[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33025 Adv RvSt inzake de Wet op het accountantsberoep

Wet houdende bepalingen over het accountantsberoep, de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants en de Commissie eindtermen accountantsopleidingen (Wet op het accountantsberoep)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2011D48432, datum: 2011-10-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z18967:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W06.11.0094/III	's-Gravenhage, 9 juni 2011

Bij Kabinetsmissive van 22 maart 2011, no.11.000686, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling
advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het
voorstel van wet, houdende bepalingen over het accountantsberoep, de
Nederlandse beroepsorganisatie van accountants en de Commissie
eindtermen accountantsopleiding (Wet op het accountantsberoep), met
memorie van toelichting.

Het voorstel strekt ertoe het Nederlands Instituut van
Registeraccountants (NIVRA) en de Nederlandse Orde van
Accountants-Administratieconsulenten (NOvAA) samen te voegen tot een
nieuw openbaar lichaam; de Nederlandse beroepsorganisatie van
accountants. De fusie vormt tevens aanleiding om het onderscheid tussen
Accountants-Administratieconsulenten (AA's) en Registeraccountants
(RA's) beter te markeren; op grond van het voorstel krijgen
registeraccountants de exclusieve bevoegdheid de wettelijke controles
bij een organisatie van openbaar belang uit te voeren. Daarnaast wordt
op onderdelen de wettelijke vormgeving van het tuchtrecht voor
accountants aangepast.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen met betrekking tot de
hybride bestuurssamenstelling van de nieuwe beroepsorganisatie, het
bestuurlijk toezicht op de verordenende bevoegdheid, het nut van
andersoortige accountantstitels, de verstrekking van vertrouwelijke
gegevens of inlichtingen aan andere instanties, de voorbereiding van de
beschikking op aanvraag tot inschrijving in het register en
verschillende aanpassingen van de inrichting van de tuchtrechtspraak
voor accountants. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige
aanpassing van het voorstel wenselijk is.

1.	Hybride bestuurssamenstelling

Ingevolge het voorstel zal het bestuur van de beroepsorganisatie een
hybride samenstelling krijgen, met een unitair en een federatief
element. Het zal enerzijds bestaan uit personen die door de
ledenvergadering worden benoemd en anderzijds uit afgevaardigden van de
ledengroepenbesturen. Ledengroepen zijn bij verordening ingestelde
verbanden van leden van de beroepsorganisaties die zijn verenigd naar de
aard van hun werkzaamheden of de functie als accountant. Iedere
ledengroep benoemt een afgevaardigde die zitting heeft in het bestuur
van de beroepsorganisatie, tenzij bij verordening anders is bepaald.

Door de afvaardiging van de ledengroepbesturen in het bestuur van de
beroepsorganisatie wordt, aldus de toelichting, gezorgd voor een
optimale verbinding tussen het bestuur en de ledengroepbesturen. De
Afdeling merkt hierover het volgende op.

a.	Verhouding tussen gekozen en afgevaardigde bestuursleden

De Afdeling stelt vast dat het voorstel de verhouding tussen door de
ledenvergadering benoemde bestuursleden enerzijds en door ledengroepen
afgevaardigde leden anderzijds niet vastlegt. Deze verhouding kan echter
belangrijke gevolgen hebben voor de taakuitoefening door het bestuur en
de verantwoording van het bestuur aan de ledenvergadering. Rekening moet
worden gehouden met het feit dat afgevaardigden van een
ledengroepbestuur naast de gemeenschappelijke belangen van de
accountantsberoepsgroep de belangen van de ledengroep behartigen. Voorts
kan de ledenvergadering de afgevaardigden van de ledengroepen niet in
hun functie schorsen of ontslaan, waardoor niet onwaarschijnlijk is dat
de verantwoording van de afgevaardigde leden over het door hen gevoerde
bestuur ook primair jegens de ledengroep plaatsheeft.

