33025 Adv RvSt inzake de Wet op het accountantsberoep
Wet houdende bepalingen over het accountantsberoep, de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants en de Commissie eindtermen accountantsopleidingen (Wet op het accountantsberoep)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2011D48432, datum: 2011-10-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2011Z18967:
- Indiener: J.C. de Jager, minister van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2011-10-04 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-10-12 15:30: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2011-10-25 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-11-02 14:00: Wet op het accountantsberoep (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiën
- 2012-01-18 15:30: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2012-02-06 10:00: Tweede pakket wetgeving financiële markten (tweede FM-pakket) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
- 2012-02-07 19:30: Tweede pakket wetgeving financiële markten (tweede FM-pakket) (33021, 33023, 33025, 33057, 33058 en 33059) (plenaire afronding in één termijn) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2012-02-14 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W06.11.0094/III 's-Gravenhage, 9 juni 2011 Bij Kabinetsmissive van 22 maart 2011, no.11.000686, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet, houdende bepalingen over het accountantsberoep, de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants en de Commissie eindtermen accountantsopleiding (Wet op het accountantsberoep), met memorie van toelichting. Het voorstel strekt ertoe het Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) en de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten (NOvAA) samen te voegen tot een nieuw openbaar lichaam; de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants. De fusie vormt tevens aanleiding om het onderscheid tussen Accountants-Administratieconsulenten (AA's) en Registeraccountants (RA's) beter te markeren; op grond van het voorstel krijgen registeraccountants de exclusieve bevoegdheid de wettelijke controles bij een organisatie van openbaar belang uit te voeren. Daarnaast wordt op onderdelen de wettelijke vormgeving van het tuchtrecht voor accountants aangepast. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen met betrekking tot de hybride bestuurssamenstelling van de nieuwe beroepsorganisatie, het bestuurlijk toezicht op de verordenende bevoegdheid, het nut van andersoortige accountantstitels, de verstrekking van vertrouwelijke gegevens of inlichtingen aan andere instanties, de voorbereiding van de beschikking op aanvraag tot inschrijving in het register en verschillende aanpassingen van de inrichting van de tuchtrechtspraak voor accountants. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Hybride bestuurssamenstelling Ingevolge het voorstel zal het bestuur van de beroepsorganisatie een hybride samenstelling krijgen, met een unitair en een federatief element. Het zal enerzijds bestaan uit personen die door de ledenvergadering worden benoemd en anderzijds uit afgevaardigden van de ledengroepenbesturen. Ledengroepen zijn bij verordening ingestelde verbanden van leden van de beroepsorganisaties die zijn verenigd naar de aard van hun werkzaamheden of de functie als accountant. Iedere ledengroep benoemt een afgevaardigde die zitting heeft in het bestuur van de beroepsorganisatie, tenzij bij verordening anders is bepaald. Door de afvaardiging van de ledengroepbesturen in het bestuur van de beroepsorganisatie wordt, aldus de toelichting, gezorgd voor een optimale verbinding tussen het bestuur en de ledengroepbesturen. De Afdeling merkt hierover het volgende op. a. Verhouding tussen gekozen en afgevaardigde bestuursleden De Afdeling stelt vast dat het voorstel de verhouding tussen door de ledenvergadering benoemde bestuursleden enerzijds en door ledengroepen afgevaardigde leden anderzijds niet vastlegt. Deze verhouding kan echter