[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nader Rapport

Bijlage

Nummer: 2011D48877, datum: 2011-10-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Advies Raad van State en nader rapport (2011D48873)

Preview document (🔗 origineel)


Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 21 september
2011, nr. 11.002263, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van
de Raad van State haar advies inzake de bovenvermelde nota van wijziging
rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 30
september 2011, nr. W06.11.0378/III, bied ik U hierbij aan. 

Het kabinet is de Afdeling erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee
het advies inzake de bovenvermelde nota van wijziging is uitgebracht. 

Naar aanleiding van het advies merk ik het volgende op.

1.	Inleiding

Bij de nadere uitwerking van de Research & Development aftrek (RDA)  in
de algemene maatregel van bestuur zal indien dat nodig blijkt aandacht
worden besteed aan mogelijke samenloop met andere fiscale maatregelen
(zoals de KIA, EIA en MIA).

2.	Effectiviteit van de maatregel

Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is in de toelichting
nader ingegaan op de verwachte effectiviteit van de RDA en is een nadere
onderbouwing gegeven waarom in dit geval een generieke fiscale subsidie
effectiever is dan een specifieke subsidie.

3.	Wettelijke vormgeving

In de onderhavige nota van wijziging is een duidelijk kader aangegeven
voor de additionele fiscale aftrek voor speur- en
ontwikkelingswerkzaamheden. Het moet gaan om kosten of uitgaven die
direct toerekenbaar zijn aan door de belastingplichtige verricht speur-
en ontwikkelingswerk, met uitzondering van loonkosten. Voor de definitie
van speur- en ontwikkelingwerk wordt aangesloten bij artikel 1, eerste
lid, onderdeel n, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en
premie voor de volksverzekeringen. Er is voor gekozen om de grondslag in
te vullen bij algemene maatregel van bestuur, nu de toepassing van deze
grondslag wordt opgedragen aan het Agentschap NL. Het voordeel van deze
keuze is dat er meer flexibiliteit is ten aanzien van de invulling van
de regeling en dat al te gedetailleerde wetgeving op het niveau van een
formele wet kan worden vermeden. Aangezien het gaat om een
gebudgetteerde regeling is het zonder de nadere uitwerking van de
grondslag thans nog niet mogelijk om het aftrekpercentage definitief te
bepalen en in de wet vast te leggen. Zowel grondslag als percentage
zullen daarom bij algemene maatregel van bestuur definitief worden
ingevuld. Naar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling is er wel
voor gekozen om op een aantal punten die raken aan de formeel juridische
rechtsbescherming van de belastingplichtige, de wettelijke basis te
versterken. Nu een duidelijk kader van de faciliteit in de onderhavige
nota van wijziging is opgenomen, is er geen reden om aan te nemen dat op
dit punt de rechten van de belastingplichtigen in het gedrang komen.

4.	Direct toerekenbare kosten of uitgaven

De vraag wat voor de RDA moet worden verstaan onder “direct
toerekenbare kosten of uitgaven” zal worden beantwoord in de
aangekondigde lagere regelgeving. Daarbij zal onder andere ook worden
ingegaan op de vraag hoe wordt omgegaan met bedrijfsmiddelen in gemengd
gebruik. Hier kan wel reeds worden opgemerkt, zoals naar aanleiding van
het advies van de Afdeling thans ook in de toelichting is opgenomen, dat
de kosten van aan derden uitbesteed speur- en ontwikkelingswerk in
beginsel niet zullen kwalificeren voor de RDA.

5.	EU-aspecten

Vanwege het generieke karakter van de maatregel is er geen sprake van
staatssteun en zijn er dus geen Europeesrechtelijke aspecten aan de
maatregel verbonden. De toelichting is op dit punt aangevuld.