Gelet op de mogelijke gevolgen van de samenstelling van het bestuur voor
het functioneren van het openbaar lichaam, zou kunnen worden overwogen
de verhouding in het bestuur tussen de door de ledenvergadering benoemde
bestuursleden enerzijds en de door de ledengroepen afgevaardigde
bestuursleden anderzijds nader vast te leggen. Daar het bestuur primair
de belangen van alle accountants dient te behartigen, zou bijvoorbeeld
kunnen worden vastgelegd dat ten minste de helft van de bestuursleden
door de ledenvergadering wordt benoemd.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan
en, zo nodig, het voorstel aan te passen.

b.	Stemmen zonder last of ruggespraak

Het voorstel bepaalt dat de leden van het bestuur zonder last of
ruggespraak stemmen. Niet duidelijk is wat dit voorschrift betekent voor
de leden van het bestuur die zijn afgevaardigd door de ledengroepen. Een
afgevaardigde van een ledengroep in het bestuur van de
beroepsorganisatie wordt immers benoemd uit het ledengroepbestuur en de
ledengroep kan ledengroepsbestuursleden in hun functie schorsen of
ontslaan. Voorts blijkt uit het voorstel noch uit de toelichting of
schorsing of ontslag uit het ledengroepbestuur tevens leidt tot
schorsing of ontslag uit het bestuur van de beroepsorganisatie.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan
en, zo nodig, het voorstel aan te passen.

2.	Bestuurlijk toezicht op de uitoefening van de verordenende
bevoegdheid

In vergelijking met de huidige bepalingen in de WRA en de WAA voegt het
voorstel een nieuw criterium toe betreffende de goedkeuringsbevoegdheid
van de Minister van Financiën met betrekking tot de verordeningen van
de beroepsorganisatie en daarop gebaseerde nadere voorschriften. Het
voorstel bepaalt dat goedkeuring niet alleen kan worden onthouden
wanneer een verordening of een nader voorschrift in strijd is met het
recht of het algemeen belang, maar ook wanneer de kwaliteit van de
regeling ontoereikend is.

De Afdeling meent dat de thans in de WRA en WAA gehanteerde gronden om
goedkeuring te onthouden, te weten 'strijd met het recht of met het
algemeen belang', passend zijn bij de toedeling van zelfbestuur aan een
beroepsorganisatie. De betekenis daarentegen van het nieuw voorgestelde
criterium 'wanneer de kwaliteit van die regeling ontoereikend is', is
onvoldoende duidelijk. Kwaliteit is een breed begrip waardoor het nieuwe
criterium veel mogelijkheden kan bieden voor het onthouden van
goedkeuring. Tegelijkertijd is niet duidelijk wat het criterium
toevoegt. Waar een verordening evidente gebreken vertoont, is het
waarschijnlijk dat op basis van de bestaande gronden goedkeuring kan
worden onthouden. Voor zover uitsluitend is beoogd om de wetstechnische
kwaliteit van verordeningen te waarborgen, meent de Afdeling dat, indien
de kwaliteit van de verordeningen onvoldoende zou zijn, ook in het
overleg met de beroepsorganisatie zou kunnen worden gewezen op de
gebreken. 

De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen.

3. 	Nut van andersoortige accountantstitels

In de toelichting bij het voorstel wordt aangegeven dat het denkbaar is
om andersoortige accountantstitels in te voeren, die niet de bevoegdheid
geven om als externe accountant wettelijke controles uit te voeren en
waarvoor dus ook niet de daarbij behorende opleidings- en stage-eisen
gelden. Vervolgens wordt opgemerkt dat, wanneer er meer duidelijkheid is
over de wenselijkheid van een meer specifieke MKB-accountant en de
daarbij behorende opleidingseisen, op dat moment een nieuwe titel
middels wetswijziging kan worden ingevoerd. 

De Afdeling merkt in dit kader op dat een accountantstitel alleen dan
een wettelijke bescherming vergt, indien een publiek belang is gemoeid
met de waarde die deze titel in het maatschappelijk verkeer
vertegenwoordigt. Een nieuwe wettelijke accountantstitel die niet
bevoegd maakt tot het verrichten van wettelijke controles lijkt in dit
licht geen toegevoegde waarde te hebben en kan mogelijk een belemmering
vormen voor het kunnen verrichten van accountancygerelateerde
werkzaamheden op de Nederlandse markt.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan. 

