[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Onderzoeksvoorstel van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voor de Toekomst- en Onderzoeksagenda 2012 van de Tweede Kamer: onderzoek naar de kosten en de effectiviteit van het Nederlandse klimaat- en energiebeleid

Bijlage

Nummer: 2011D49651, datum: 2011-10-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Onderzoeksvoorstel van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voor deToekomst- en Onderzoeksagenda 2012 van de Tweede Kamer: onderzoek naar dekosten en de effectiviteit van het Nederlandse klimaat- en energiebeleid (2011D49603)

Preview document (šŸ”— origineel)


d.d. 12 oktober 2011

Titel: Onderzoeksvoorstel van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie voor de Toekomst- en Onderzoeksagenda 2012 van de
Tweede Kamer: onderzoek naar de kosten en de effectiviteit van het
Nederlandse klimaat- en energiebeleid

Nederlands klimaatbeleid: duurzaam en effectief

Nederland staat aan de vooravond van nieuwe grote uitgaven voor klimaat
en energie. Deze uitgaven worden bijvoorbeeld gedaan vanuit
stimuleringsprogrammaā€™s, door investeringen en met verschillende
fiscale maatregelen. Diverse onderzoeken hebben op basis van
maatschappelijke kosten- batenanalyses aangetoond dat investeren in een
duurzame samenleving loont. Echter, er is maar zeer beperkt zicht op het
totaal van alle investeringen die gepaard gaan met bijvoorbeeld het
beprijzen, normeren en stimuleren van verschillende energievormen. De
meeste kosten-batenanalyses zijn gedaan voor individuele projecten,
zonder de echte samenhang te bekijken en beoordelen. Voor burgers en
politiek is het moeilijk om een totaal beeld te krijgen op de directe en
indirecte voordelen en bijdragen die er in Nederland zijn voor zowel
klimaatmaatregelen, hernieuwbare-, als niet hernieuwbare energie. 

Doel van het onderzoek

Het doel is te komen tot een effectiever instrumentarium. Door integraal
inzicht te krijgen in inspanningen door de overheid (nationaal en
lokaal) in combinatie tot de opbrengsten daarvan kan een effectiever
instrumentarium ontwikkeld worden. Bij de effectiviteit van de
opbrengsten is de bijdrage van een maatregel tot het halen van de
Europese doelstellingen leidend, 

Met de uitkomsten van het onderzoek moet een helder beeld ontstaan van
alle investeringen in het klimaatbeleid en in de energiehuishouding als
gevolg van overheidsingrijpen, teneinde beargumenteerde keuzes te kunnen
maken om de Europese doelen te kunnen halen. Hiermee moet de Tweede
Kamer de besluitvorming kunnen baseren op de feitelijke kosten die
gepaard gaan met de verschillende maatregelen. Hierbij moet worden
gekeken naar maatregelen van uit de rijksoverheid maar ook naar die van
alle andere staatsdeelnemingen en (semi-) overheidsinstellingen zoals
waterschappen en luchthavens. Het beoogde resultaat is verbeterd inzicht
ten bate van een zo effectief mogelijke allocatie van middelen binnen de
Nederlandse energiesector. 

Afbakening

Er zijn verschillende deelonderzoeken gedaan. Dit onderzoek moet geen
dubbelwerk doen, maar de gaten tussen de onderzoeken opvullen, aanvullen
en verbinden, zodat een goed integraal overzicht ontstaat. Bij Europese
doelstellingen gaat het om huidige harde doelstellingen. De uitkomst van
het onderzoek moet leidend zijn voor een effectief instrumentarium om
eventuele nieuwe Europese doelstellingen te halen.

Een centrale rol voor ministeries

De ministeries van I&M en EL&I spelen een centrale rol bij de vorming
van het beleid op het terrein van klimaat en energie. Het moment en de
manier waarop de overheid ingrijpt heeft invloed op de omvang van de
maatschappelijke kosten en op de plek waar de rekening wordt neergelegd
in de periode tot 2020 en de periode daarna. Vanuit de ministeries
worden diverse uitgaven en investeringen voorgesteld, echter de
rijksuitgaven weerspiegelen slechts een deel van de totale kosten van
het beleid.  Lokale overheden hebben eigen programma's en onderdelen van
beleid - zoals de verplichte aansluiting van energie centrales - vinden
we niet terug op een begroting van een overheid, maar wel als kosten wel
op de energierekening van een huishouden.

