinggevende lange termijndoelen. De aanpak bij de topsectoren
kan wat dit laatste betreft als een voorbeeld dienen. 

Internationale doelen en samenwerking noodzakelijk 

Een groene economie kunnen we alleen creëren samen met andere landen.
Vraagstukken als biodiversiteit, klimaat, schaarste aan grondstoffen,
water, energie en eiwitten kunnen alleen in internationaal verband
succesvol worden aangepakt. De internationale samenwerking van Nederland
krijgt voor een belangrijk deel vorm via de Europese Unie en
internationale organisaties. Europa is essentieel voor onze veiligheid,
welvaart en vrijheid en daarom ook voor duurzame ontwikkeling. Europese
regels op het gebied van duurzaamheid kunnen, door hun toepassing binnen
de gehele interne markt, een sterke prikkel zijn voor de verduurzaming
van producten en ketens. 

Het kabinet bevordert het maken van Europese en mondiale afspraken die
gericht zijn op groene groei. Daarmee bewaakt het een gelijk speelveld
voor het Nederlandse bedrijfsleven en wordt de verduurzaming van
internationale handelsketens ondersteund. 

Ter bevordering van de interne markt en bescherming van het milieu, zijn
in Europees verband onder meer de volgende doelen vastgelegd:
reductiedoel van 20% voor broeikasgassen in 2020, doel voor hernieuwbare
energie (voor Nederland een aandeel van 14% in 2020), plafond voor
emissie van verzurende stoffen (NEC-plafonds) en regels voor mest,
luchtkwaliteitsdoelen en doelen voor waterkwaliteit (Kaderrichtlijn
water).

Ook zet ons land zich in voor investeren in duurzame economische groei
in ontwikkelingslanden, met als doel de zelfredzaamheid van
ontwikkelingslanden. Hierbij is economische groei die aangedreven wordt
door een sterke private sector een belangrijke maar niet voldoende
voorwaarde voor armoedebestrijding. Aandacht voor mainstreaming van
milieu en klimaat is daarbij essentieel.

Belemmeringen voor groene groei wegnemen

Juridische of financiële kaders kunnen een gelijk speelveld voor
duurzame producten en diensten verstoren of juist creëren. Het kabinet
zal in overleg met het bedrijfsleven en NGO’s bezien of regels,
wetgeving, subsidies en andere belemmeringen die groene groei in de weg
kunnen staan, aangepast kunnen worden. De Nederlandse
concurrentiepositie en de budgettaire kaders van het regeerakkoord zijn
hierbij randvoorwaarden.

Speerpunten en acties

Het kabinet legt in deze Agenda nadruk op die terreinen waar de urgentie
het hoogst is, waar een samenhangende aanpak meerwaarde heeft en waar de
grootste kansen zijn om zowel groene groei als het Nederlands
bedrijfsleven een impuls te geven. In combinatie met de in het kader van
de Bedrijfslevennota gekozen topsectoren en de adviezen van de topteams,
levert dit de volgende prioritaire thema’s op: 

Grondstoffen en productketens

Duurzaam water- en landgebruik 

Voedsel

Klimaat en energie

Mobiliteit

Per speerpunt schetst het kabinet in hoofdstuk 2 een beeld van de
urgentie en ambitie en formuleert het de belangrijkste acties voor die
onderwerpen. Bovendien worden enige acties uitgevoerd, die voor meerdere
speerpunten relevant zijn. In het derde hoofdstuk wordt aangegeven hoe
het kabinet vervolgstappen wil organiseren, wat het wil doen aan
monitoring en hoe de samenwerking met maatschappelijke partijen verder
vorm krijgt. 

De relatie met de Green Deal, Lokale Klimaatagenda en Bedrijfslevenbrief

De Agenda Duurzaamheid is nauw verbonden met Bedrijfslevennota en de
brief over de Green Deal die gelijktijdig aan de Kamer wordt verzonden
en met de Lokale klimaatagenda die dit najaar het licht ziet. Er is ook
een sterk verband met de eerder verzonden Grondstoffennotitie en de
Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking. In het volgende hoofdstuk zal dan
ook regelmatig naar deze andere stukken verwezen worden. 

De Bedrijfslevennota is gericht op het versterken van topsectoren van de
Nederlandse economie en het faciliteren van groene initiatieven van
maatschappelijke partijen. De ambities uit de Duurzaamheidsagenda worden
onder meer uitgewerkt in de Lokale Klimaatagenda, in de Afvalbrief, in
verschillende ‘green deals’. De Lokale Klimaatagenda bevat afspraken
over klimaat en duurzaamheid op lokaal niveau. 

In de volgende figuur wordt de relatie tussen de drie stukken die
(vrijwel) tegelijkertijd naar de Tweede Kamer worden verzonden
schematisch weer gegeven. 

 

Financiële dekking duurzaamheidsagenda

Met de in de diverse relevante begrotingen beschikbare middelen zijn
alle acties en ambities in deze duurzaamheidsagenda voor de gehele
looptijd gedekt en haalbaar. Dit komt omdat het om  acties en ambities
gaat die al zijn voorzien in de huidige begrotingen van de relevante
departementen.



Hoofdstuk 2.  Kabinet maakt werk van duurzaamheid

2.1 Speerpunt: Grondstoffen en productketens

Urgentie en ambitie

De vraag naar biotische grondstoffen (zoals voedsel, hout, katoen) en
a-biotische grondstoffen (zoals metalen, mineralen en fossiele
brandstoffen) en de druk op de aarde neemt toe door de groeiende
wereldbevolking en de stijgende welvaart. Dit gaat de draagkracht van de
aarde te boven. Op langere termijn is een toereikend aanbod van
grondstoffen geen vanzelfsprekendheid. We moeten daarom slimmer gaan
produceren en consumeren, met deels andere grondstoffen, efficiënter
gebruik en meer hergebruik.  

In de Grondstoffennotitie die op 15 juli 2011 aan uw Kamer is aangeboden
is uiteengezet welke rol de rijksoverheid de komende jaren op dit
terrein voor zichzelf ziet. De overheid richt zich op drie lijnen: het
aanbod van grondstoffen voor de Nederlandse economie veiligstellen en
verduurzamen, de vraag beperken en waar mogelijk verduurzamen, en het
gebruik van grondstoffen efficiënter en duurzamer maken. De
Grondstoffennotitie beklemtoont dat het bedrijfsleven
eerstverantwoordelijke is ten aanzien van de beschikbaarheid van
grondstoffen voor de Nederlandse economie. Een open internationaal
handelssysteem is hierbij cruciaal. Dit staat echter onder druk. Daarom
moet economische diplomatie voor grondstoffen geĂŻntensiveerd worden. De
regering heeft een Speciale Vertegenwoordiger Natuurlijke Hulpbronnen
aangesteld om bij te dragen aan de totstandkoming van een Nederlands
internationaal beleid op lange termijn en duurzame voorzieningszekerheid
van onder andere grondstoffen.

De positie van ontwikkelingslanden verdient daarbij speciale aandacht,
omdat duurzame winning en verwerking van grondstoffen een katalysator
kan vormen voor economische groei, export en armoedebestrijding.
Ontwikkelingssamenwerking gericht op goed bestuur, transparantie en
duurzaam gebruik van ruimte kan er aan bijdragen dat de opbrengsten van
grondstoffenexport ten goede komen aan de ontwikkeling van het land. Het
levert een basis voor meer handel en verbeterde transparantie (door
implementatie van het Extractive Industries Transparancy Initiative,
EITI, of vergelijkbare initiatieven) en een stabielere
grondstoffenvoorziening met minder prijsschommelingen.

Het kabinet verwelkomt het Europese initiatief ‘Resource Efficiency’
omdat de continuĂŻteit van de hulpbronnenvoorziening gebaat is bij een
samenhangende Europese aanpak. Het kabinet is van mening dat een forse
omschakeling nodig is om een grondstoffenefficiënt Europa te bereiken
en steunt actief de ontwikkeling van passende en marktconforme
instrumenten die daarop gericht zijn. 

De Europese Commissie zal dit najaar de Roadmap Resource Efficiency
uitbrengen waarin een beleidsvisie wordt uiteengezet gekoppeld aan een
werkprogramma. Een belangrijk onderdeel van dit programma is de
herziening van regelgeving met betrekking tot productenbeleid (SCP),
zoals Groen Aanbesteden, Eco-design richtlijn en Europees Ecolabel. Ook
zullen in de Roadmap naar verwachting prikkels worden uitgewerkt die het
mogelijk maken om milieuaspecten verder onderdeel te maken van de
kostprijs van de producten. Het kabinet zal hierbij een actieve inbreng
leveren.