4.	Verstrekking van vertrouwelijk gegevens of inlichtingen aan andere 
instanties

Ingevolge het voorstel kan de beroepsorganisatie, in afwijking van
artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, vertrouwelijke gegevens
of inlichtingen, verkregen bij de uitoefening van de ingevolge deze wet
opgedragen taken, verstrekken aan a. de Autoriteit Financiële Markten,
b. een organisatorisch verband van marktpartijen, dat zich ten doel
stelt een doeltreffende bijdrage te leveren aan de uitvoering door de
Autoriteit Financiële Markten van het toezicht op de naleving van de
Wet toezicht accountantsorganisaties en daartoe met de Autoriteit
Financiële Markten een convenant heeft afgesloten, c. de
accountantskamer, of d. het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
In afwijking van bepalingen in de WRA en WAA is in het voorstel niet
opgenomen dat deze gegevensverstrekking slechts geschiedt, voor zover
dat nodig is voor de vervulling van de wettelijke taken van de genoemde
instanties. De Afdeling is van oordeel dat, gelet op het vertrouwelijke
karakter van de gegevens, deze beperking ook in het voorstel moet worden
opgenomen.

De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen.

5.	De voorbereiding van de beschikking op de aanvraag tot inschrijving

Ingevolge het voorstel is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
(Awb) van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op aanvraag
tot inschrijving in het accountantsregister. Tegelijkertijd bepaalt het
voorstel dat binnen vier weken nadat de aanvraag tot inschrijving in het
accountantsregister is ontvangen, de beroepsorganisatie een besluit
neemt. Bij het bepalen van de beslistermijn lijkt echter geen rekening
te zijn gehouden met het feit dat de uniforme openbare
voorbereidingsprocedure moet worden gevolgd. Zo wijst de Afdeling op de
door artikel 3:16 Awb voorgeschreven termijn voor het naar voren brengen
van zienswijzen.

De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen.

6.	Gedeeltelijke opheffing van de anonimisering van de betrokkenen in de
	afschriften van tuchtrechtelijke uitspraken

Ingevolge het voorstel wordt de Wet tuchtrechtspraak accountants zo
gewijzigd, dat in de verstrekte afschriften van onherroepelijke
beslissingen van de accountantskamer en het College van Beroep voor het
bedrijfsleven de daarin vermelde namen, voornamen en woonplaatsen van de
klagers, degenen over wie is geklaagd, de getuigen en de deskundigen
niet meer altijd worden weggelaten. Overeenkomstig het voorstel kunnen
deze gegevens worden weggelaten voor zover het belang van de betrokken
personen door publicatie in het afschrift onevenredig kan worden
geschaad. De toelichting motiveert dit door erop te wijzen dat het van
belang kan zijn dat de naam van degene aan wie de tuchtrechtelijke
uitspraak is opgelegd, niet wordt geanonimiseerd. 

Deze motivering biedt echter, naar het oordeel van de Afdeling, geen
argument om naast de naam van degene aan wie de tuchtrechtelijke
uitspraak is opgelegd, óók de namen, voornamen en woonplaatsen van de
klagers, de getuigen en de deskundigen slechts weg te laten voor zover
het belang van de betrokkenen door publicatie in het afschrift
onevenredig kan worden geschaad. Een dergelijke wijziging vraagt naar
het oordeel van de Afdeling een zelfstandige motivering, waarbij ook
wordt ingegaan op de mogelijk nadelige gevolgen voor betrokkenen en voor
het functioneren van de tuchtrechtspraak met betrekking tot accountants.

De Afdeling adviseert, gelet op het bovenstaande, het voorstel nader te
motiveren en, zo nodig, aan te passen.

