[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2011D51150, datum: 2011-10-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Aanbiedingsbrief en toelichtende nota inzake de overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en de Vier Regeringen van de Franse Republiek, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittanniƫ en Noord-Ierland, het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de vestiging, bouw en exploitatie van installaties voor de verrijking van uranium met gebruikmaking van gas-ultracentrifugetechnologie in de Verenigde Staten van Amerika; Parijs, 24 februari 2011 (2011D51148)

Preview document (šŸ”— origineel)


																	

Overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde Staten van Amerika en
de Vier Regeringen van de Franse Republiek, het Verenigd Koninkrijk van
Groot-Brittanniƫ en Noord-Ierland, het Koninkrijk der Nederlanden en de
Bondsrepubliek Duitsland betreffende de vestiging, bouw en exploitatie
van installaties voor de verrijking van uranium met gebruikmaking van
gas-ultracentrifugetechnologie in de Verenigde Staten; Parijs, 24
februari 2011  (Trb. 2011, 83).

Toelichtende Nota

1. Inleiding

Met het oog op de plannen van URENCO om in de Verenigde Staten (VS) een
eigen verrijkingsfabriek te bouwen is op 24 juli 1992 te Washington tot
stand gebracht de Overeenkomst tussen de drie Regeringen van het
Koninkrijk der Nederlanden, de Bondsrepubliek Duitsland en het Verenigd
Koninkrijk van Groot-Brittanniƫ en Noord-Ierland en de Regering van de
Verenigde Staten van Amerika betreffende de vestiging, bouw en
exploitatie van een installatie voor de verrijking van uranium in de
Verenigde Staten (Verdrag van Washington) (Trb. 1992, 174). Het Verdrag
van Washington is op 1 februari 1995 in werking getreden. Sinds 2 juni
2010 is deze verrijkingsfabriek van URENCO, de zogenaamde National
Enrichment Facility (NEF) in bedrijf in Eunice, New Mexico.

URENCO bestaat tegenwoordig uit twee bedrijven, te weten de Enrichment
Technology Company (ETC) en de URENCO Enrichment Company (UEC). ETC
ontwikkelt en fabriceert de centrifuges waarmee uranium kan worden
verrijkt. UEC produceert laagverrijkt uranium met behulp van centrifuges
die worden betrokken van ETC.

Bij brief van 26 november 2003 (Kamerstukken II 2003/04, 29 200 XIII,
nr. 33) heeft de Minister van Economische Zaken aan de Tweede Kamer
meegedeeld dat met instemming van de aandeelhouders, waaronder de
Nederlandse Staat, URENCO een commerciƫle overeenkomst (joint venture)
had gesloten met het Franse staatsbedrijf AREVA. Op basis van die
overeenkomst gaan beide bedrijven in het kader van ETC gezamenlijk
verder met de ontwikkeling en productie van de
gas-ultracentrifugetechnologie. Hiertoe heeft AREVA een belang van 50%
in ETC genomen.

AREVA zal de ultracentrifugetechnologie van URENCO aanwenden om zijn
bestaande, zeer verouderde en door zijn uitermate hoge energieverbruik
dure verrijkingsinstallatie op basis van het gasdiffusie-procƩdƩ, te
vervangen door een nieuwe verrijkingsfabriek, de George Besse II. Voor
die laatste is op 12 juli 2005 het Verdrag van Cardiff tot stand gekomen
tussen de Regeringen van het Koninkrijk der Nederlanden, de
Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk
van Groot-Brittanniƫ en Noord-Ierland inzake samenwerking op het gebied
van ultracentrifugetechnologie (Verdrag van Cardiff) (Trb. 2005, 266). 

AREVA heeft eveneens plannen voor het bouwen van een grote
verrijkingsfabriek met ETC-technologie (ultracentrifuges) in de
Verenigde Staten (Eagle Rock, Idaho).

De Nederlandse regering draagt tezamen met de regeringen van het
Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk een speciale
verantwoordelijkheid met betrekking tot het toezicht op de
gas-ultracentrifugetechnologie (hier verder aangeduid als
ultracentrifugetechnologie), die in handen is van ETC. Omdat hier sprake
is van gevoelige technologie (geschikt voor de verrijking van uranium)
kan deze alleen onder strikte voorwaarden overgedragen worden naar
andere landen, namelijk alleen indien een verdrag is afgesloten met het
ontvangende land, waarin het vereiste toezicht en waarborgen worden
geregeld ten aanzien van het vreedzaam gebruik (non-proliferatie),
veiligheid en beveiliging.

