[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie staatssecretaris EL&I vragen op visie GroenLinks op de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid "De Boer is troef"

Bijlage

Nummer: 2011D48539, datum: 2011-10-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Reactie staatssecretaris EL&I vragen op visie GroenLinks op de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid "De Boer is troef" (2011D48538)

Preview document (🔗 origineel)


De Boer is troef

Visie van GroenLinks op de herziening van het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid

oktober 2011

Voorwoord

Binnen enkele weken zullen voorstellen over de herziening van het
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) bekend worden. Om de
positionering van GroenLinks in het debat te versterken komt GroenLinks
met een eigen visie: ‘De boer is troef’. 

Een concept van deze visie hebben wij voorgelegd aan maatschappelijke-
en boerenorganisaties. Wij hebben dankbaar gebruikt gemaakt van de
opmerkingen, aanvullingen en het commentaar van LTO, Natuurmonumenten,
Bionext, de Vogelbescherming, de Nederlandse Akkerbouwvakbond,
Vereniging Nederlands Cultuurlandschap, Platform Boer Aarde Consument,
de 12 Landschappen en de Landbouwwerkgroep van GroenLinks. 

Introductie

Na 2013 zal het Europese Gemeenschappelijk landbouwbeleid worden
gewijzigd. De vraag is hoe. Laten we de landbouw geheel over aan de
vrije markt of blijven we de Europese boeren inkomenssteun geven. Of
vinden we een derde weg waarbij EU bijdragen in de landbouw een duurzame
en tevens economisch toekomstgerichte ontwikkeling van de sector in gang
zetten? Dat laatste is wat GroenLinks voorstaat. In deze notitie werken
wij deze visie op de gewenste nieuwe koers van het Europees
Landbouwbeleid uit.

Naar een andere visie op de landbouw

 

Zorg om de voedselzekerheid was een van de belangrijkste redenen voor
het ontstaan van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Die zorg lijkt in
deze tijd verdwenen, maar zal vanuit mondiaal perspectief opnieuw een
grote rol gaan spelen, zo blijkt uit diverse analyses: onze
voedselvoorziening is niet duurzaam en de groeiende wereldbevolking en
toename van de welvaart zullen wereldwijd zorgen voor een grotere vraag
naar voedsel, bijvoorbeeld vlees. Veevoer en ook teelten ten behoeve van
biobrandstoffen zullen een toenemend beslag leggen op landbouwgronden. 

De landbouwmarkt is verre van perfect. Er is zelden een evenwicht tussen
vraag en aanbod en er zijn daarom grote prijsschommelingen. Zonder
overheidsbemoeienis zal de landbouw uit forse delen van Europa
verdwijnen. En daar waar de landbouw nog zal blijven bestaan zal die
intensief en industrieel van karakter zijn, met desastreuze gevolgen
voor landschap, milieu, sociale samenhang en dierenwelzijn. GroenLinks
wil niet dat dieren machines zijn van melk, eieren en vlees. Wij willen
geen intensieve veehouderij met megastallen die dierziekten uitspugen
over Europa. Maar boeren zijn en blijven hard nodig. Uiteraard voor de
voedselproductie. Maar ook voor ons landschap. Het landschap in
Nederland is, net als overigens in het overgrote deel van Europa,
cultuurlandschap. Het landschap waar ons land beroemd om is, is gevormd
door de boeren en kan alleen zo blijven als er boeren zijn. Zonder de
boer geen groene weides, geen sloten, geen koeien in het land. 

Naar de toekomst ziet GroenLinks de agrarische ondernemer als een
cruciaal onderdeel van de EU strategie van de “resource use efficient
economy”, op het gebied van duurzame voedsel- en energieproductie, en
van het gebruik van nutriënten, land en water. Dan moet de landbouw wel
totaal anders. Want voor onze landbouw kappen we oerwoud om veevoer te
kunnen telen, verdroogt en verzuurt onze bodem, wordt de biodiversiteit
steeds kleiner, en worden dieren én mensen ziek en door
antibioticagebruik in de dierhouderij worden mensen en dieren resistent
voor dit cruciale geneesmiddel. 