belangrijke gevolgen hebben voor de taakuitoefening door het bestuur en de verantwoording van het bestuur aan de ledenvergadering. Rekening moet worden gehouden met het feit dat afgevaardigden van een ledengroepbestuur naast de gemeenschappelijke belangen van de accountantsberoepsgroep de belangen van de ledengroep behartigen. Voorts kan de ledenvergadering de afgevaardigden van de ledengroepen niet in hun functie schorsen of ontslaan, waardoor niet onwaarschijnlijk is dat de verantwoording van de afgevaardigde leden over het door hen gevoerde bestuur ook primair jegens de ledengroep plaatsheeft. Gelet op de mogelijke gevolgen van de samenstelling van het bestuur voor het functioneren van het openbaar lichaam, zou kunnen worden overwogen de verhouding in het bestuur tussen de door de ledenvergadering benoemde bestuursleden enerzijds en de door de ledengroepen afgevaardigde bestuursleden anderzijds nader vast te leggen. Daar het bestuur primair de belangen van alle accountants dient te behartigen, zou bijvoorbeeld kunnen worden vastgelegd dat ten minste de helft van de bestuursleden door de ledenvergadering wordt benoemd. De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en, zo nodig, het voorstel aan te passen. b. Stemmen zonder last of ruggespraak Het voorstel bepaalt dat de leden van het bestuur zonder last of ruggespraak stemmen. Niet duidelijk is wat dit voorschrift betekent voor de leden van het bestuur die zijn afgevaardigd door de ledengroepen. Een afgevaardigde van een ledengroep in het bestuur van de beroepsorganisatie wordt immers benoemd uit het ledengroepbestuur en de ledengroep kan ledengroepsbestuursleden in hun functie schorsen of ontslaan. Voorts blijkt uit het voorstel noch uit de toelichting of schorsing of ontslag uit het ledengroepbestuur tevens leidt tot schorsing of ontslag uit het bestuur van de beroepsorganisatie. De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en, zo nodig, het voorstel aan te passen. 2. Bestuurlijk toezicht op de uitoefening van de verordenende bevoegdheid In vergelijking met de huidige bepalingen in de WRA en de WAA voegt het voorstel een nieuw criterium toe betreffende de goedkeuringsbevoegdheid van de Minister van Financiën met betrekking tot de verordeningen van de beroepsorganisatie en daarop gebaseerde nadere voorschriften. Het voorstel bepaalt dat goedkeuring niet alleen kan worden onthouden wanneer een verordening of een nader voorschrift in strijd is met het recht of het algemeen belang, maar ook wanneer de kwaliteit van de regeling ontoereikend is. De Afdeling meent dat de thans in de WRA en WAA gehanteerde gronden om goedkeuring te onthouden, te weten 'strijd met het recht of met het algemeen belang', passend zijn bij de toedeling van zelfbestuur aan een beroepsorganisatie. De betekenis daarentegen van het nieuw voorgestelde criterium 'wanneer de kwaliteit van die regeling ontoereikend is', is onvoldoende duidelijk. Kwaliteit is een breed begrip waardoor het nieuwe criterium veel mogelijkheden kan bieden voor het onthouden van goedkeuring. Tegelijkertijd is niet duidelijk wat het criterium toevoegt. Waar een verordening evidente gebreken vertoont, is het waarschijnlijk dat op basis van de bestaande gronden goedkeuring kan worden onthouden. Voor zover uitsluitend is beoogd om de wetstechnische kwaliteit van verordeningen te waarborgen, meent de Afdeling dat, indien de kwaliteit van de verordeningen onvoldoende zou zijn, ook in het overleg met de beroepsorganisatie zou kunnen worden gewezen op de gebreken. De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen. 3. Nut van andersoortige accountantstitels In de toelichting bij het voorstel wordt aangegeven dat het denkbaar is om andersoortige accountantstitels in te voeren, die niet de bevoegdheid geven om als externe accountant wettelijke controles uit te voeren en waarvoor dus ook niet de daarbij behorende opleidings- en stage-eisen gelden. Vervolgens wordt opgemerkt dat, wanneer er meer duidelijkheid is over de wenselijkheid