Het thans voorliggende verdrag is inhoudelijk grotendeels gelijk aan het
bovengenoemde Verdrag van Washington, maar regelt ā€“ meer generiek ā€“
de toelating van verrijkingsinstallaties gebruikmakend van
ETC-technologie van zowel URENCO als AREVA op Amerikaans grondgebied.

Voor de Europese verrijkingsindustrie zijn de Verenigde Staten (VS),
naast het Verre Oosten, de grootste potentiƫle groeimarkt. Op dit
moment zijn de VS voor meer dan 90% van de verrijkingsbehoefte
afhankelijk van import. Daarvan komt bijna de helft uit de Russische
Federatie via conversie van overtollig Russisch kernwapenmateriaal. Dit
contract loopt echter af in 2013. De NEF-capaciteit van URENCO is reeds
volledig verkocht via langjarige contracten met Amerikaanse
elektriciteitsbedrijven. De eigen verrijkingsfabriek van de VS, de
United States Enrichment Company (USEC), verrijkt op basis van het
verouderde, zeer dure en elektriciteitsverslindende gasdiffusiesysteem,
voor klanten in de VS en in het Verre Oosten. USEC heeft plannen om dit
systeem te vervangen door zelf ontwikkelde gascentrifuges, maar heeft
grote technische en financiƫle problemen om dat te realiseren. Met de
snel oplopende vraag en de wens van de VS om minder afhankelijk te
worden van importen doen zich zowel voor URENCO als voor AREVA
interessante mogelijkheden voor, vooral vanwege de economisch
aantrekkelijke en bewezen ultra-centrifugetechnologie van ETC, waarvan
de fabriek gevestigd is in Almelo. 

De centrifuges en alle benodigde componenten voor de Amerikaanse
verrijkingsfabriek van AREVA zullen, evenals dat het geval is voor de
VS-fabriek van URENCO, geleverd worden door ETC in Almelo, als ā€œblack
boxā€. Dit betekent dat uitsluitend de centrifuges zelf naar de VS
worden overgebracht, en niet de technologische know how. De centrifuges
zullen in de ETC-fabriek in Almelo worden vervaardigd en onder toezicht
van ETC-technici in de Eagle Rock fabriek worden geĆÆnstalleerd. AREVA
krijgt derhalve alleen een licentie van ETC voor het gebruik van de
technologie. Dit is dezelfde constructie zoals die in 1992 met
betrekking tot de NEF-faciliteit van URENCO in de VS (Verdrag van
Washington) en in 2005 ten aanzien van de thans onder constructie zijnde
Georges Besse II-fabriek van AREVA in Frankrijk is toegepast. 

Om van de mogelijkheden op de Amerikaanse markt gebruik te maken, is het
volgens AREVA nodig dat zijn fabriek vanaf 2014 kan leveren. Rekening
houdend met de bouwtijd dienen met het oog op de vergunningsprocedure
bij de Nuclear Regulatory Commission in de loop van 2011
geclassificeerde gegevens aan de VS te worden overgedragen. Dit is
echter alleen mogelijk na unanieme toestemming van het Quadripartiete
ComitƩ (QuC) dat toezicht houdt op ETC ingevolge het bovengenoemde
Verdrag van Cardiff. Die toestemming kan echter alleen gegeven worden
nadat er een verdrag is gesloten en in werking is getreden tussen de
vier ETC-landen en de VS. Immers, omdat gevoelige technologie zal worden
overgedragen aan de VS, zullen de nodige garanties moeten worden
verkregen om het weglekken van kennis over de ultra-
centrifugetechnologie te verhinderen, zowel met het oog op
non-proliferatie als om commerciƫle redenen. Tevens dienen maatregelen
te worden overeengekomen op het gebied van beveiliging en classificatie.

Daartoe is het onderhavige zogenaamde Pentapartiete Verdrag gesloten
tussen de Vier Regeringen en de VS. 

Hoewel in het verdrag de regeringen als verdragspartijen worden genoemd,
geldt het verdrag uiteraard tussen de staten. Nadat het verdrag in
werking is getreden, zal door AREVA met de bouw van de
verrijkingsfabriek kunnen worden gestart.

2. Het verdrag

In het verdrag worden alle relevante non-proliferatie en overige
garanties ter bescherming van de aan de VS overgedragen gevoelige
technologie, materialen en uitrusting vastgelegd. Naast bepalingen ter
garandering van het vreedzaam gebruik voorziet het verdrag in de
verplichting voor de Amerikaanse regering om overgedragen
geclassificeerde gegevens ten minste op een gelijkwaardige manier te
beschermen als onder het Verdrag van Cardiff is voorzien. Ook worden de
modaliteiten van de overdracht nader geregeld en wordt bepaald hoe bij
ā€“ onverhoopte ā€“ inbreuk gehandeld moet worden. Tenslotte wordt in
een consultatieprocedure tussen de Partijen voorzien.