We stellen vast dat het maatschappelijk draagvlak voor duurzame landbouw
snel groeit. Nu al is een meerderheid van de Nederlandse bevolking tegen
megastallen en beschouwt ongeveer 70% van de Nederlanders zichzelf als
“vleesminderaar”. Concepten als het sterrensysteem voor
diervriendelijkheid van vlees, zoals door de dierenbescherming is
geïntroduceerd, wordt opgepakt door supermarktketens en door het
publiek zeer gewaardeerd. Het marktaandeel van biologische landbouw
neemt geleidelijk aan verder toe. Het pakket aan biologische producten
in de supermarkt is snel groeiend. De belangstelling voor
streekproducten is groot. Het nieuwe GLB moet nadrukkelijk aansluiten op
deze ontwikkelingen.

We moeten vaststellen dat het vandaag de dag met het inkomen van boeren
slecht gesteld is. De inkomensontwikkeling in de landbouw blijft ver
achter bij vrijwel alle andere economische sectoren. De oorzaak daarvan
moet voor een belangrijk deel gezocht worden in de te kleine marktmacht
van boeren in de totale voedselketen. Deze relatieve armoede heeft grote
negatieve consequenties, zoals een verdergaande vergrijzing in de
sector, weinig aandacht voor verduurzaming van de productie en een
beperkte innovatiekracht. Als boeren een redelijke prijs voor hun
producten zouden verdienen en de kosten van verduurzaming in hun prijzen
zouden kunnen doorberekenen, zou de landbouw grotendeels zonder
overheidsgeld kunnen bestaan. Dat is het streven van GroenLinks. Dat
vraagt echter om een omschakeling van het gehele stelsel, die niet op
korte termijn mogelijk is. De komende GLB periode moet wel een
belangrijke stap in die richting worden gezet. De conclusie van
GroenLinks is dan ook dat de landbouw aan de vrije markt overlaten nu
geen optie is. Slimme vormen van overheidsbemoeienis, zoals
marktregulering en productiebeheersing (én geld) blijven hard nodig.
Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid moet drastisch aan worden gepast:
effectiever, zuiniger, eerlijker, duurzamer.

Het huidige landbouwbeleid bedraagt ca 40% van de totale begroting van
de EU. Hoewel historisch verklaarbaar, is dit nu niet meer verdedigbaar.
Het is ook de enige sector waarin rechtstreekse inkomenssteun nog plaats
vindt. Zonder duidelijke en breed gedragen maatschappelijke doelen, is
er geen legitimatie voor dit grote beslag aan overheidsmiddelen
(belastinggeld). In tijden van bezuiniging is het niet meer dan logisch
dat de omvang van de landbouwbegroting van de EU kleiner wordt.
Anderzijds zijn voedselzekerheid, verduurzaming en behoud van
biodiversiteit en landschap terechte maatschappelijke doelen, die
besteding van overheidsgeld legitimeren.

GroenLinks pleit daarom niet voor afschaffing van de landbouwsubsidies.
Wel voor beperking daarvan en vooral voor omvorming tot een stelsel dat
daadwerkelijk bijdraagt aan verduurzaming en langdurig economisch
perspectief voor boeren. Een stelsel met “slimme prikkels”.

Samengevat gaat het volgens GroenLinks bij het nieuwe GLB dus om een
combinatie van:

- Een stabiele landbouwsector die voedselzekerheid, -kwaliteit en
–veiligheid garandeert.

Drastische verduurzaming van de landbouw, in samenhang met de EU doelen
voor klimaat, water en natuur&milieu.

Met minder belastinggeld omdat de EU-consument reële prijzen gaat
betalen voor zijn voedsel

Een economisch toekomstperspectief voor boeren voor de langere termijn,
en dat betekent meer marktmacht, een betere inkomenspositie en grotere
innovatiekracht van boeren.

Vormgeving van het nieuwe GLB

Het huidige Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU berust op twee
pijlers:

Pijler 1: het directe markt- en prijsbeleid en de directe inkomenssteun.
Het totaalbedrag voor de periode 2007-2013 is ca. € 320 miljard.
Nederland krijgt in deze pijler ca. 1 miljard per jaar.

Pijler 2: het plattelandsbeleid. Voor deze pijler geldt een
cofinanciering van 50%. Het totaal bedrag voor de periode 2007-2013 is
€ 91 miljard. Nederland krijgt hieruit (exclusief cofinanciering) ca.
€ 45 miljoen per jaar. 