Europese doelstellingen leidend

Zoals in het regeerakkoord is opgenomen, zijn de Europese doelen voor
een duurzame energievoorziening leidend. Voor Nederland betekent dit 20%
CO2-reductie en 14% duurzame energie in 2020. Dit komt voor duurzame
energie overeen met 83 TWH en wordt ingevuld met duurzame elektriciteit,
groen gas, duurzame warmte en de Europese bijmengverplichting voor
biobrandstoffen. Een aandeel duurzame elektriciteit van circa 30% t.o.v.
de totale energieproductie is waarschijnlijk wel noodzakelijk gezien het
beperkte potentieel van o.a. hernieuwbare energie in de vervoersector.
Dat komt overeen met circa 37 TWH. Voor doelen betreffende CO2-reductie
komt dit overeen met een besparing van 20% CO2 reductie ten opzichte van
1990. De Europese doelstelling heeft zich vertaald in een gezamenlijk
Europees plafond voor alle ETS-sectoren van -21% in 2020 ten opzichte
van 2005 en een doelstelling van -10% in 2020 ten opzichte van 20-5 voor
de non-ETS sectoren. De verschillende Europese subdoelstellingen zijn
vertaald in nationale regels en plannen. Naarmate de tijd verstrijkt
blijkt de samenhang in beleid te kunnen worden vergroot, ten einde de
effectiviteit te vergroten.

Verschillende rollen overheid

De overheid speelt op diverse manieren een rol op het terrein van
energie en klimaat, zoals bijvoorbeeld die van toezichthouder,
aandeelhouder en gebruiker. Vanuit de diverse rollen kunnen
verschillende maatregelen worden genomen waardoor middelen beschikbaar
komen ten bate van verschillende onderdelen binnen den Nederlandse
energiehuishouding. Voorbeelden van diverse maatregelen zijn:

-	Het stimuleren van duurzame energieopwekking door het verstrekken van
subsidies als vergoeding van de onrendabele top;

-	Fiscale regelingen waarmee salderen van decentraal opgewekte energie
mogelijk wordt gemaakt;

-	Extra investeringen in onderzoek en innovatie door het verlenen van
budget dat binnen de topsector energie kan worden ingezet middels
verschillende instrumenten zoals subsidies, kredietfaciliteiten, fiscale
kortingen en aanbestedingen voor innovatieve oplossingen;

-	Verplichtingen voor energiegerelateerde staatsbedrijven zoals TenneT,
waaronder de verplichting tot het aansluiten van hernieuwbare energie;

-	Nieuwe kapitaalinvesteringen in transportnetten en maatregelen ten
behoeven van het handhaven van de noodzakelijke energiebalans;

-	Diverse energiegerelateerde investeringsprogrammaā€™s van
staatsdeelnemingen ander (semi-) overheidsinstellingen;

-	Kosten die gepaard gaan met de implementatie van een
emissiehandelssysteem voor toewijzing en handel van CO2-rechten;

-	Verplichting van het bijmengen of bijstoken van biobrandstoffen voor
verschillende toepassingen;

-	Fiscale voordelen voor energiebesparende investeringen bij bedrijven
en instellingen in Nederland;

-	Voorlichtingsprogramma's en onderzoeksprogramma's voor klimaatbeleid

-	Fiscale voordelen voor investeringen in diverse (duurzame)
energievormen;

-	Subsidie voor ontwikkeling en implementatie van afvang en opslag van
CO2;

-	Vrijstellingen voor diverse (groot-)verbruikers van elektriciteit en
brandstoffen ; 

-	Vermindering van de aansprakelijkheid van energiecentrales in geval
van een ramp zodat schade verhaald kan worden;

-	Verstrekken van extra (gratis) emissierechten voor bedrijfslocaties;

-	Vrijstelling van belasting van diverse voertuigen op basis van hybride
of elektrische aandrijving;

-	Programmaā€™s ter voorlichting en stimulering rondom verschillende
energievormen;

-	Etc.

Onderzoeksvragen

1.	Wat is het totaal aan klimaatmaatregelen sinds 2000, wat waren de
kosten en wat was het resultaat?

2.	Welke maatregelen waren effectief en welke niet. Wat maakt
maatregelen effectief en wat kunnen wij daarvan leren voor de toekomst?

3.	Wat is de verdeling tussen klimaatprogrammaā€™s die te maken hebben
met onderzoek, proces en communicatie, hernieuwbare energie en andere
fysieke projecten

4.	Hoeveel wordt door Nederlandse private en publieke partijen
uitgegeven aan de verschillende energievormen en transport van energie?

5.	Welke wijzen van stimulering en beprijzen van verschillende
energievormen worden in Nederland toegepast?

6.	Hoe hoog zijn de (gemiste) inkomsten en uitgaven die gepaard gaan met
het stimuleren en beprijzen van verschillende energievormen?

7.	Welke wijzen van normering van verschillende energievormen worden in
Nederland toegepast?

8.	Hoe hoog zijn de kosten van de normeringen die worden opgelegd aan de
verschillende energievormen?

9.	Welke energiegerelateerde investeringen zijn in het beheer van de
overheid en welke (des-)investeringen staan gepland?

10.	Hoe hoog zijn de (verwachte) rendementen op energiegerelateerde
investering in het beheer van de Nederlandse overheid?

11.	Hoe hoog zijn de (verwachte) kosten van de verschillende
aanpassingen van het energie distributienetwerk en door wie worden deze
betaald?

12.	Wat is de effectiviteit van alle verschillende beleidsmaatregelen
met betrekking tot energie?

13.	Bij welke instanties of instellingen ligt de beslissingsbevoegdheid
over de verschillende maatregelen die genomen worden betreffende de
Nederlandse energiehuishouding?