7.	Afdoening door de voorzitter van de accountantskamer

Ingevolge het voorstel wordt de Wet tuchtrechtspraak accountants zodanig
gewijzigd, dat de voorzitter van de accountantskamer een ruimere
bevoegdheid krijgt om klachten die zijn ingediend bij de
accountantskamer, zonder zitting af te doen. Thans heeft de voorzitter
deze mogelijkheid, indien de klacht naar zijn oordeel gegrond is, maar
geen andere tuchtmaatregel dan een berisping of een geldboete van ten
hoogste € 225 dient te worden opgelegd. Het voorstel verruimt deze
bevoegdheid voor die gevallen dat geen andere tuchtmaatregel dan een
berisping of een geldboete van ten hoogste € 7500 dient te worden
opgelegd. De oorspronkelijke bepaling is op 1 mei 2009 in werking
getreden. Bij de vaststelling van deze bepaling heeft de wetgever
aandacht gehad voor de  efficiëntie van de procedure en de effectieve
handhaving van de desbetreffende regelgeving, maar heeft hij ook uit
rechtsstatelijk oogpunt gezocht naar een evenwichtige begrenzing van de
procedure. Volgens de toelichting bij het voorstel is het bedrag van ten
hoogste € 225 zodanig laag, dat deze bevoegdheid van de voorzitter
feitelijk zelden zou kunnen worden toegepast. 

De Afdeling constateert dat de voorgestelde mogelijkheid om deze
procedure toe te passen aanzienlijk ruimer is dan de bestaande. Zij is
van mening dat een zodanige verruiming van de bevoegdheid van de
voorzitter van de accountantskamer om een zaak zonder zitting af te
doen, een betere motivering vergt. Hierbij moet de rechtspositie van
degenen over wie klachten worden ingediend, nadrukkelijk in de
belangenafweging worden meegenomen. 

De Afdeling adviseert, gelet op het bovenstaande, het voorstel nader te
motiveren en, zo nodig, aan te passen.

8.	Uitvoerbaar bij voorraad

Ingevolge het voorstel wordt de Wet tuchtrechtspraak accountants zodanig
gewijzigd dat de accountantskamer uitspraken bij voorraad uitvoerbaar
kan verklaren. Hierover maakt de Afdeling de volgende opmerkingen.

a.	Motivering 

Het tuchtrecht vertoont belangrijke overeenkomsten met het strafrecht.
Het is dan ook geen vanzelfsprekendheid dat door de tuchtrechter
opgelegde maatregelen ten uitvoer kunnen worden gelegd voordat de
nalatigheid of schuld van de betrokkene onherroepelijk is vast komen te
staan. 

De mogelijkheid van de accountantskamer om bij voorraad uitspraken
uitvoerbaar te verklaren is, aldus de toelichting, wenselijk voor die
gevallen waarin het maatschappelijk verkeer er belang bij heeft dat de
uitspraak onmiddellijk wordt toegepast. 

De Afdeling wijst erop dat het voorstel al een regeling bevat om bij
ernstige misstanden de maatschappij met onmiddellijke ingang tegen een
accountant te beschermen. Het biedt immers de mogelijkheid om bij wijze
van voorlopige voorziening de inschrijving van de betrokkenen tijdelijk
door te halen. Daarom is niet duidelijk waarom de voorgestelde algemene
mogelijkheid tot het bij voorraad uitvoerbaar verklaren van uitspraken
noodzakelijk is.

De Afdeling mist bovendien in de toelichting een afweging van het belang
het maatschappelijk verkeer te beschermen tegenover de belangen van de
accountant ten aanzien van wie de maatregel ten uitvoer wordt gelegd
voordat de uitspraak onherroepelijk is geworden.

De Afdeling adviseert dit onderdeel van het voorstel nader te bezien.

b.	Hoger beroep

Onverminderd het voorgaande vraagt de Afdeling aandacht voor het feit
dat op grond van het voorstel geen hoger beroep mogelijk zal zijn tegen
de verklaring van de accountantskamer dat de uitspraak bij voorraad
uitvoerbaar is. Het uitsluiten van hoger beroep tegen deze verklaring
wordt niet toegelicht. Het voorstel lijkt ervan uit te gaan dat een
uitspraak in hoger beroep over de verklaring van de accountantkamer dat
de uitspraak bij voorraad uitvoerbaar is, geen nut heeft, omdat deze
geen juridisch effect meer kan sorteren. Niettemin kan het wenselijk
zijn om hoger beroep tegen deze verklaring niet uit te sluiten. Ten
eerste staat dan vast dat een voorlopige voorziening mogelijk is tegen
de verklaring dat de uitspraak bij voorraad uitvoerbaar is. Ten tweede
kan een uitspraak in hoger beroep over deze verklaring van belang zijn
uit het oogpunt van het verhalen van de geleden schade.