Bron: EU stafnotitie

 

Het principe van de twee pijlers kan overeind blijven. De eerste pijler
blijft daarmee generiek Europees beleid, gericht op het behalen van
Europese beleidsdoelen. De tweede pijler kan veel meer naar inzicht van
de lidstaten worden ingericht. Hierbij blijft de eis van cofinanciering
gelden. Maar aan beide worden voorwaarden verbonden en er wordt een
nieuwe onderverdeling gemaakt. Voor GroenLinks is vergroening van de 1e
pijler cruciaal, waarbij reguliere inkomenssteun verschuift naar
gerichte bijdragen. Deze bijdragen zijn gericht op natuur&landschap,
milieu en dierenwelzijn. Daarnaast pleit GroenLinks voor een beperkt,
maar uitgekiend, systeem van marktregulering, met het doel boeren een
betere positie in de markt te verschaffen. 

Eerste Pijler

 

Basispremie

 Er blijft een beperkte basispremie, maar daar staan tegenprestaties
tegenover. Dit is een pakket van bovenwettelijke verplichtingen op het
gebied van groen- en landschapsbeheer en dierenwelzijn, op basis waarvan
de basispremie kan worden verkregen. Het vaste pakket aan verplichtingen
heeft in elke geval betrekking op de volgende zaken:

-Natuur & landschap:

            * 5% van de grond wordt gereserveerd voor natuur
en landschapselementen

            * Het in stand houden van (semi) natuurlijk
grasland (onder andere: regionaal verbod op het scheuren van grasland)

            * akkers hebben tijdens de winter (regionaal) een
groene bedekking

-Milieu:

            * verbod op bepaalde bestrijdingsmiddelen met een
hoge milieubelasting

            * regionaal verplichte gewasrotatie

            * voldoen aan emissieplafonds voor stallen

            * voldoen aan basis waterbergingseisen

-Dierenwelzijn:

* voldoen aan eis natuurlijk diergedrag zoals de vrije uitloop voor
dieren.

*drastisch terugdringen gebruik van antibiotica

 

De berekening van de basispremie (“flat rate”) komt over heel Europa
op eenzelfde manier tot stand met behulp van twee parameters:

-het aantal dieren, uitgedrukt in GVE 

-aantal hectares grond

Voor zowel het aantal dieren en het aantal hectares moet een bovengrens
gelden. Komt het aantal dieren en hectares uit boven deze grens, en
neemt de bedrijfsgrootte toe, dan moet de premie lager worden Het
huidige, onrechtvaardige, Nederlandse verdeelsysteem op basis van
historische productie verdwijnt.

 

De basispremie wordt verhoogd met behulp van een puntensysteem. Daarbij
worden punten gekoppeld aan een lijst van groen/blauwe, landschappelijke
en dierenwelzijn diensten (zie bijlage). De landbouwer kiest hieruit
welke diensten hij wil leveren. De puntenwaardering is deels
gebiedsafhankelijk en houdt rekening met het belang en de effectiviteit
van bepaalde diensten in de specifieke gebieden. Hiermee wordt voorkomen
dat de inzet van gelden te veel versnipperd wordt. Langs deze weg wordt
invulling gegeven aan een effectief agrarisch natuurbeheer. Als
voorbeelden hiervan noemen wij (niet limitatief):

Voor landbouwgebieden rondom Natura 2000 gebieden wordt een hogere
puntenwaardering toegekend voor maatregelen die samenhangen met het
tegengaan van negatieve effecten op de naastgelegen natuur, zoals niet
bemesten, verschralen van gronden en extensiever gebruik (minder dieren
per hectare)

Voor gebieden die gelegen zijn in verbindingszones van de Ecologische
hoofd Structuur (EHS) worden hogere puntenwaarderingen toegekend voor
het creëren van effectieve verbindingszones over de landbouwgronden en
een hoger percentage land voor natuur en landschapselementen

Voor gebieden met een groot belang voor weidevogels, zullen maatregelen
ter bescherming van weidevogels een hogere puntenwaardering krijgen.

Voor biologisch gecertificeerde landbouwbedrijven geldt dat zij voldoen
aan de extra criteria onder pijler 1, omdat zij wettelijk al aan een
brede set van duurzaamheideisen voldoen.

Naast de (verhoogde) basispremie bestaan er binnen de eerste pijler 2
bijzondere regelingen:

Voor landbouwtechnisch nadelige gebieden,

Voor innovatie.

 

Nadelige gebieden

 Voor landbouwtechnisch nadelige gebieden kan extra geld worden
ontvangen, maar daar staan dan ook extra plichten tegenover. Bij
kleinschalige landschappen in Zuid-Limburg en de Achterhoek zou dat
bijvoorbeeld de verplichting kunnen zijn om 8% van de grond te
reserveren voor natuur (in plaats van de 5% bij de basispremie). In
veenweidegebieden zou het grondwaterpeil omhoog moeten en er later in
het jaar gemaaid moeten worden.