van een meer specifieke MKB-accountant en de daarbij behorende opleidingseisen, op dat moment een nieuwe titel middels wetswijziging kan worden ingevoerd. De Afdeling merkt in dit kader op dat een accountantstitel alleen dan een wettelijke bescherming vergt, indien een publiek belang is gemoeid met de waarde die deze titel in het maatschappelijk verkeer vertegenwoordigt. Een nieuwe wettelijke accountantstitel die niet bevoegd maakt tot het verrichten van wettelijke controles lijkt in dit licht geen toegevoegde waarde te hebben en kan mogelijk een belemmering vormen voor het kunnen verrichten van accountancygerelateerde werkzaamheden op de Nederlandse markt. De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan. 4. Verstrekking van vertrouwelijk gegevens of inlichtingen aan andere instanties Ingevolge het voorstel kan de beroepsorganisatie, in afwijking van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen, verkregen bij de uitoefening van de ingevolge deze wet opgedragen taken, verstrekken aan a. de Autoriteit Financiële Markten, b. een organisatorisch verband van marktpartijen, dat zich ten doel stelt een doeltreffende bijdrage te leveren aan de uitvoering door de Autoriteit Financiële Markten van het toezicht op de naleving van de Wet toezicht accountantsorganisaties en daartoe met de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft afgesloten, c. de accountantskamer, of d. het College van Beroep voor het bedrijfsleven. In afwijking van bepalingen in de WRA en WAA is in het voorstel niet opgenomen dat deze gegevensverstrekking slechts geschiedt, voor zover dat nodig is voor de vervulling van de wettelijke taken van de genoemde instanties. De Afdeling is van oordeel dat, gelet op het vertrouwelijke karakter van de gegevens, deze beperking ook in het voorstel moet worden opgenomen. De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen. 5. De voorbereiding van de beschikking op de aanvraag tot inschrijving Ingevolge het voorstel is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op aanvraag tot inschrijving in het accountantsregister. Tegelijkertijd bepaalt het voorstel dat binnen vier weken nadat de aanvraag tot inschrijving in het accountantsregister is ontvangen, de beroepsorganisatie een besluit neemt. Bij het bepalen van de beslistermijn lijkt echter geen rekening te zijn gehouden met het feit dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure moet worden gevolgd. Zo wijst de Afdeling op de door artikel 3:16 Awb voorgeschreven termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen. De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen. 6. Gedeeltelijke opheffing van de anonimisering van de betrokkenen in de afschriften van tuchtrechtelijke uitspraken Ingevolge het voorstel wordt de Wet tuchtrechtspraak accountants zo gewijzigd, dat in de verstrekte afschriften van onherroepelijke beslissingen van de accountantskamer en het College van Beroep voor het bedrijfsleven de daarin vermelde namen, voornamen en woonplaatsen van de klagers, degenen over wie is geklaagd, de getuigen en de deskundigen niet meer altijd worden weggelaten. Overeenkomstig het voorstel kunnen deze gegevens worden weggelaten voor zover het belang van de betrokken personen door publicatie in het afschrift onevenredig kan worden geschaad. De toelichting motiveert dit door erop te wijzen dat het van belang kan zijn dat de naam van degene aan wie de tuchtrechtelijke uitspraak is opgelegd, niet wordt geanonimiseerd. Deze motivering biedt echter, naar het oordeel van de Afdeling, geen argument om naast de naam van degene aan wie de tuchtrechtelijke uitspraak is opgelegd, óók de namen, voornamen en woonplaatsen van de klagers, de getuigen en de deskundigen slechts weg te laten voor zover het belang van de betrokkenen door publicatie in het afschrift onevenredig kan worden geschaad. Een dergelijke wijziging vraagt naar het oordeel van de Afdeling een zelfstandige motivering, waarbij ook wordt ingegaan op de mogelijk nadelige gevolgen voor betrokkenen en voor het functioneren van de tuchtrechtspraak met betrekking tot accountants. De Afdeling adviseert, gelet op het bovenstaande, het voorstel nader te motiveren en, zo nodig, aan te passen. 