Samenvatting inzet speerpunt Grondstoffen en productketens

 

Acties Kabinet	Relevante topsectoren	Voorbeelden Green deals	Overige
beleidstrajecten

(   Efficiënt gebruik van grondstoffen 

(   Biobased economy en verduurzaming biomassa

(   Verduurzaming internationale handelsketens

(   Duurzaam bouwen	(   Agro-Food

(   Tuinbouw

(   Energie

(   Chemie

(   High Tech

(   Water

(   Life Sciences

(   Logistiek

(   Creatieve Industrie	(   Versterking Rotterdamse Haven voor
biobrandstoffen en op- en overslag van vaste biomassa

(   Koepeldeal met Ondernemend Nederland (VNO-NCW, MKB-NL,) en Natuur &
Milieu 

	(   Economische diplomatie grondstoffen

(   Transparantie gevolgen winning en gebruik grondstoffen (onder andere
EITI of vergelijkbare initiatieven)

(   Global Public Goods



Actie: Efficiënt gebruik van grondstoffen

Afval levert waardevolle grondstoffen en materialen waaruit nieuwe
producten kunnen worden gemaakt. Nederland heeft internationaal een
goede naam als land dat erin slaagt steeds meer materialen in de
kringloop te houden. Dat levert niet alleen milieuwinst, maar ook
economische winst op. De Afvalbrief die op 25 augustus 2011 aan de
Tweede Kamer is toegezonden, zet uiteen hoe Nederland zijn
vooraanstaande positie verder kan versterken en hoe de recycling kan
groeien van 80% nu naar 83% in 2015. Nederland moet nog meer een
grondstoffenrotonde worden.

Er liggen vooral kansen bij de materiaalstromen textiel, kunststof,
fosfaat en elektrische apparaten. Voor deze stromen zal aan het eind van
2011 samen met de afvalbranche, het bedrijfsleven en kennisinstellingen
een aanpak zijn uitgewerkt. Binnen de Taskforce Mineralenkringloop
werken diervoederindustrie, LTO, de mesthandel, de Rijksoverheid en de
WUR samen aan het realiseren van gesloten mineralenkringlopen. De focus
ligt hierbij in eerste instantie op fosfaat.

De overheid zal ook voor eind 2011 met vertegenwoordigers van
bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en het
Platform Biodiversiteit en Bedrijfsleven een programma uitwerken voor de
uitvoering van de actiepunten in de Grondstoffennotitie. Hierbij zal
onder meer worden bezien met welke gelijkgestemde landen internationale
samenwerking op het gebied van duurzaam grondstoffenbeheer kansrijk is.
Begin 2012 zullen betrokken partijen bezien op welke wijze het programma
aanvulling behoeft met acties die voortvloeien uit het advies van de
Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen (december 2011).
Mogelijkheden voor publiek-private samenwerking op dit gebied zullen
worden verkend.

Actie: Biobased economy en verduurzaming biomassa

Het kabinet wil mogelijk maken dat Nederland een plek verovert in de top
drie van de wereld op het gebied van de biobased economy. Ons land moet
ook de kans grijpen om dé toegangspoort tot Europa te worden voor
duurzame biotische grondstoffen. Het kabinet zal met Nederlandse
havenautoriteiten overleggen welke stappen nodig zijn om deze ambitie te
realiseren en of en hoe het Rijk daarbij kan faciliteren. Daarnaast komt
het kabinet in het najaar met voorstellen voor de overgang naar een
biobased economy. Daarin wordt biomassa gebruikt voor materialen,
chemicaliën, de energievoorziening en de productie van
transportbrandstoffen. Op lange termijn zal gebruik van niet-duurzame
biomassa worden vermeden, met aandacht voor de prijsontwikkeling, de
belangen van de lokale bevolking, effecten op landgebruik,
biodiversiteit, broeikasgasemissies en voedselvoorziening. Voor
biobrandstoffen, hout en in de nabije toekomst voor biomassa voor
energie worden wettelijke eisen gesteld aan de duurzaamheid. Op basis
van de opgedane ervaringen zal worden gewerkt aan de verbreding van
Europese duurzaamheidseisen naar andere biomassatoepassingen en worden
de bestaande duurzaamheidseisen verder uitgewerkt, bij voorkeur in
Europees verband. In dit kader is relevant de te verwachten mededeling
van de Europese Commissie omtrent een Europese strategie voor de
ontwikkeling van de biobased economy (aangekondigd voor publicatie:
december 2011), waarin de aanbevelingen van het Lead Market Initiative
(onder andere met betrekking tot standaardisering, certificering en
verduurzaming van biobased producten) worden meegenomen. De Commissie
Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa (Commissie Corbey) zal met betrekking
tot de verduurzaming van biomassa adviezen aandragen. 

Actie: Verduurzaming internationale handelsketens

Het kabinet draagt actief bij aan het duurzamer maken van internationale
handelsketens. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar zelfredzaamheid,
goed bestuur en stabiliteit in ontwikkelingslanden. Die inzet krijgt
enerzijds vorm via het versterken van de nationale juridische
infrastructuur van landen en anderzijds via publiekprivate samenwerking
(Initiatief Duurzame Handel, IDH) en toepassing van sociale voorwaarden
bij overheidsinkopen. 

De overheid ondersteunt het bedrijfsleven bij verduurzaming van
internationale handelsketens. Centraal daarbij staan de OESO-Richtlijnen
voor Multinationale Ondernemingen. Deze richtlijnen geven houvast voor
maatschappelijk verantwoord ondernemen van ondernemingen. Een
belangrijke aanjager van de verduurzaming van internationale handels–
en productieketens in ontwikkelingslanden is het IDH, waarin bedrijven,
NGO’s en vakbonden samenwerken. Het IDH beoogt onder meer dat in 2015
50% van de Nederlandse cacao-consumptie, 100% van de in Nederland
verwerkte soja, 50% van het tropisch hout op de Nederlandse markt en 80%
van de palmolie in Noord-West Europa gecertificeerd duurzaam zullen
zijn. De overheid draagt, naast de bijdragen van het betrokken
bedrijfsleven, daaraan tot 2015 € 20 miljoen per jaar bij. 

Actie: Duurzaam bouwen

In de bouw wordt duurzaamheid steeds meer een leidend principe. Doel is
een reductie van milieueffecten als gevolg van materiaal-, energie-, en
watergebruik beschouwd over de hele levenscyclus van een gebouw of
bouwwerk. Hergebruik van gebouwen en materialen heeft hierin een plaats.
Het kabinet kiest een prestatiegerichte aanpak, waarbij de voorschriften
en bepalingsmethoden in het Bouwbesluit 2012 als grondslag kunnen
dienen. Deze aanpak sluit naadloos aan bij die van de Europese
beleidsagenda voor de bouw en stimuleert innovaties op productniveau en
in het bouwproces. De overheid zal als groot opdrachtgever voor kantoren
en infrastructuur het goede voorbeeld geven. Het kabinet zal met de
sector verdere afspraken maken over de te realiseren reducties en
grenswaarden. De betrokkenheid van bewoners, andere gebruikers en
gebouweigenaren is hierbij cruciaal. Deze aanpak zal tegelijk ook
invulling geven aan de toezegging in het AO Afval van 6 april 2011 over
duurzaam materiaalgebruik in de bouw.

2.2 Speerpunt: Duurzaam water- en landgebruik 

Urgentie en ambitie

Tegen 2025 woont naar schatting tweederde van de wereldbevolking in
gebieden met ‘waterstress’, waardoor de sociaaleconomische
vooruitgang in die gebieden in gevaar komt. Met name in
ontwikkelingslanden zijn vaak basale bestaansvoorwaarden in het geding.
Het verlies aan biodiversiteit en schaarse natuurlijke hulpbronnen
leiden tot steeds meer spanningen en conflicten. Duurzaam water- en
landgebruik is in dit licht cruciaal. Voorbeelden van duurzaam gebruik
zijn het in stand houden van vruchtbare bodems, klimaatregulatie,
waterberging en bescherming tegen overstromingen. 

De Europese Commissie heeft 2012 uitgeroepen tot het jaar van het water.
De EU brengt in dat kader een ‘Blauwdruk ter bescherming van de
Europese wateren’ uit. Als onderdeel van de voorbereiding hiervan
worden de bestaande EU waterregels doorgelicht. De toenemende knelpunten
rond waterschaarste en droogte krijgen hierbij aandacht. 

Ook in Nederland vereist duurzaam water- en landgebruik voortdurend
aandacht, bijvoorbeeld het goed beheren van de beschikbare
zoetwatervoorraden. Het Nationaal Waterplan schept hiervoor de kaders.
Met het Deltaprogramma anticipeert Nederland op de gevolgen van de
klimaatverandering en de bodemdaling.

Samenvatting inzet speerpunt Duurzaam water- en landgebruik

 

Acties Kabinet	Relevante topsectoren	Voorbeelden Green deals	Overige
beleidstrajecten

(   Duurzaam water- en landbeheer  in internationale samenwerking

(   Topsector Water  benut marktkansen

(   Waarderen van ecosysteemdiensten

(   Duurzaam omgaan met bodem  en  water	(   Water

(   Agro-Food

(   Tuinbouw

	Unie van Waterschappen

	(   Beleidsprogramma ‘Biodiversiteit werkt’ (2008-2011) 

( Duurzaam stortbeheer

(Internationale commitments: EU Biodiversiteitstrategie en het CBD
Strategic Plan

(   Nationaal Waterplan

(   Deltaprogramma





Actie: Duurzaam water- en landbeheer in internationale samenwerking 

Water (waterzekerheid en waterveiligheid) vormt Ă©Ă©n van de vier
speerpunten van het beleid voor Ontwikkelingssamenwerking, zoals is
neergelegd in de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking )2). Milieu en
klimaat vormen daarbij een dwarsdoorsnijdende thematiek. Het integraal
meewegen van milieu en klimaat is niet alleen noodzakelijk om
ontwikkelingsdoelen te halen, het voorkomt ook dat we de verkeerde
investeringen doen die op termijn niet duurzaam en/of klimaatbestendig
zijn. Het beleid richt zich op efficiënt en duurzaam watergebruik met
name in de landbouw, veiliger delta’s en stroomgebieden en verbeterde
toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen en geĂŻntegreerd
waterbeheer, met specifieke aandacht voor ecosysteembeheer. Nederland
zet zich ook in voor de versterking van de politieke, institutionele en
financiële aspecten van duurzaam waterbeheer. De totale inzet op dit
thema water (inclusief sanitatie) bedraagt in 2012 ongeveer € 181
miljoen. 

