Toelichting
Bijlage
Nummer: 2011D48985, datum: 2011-10-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner , staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlage bij: Nota van wijziging (2011D48984)
Preview document (🔗 origineel)
Toelichting
Op grond van artikel 8 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) kunnen bepaalde categorieën vreemdelingen in aanmerking komen voor Wmo-voorzieningen. Voorwaarde daarvoor is dat sprake moet zijn van rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000. Wat betreft de toegang van vreemdelingen, is aangesloten bij de bepalingen hierover in de Wet Werk en Bijstand (WWB).
Op één onderdeel bestaat evenwel verschil tussen de relevante bepalingen in de WWB en de Wmo. In de WWB is namelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheid van artikel 24, tweede lid, van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (Richtlijn 2004/38/EG)1. Dat artikel biedt de mogelijkheid om het recht op sociale bijstand te onthouden aan burgers van de Europese Unie, gedurende de eerste drie maanden van verblijf of in de periode daarna als nog geen werk is gevonden. Deze mogelijkheid ziet op de bevoegdheid om anderen dan werknemers, zelfstandigen, of personen die deze status hebben behouden, en hun familieleden, het recht op sociale bijstand te onthouden. De Wmo kende die bevoegdheid tot nu toe niet.
De afgelopen tijd is vanuit de gemeentelijke praktijk een dringende behoefte gebleken aan de mogelijkheid om de toegang tot de maatschappelijke opvang voor de bedoelde categorie vreemdelingen te reguleren. Dit wordt veroorzaakt doordat met name in de grote steden burgers van de Europese Unie in toenemende mate een beroep doen op maatschappelijke opvang. Het gaat daarbij in veel - maar niet in alle - gevallen om burgers uit Midden- en Oost-Europese landen. De steden constateren dat diverse vormen van nachtopvang door groepen burgers van de Europese Unie in toenemende mate worden beschouwd als goedkope slaapgelegenheid. Daar zijn deze vormen maatschappelijke opvang niet voor bedoeld; een toenemende druk op de opvang leidt dan ook tot een tekort aan plaatsen voor de ‘echte’ doelgroep.
Gemeenten weigeren EU-onderdanen die niet tot de doelgroep van maatschappelijke opvang behoren, in veel gevallen al toegang omdat de noodzaak tot opvang ontbreekt of geen sprake is van ‘multiproblematiek’. Gemeenten hebben er niettemin bij de regering op aangedrongen gebruik te maken van de uitzonderingsmogelijkheid uit Richtlijn 2004/38/EG en de Wmo dienovereenkomstig aan te passen en aan te sluiten bij artikel 11 van de WWB.
Met de uitzonderingsbepaling in de Wmo zijn de gemeenten eenvoudiger in staat om burgers van de Europese Unie die minder dan 3 maanden dan wel werkzoekend in Nederland zijn, de toegang tot maatschappelijke opvang te weigeren. Daardoor wordt bereikt dat bijvoorbeeld voorzieningen voor nachtopvang niet worden bevolkt door groepen waarvoor deze niet bedoeld zijn. Voorts kan daarmee – indirect - worden voorkomen dat capaciteits- of verdringingsproblemen in de maatschappelijke opvang ontstaan.
Een beroep op Wmo-voorzieningen door de in artikel 24, tweede lid, van de in Richtlijn 2004/38/EG bedoelde EU-onderdanen wordt met deze wijziging per definitie beschouwd als onredelijke belasting van het sociale bijstandsstelsel.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. drs. M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner
Publicatieblad 29 juni 2004, L 229/35↩︎