7. Afdoening door de voorzitter van de accountantskamer Ingevolge het voorstel wordt de Wet tuchtrechtspraak accountants zodanig gewijzigd, dat de voorzitter van de accountantskamer een ruimere bevoegdheid krijgt om klachten die zijn ingediend bij de accountantskamer, zonder zitting af te doen. Thans heeft de voorzitter deze mogelijkheid, indien de klacht naar zijn oordeel gegrond is, maar geen andere tuchtmaatregel dan een berisping of een geldboete van ten hoogste € 225 dient te worden opgelegd. Het voorstel verruimt deze bevoegdheid voor die gevallen dat geen andere tuchtmaatregel dan een berisping of een geldboete van ten hoogste € 7500 dient te worden opgelegd. De oorspronkelijke bepaling is op 1 mei 2009 in werking getreden. Bij de vaststelling van deze bepaling heeft de wetgever aandacht gehad voor de efficiëntie van de procedure en de effectieve handhaving van de desbetreffende regelgeving, maar heeft hij ook uit rechtsstatelijk oogpunt gezocht naar een evenwichtige begrenzing van de procedure. Volgens de toelichting bij het voorstel is het bedrag van ten hoogste € 225 zodanig laag, dat deze bevoegdheid van de voorzitter feitelijk zelden zou kunnen worden toegepast. De Afdeling constateert dat de voorgestelde mogelijkheid om deze procedure toe te passen aanzienlijk ruimer is dan de bestaande. Zij is van mening dat een zodanige verruiming van de bevoegdheid van de voorzitter van de accountantskamer om een zaak zonder zitting af te doen, een betere motivering vergt. Hierbij moet de rechtspositie van degenen over wie klachten worden ingediend, nadrukkelijk in de belangenafweging worden meegenomen. De Afdeling adviseert, gelet op het bovenstaande, het voorstel nader te motiveren en, zo nodig, aan te passen. 8. Uitvoerbaar bij voorraad Ingevolge het voorstel wordt de Wet tuchtrechtspraak accountants zodanig gewijzigd dat de accountantskamer uitspraken bij voorraad uitvoerbaar kan verklaren. Hierover maakt de Afdeling de volgende opmerkingen. a. Motivering Het tuchtrecht vertoont belangrijke overeenkomsten met het strafrecht. Het is dan ook geen vanzelfsprekendheid dat door de tuchtrechter opgelegde maatregelen ten uitvoer kunnen worden gelegd voordat de nalatigheid of schuld van de betrokkene onherroepelijk is vast komen te staan. De mogelijkheid van de accountantskamer om bij voorraad uitspraken uitvoerbaar te verklaren is, aldus de toelichting, wenselijk voor die gevallen waarin het maatschappelijk verkeer er belang bij heeft dat de uitspraak onmiddellijk wordt toegepast. De Afdeling wijst erop dat het voorstel al een regeling bevat om bij ernstige misstanden de maatschappij met onmiddellijke ingang tegen een accountant te beschermen. Het biedt immers de mogelijkheid om bij wijze van voorlopige voorziening de inschrijving van de betrokkenen tijdelijk door te halen. Daarom is niet duidelijk waarom de voorgestelde algemene mogelijkheid tot het bij voorraad uitvoerbaar verklaren van uitspraken noodzakelijk is. De Afdeling mist bovendien in de toelichting een afweging van het belang het maatschappelijk verkeer te beschermen tegenover de belangen van de accountant ten aanzien van wie de maatregel ten uitvoer wordt gelegd voordat de uitspraak onherroepelijk is geworden. De Afdeling adviseert dit onderdeel van het voorstel nader te bezien. b. Hoger beroep Onverminderd het voorgaande vraagt de Afdeling aandacht voor het feit dat op grond van het voorstel geen hoger beroep mogelijk zal zijn tegen de verklaring van de accountantskamer dat de uitspraak bij voorraad uitvoerbaar is. Het uitsluiten van hoger beroep tegen deze verklaring wordt niet toegelicht. Het voorstel lijkt ervan uit te gaan dat een uitspraak in hoger beroep over de verklaring van de accountantkamer dat de uitspraak bij voorraad uitvoerbaar is, geen nut heeft, omdat deze geen juridisch effect meer kan sorteren. Niettemin kan het wenselijk zijn om hoger beroep tegen deze verklaring niet uit te sluiten. Ten eerste staat dan vast dat een voorlopige voorziening mogelijk is tegen de verklaring dat de uitspraak bij voorraad uitvoerbaar is. Ten tweede kan een uitspraak in hoger beroep over deze verklaring van belang zijn uit het oogpunt van het verhalen van de geleden schade. De Afdeling adviseert dit onderdeel van het voorstel nader te motiveren. 