Verlies aan biodiversiteit in ontwikkelingslanden is vaak een gevolg van
intensieve landbouw en veehouderij. Door land en water op een slimmere,
meer duurzame manier te gebruiken kan worden voorkomen dat
biodiversiteit verloren gaat. Nederlandse kennis en ervaring zijn
hierbij zeer nuttig en welkom gebleken. Bijvoorbeeld het door Nederland
opgerichte Global Partnership on Nutrient Management, dat
voedselproductie wil optimaliseren, waardoor milieukwaliteit verbetert
en de druk om natuur te ontginnen afneemt. Nederland blijft actief op
dit gebied en zal ook de komende jaren investeren in capaciteitsopbouw
op het gebied van duurzaam land- en watergebruik. In het voorjaar van
2012 zal Nederland een internationale bijeenkomst organiseren om
concrete ervaringen met duurzaam landgebruik te bespreken. Mogelijkheden
voor publiekprivate samenwerking op het gebied van ‘Duurzaam land- en
watergebruik’ zullen worden verkend. Op basis van verzoeken uit
ontwikkelingslanden zal BZ in drie landen pilots starten waarin naast
geĂŻntegreerd waterbeheer extra aandacht besteedt wordt aan milieu en
ecosysteembeheer.

Actie: Topsector Water benut marktkansen

Het advies van het topteam Water beklemtoont het belang van
duurzaamheid. Vrijwel alle business cases in het advies omarmen de
duurzaamheidsgedachte als marktkans. Zo richt het thema ‘More crop per
drop’ zich op hoogwaardige zoetwatervoorziening voor de productie van
voedsel en biomassa. Het thema ‘Water for all’ richt zich op de
duurzame productie van drink- en industriewater en de zuivering van
afvalwater. En met het thema ‘Enabling Deltalife’ levert de
topsector een bijdrage aan het wonen en werken in dichtbevolkte
delta’s met de ‘natuur als bondgenoot’. De sector zal in 2012
starten met tenminste 10 business cases.

Actie: Waarderen van ecosysteemdiensten

Het kabinet wil bereiken dat de economische en maatschappelijke waarden
van diensten die de aarde levert (aangeduid als ecosysteemdiensten),
worden meegenomen in beslissingen van overheden, bedrijven en
consumenten. Mede op basis van de EU-Biodiversiteitsstrategie en de
komende aanbevelingen van de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke
Hulpbronnen (december 2011), zal het kabinet onderzoeken hoe dat het
best kan worden gerealiseerd, rekening houdend met de Nederlandse TEEB
studie (The Economics of Ecosystems and Biodiversity). 

Actie: Duurzaam omgaan met bodem en water

Het kabinet maakt afspraken met decentrale overheden en maatschappelijke
sectoren over het gebruik van de bodem voor bedrijfsmatige activiteiten,
het toepassen van bulkstromen aan grond, baggerspecie en andere
materialen in de bodem en in oppervlaktewater en het gebruik van de
ondergrond voor nieuwe activiteiten. Het kabinet wil innovatie
stimuleren en wil ruimte maken voor duurzame experimenten. Kansrijk is
bijvoorbeeld het onttrekken van energie en grondstoffen aan afvalwater.
In zwembaden is innovatie nodig om te komen tot vermindering van het
gebruik van energie en chemicaliën, tegen lagere exploitatiekosten.

2.3 Speerpunt: Voedsel

 

Urgentie en ambitie

Momenteel leven er bijna zeven miljard mensen op aarde. In 2050 zijn dat
er naar verwachting negen miljard. De consumptie van vlees, vis, en
zuivel groeit sterk. Dat is positief voor veel mensen, met name in
ontwikkelingslanden, die een tekort aan eiwit hebben. De productie van
dierlijke eiwitten legt echter een groter beslag op natuurlijke
hulpbronnen dan plantaardige productie. 

De wereldvoedselproductie moet fors groeien om in 2050 negen miljard
monden te kunnen voeden. Hierover zijn onder andere in het kader van de
Millenniumdoelen internationaal afspraken gemaakt. Alleen door duurzame
intensivering van de productie zullen we in staat zijn de
wereldbevolking te voorzien van voldoende voedsel en een uitgebalanceerd
voedselpakket. Voedsel dient met respect voor mens, economie, dier,
plant en milieu te worden geproduceerd, zowel in Nederland als elders.
De negatieve impact van voedselproductie op biodiversiteit, klimaat en
water dient zo gering mogelijk te zijn. Daarmee verkleinen we tevens de
ecologische voetafdruk van Nederland in het buitenland. 

Samenvatting inzet speerpunt Voedsel

 Acties Kabinet	Relevante topsectoren	Voorbeelden Green deals	Overige
beleidstrajecten

(   Verduurzaming van de landbouw 

(   Verduurzaming van de veehouderij

(  Voedselzekerheid

(   Duurzame voedselsystemen

(   Verduurzaming Europees landbouw- en visserijbeleid

(   Transparantie in de voedselketen en voedselverspilling	(   Agro-Food

(   Tuinbouw	(   Energieneutrale melkveehouderij

	(   Verduurzaming van de handel en productie van biotische grondstoffen

(   Tegengaan voedselverliezen

(   Notitie’Landbouw,rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid in
ontwikkelingslanden (Kamerstuk 31 250, nr. 71)



Actie: Verduurzaming van de landbouw

In de afgelopen jaren is de Nederlandse landbouw duurzamer geworden.
De belasting van het milieu door de Nederlandse landbouw is flink
afgenomen, zonder dat dit tot wezenlijke achteruitgang van de
opbrengsten heeft geleid. We zijn er echter nog niet. Om de (Europese)
milieudoelen te realiseren en tegelijkertijd te waarborgen dat de
Nederlandse landbouw blijft bijdragen aan de voedselvoorziening en
duurzame economie, is verdergaande verduurzaming
van de (Nederlandse) landbouw nodig. Het kabinet zet in op het
verder verkleinen van de impact die de Nederlandse landbouw heeft op de
kwaliteit van de leefomgeving en het functioneren van ecosystemen
binnen en buiten Nederland via de door haar gebruikte grondstoffen,
(grensoverschrijdende) emissies naar bodem, water en lucht en de
invloed via handelsketens. Het kabinet zoekt daartoe de samenwerking
met de agrofoodsector. Het kabinet zal in beleidsbrieven over
deelonderwerpen zoals het mestbeleid en megastallen haar opvattingen
over duurzame landbouw verder uitwerken.

Actie: Verduurzaming van de veehouderij

Het verder verduurzamen van de veehouderij staat onverminderd hoog op de
agenda van dit kabinet. In 2023 moet de veehouderij in Nederland zich
hebben ontwikkeld tot een in alle opzichten duurzame veehouderij, met
een breed draagvlak in de samenleving. Hiermee wordt een veehouderij
bedoeld die produceert met respect voor mens, dier en milieu waar ook
ter wereld. 

Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft in haar rapport ‘Op weg naar
een duurzame veehouderij. Ontwikkelingen tussen 2000 en 2010.’ (juni
2010) aangegeven dat de veehouderij de afgelopen jaren duurzamer is
geworden maar dat er nog grote stappen gezet moeten worden. Er is met
name behoefte aan een helder tijdpad richting 2023. De rijksoverheid
heeft dit samen met bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties
opgepakt binnen het samenwerkingsverband van de Uitvoeringsagenda
Duurzame Veehouderij.

Actie: Voedselzekerheid 

Nederland wil de voedselzekerheid van ontwikkelingslanden versterken en
hun zelfredzaamheid en economische groei helpen vergroten. Dit is een
van de vier speerpunten in het beleid voor ontwikkelingssamenwerking
waarbij milieu en klimaat integraal worden meegewogen. Bij de uitwerking
van schaarste vraagstukken op dit terrein speelt de private sector een
steeds grotere rol. Het kabinet verwelkomt die ontwikkeling. Het
Ministerie van Buitenlandse Zaken werkt programma’s uit gericht op
duurzame voedselketens en voedselzekerheid in landen waarmee Nederland
een bilaterale ontwikkelingsrelatie heeft. Daarbij wordt samengewerkt
met het Ministerie van EL&I en aansluiting gezocht bij de topsectoren
Agrofood en Tuinbouw & uitgangsmaterialen. Toename van voedselzekerheid
is de centrale doelstelling waarbij steun gegeven wordt via
multilaterale en bilaterale kanalen en de samenwerkingsprogramma’s met
het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld. Dit najaar zal een
brief over voedselzekerheid aan de Kamer gestuurd worden. 