Extra subsidie voor de nadelige gebieden wordt niet op basis van het
aantal GVE maar alleen op basis van aantal hectares grond berekend.

 

Innovatie

Voor groene landbouwtechnische innovatie komt er binnen de eerste pijler
een apart fonds. Boeren kunnen hierop een beroep doen voor een opslag op
de basispremie als zij bepaalde groene innovaties doorvoeren. Dit
betreft:

Exploitatie van innovatieve stalconcepten, met combinatie van
dierenwelzijnaspecten, zoals vrije uitloop voor dieren, met een sterke
beperking van de emissies van ammoniak en methaan.

Terugwinning van stikstof en fosfaten en energiewinning uit mest

Het toepassen van gesloten kringlopen zonder gebruik van kunstmest en
gebruik van regionaal geproduceerd veevoer.

Overschakeling naar biologische landbouw

Agrarisch natuurbeheer in de 1e pijler

Veel discussie is ontstaan over de effectiviteit van agrarisch
natuurbeheer. GroenLinks wil het agrarisch natuurbeheer niet terzijde
schuiven, maar juist een effectieve inzet daarvan verankeren in het GLB.
Door inpassing in de 1e pijler wordt geborgd dat er voldoende inzet van
middelen is. Als basis dient de algemeen te stellen eis van minimaal 5%
reservering van productiegrond voor natuur- en landschapselementen. Via
het beschreven puntensysteem wordt gebiedsspecifiek gestuurd op de
juiste prikkels voor effectief agrarisch natuurbeheer.

Tweede Pijler

 

De tweede pijler omvat een viertal componenten:

projectenbijdrageregeling: Dit betreft projecten op het gebied van
natuurontwikkeling, landschap, waterbeheer, recreatie en
plattelandseconomie (vergelijkbaar met huidige POP). Initiatiefnemers
kunnen zijn individuele ondernemers, maar ook samenwerkingsverbanden van
ondernemers (boeren, maar ook andere ondernemers in het landelijk
gebied) en/of natuurorganisaties en/of lagere overheden. 

bijdrage duurzame investeringen: Het betreft investeringspremies
samenhangend met de innovaties zoals in de eerste pijler benoemd.

bijdrage bedrijfsovername door jonge (beginnende) boeren. Boeren die een
bedrijf willen overnemen en een verplichting op zich nemen voor
groen-blauwe diensten krijgen een startpremie ter hoogte van een nader
te bepalen percentage van de overnamekosten en een garantieregeling op
basis waarvan zij voordeliger geld kunnen lenen.

investeringsbijdrage voor versterking multifunctionaliteit van
landbouwbedrijven. Boeren die hun bedrijf willen verbreden door
realisatie van zorgvoorzieningen, recreatieve voorzieningen of
faciliteiten voor de productie van streekproducten en directe verkoop
krijgen hiervoor een premie. 

Marktmacht voor producenten en marktregulering

Eén van de fundamentele problemen in de landbouw is dat boeren veelal
geen redelijke prijs kunnen verkrijgen voor hun producten. Laat staan
dat kosten voor verduurzaming eenvoudig in de prijs kunnen worden
doorberekend. GroenLinks pleit daarom voor systeemaanpassingen, waarbij
in een combinatie van maatregelen gericht op het versterken van de
marktmacht van boeren en (beperkte) marktregulering deze situatie de
komende jaren doorbroken wordt. In het verlengde daarvan kunnen de GLB
bijdragen in de 1e pijler geleidelijk in omvang afnemen.

Hieronder pleiten wij voor een drietal maatregelen:

Versterking van de marktmacht van boeren,

Beperkte marktregulering ter voorkoming van grote prijsschommelingen,

Kwaliteitseisen aan import van landbouwproducten van buiten de EU

 

Versterking marktmacht van boeren

Boeren hebben als aanbieders nauwelijks een onderhandelingspositie
tegenover de verwerkende industrie en de inkooporganisaties van de
supermarktbranche. Het enorme verschil in schaalgrootte tussen het
boerenbedrijf en de inkooporganisaties en industrie speelt daarbij een
forse rol. 