6.	Evaluatie van de RDA

Het kabinet merkt op dat het in het algemeen voor belastinguitgaven voor
de hand ligt om een horizonbepaling op te nemen. Het was daarom –
zoals vermeld in bijlage 5 van de Miljoenennota 2012 – initieel ook de
bedoeling om voor de RDA een horizonbepaling te laten gelden. Hiervan is
uiteindelijk afgezien in verband met de wenselijkheid van stabiliteit
van het vestigingsklimaat. De RDA speelt naar verwachting een
belangrijke rol bij de keuze van een onderneming om investeringen in een
innovatief project wel of niet door te laten gaan. Voor veel
investeringen geldt dat het om langetermijnbeslissingen gaat. Het vooraf
stellen van een horizon van 5 jaar leidt tot onzekerheid voor
investeerders in innovatieve langetermijnprojecten. 

Het bovenstaande neemt niet weg dat een gedegen evaluatie wenselijk is.
Daarom is wel toegezegd om de regeling na 5 jaar te evalueren. Deze
evaluatie kan dan samenlopen met de volgende evaluatie van de reeds
bestaande S&O-afdrachtvermindering, die qua doelstelling sterk gelieerd
is aan de RDA. Een gelijke evaluatiesystematiek ligt in dit geval voor
de hand. 

Voor wat betreft de toetsbaarheid van de doelen van de RDA merkt het
kabinet het volgende op. In de toelichting staat vermeld dat bezien
wordt in welke mate de RDA een doeltreffende en doelmatige bijdrage
levert aan een toename van de private uitgaven aan R&D. De omvang van de
private R&D-uitgaven is een concreet en meetbaar gegeven. Onder andere
het CBS houdt de ontwikkeling van private R&D-uitgaven van jaar tot jaar
bij. In de evaluatie zal vervolgens ingegaan worden op de vraag in
hoeverre de RDA samenhangt met de ontwikkeling van private R&D. Het is
hierbij zaak om in het bijzonder in te gaan op de causaliteit en
additionaliteit bij het meten van de resultaten. Ten slotte wordt
opgemerkt dat ook de uitvoeringsaspecten van de regeling in de evaluatie
worden meegenomen. De hiervoor genoemde uitgangspunten voor de evaluatie
zijn in lijn met de door de minister van EL&I gegeven bestuurlijke
reactie op het conceptrapport Innovatiebeleid van de Algemene
Rekenkamer.

7.	Budgettaire aspecten

De realisatie van het budgettaire beslag van de RDA kan, zoals de
Afdeling advisering van de Raad van State terecht opmerkt, pas na afloop
van het begrotingsjaar definitief worden vastgesteld. Aan de hand van de
dan bekende onderuitputting of overschrijding kunnen dan voor een
volgend jaar de parameters van de regeling worden bijgesteld. Daarbij
worden, indien daartoe aanleiding is, tevens reeds bekende
ontwikkelingen betrokken. Met ingang van het jaar dat de regeling
eventueel wordt afgeschaft valt het budget vrij. Is er een resterend
overschot of tekort, dan wordt dit verwerkt in het bestaande
lastenkader, bij voorkeur gericht op het desbetreffende beleidsterrein.

Ten slotte is van de gelegenheid gebruikgemaakt om de samenloop met
wetsvoorstel 32 450 te regelen. Daarnaast is een aantal redactionele en
technische verbeteringen in de nota van wijziging en in de toelichting
aangebracht.

Ik moge U verzoeken in te stemmen met toezending van de gewijzigde nota
van wijziging en de gewijzigde toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten Generaal.

De Staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. F.H.H. Weekers

 Bestuurlijke reactie op conceptrapport Innovatiebeleid, 25 augustus
2011, pag. 6-9.

Directie Algemene Fiscale Politiek



Ons kenmerk

AFP2011/709





	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  3 



Directie Algemene Fiscale Politiek 

Korte Voorhout 7

2511 CW Den Haag

Postbus 20201

2500 EE Den Haag 

  HYPERLINK "http://www.minfin.nl"  www.minfin.nl 

Inlichtingen

mw. drs. J. van den Bout

T 070-3428246

j.bout@minfin.nl

drs. E.G. Vos

T	070-342 7584

e.g.vos@minfin.nl



Ons kenmerk

> Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag

Aan de Koningin



Datum 5 oktober 2011

Betreft	Nader rapport inzake de nota van wijziging op het voorstel van
wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten
(Belastingplan 2012)











	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  3