Actie: Duurzame voedselsystemen

Het interdepartementale programma duurzame voedselsystemen heeft als
uitgangspunt dat voedselzekerheid en duurzaamheid elkaar dienen te
versterken en richt zich op de transitie naar een duurzaam (mondiaal)
voedselsysteem, inclusief het tegengaan van voedselverliezen. Het
programma stimuleert innovaties in de keten, met name duurzame
eiwitinnovaties voor Foot, feed en andere biobased toepassingen die
internationale marktkansen opleveren. 

Het bedrijfsleven in de topsector Agrofood werkt aan een
versnellingsagenda op het gebied van innovatieve eiwitten. Deze agenda
zal eind november van dit jaar gereed zijn. 

Nederland zet het vraagstuk ook internationaal op de agenda, onder
andere bij FAO en EU. Zo is Nederland drijvende kracht achter de
‘global agenda of action on sustainable livestock sector
development’, een multistakeholder initiatief ondersteund door de FAO,
die in het voorjaar van 2012 gelanceerd zal worden.

Actie: Verduurzaming Europees landbouw- en visserijbeleid

Het kabinet maakt zich er sterk voor dat de aanpassingen van het
Europese Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) in 2013 en
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in 2014 een belangrijke bijdrage
leveren aan het verduurzamen van de voedselproductie in Europa. 

Het nieuwe GVB zal fundamenteel dienen te worden aangepast om van de
visserij een winstgevende, economisch en ecologisch duurzame en
maatschappelijk geaccepteerde bedrijfstak te maken. De sector moet meer
vraaggericht gaan werken en de samenwerking in de keten moet beter. De
producentenorganisaties zullen ook bevordering van duurzaamheid als taak
op moeten pakken. In het nieuwe GVB moet de overheid meer aan de markt
overlaten en slechts gerichte steun geven, opdat het ondernemerschap van
de visser wordt gestimuleerd. Op lange termijn zal geen sprake meer zijn
van generieke steun aan de visserij maar uitsluitend nog van gerichte
betalingen voor stimulering van duurzaamheid en concurrentiekracht. 

Met betrekking tot het nieuwe GLB zet het kabinet erop in dat de directe
betalingen aan boeren worden omgevormd naar doelgerichte betalingen.
Deze betalingen moeten zich ten eerste richten op de versterking van
duurzaamheid en innovatievermogen van de landbouwsector. Ten tweede
moeten de betalingen zich richten op de beloning van bovenwettelijke (en
via de markt niet beloonde) activiteiten met maatschappelijk nut die de
sector levert. Denk hierbij aan natuur-,  landschap- en waterbeheer,
versterking van de biodiversiteit en aan prestaties op het gebied van
diergezondheid en dierenwelzijn.

Actie: Transparantie in de voedselketen en voedselverspilling

Consumenten moeten kunnen beschikken over goede informatie over de
manier waarop hun voedsel geproduceerd is. Alleen dan hebben ze de
mogelijkheid om een afgewogen keuze te kunnen maken. Alle actoren in de
agro & foodketen kunnen zich op de markt profileren door te laten zien
welke producten met extra zorg voor mens, dier, natuur of milieu zijn
geproduceerd. Het tegengaan van voedselverliezen en hoogwaardig gebruik
van reststromen is hierin een belangrijk onderwerp. Het kabinet zal
samen met bedrijfsleven en productschappen een informatieve website over
duurzaam voedsel laten opzetten. Deze is in 2012 in de lucht. Daarnaast
zal het Voedingscentrum (in samenwerking met het RIVM en het
bedrijfsleven) in de periode 2011-2014 de levensmiddelendatabank verder
ontwikkelen en onderwijsondersteuning bieden voor toekomstige
professionals in de voedingsbranche. 

2.4 Speerpunt: Klimaat en Energie 

Urgentie en ambitie

De wereldwijde uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen draagt bij aan
de verandering van het klimaat. Dit leidt tot problemen op het gebied
van waterhuishouding, ecosystemen, voedselvoorziening en gezondheid en
tot grotere overstromingsrisico’s. Onze samenleving en economie zijn
ook kwetsbaar door onze grote afhankelijkheid van te importeren
grondstoffen en brandstoffen. Het is dus belangrijk beleid te
ontwikkelen dat klimaatverandering en de gevolgen daarvan beperkt en de
zekerheid van energievoorziening vergroot. 

In de Europese Raad is, in de context van de reducties die door
ontwikkelde landen als groep volgens de IPCC nodig zijn om de twee
graden doelstelling te halen, afgesproken dat de uitstoot in 2050 80 tot
95% lager is dan in 1990. Hierbij is uitgegaan van een voldoende
inspanning van de ontwikkelingslanden, in het bijzonder de meer
gevorderde ontwikkelingslanden.

Het jaar 2020 is een belangrijke mijlpaal op weg naar een
klimaatneutrale economie in 2050. Hiervoor geldt de Europese
doelstelling van een broeikasgas-emissiereductie van 20% ten opzichte
van 1990, uitgesplitst in bindende doelstellingen voor de sectoren onder
het Europese emissiehandelssysteem (ETS) en de overige sectoren
(niet-ETS). Onder het ETS vallen de elektriciteitsbedrijven, de grote
industrie en grotere warmtekrachtkoppelinginstallaties. Nederland ziet
het ETS als een belangrijk instrument om de CO2-uitstoot in de EU te
verminderen. Onder een goed werkend ETS is het aan marktpartijen om de
meest efficiënte technologie te kiezen en te zorgen dat de reductie van
CO2-uitstoot wordt bereikt tegen zo laag mogelijke maatschappelijke
kosten. Ook in de niet-ETS-sectoren is reductie van broeikasgassen
nodig. De aanpak voor deze sectoren is beschreven in de
‘Kabinetsaanpak klimaatbeleid op weg naar 2020’ die in juni jl. naar
uw Kamer is verstuurd (Kamerstuk 32813 nr. 1).

Naast een doelstelling voor broeikasgassen geldt ook een bindende
Europese doelstelling voor hernieuwbare energie: in 2020 moet het
aandeel hernieuwbare energie in de Nederlandse energievoorziening 14%
zijn. Het kabinet volgt deze Europese doelstellingen. Ook voor een
klimaatbestendige economische ontwikkeling in ontwikkelingslanden is
toegang tot betaalbare hernieuwbare energie essentieel. Nederland draagt
bij aan de opbouw van voorzieningen voor hernieuwbare energie in
ontwikkelingslanden via het programma PREP (Promoting Renewable Energy
Programme). Door publiekprivate samenwerking wordt Nederlandse expertise
ingezet en krijgt het Nederlandse bedrijfsleven kansen om aansluiting te
vinden bij de (markt)vraag in ontwikkelingslanden.

Samenvatting inzet speerpunt Klimaat en Energie

Acties Kabinet	Relevante topsectoren	Voorbeelden Green deals	Overige
beleidstrajecten

(   Internationale klimaatagenda 

(   Nationale Routekaart Klimaat 2050

(   Lokale Klimaat Agenda

(   Decentrale duurzame energieopwekking

(   Groen gas

(   Energiebesparing gebouwde omgeving	(   Energie

(   Water

(   Agrofood	(   Versnelling van de vergroening van de
energiehuishouding

(   Solar experimenteergebied in Noord Brabant

(   Restwarmtebenutting AkzoNobel t.b.v. voetbalstadion FC Twente

(   Klimaatneutraal bouwen in Amsterdam vanaf 2015

(   Biovergisting in de landbouw 	(   Energierapport 2011 (31 510, nr.
45 )

(   Samenwerkingsprogramma Warmte Koude Opslag (StCrt. nr. 4830, 5 april
2011)



Actie: Internationale klimaatagenda

Nieuwe internationale afspraken zijn nodig om een effectief en
evenwichtig internationaal antwoord te formuleren op het
klimaatvraagstuk en om een gelijk speelveld voor het internationaal
opererende bedrijfsleven te waarborgen. De inzet van Nederland en de
Europese Unie is gericht op het implementeren van de Cancan
Overeenkomsten die eind 2010 in Mexico zijn bereikt (onder andere voor
bossen), het voortzetten van de onderhandelingen over onderwerpen
waarover nog geen overeenstemming is (onder andere marktinstrumenten,
bunkers en landbouw) en het nemen van verdere stappen naar een
internationaal raamwerk waaraan alle grote vervuilers gebonden zijn. Er
wordt naar gestreefd dat eind dit jaar bij de klimaatconferentie in
Durban een gebalanceerd pakket van besluiten wordt genomen. De Kamer
wordt binnenkort nader geĂŻnformeerd over de inzet van het kabinet voor
deze klimaatconferentie. Daarnaast wordt in het kader van het
Montreal-protocol ingezet op het uitfaseren van de sterke broeikasgassen
HFK’s  en het aanpakken van ‘banks’ (voorraden) hiervan.

Actie: Nationale Routekaart Klimaat 2050

Als antwoord op de Europese ‘routekaart naar een concurrerende
koolstofarme economie’ en internationale afspraken stelt Nederland de
vraag centraal hoe we in 2050 een klimaatneutrale economie kunnen
bereiken. Diverse Europese lidstaten (onder andere het Verenigd
Koninkrijk, Duitsland en Denemarken) hebben dat al gedaan. 

In deze routekaart wordt ingegaan op technologische mogelijkheden en de
economische kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven, met een
uitwerking per sector (energie, industrie, gebouwde omgeving, verkeer,
landbouw). De routekaart is in november 2011 gereed. 