GroenLinks wil dat boeren in ruime mate de gelegenheid krijgen om in
coöperatieverband prijsonderhandeling te voeren met de supermarktketens
en verwerkende industrie De EU regelgeving betreffende vrije
concurrentie moet specifiek voor deze beroepsgroep worden aangepast,
zodat onderlinge afspraken tussen boeren (in coöperatieverband) worden
toegestaan en aangemoedigd In de regelgeving moet expliciet ruimte komen
voor de doorberekening van kosten van verduurzaming in de productprijs.

Regulering grote prijsschommelingen

De landbouwmarkt vertoont een enorme gevoeligheid voor
prijsschommelingen (prijsvolatiliteit). Daarbij spelen aspecten een rol
als de beperkte beïnvloedbaarheid (op de korte termijn) van
landbouwproductie en het feit dat wij allen geen dag zonder voedsel
kunnen en willen. Zo ontstaat een situatie waarin zelfs kleine
overproductie al leidt tot enorme prijsdaling en omgekeerd een klein
tekort aan aanbod leidt tot grote prijspieken. Daar is door boeren
slecht op te anticiperen. Deels wordt dit ondervangen door handel op de
termijnmarkten. Maar dan nog biedt dit zeker geen garantie op een
stabiele redelijke productprijs. 

Elders in de wereld, in ontwikkelingslanden, speelt prijsvolatiliteit
ook een grote rol. Hierbij gaat het eerst en vooral om de positie van de
consument, die vaak grote delen van zijn inkomen moet uitgeven aan
voedsel, en waarvoor grote prijsfluctuaties, vaak versterkt door
speculatie, rampzalig zijn. Hier draagt de prijsvolatiliteit bij aan
honger en armoede. Op wereldschaal is daarom het regionaal aanleggen van
strategische voorraden van sommige basisproducten, zoals graan, een te
overwegen optie. Mits goed vormgegeven versterkt dit de mondiale
voedselzekerheid en gaat speculatie en extreme prijsschommelingen tegen.
Een dergelijk systeem kan effectief zijn als het in internationaal
verband wordt afgesproken, waarbij de grote economische blokken en
ontwikkelingslanden samenwerken. De EU zou hierin het initiatief kunnen
nemen. 

Voor een goede prijsvorming voor boeren binnen de EU is allereerst de
verdere vorming van coöperaties, zoals hierboven geschetst, van belang.
In samenhang hiermee pleit GroenLinks voor nader onderzoek naar de
mogelijkheden van flexibele quotering. Deze bestaat uit een combinatie
van gecoördineerde zelfregulering binnen de agrarische productie met
als achtervang de mogelijkheid van ingrijpen door de EC. In samenspraak
tussen EC en de sector wordt een systeem van vrijwillige quotering
opgezet (voor zover nodig) voor een aantal grote producten, zoals
suikerbieten, aardappelen, tarwe, melk, varkens- en rundvlees. EU
regelgeving zorgt ervoor dat de sectorafspraken bindend zijn voor
individuele bedrijven. De achtervang is dat bij falen hiervan, met lage
prijzen gedurende meerdere jaren als gevolg, een tijdelijke quotering
door de EC voor bepaalde producten kan worden opgelegd. 

Kwalitatieve importeisen

GroenLinks wil aan de landbouw in Europa vergaande eisen stellen op het
gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn. Ook willen we dat boeren een
goede prijs krijgen voor hun producten. De concurrentiekracht van de
Europese landbouw moet liggen bij de kwaliteit van de producten. In die
context is het niet meer dan logisch om aan import van landbouwproducten
van buiten de unie dezelfde duurzaamheids- dierenwelzijn- en
voedselveiligheidseisen te stellen als de eisen die wij aan onze eigen
boeren stellen.

Ontwikkelingslanden moeten ruime toegang krijgen tot de Europese markt.
Aan hen moeten geen onhaalbare eisen worden gesteld, en moet hulp worden
geboden bij het ontwikkelen van hun landbouw, zodat op termijn aan de
hoge Europese standaarden kan worden voldaan. Opkomende sterke
economieën in Azië en Zuid Amerika (zoals de BRIC landen) echter
zullen zich, althans zolang er geen mondiale standaarden zijn
overeengekomen, voor de export naar Europa kunnen en moeten aanpassen
aan de kwaliteitscriteria t.a.v. duurzaamheid en dierenwelzijn van de
EU. 