9 Titel van accountants met een buitenlands diploma Ingevolge het voorstel verstrekt degene die in het accountantsregister wenst te worden ingeschreven, één of meer getuigschriften waaruit blijkt dat hij een accountantsopleiding die passend is bij de door hem aangevraagde beroepstitel, met goed gevolg heeft afgerond, of – voor personen die beschikken over buitenlandse diploma's - een verklaring van vakbekwaamheid die is afgegeven door de Commissie eindtermen accountantsopleiding (CEA). Degene die is ingeschreven in het register, is gerechtigd tot het voeren van de titel RA of de titel AA. De titel wordt, ingevolge het voorstel, bij het besluit tot inschrijving verleend. Uit het voorstel blijkt echter niet of degene die bij de aanvraag tot inschrijving een verklaring van vakbekwaamheid overlegt die is afgegeven door de CEA, bij het besluit tot inschrijving de titel RA of de titel AA wordt verleend. Daarmee is niet duidelijk of deze persoon op grond van het voorgestelde artikel 27, tweede lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties al dan niet gerechtigd zal zijn de wettelijke controles van de jaarrekeningen van organisaties van openbaar belang uit te voeren. De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen. 10. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De waarnemend vice-president van de Raad van State, Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W06.11.0094/III met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft. In artikel 9 'vernietigbaar' vervangen door: nietig. Artikel 19, derde lid, vervangen door: 3. De ledenvergadering kan bij verordening de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels over door haar bij verordening geregelde onderwerpen delegeren aan het bestuur. In artikel 21, tweede lid, 'is voorzien' vervangen door: wordt voorzien. In artikel 43 opnemen dat het bestuur een inschrijving ook doorhaalt ter uitvoering van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 41 en artikel 43 van de Wet tuchtrechtspraak accountants. Artikel 55, tweede lid, vervangen door: 2. Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een overtreding. Artikel 57 vervangen door: Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. In artikel 69, onderdeel Q, 'artikel 1, eerste lid, onderdeel e,' vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel f. In artikel 71, tweede lid, 'artikel 12, tweede lid,' vervangen door: artikel 12, vierde lid. Artikel 12, tweede lid. Artikel 16, eerste lid. Artikel 17, derde lid. Artikel 17, tweede lid. Artikel 13, tweede lid. Artikel 17, derde en vierde lid. Artikel 30, eerste lid, WRA en artikel 33, eerste lid, WAA. Artikel 34, tweede lid. Vergelijk artikel 82, eerste lid, Gerechtsdeurwaarderswet en artikel 91, eerste lid, Wet op het Notarisambt. Artikel 25, eerste lid. Artikel 22b WRA en artikel 3b WAA. Artikel 38, derde lid. Artikel 3:16, eerste lid, luidt: De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen als bedoeld in afdeling 3.3, bedraagt zes weken, tenzij bij wettelijk voorschrift een langere termijn is bepaald. Artikel 69, onderdeel N. Artikel 69, onderdeel U. Artikel 39, tweede lid, Wet tuchtrechtspraak accountants. Kamerstukken II 2005/06, 30 397, nr. 3, p. 22. Artikel 69, onderdeel W. Vergelijk art. 557, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Artikel 41 en artikel 44 Wet tuchtrechtspraak accountants. Artikel 69, onderdeel X. Artikel 38, tweede lid, onderdeel a. PAGE PAGE 7 PAGE I AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........