Actie: Lokale Klimaat Agenda 

Meer dan 70% van de CO2-uitstoot zal in 2030 in en rondom de steden
plaatsvinden. Bij het realiseren van klimaatdoelen spelen lokale
overheden en andere lokale partijen dan ook een essentiële rol.
Gemeenten, provincies en waterschappen formuleren hun eigen
klimaatambities en klimaatprogramma’s. De Lokale Klimaat Agenda (LKA)
wordt een gezamenlijke agenda van deze overheden en het Rijk. De agenda
maakt zichtbaar welke inspirerende klimaatinitiatieven nu al het licht
zien en heeft als doel deze initiatieven verder te brengen. Bestuurders
van decentrale overheden hebben zich opgeworpen als
‘Klimaat-Ambassadeurs’ en zetten zich in voor bredere toepassing van
de initiatieven in de agenda. Het Rijk draagt hieraan bij. Zo ontwikkelt
het een uniforme monitoringssystematiek en faciliteert het een platform
waar lokale overheden hun ambities en ervaringen kunnen delen. In het
najaar van 2011 wordt de Lokale Klimaat Agenda vastgesteld. 

Actie: Decentrale duurzame energieopwekking 

Ons elektriciteitsnetwerk is momenteel niet ingesteld op een groot
aandeel decentrale energieopwekking. Daarvoor zijn intelligente
netwerken nodig die in staat zijn om energieaanbod en -vraag op elkaar
af te stemmen. Het kabinet wijst vijf tot tien proeftuinen aan waarin
met intelligente netwerken kan worden geëxperimenteerd. 

Ook decentraal duurzaam opgewekte warmte biedt veel perspectief. Denk
aan warmte-koude-opslag en benutting van restwarmte. Het potentieel
hiervan is naar schatting 5% van de warmtevraag in 2020. Decentrale
duurzame energieopwekking wordt financieel ondersteund door de
Subsidieregeling Duurzame Energieproductie + (SDE+). Ook stimuleert het
kabinet duurzame energie-initiatieven bij kleinverbruikers via het
zogenoemde salderen van de eigen opwekking van duurzame elektriciteit
met de elektriciteit die van de energieleverancier wordt afgenomen
(zelflevering). De bestaande salderingsmogelijkheid voor zelflevering
van duurzame energie wordt verbreed naar verenigingen van eigenaars van
flats en appartementen. De Elektriciteitswet zal op dat vlak worden
verruimd. Daarmee komt het kabinet tegemoet aan de Tweede Kamer-motie
van lid Jansen. 

Actie: Groen gas

Groen gas is biogas dat zo is behandeld dat het in het gasleidingnet kan
worden ingevoed. Het gaat een belangrijke bijdrage leveren aan het halen
van de doelstellingen voor hernieuwbare energie. In het Nationaal
Actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen is aangegeven dat groen
gas in 2020 een bijdrage kan gaan leveren van 24 PJ. Dat komt neer op
circa 750 miljoen m3. De huidige bijdrage van groen gas wordt geraamd
op 40 miljoen m3. In de SDE+ regeling van dit jaar is 1,5 miljard euro
beschikbaar. 1 miljard van de aanvragen is toegekend aan groen gas
projecten. Het kabinet wil bestaande belemmeringen voor het gebruik van
groen gas wegnemen en verantwoorde toepassing en innovatie stimuleren.
Het kabinet zal onderzoeken hoe de regelgeving en vergunningverlening
kan worden verbeterd, zodat groen gas wordt gestimuleerd en duurzaamheid
is gewaarborgd. Daarbij zal monovergisting worden bevorderd, zal met
andere overheden overleg plaatsvinden hoe vergistinginstallaties
verantwoord ruimtelijk kunnen worden ingepast en zal de lijst van
stoffen (comaterialen) worden uitgebreid, mits dit binnen de
milieuvoorwaarden kan.

Actie: Energiebesparing gebouwde omgeving

Met het Plan van Aanpak Energiebesparing Gebouwde Omgeving wil het
kabinet bewoners en bedrijven meer greep geven op hun stijgende woon- en
gebruikslasten, een extra economische impuls realiseren Ă©n een bijdrage
leveren aan de klimaatdoelstellingen. In de bestaande bouw zijn de
uitbreiding in de toepassing van het energielabel voor gebouwen medio
2012 en de zogenoemde Blok-voor-Blok aanpak belangrijk. Eind 2011 zullen
de pilots voor de Blok-voor-Blok aanpak bekend zijn. Het Europees beleid
stelt dat vanaf 2020 alle nieuwbouw energieneutraal moet zijn. Daarom
zal in de periode tot 2020 de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) voor
de nieuwbouw verder worden aangescherpt. Nieuwe overheidsgebouwen dienen
vanaf 31 december 2018 al energieneutraal te zijn. 

Voor de utiliteitsbouw maakt het kabinet eind 2011 een plan van aanpak
voor de intensivering van naleving en handhaving van de Wet
milieubeheer, en stimuleert de ontwikkeling van ESCO’s: Energy Service
Companies, bedrijven die energiebesparingdiensten leveren. De minister
van EL&I zal de mogelijkheden voor een niet-fiscale prijsprikkel voor
consumenten onderzoeken, samen met de minister van Financiën en BZK.

2.5 Speerpunt: Mobiliteit

Urgentie en ambitie

Nederland is een land dat uitblinkt in transport en logistiek. De
transportsector is een belangrijke  pijler onder de Nederlandse
economie. Daarnaast genereren we in ons kleine land met veel inwoners
veel personenvervoer. We leggen op jaarbasis honderden miljarden
kilometers af op de Nederlandse (water)wegen, op het spoor en in het
luchtruim. De verwachting is dat de mobiliteit nog sterk zal toenemen in
de komende decennia, met name door groei van het vrachtvervoer.

Al dit vervoer heeft als schaduwzijde congestie, ongevallen en
milieubelasting. Bovendien is de vervoerssector, sterker dan welke
andere sector ook, afhankelijk van fossiele brandstoffen, die de komende
decennia schaars zullen worden. 

Het kabinet heeft de ambitie dat Nederland in 2020 Ă©Ă©n van de meest
efficiënte vervoerssystemen in Europa heeft. Het kabinet volgt hiervoor
de transitieagenda duurzame mobiliteit, die zich richt op
energie-efficiënt vervoer, elektrisch en hybride rijden, rijden op
waterstof,  de toepassing van biogas en biobrandstoffen in transport en
op intelligente transportsystemen en slimme logistiek. 

Nederland staat in het streven naar duurzaam transport niet alleen. De
Europese Commissie heeft in maart 2011 het Witboek Transport uitgebracht
waarin ontwikkelingen en uitdagingen tot 2050 worden geschetst en waarin
voor de periode tot aan 2020 initiatieven worden aangekondigd die
daarbij passen. Het kabinet heeft de Kamer op 29 april jl. per brief
geĂŻnformeerd hoe het Witboek Transport zich verhoudt tot het
kabinetsbeleid. 

Samenvatting inzet speerpunt mobiliteit 

Acties Kabinet	Relevante topsectoren	Voorbeelden Green deals	Overige
beleidstrajecten

(   Elektrisch rijden

(   Duurzaam weg- en spoorvervoer

(   Duurzame luchtvaart

(   Duurzame scheepvaart

	(   Logistiek

(   Chemie

(   Energie

	(   Investeren in elektrisch vervoer, onder andere door invullen
plannen focusgebieden voor elektrisch vervoer, inclusief elektrisch
openbaar vervoer en stadsdistributie (Noord Brabant, Friesland,
Rotterdam)

 	(   Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (32660 , nr. 17)

(   Bestuursakkoord efficiënt OV Randstad 





Actie: Elektrisch rijden

Het bevorderen van elektrisch rijden is een goed voorbeeld van hoe groen
en groei hand in hand kunnen gaan. In samenwerking met andere overheden
en partijen uit bedrijfsleven en maatschappij wordt de komende jaren
gewerkt aan de ontwikkeling van elektrisch rijden in Nederland. Hiermee
wordt ook een impuls gegeven aan duurzame bedrijvigheid. Het plan van
aanpak ‘Elektrisch Rijden in de Versnelling’ beschrijft hoe
Nederland de komende periode kan uitgroeien tot een aansprekende
internationale testomgeving en introductiemarkt. Daarvoor wordt ingezet
op zo'n 15.000-20.000 elektrische auto's in 2015 met een voldoende
dekkende en goed werkende laadinfrastructuur en dienstverlening
daaromheen. Voor 2020 is de ambitie 200.000 elektrische voertuigen en
voor de lange termijn wordt de potentie van elektrisch rijden op enkele
miljoenen voertuigen geschat.  

 

Actie:  Duurzaam weg- en spoorvervoer 

Het kabinet zet de eerder in gang gezette duurzame initiatieven in het
wegvervoer voort (waaronder het sectorakkoord Duurzaamheid in Beweging
en de transitiestrategie duurzame mobiliteit). Met een combinatie van
fiscaal beleid (Autobrief en fiscale agenda), Europees bronbeleid, de
inrichting van proeftuinen voor alternatieve brandstoffen en schone en
zuinige  voertuigen en het organiseren van vervolgacties hierop steunt
het kabinet de overgang naar meer duurzame mobiliteit. Met de
“Meerjaren afspraak Energie-efficiency Nederlandse Spoorwegen” (MJA)
wordt de energie-efficiëntie van het personenvervoer over het spoor
gestimuleerd. Het personenvervoer over het spoor is relatief
energie-efficiënt. Toch kan hier op een betrekkelijk eenvoudige manier
een verdere, sterke besparing gerealiseerd worden. Naast de stimulering
die uitgaat van de MJA-afspraak, zorgt de MJA-systematiek voor een
eenduidige en transparante rapportage hierover.