Landbouw en ontwikkelingssamenwerking

De Europese landbouwmarkt moet open zijn voor ontwikkelingslanden. Op
dit vlak zijn de afgelopen jaren wel positieve stappen gezet. Zo hebben
de 49 minst ontwikkelde landen (MOL's) al preferenties ten aanzien van
vrije toegang tot de Europese markt. Dit in het kader van het Everything
but Arms Initiative (EBA) van 2001. Deze ontwikkeling moet nu zo snel
mogelijk worden doorgezet. Daar tegenover is het van belang dat juist
deze landen wel in de gelegenheid worden gesteld om hun eigen
binnenlandse (kleine) markten te beschermen. De resterende
exportsubsidies van de EU dienen per direct te worden afgeschaft. Voor
GroenLinks hoeft dat niet te wachten op 2013, zoals nu afgesproken.

GroenLinks ondersteunt het voornemen om landbouwontwikkeling weer een
meer centrale positie in te laten nemen in het
ontwikkelingssamenwerkingbeleid. Daarbij is het wel zaak om direct in te
zetten op een duurzame landbouw en niet op het kopiëren van onze
intensieve veehouderij. Het beleid moet volgens GroenLinks gericht zijn
op kleine boeren, collectieven, en ondersteuning bieden bij initiatieven
van onderop.

Budgettair kader

 

GroenLinks vindt dat het systeem met twee pijlers behouden moet blijven.
De 2e pijler moet echter worden versterkt. Thans krijgt Nederland per
jaar ca € 1 miljard in de 1e pijler en ca € 45 miljoen in de 2e
pijler. De 2e pijler is nu dus voor Nederland slechts “klein geld”.

Wij gaan er vanuit dat het EU budget voor het GLB zal dalen. Gezien de
nu zeer onevenwichtige verdeling van de 1e pijler gelden over de
lidstaten is het logisch en gewenst dat er een eerlijker verdeling van
gelden over de lidstaten komt. Dat zal naar alle waarschijnlijkheid
leiden tot een significante daling van het Nederlandse aandeel in de
eerste pijler. GroenLinks sluit zich aan bij de nu overheersende
gedachte binnen de EU dat binnen de 1e pijler geen nationale
cofinanciering op zijn plaats is. Het gaat hier om de realisatie van EU
doelen.

De 2e pijler is voor Nederland erg klein en staat niet in verhouding tot
de gecompliceerde situatie waarbij in ons zeer dichtbevolkte land een
goede balans gevonden moet worden tussen landbouw, natuur, recreatie en
verstedelijking. Ofwel, Nederland heeft dan wel een geheel andere
“plattelandsproblematiek” dan vele andere Europese landen, maar het
is wel een serieus vraagstuk, waarvoor een behoorlijk werkbudget nodig
is. De binnen de EU gehanteerde verdeelsleutel dient hier in het
voordeel van Nederland te worden aangepast. GroenLinks gaat er vanuit
dat de EU bijdrage voor de 2e pijler aan Nederland tenminste moet
verdrievoudigen. De cofinancieringeis is en blijft logisch, maar zou
lager dan de huidige 50% kunnen worden vastgesteld. 

Hierbij moet worden opgemerkt dat een relatie ontstaat met de inzet voor
beperking van de Nederlandse afdracht aan de EU. Een beperking daarvan
met ca 1 miljard lijkt realistisch en wordt ook door GroenLinks bepleit.
Als het kabinet echter vasthoudt aan haar ambities ten aanzien van het
verder verlagen van de Nederlandse bijdrage aan de EU, wordt een
substantiële versterking van de 2e pijler voor Nederland irreëel.
GroenLinks vindt de kabinetsambitie wat betreft de verdere verlaging van
de Nederlandse bijdrage onwenselijk en onverstandig.

Bijlage: lijst van verduurzamingmaatregelen die in de 1e pijler onder
het puntensysteem kunnen vallen.

Verschralen

Soortenrijke graslanden met botanische waarden

Verlaat maaibeheer (en samenhangende maatregelen voor bescherming van
weidevogels)

Extensievere landbouwproductie (incl. extensivering veedruk) 

Niet/minder bemesten

Natuurlijke waterloop

Natuurvriendelijke oevers

Nat biotoop: poel, plasdras e.d.

Natuurlijk peilbeheer

Helofytenfilters

Inundatie

Recreatieve infrastructuur (paden)

Cultuurhistorie: Houtwallen, steilranden, heggen, rietzomen

Faunaranden

Kruidenrijke akkerranden

  PAGE   \* MERGEFORMAT  8 

Visie GroenLinks op herziening GLB, maart 2011