De Afdeling adviseert dit onderdeel van het voorstel nader te motiveren.

9	Titel van accountants met een buitenlands diploma

Ingevolge het voorstel verstrekt degene die in het accountantsregister
wenst te worden ingeschreven, één of meer getuigschriften waaruit
blijkt dat hij een accountantsopleiding die passend is bij de door hem
aangevraagde beroepstitel, met goed gevolg heeft afgerond, of – voor
personen die beschikken over buitenlandse diploma's - een verklaring van
vakbekwaamheid die is afgegeven door de Commissie eindtermen
accountantsopleiding (CEA). Degene die is ingeschreven in het register,
is gerechtigd tot het voeren van de titel RA of de titel AA. De titel
wordt, ingevolge het voorstel, bij het besluit tot inschrijving
verleend. 

Uit het voorstel blijkt echter niet of degene die bij de aanvraag tot
inschrijving een verklaring van vakbekwaamheid overlegt die is afgegeven
door de CEA, bij het besluit tot inschrijving de titel RA of de titel AA
wordt verleend. Daarmee is niet duidelijk of deze persoon op grond van
het voorgestelde artikel 27, tweede lid, van de Wet toezicht
accountantsorganisaties al dan niet gerechtigd zal zijn de wettelijke
controles van de jaarrekeningen van organisaties van openbaar belang uit
te voeren.

De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen. 



10.	Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij
het advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend vice-president van de Raad van State,

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
betreffende no.W06.11.0094/III met redactionele kanttekeningen die de
Afdeling in overweging geeft.

In artikel 9 'vernietigbaar' vervangen door: nietig.

Artikel 19, derde lid, vervangen door: 3. De ledenvergadering kan bij
verordening de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels over door
haar bij verordening geregelde onderwerpen delegeren aan het bestuur.

In artikel 21, tweede lid, 'is voorzien' vervangen door: wordt voorzien.

In artikel 43 opnemen dat het bestuur een inschrijving ook doorhaalt ter
uitvoering van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 41 en
artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants.

Artikel 55, tweede lid, vervangen door: 2. Het in het eerste lid
strafbaar gestelde feit is een overtreding.

Artikel 57 vervangen door: Tegen een op grond van deze wet genomen
besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van
Beroep voor het bedrijfsleven. 

In artikel 69, onderdeel Q, 'artikel 1, eerste lid, onderdeel e,'
vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel f. 

In artikel 71, tweede lid, 'artikel 12, tweede lid,' vervangen door:
artikel 12, vierde lid. 

	Artikel 12, tweede lid.

	Artikel 16, eerste lid.

	Artikel 17, derde lid.

	Artikel 17, tweede lid.

	Artikel 13, tweede lid.

	Artikel 17, derde en vierde lid.

	Artikel 30, eerste lid, WRA en artikel 33, eerste lid, WAA.

	Artikel 34, tweede lid.

	Vergelijk artikel 82, eerste lid, Gerechtsdeurwaarderswet en artikel
91, eerste lid, Wet op het Notarisambt. 

 Artikel 25, eerste lid.

 Artikel 22b WRA en artikel 3b WAA.

	Artikel 38, derde lid.

	Artikel 3:16, eerste lid, luidt: De termijn voor het naar voren brengen
van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen als bedoeld in afdeling
3.3, bedraagt zes weken, tenzij bij wettelijk voorschrift een langere
termijn is bepaald.

	Artikel 69, onderdeel N.

	Artikel 69, onderdeel U.

	Artikel 39, tweede lid, Wet tuchtrechtspraak accountants.

	Kamerstukken II 2005/06, 30 397, nr. 3, p. 22.

	Artikel 69, onderdeel W.

	Vergelijk art. 557, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

	Artikel 41 en artikel 44 Wet tuchtrechtspraak accountants. 

	Artikel 69, onderdeel X.

	Artikel 38, tweede lid, onderdeel a.

 PAGE    

 PAGE   7 

 PAGE   I 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........