In 2020 dient het energieverbruik van de transportsector in Europa voor
minimaal 10% uit hernieuwbare bronnen te komen. Op basis van Europese en
Nederlandse wetgeving zijn biobrandstoffen duurzaam indien deze
bijdragen aan de vermindering van broeikasgassen en niet leiden tot kap
van oerbossen, ontwatering van veen of aantasting van natuurgebieden.
Nederland zet in op:

een geleidelijke ophoging van de bijmengverplichting van momenteel 4,25%
naar 5,5% in 2014. De inzet zal worden verbreed naar de luchtvaart en
binnenvaart, mede afhankelijk van de uitvoeringslasten en van stappen
die in omringende landen worden gezet;

in Brusselse onderhandelingen wil Nederland bereiken dat de effecten van
de productie van biobrandstoffen op het landgebruik mee worden genomen
in de duurzaamheidbeoordeling;

de ontwikkeling van duurzaamheidcriteria voor het gebruik van vaste
biomassa voor energie, bij voorkeur in Europees verband;

een sterke inzet op energiebesparing op het spoor middels de MJA
systematiek.

Een gezamenlijk initiatief van markt en overheid heeft geresulteerd in
de productie van groen gas voor wegvervoer en de benodigde
tankinfrastructuur. De tankpunten zullen eind 2011 groen gas leveren. De
overheid subsidieert nieuwe vulpunten, hogere blends biobrandstoffen en
de truck van de toekomst.

NS-reizigers heeft vergevorderde plannen om in 2020 voor de tractie
alleen vernieuwbare energie in te kopen. Zij levert hiermee CO2-neutraal
personenvervoer. Op deze manier realiseert zij in 2020 10% van de totale
CO2-besparing die van het van het verkeer en vervoer wordt verwacht.

 

Actie: Duurzame luchtvaart 

In de Luchtvaartnota is aangegeven dat het kabinet, in samenwerking met
de sectorpartijen en kennisinstellingen, zuiniger, schoner en stiller
vliegen wil stimuleren. Nederland zet zich sterk in voor de
totstandkoming van Single European Sky (SES). Een optimaal beheer en
gebruik van het Europees luchtruim en invoering van nieuwe
technologische systemen moeten leiden tot minder uitstoot van
broeikasgassen ten bedrage van 10% CO2-emissie reductie per vlucht. 

In de EU is besloten dat luchtvaart per 1 januari 2012 opgenomen zal
worden in het bestaande Europese systeem van emissiehandel. Vanaf 2013
is de totale hoeveelheid aan luchtvaartmaatschappijen toe te wijzen
emissierechten -het plafond- gelijk aan 95% van de historische
luchtvaartemissies. Deze zijn vastgesteld als het gemiddelde van de
jaarlijkse emissies in 2004, 2005 en 2006. 

Specifiek onderzoek naar niet-fossiele kerosine is noodzakelijk omdat
dit voorlopig een van de weinige  mogelijkheden vormt om duurzaam te
vliegen. Vanaf 2011 wordt 40 ton biokerosine per week geproduceerd, wat
voor de Nederlandse luchtvaart een eerste besparing oplevert van 5000
ton CO2 per jaar.  Toekomstige ontwikkelingen op het gebied van duurzame
alternatieve brandstoffen worden door het kabinet waar mogelijk
gestimuleerd. 

Het kabinet ondersteunt ook de initiatieven die Schiphol neemt ten
behoeve van de ontwikkeling tot groene mainport. Op dit moment wordt er
geĂ«xperimenteerd met een nieuw normen –en handhavingstelsel voor
Schiphol, waarbij een balans tussen de belangen van de luchtvaart en een
goede leefomgeving voor omwonenden centraal staat.  In het kader van het
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit moet de luchtkwaliteit
rondom Schiphol vanaf 2015 aan de normen voldoen.

Actie: Duurzame scheepvaart

Het kabinet maakt zich sterk voor een verdere reductie van CO2-, NOx-,
SO2- en fijnstofemissies door de zee- en binnenvaart. Met het oog op de
internationale concurrentiepositie van de scheepvaart gebeurt dit vooral
in internationaal verband (CCR en IMO). Ook steunt het kabinet hiertoe
marktinitiatieven om LNG als brandstof te gebruiken. Verder onderzoekt
het kabinet, in samenwerking met Duitsland en in samenspraak met
marktpartijen, of de emissies van reeds in gebruik zijnde motoren van
binnenschepen gereduceerd kunnen worden. 

Daarnaast zet Nederland zich in voor vermindering van
waterverontreiniging door zeeschepen. Nederland heeft in IMO actief
bijgedragen aan de aanscherping van normen voor lozingen van sanitair-
en scheepsgebonden afval (waaronder vuilnis), die in 2013 in werking
treden. De schadelijke gevolgen van ballastwater en
anti-aangroeimiddelen worden teruggedrongen door implementatie van
internationale Ballastwater- en Antifoulingverdragen. Ten slotte werkt
Nederland binnen IMO aan invoering van het in 2009 vastgestelde
internationale Sloopverdrag gericht op het verantwoord slopen van
zeeschepen.

De zeehavens hebben de ambitie om tot de mondiale top te behoren op het
gebied van duurzaamheid. Deze ambitie wordt door het kabinet ondersteund
met maatregelen op het gebied van onder andere: kwaliteitsverbetering
van de leefomgeving in de regio Rotterdam (nieuwe natuur- en
recreatiegebieden en diverse leefbaarheidprojecten), horend bij de
duurzame versterking van de Mainport Rotterdam (ontwikkeling Maasvlakte
II); ondersteuning bij positionering van de Nederlandse zeehavens als
potentiële invoer- en doorvoerhavens voor biomassa; inzet op een
verdere toename van de afgifte van scheepsafval bij
havenontvangstvoorzieningen om het lozen van scheepsafval op zee terug
te dringen; co-financiering van een pilot-project op het gebied van
walstroom; en subsidiëring van innovaties ten behoeve van duurzame
zeehavens.

2.6 Speerpuntoverstijgende acties 

Actie: Wegnemen belemmeringen regelgeving

Duurzame doorbraken zijn gebaat bij zo helder, eenvoudig en effectief
mogelijke wet- en regelgeving. Het programma Eenvoudig Beter werkt aan
vergaande vereenvoudiging en bundeling van het omgevingsrecht. Een
nieuwe Omgevingswet moet hiervoor het kader bieden. Doel hiervan is het
kunnen werken aan een dynamische en duurzame leefomgeving. Deze nieuwe
wet draagt bij aan de realisatie van de doelen van de Agenda
Duurzaamheid, onder andere door bestaande  belemmeringen voor duurzame
oplossingen weg te nemen en te zoeken naar manieren om regelgeving meer
innovatiebevorderend te maken. Een concrete actie is het sneller
mogelijk maken van innovatieve experimenten of het doorvoeren van
milieuverbeteringen in productieprocessen. Daarvoor moet vaak een
wijziging van de (omgevings-)vergunning worden aangevraagd. Relatief
onbekend is dat voor deze wijziging de korte vergunningsprocedure
(maximaal 14 weken) kan worden gevolgd als de wijziging
‘milieuneutraal’ is. Samen met vergunningverleners worden tips voor
vergunningaanvraag- en verlening volgens de korte procedure opgesteld,
waardoor gebruik van deze procedure wordt bevorderd. 

In het kader van de Green Deal en de Bedrijfslevennota wordt gewerkt aan
het wegnemen van belemmeringen. Voor zover belemmeringen buiten dat
kader vallen zal de staatssecretaris van I&M het wegnemen van
belemmeringen coördineren.

Actie: Kennis en innovatie voor maatschappelijk verantwoord ondernemen
en transparantie

Bedrijven die maatschappelijk verantwoord ondernemen leveren een
belangrijke bijdrage aan de transitie naar een duurzame economie. In
2012 zullen alle bestuursvoorzitters van beursgenoteerde bedrijven door
het Nationaal Contactpunt worden geĂŻnformeerd over de betekenis van de
nieuwe OESO-richtlijnen voor het internationaal opereren van hun
bedrijf. Het kabinet steunt het initiatief van de werkgevers- en
werknemersorganisaties in de SER om invulling te geven aan
Internationaal MVO. Dit initiatief zal in 2012 geëvalueerd worden,
waarna het vervolg zal worden bepaald. Verder bevordert het kabinet MVO
onder meer door het vergroten van kennis en bewustwording bij bedrijven
en het stimuleren van transparantie en dialoog. Via MVO Nederland zullen
de komende jaren circa 200.000 ondernemers per jaar worden bereikt en
het streven is dat eind 2014 circa 100 brancheorganisaties actief zijn
met het stimuleren van MVO bij de bedrijven in hun branche. De
Transparantiebenchmark zal in 2012 en 2013 gecontinueerd worden om
maatschappelijke verslaggeving te stimuleren en de ontwikkelingen
hieromtrent bij de 500 grootste bedrijven inzichtelijk te maken.

Niet alleen bedrijven hebben kennis en competenties nodig voor duurzaam
produceren en MVO. Het gaat ook om de bewustwording, leren in netwerken
en kennisbasis in de samenleving, waarbij burgers, (in hun rol als
consument, maar ook in andere rollen als bewoner, initiatiefnemer e.d.),
maatschappelijke organisaties als NGO’s en andere overheden zelf hun
verantwoordelijkheid voor duurzaamheid kunnen en willen nemen.

Een groene economie drijft op goed opgeleide mensen, van vakkrachten
vanuit het MBO tot de onderzoekers aan de universiteit. Mede daarom is
het onderwijs een plek voor kennis- en competentieontwikkeling, zowel
voor beroepscompetenties als voor burgerschapscompetenties. Veel
duurzaamheidinitiatieven kunnen alleen slagen als zij kunnen rekenen op
maatschappelijk draagvlak, gedragsverandering en bewuste keuzes. Om bij
te dragen aan duurzame (beroeps)competenties is onlangs in overleg met
uw Kamer besloten kennis- en ontwikkelingsprogramma’s in 2012 voort te
zetten en voor het vervolg een nieuwe strategie te ontwikkelen. Het
kabinet zal dit in 2012 uitwerken in een actieprogramma.

Het kabinet wil het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en
kennisinstellingen ondersteunen bij hun behoefte aan meer synergie,
efficiëntie en transparantie ten aanzien van duurzaamheidcriteria en de
beoordelingsmethoden voor duurzaamheid (bijv. van producten). Dit kan
onder andere door beter inzichtelijk te maken welke duurzaamheidaspecten
bij welke methoden gemeten worden en hoe methoden zich tot elkaar
verhouden. 

Actie: Inzetten marktpositie en bedrijfsvoering overheid

Het kabinet verwacht van de bedrijfsvoering van het Rijk dat deze
duurzaam is en daarmee kan fungeren als vliegwiel voor het beleid dat
het kabinet voorstaat. Daarbij streeft het kabinet de volgende doelen
na: 100% duurzaam inkopen; het nemen van kosteneffectieve maatregelen
met als streven om jaarlijks 2% energie te besparen in de Rijksgebouwen
(oplopend tot 25% besparing in 2020); 20% minder CO2-uitstoot in 2020;
energieneutrale nieuwbouw en renovaties vanaf 31 december 2018; het
toepassen van ‘social return’-criteria  in aanbestedingen door het
Rijk en het sluiten van de kringlopen van biomassa en strategische
schaarse materialen. 

Als grootverbruiker van energie en grondstoffen kan het Rijk zelf een
belangrijke bijdrage leveren aan de noodzakelijke besparingen en
vermindering van het gebruik van beschikbare middelen. Dit is Ă©Ă©n van
de uitgangspunten van het programma Compacte Rijksdienst. De minister
van BZK is verantwoordelijk voor de wijze waarop het Rijk als
‘concern’ invulling geeft aan duurzaamheid en hij doet hiervan
verslag in de jaarrapportage Bedrijfsvoering. Een groot deel van de
besparingen wordt gerealiseerd in de huisvesting van het Rijk. Duurzame
en gezonde gebouwen leiden tot een hogere arbeidsproductiviteit en een
lager energieverbruik. Op deze wijze gaan productiviteit, gezondheid Ă©n
duurzaamheid hand in hand. De komende jaren ligt de prioriteit bij drie
terreinen van de bedrijfsvoering: energie, grondstoffenketens en inkoop.
Duurzaam handelen wordt op alle niveaus van de organisatie bevorderd. De
samenwerking en afstemming met bedrijfsleven, medeoverheden en
maatschappelijke organisaties wordt geĂŻntensiveerd. In 2011 verkent het
Rijk samen met lokale partners of er een levensvatbare businesscase is
voor een duurzame energievoorziening voor onder meer de kantoren in Den
Haag en de Marinebasis in Den Helder. Het Rijk zet in de eigen
bedrijfsvoering in op preventie van afval en hergebruik van
grondstoffen. Grondstofmanagement levert duurzaamheidwinst op en leidt
tot financiële opbrengsten en lagere kosten.

Alle overheden samen kopen per jaar voor meer dan 60 miljard euro in en
willen met deze omvangrijke marktpositie duurzame ontwikkeling
bevorderen. Dit doen ze onder andere door bij de inkoop milieucriteria
te hanteren op productniveau, zoveel mogelijk functioneel te
specificeren, afspraken te maken met bedrijven over
ketenverantwoordelijkheid, duurzame innovatie te stimuleren (en
bijvoorbeeld te laten ontwikkelen via het Small Business Innovation
Research programma, SBIR) en door aandacht te besteden aan de sociale
voorwaarden en de re-integratie van kwetsbare groepen (social return).
De sociale voorwaarden voor Duurzaam Inkopen zijn zomer 2011
gepubliceerd. In de loop van 2013 zal dit beleid worden geëvalueerd. In
juni 2011 hebben VNO-NCW, MKB-NL, MVO-Nederland, De Groene Zaak en de
NEVI een advies uitgebracht over hoe duurzaam inkopen kan worden
verbeterd. Dit advies vormt de leidraad voor de verdere ontwikkeling van
duurzaam inkopen. Daartoe wordt op korte termijn een
governance-structuur in het leven geroepen. Verbeterde inkoopcriteria
voor de productgroepen met de grootste milieu-impact zijn naar
verwachting medio 2012 beschikbaar. 

Verschillende overheidsorganisaties zijn partner in het
samenwerkingsverband ‘Duurzaam GWW’ voor de doorontwikkeling van
duurzaam inkopen in de GWW (Grond-, Weg-, en Waterbouw). Overheden,
marktpartijen en kennisinstituten laten daarin zien hoe Duurzaam Inkopen
nieuwe stijl kan werken. Economische, ecologische en infrastructurele
belangen blijken heel goed samen te gaan. 

Actie: Rio +20: internationale inzet op het gebied van duurzaamheid

Tijdens de Rio+20 conferentie (Rio de Janeiro, 4 t/m 6 juni 2012) worden
politieke afspraken gemaakt over duurzame ontwikkeling op
wereldschaal. Voor Nederland is de staatssecretaris van Buitenlandse
Zaken verantwoordelijk voor internationale duurzaamheid. Twee zaken
staan op deze conferentie centraal: groene economie (ter bevordering van
duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding) en internationaal milieu-
en duurzaamheidbestuur. Nederland is binnen de EU de ‘lead country’
voor het onderwerp groene economie. Het Nationaal Platform Rio+20 waarin
diverse maatschappelijke sectoren zijn vertegenwoordigd, ontwikkelt een
visie en komt met suggesties om bij te dragen aan de realisatie van de
Rio+20 doelen. De voorstellen zullen een belangrijke rol spelen bij de
voorbereiding van de Nederlandse inbreng bij Rio+20. Voorts is Nederland
bezig om publiekprivate partnerschappen af te sluiten die kunnen worden
gepresenteerd voor en tijdens Rio+20. Nederland gaat in het kader van
duurzame ontwikkeling en economische diplomatie intensiever samenwerken
met organisaties als de World Business Council for Sustainable
Development en het World Economic Forum. De Nederlandse Ambassadeur
Duurzame Ontwikkeling zal in internationale fora het duurzaamheidbeleid
uitdragen en bruggen slaan naar publiek, bedrijfsleven en politiek. De
Nederlandse inzet, in EU verband afgestemd, zal eind 2011/begin 2012
worden vastgesteld.

Actie: Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling

In de Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn accenten
gelegd op duurzame mobiliteit, duurzame energie, waterveiligheid,
klimaatadaptatie en zoetwatervoorziening. In het Programma Duurzame
Ruimtelijke Ordening is de afgelopen twee jaar ervaring opgedaan met het
opzetten van een duurzame gebiedsontwikkeling. In juni 2011 zijn alle
resultaten van dit programma overgedragen aan het Platform Duurzame
Ontwikkeling. Dit Platform heeft tot doel om een handzame methode voor
duurzame gebiedsontwikkeling op te zetten. Het kabinet geeft in het
kader van overdracht van taken een financiële bijdrage aan het platform
tot 2013, met de bedoeling dat deze taak van het Rijk daarna wordt
overgenomen door de andere overheden. 

Het Platform zal in de periode tot 2013 de volgende producten opleveren:

Een netwerk waarin iedereen die zich bezig houdt met gebiedsontwikkeling
kennis kan aftappen over de duurzaamheid hiervan;

een integrale visie op en methode voor duurzame gebiedsontwikkeling;

Reviews van concrete projecten op alle duurzaamheidaspecten;

Handvatten hoe tot duurzame gebiedsontwikkeling te komen;

Begeleiding van een aantal casestudies om in de praktijk ervaring op te
doen met duurzame gebiedsontwikkeling.

Het resultaat van deze acties is dat provincies en gemeenten duurzame
gebiedsontwikkeling in de praktijk brengen, waarin niet alleen naar de
RO-kant wordt gekeken maar ook naar de eisen die energievoorziening,
drinkwatervoorziening, en grondstoffengebruik hieraan stellen.



Hoofdstuk 3. Organisatie

Coördinatie en verantwoordelijkheidsverdeling

Alle bewindspersonen zijn verantwoordelijk voor duurzaamheid op hun
eigen beleidsterrein en rapporteren hierover op de gebruikelijke wijze
aan de Kamer. Zij werken aan duurzaamheid binnen de visie die in deze
agenda is beschreven. 

Om de consistentie van het beleid te waarborgen coördineert de
staatssecretaris van Infrastructuur & Milieu samen met de
staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, die verantwoordelijk is voor de
coördinatie op het terrein van internationale duurzaamheid, de
duurzaamheidsagenda. Dit in nauw overleg met de minister van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie en de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties. De staatsecretarissen van & Milieu en Buitenlandse
Zaken maken, met behoud van de eigen verantwoordelijkheden van de
bewindspersonen, een overzicht van wat het kabinet gaat doen, wie voor
de acties zorg draagt, wat de koppeling tussen de verschillende
onderwerpen is en of de beoogde doelen jaarlijks worden gehaald. Waar
nodig leggen zij verbindingen en bevorderen de samenwerking op het
gebied van duurzaamheid tussen de departementen en andere partijen. 

Monitoring en verkenning

Om zicht te houden op de voortgang van verduurzaming, vraagt het
kabinet het CBS om periodiek de indicatoren en de visualisaties in de
Monitor Duurzaam Nederland op de CBS-website te actualiseren en om de
vergroening van de Nederlandse economie te monitoren en daarbij gebruik
te maken van de vergroeningsindicatoren die door de OESO zijn
ontwikkeld. Ook wordt het CBS gevraagd de informatie over de Nederlandse
‘voetafdruk’ in de wereld verder te ontwikkelen. Dit sluit aan bij
de motie Thieme (kamerstuk 32 500 V, nr 114).

Het kabinet blijft alert op nieuwe kansen voor groene groei. Het zal de
planbureaus vragen om zich iedere twee jaar te verdiepen in de effecten
van het beleid en de consequenties van trends en ontwikkelingen. Over de
vraag welke bureaus deze taak op zich gaan nemen en de vorm waarin deze
zal worden uitgevoerd, zal overleg plaats vinden. 

Het kabinet ondersteunt in VN-verband de ambitie om overeenstemming te
bereiken over een set indicatoren die de mate van vooruitgang naar
duurzame ontwikkeling in beeld brengen. 

Verantwoording

Voor de meeste acties uit de Agenda Duurzaamheid is reeds voorzien in
eigenstandige monitoring en rapportage door de betreffende
bewindspersonen. Jaarlijks rapporteren de coördinerende 
bewindspersonen aan de Tweede Kamer op hoofdlijnen over de voortgang van
de totale agenda. 

Dialoog met de ‘energieke samenleving’

Voor het slagen van de Agenda Duurzaamheid wil het kabinet de
aansluiting bij wat er in de ‘energieke samenleving’ op het terrein
van duurzaamheid speelt waarborgen. Daarmee kan de dynamiek optimaal
worden benut en kan er goede afstemming plaatsvinden tussen het
overheidsbeleid en de initiatieven en wensen van andere partijen. Met
het oog hierop gaat het kabinet de dialoog aan met de samenleving.
Daarbij zal aan de orde komen welke kansen en bedreigingen er zijn voor
duurzame ontwikkeling, hoe de samenwerking tussen maatschappelijke
partijen kan worden vormgegeven, en zal advies worden ingewonnen over de
uitvoering van de Agenda Duurzaamheid. Het kabinet ziet deze agenda als
start van een proces met maatschappelijke partijen en nodigt hen uit om
van dit proces een succes te maken.

 CBS, PBL, SCP en CPB, Monitor Duurzaam Nederland 2011,
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/dossiers/duurzaamheid/nieuws/default
.htm 

 Zie ook de brief van de staatssecretaris van Milieu dd. 19 september
2011, kamerstuk 30196, nr 144 

 China heeft in zijn 12e 5-jaren plan de focus gelegd op cleantech (de
helft van de aangewezen sectoren zijn clean tech). China heeft de VS als
grootste clean tech-investeerder inmiddels ingehaald.

 OESO-rapport  Towards Green Growth, mei 2011 Paris. 

 http://www.ser.nl/nl/publicircaties/adviezen/2010-2019/2010/b28646.aspx

 Duurzaamheidskompas #4, 2010, Market Response en Schuttelaar &
Partners, p. 18

 In een proces waaraan meer dan 400 mensen hebben mee gedaan, is het
rapport ‘Duurzaam Denken Doen’ geproduceerd met aanbevelingen en
voorbeelden, onder meer gericht op eigen initiatieven van burgers,
bedrijven en organisaties. Zie: www.ourcommonfuture.nl 

 Zie onder meer:  HYPERLINK "http://www.mvonederland.nl"
www.mvonederland.nl ,  HYPERLINK "http://degroenezaak.com"
http://degroenezaak.com , 
http://www.metaalunie.nl/Page.aspx?pageType=NewsItem&pageID=1997&Stats=N
ieuws.Verduurzaming op specialisatie na belangrijkste trend,  HYPERLINK
"http://www.vno-ncw.nl/Publicaties/Dossiers/Pages/Energie_en_klimaatvera
ndering_130.aspx"
http://www.vno-ncw.nl/Publicircaties/Dossiers/Pages/Energie_en_klimaatve
randering_130.aspx ,  HYPERLINK
"http://www.1001klimaatoplossingen.nl/campagne.php"
http://www.1001klimaatoplossingen.nl/circampagne.php ,  HYPERLINK
"http://www.duurzaamgebouwd.nl/home" http://www.duurzaamgebouwd.nl/home
, www.ourcommonfuture.nl

 http://www.pbl.nl/publicircaties/2011/signalenrapport-de-energieke-same
nleving

 Alhoewel in de meeste gevallen geen sprake is van fysieke uitputting
van grondstoffen is er wel sprake van economische en politieke
schaarste. Zie voor een analyse de Grondstoffennotitie (32 852, nr. 1).

 32 852, nr. 1

 Met Global Public Goods (GPG’s) of mondiale publieke goederen wordt
gedoeld op al die grensoverschrijdende mondiale goederen of diensten
waarbij de marktwerking niet perfect is en internationale samenwerking
nodig is om een stabiele mondiale voorziening veilig te stellen. GPG’s
zijn onder meer een stabiel klimaat, een betrouwbaar multilateraal
handelsstelsel, internationale financiële stabiliteit, voedselzekerheid
en vrede & veiligheid. Een notitie hierover is in voorbereiding.

 Dit platform is in november 2010 opgericht door VNO-NCW, KMB Nederland,
LTO Nederland en IUCN Nederland.

 Zie de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking (32 605, nr. 2)

 Belangrijke niet-ETS sectoren: transport, de gebouwde omgeving, het
overgrote deel van de primaire land- en tuinbouw, kleinere industrie,
afvalverwerkers, een deel van de energiedistributiebedrijven.

 De productie van hernieuwbare energie hoeft niet in Nederland plaats te
vinden. Er zijn verschillende flexibiliteitsmechanismen waardoor het
mogelijk is de hernieuwbare energie daar te produceren waar dat tegen de
laagste kosten kan.

 30 196, nr. 131

 COM(2011) 144 final

 22 112, nr. 1163

 Onder meer naar het voorbeeld van het Japanse toprunnerprogramma en het
Green Tier-programma uit Wisconsin.

 AO d.d. 20 april 2011

 De aanbevelingen omvatten: het verbeteren van de aanbestedingspraktijk
(onder meer door innovatiegericht inkopen centraal te stellen), de
verbetering van de inkoopcriteria, een betere monitoring/evaluatie en
meer aandacht voor de internationale dimensie.

  PAGE   \* MERGEFORMAT  2 

  PAGE   \* MERGEFORMAT  1 

Visie van het kabinet

Burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties zetten de schouders
onder Groene groei van de economie. Het kabinet wil dit stimuleren en
faciliteren. Het duurzaamheidbeleid is in een nieuwe fase gekomen. Ook
internationaal, gezien de internationale aandacht voor Groene groei en
Groene economie. Na de fase waarin de overheid vooral via doelen en
kaders stuurde, pakken bedrijven en organisaties de handschoen nu zelf
op. Dat is een positieve ontwikkeling. Het kabinet zal vooral de
maatschappelijke partijen ondersteunen en helpen de condities te
creëren waaronder innovatie en nieuwe duurzame bedrijvigheid tot bloei
kunnen komen. Die ondersteuning krijgt gestalte door het verbinden van
partijen in netwerken, het aanbieden van kennis en informatie, het
zorgen voor heldere en werkbare wettelijke kaders, het duurzaam en
innovatiegericht inkopen en het waar nodig slimmer maken van financiële
en fiscale prikkels voor innovatie. Deze agenda verwoordt de inzet van
het kabinet. Het kabinet wil hierover met maatschappelijke partijen in
overleg treden en zal zich ook internationaal hiervoor inspannen. Het
kabinet ziet deze agenda als start van een gezamenlijk proces. 

Duurzaamheidsagenda

milieu, klimaat en energie, grondstoffen en product-         

    ketens,  voedsel,  

          mobiliteit, water

Bedrijfslevenbrief

Innovatie, concurrentiekracht

Green Deal 

nieuwe concrete samenwerkings- projecten 

Rol/kansen  

bedrijfsleven

voor groene

groei