In een bij het verdrag behorende bijlage is voorzien in een procedure om
ervoor te zorgen dat de gegevens uit de Amerikaanse verrijkingsfabriek,
ook als die gegevens op basis van Amerikaanse wetgeving als
geclassificeerd te beschouwen zijn, naar ETC of in voorkomend geval naar
URENCO of AREVA in Europa overgedragen mogen worden. 

Tegelijk met de ondertekening van het Pentapartiete Verdrag is tevens
ondertekend een Overeengekomen Notulenverklaring (Agreed Minutes). Dit
document bevat een uitwerking van de artikelen I, II, III, IV, VI en
XIV. Het doel is de praktische toepassing van de genoemde artikelen te
bevorderen. De Overeengekomen Notulenverklaring vormt een integrerend en
bindend onderdeel van het verdrag en is van uitvoerende aard ten
opzichte van de bepalingen van het verdrag. Wijzigingen van de
Overeengekomen Notulenverklaring behoeven op grond van artikel 7,
onderdeel b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen
parlementaire goedkeuring, behoudens het bepaalde in artikel 8 van die
Rijkswet. In de artikelsgewijze toelichting zullen de paragrafen uit de
Overeengekomen Notulenverklaring bij het desbetreffende artikel uit het
verdrag worden behandeld.

Inhoudelijk sluit het onderhavige verdrag zoveel mogelijk aan bij de
reeds bestaande bepalingen van het Verdrag van Washington dat immers
dezelfde strekking heeft. Eventuele afwijkingen behelzen met name een
aanpassing aan wijzigingen die zich hebben voorgedaan met betrekking tot
de URENCO-organisatie sinds het van kracht worden van het Verdrag van
Washington. URENCO bestaat immers sinds 2003 uit twee bedrijven.

Gezien de grote gelijkenis tussen het Pentapartiete Verdrag en het
Verdrag van Washington en omdat het Pentapartiete Verdrag geen
uitvoeringswetgeving behoeft, wordt het verdrag ter stilzwijgende
goedkeuring aangeboden aan de Staten-Generaal. De gemaakte afspraken
onder dit Pentapartiete Verdrag maken het mogelijk dat ook AREVA een
installatie voor de verrijking van uranium kan vestigen, bouwen en
exploiteren in de VS. 

Tevens vloeien uit het verdrag geen nieuwe verplichtingen voort voor de
verdragspartijen bij respectievelijk het  Verdrag van Cardiff en de op 4
maart 1970 te Almelo tot stand gebrachte Overeenkomst tussen het
Koninkrijk der Nederlanden, de Bondsrepubliek Duitsland en het Verenigd
Koninkrijk van Groot-Brittanniƫ en Noord-Ierland inzake samenwerking
bij de ontwikkeling en exploitatie van het gas-ultracentrifugeprocƩdƩ
voor de productie van verrijkt uranium (Verdrag van Almelo) (Trb. 1970,
41). 

3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I Begripsomschrijvingen

De meeste begrippen spreken voor zich en zijn veelal gebaseerd op
standaardbepalingen.  

Artikel I, onderdeel b,definieert het begrip ultracentrifugetechnologie.
Ten aanzien van dit begrip is in de Overeengekomen Notulenverklaring
onder paragraaf 1 een nadere afspraak gemaakt. Deze afspraak behelst dat
onder centrifugetechnologie zowel centrifugetechnologie van ETC wordt
verstaan als operationele technologie.

Artikel I, onderdeel n, definieert het begrip ā€œvertrouwelijke
gegevensā€. Het betreft hier een begrip uit de Amerikaanse ā€˜Atomic
Energy Actā€™ en heeft betrekking op alle gegevens betreffende: (1) het
ontwerp, de vervaardiging of het gebruik van kernwapens; (2) de
productie van bijzondere splijtstoffen; of (3) het gebruik van
bijzondere splijtstoffen bij het opwekken van energie. Deze term heeft
echter geen betrekking op gedeclassificeerde gegevens of gegevens die
ingevolge sectie 14w2 van de Atomic Energy Act uit de categorie
ā€˜Restricted Dataā€™ zijn verwijderd.

Artikel II Werkingssfeer

Artikel II, eerste lid, onderdeel a, geeft aan dat het verdrag
betrekking heeft op het mogelijk maken door de Vier Regeringen van de
overdracht van ETC centrifugetechnologie aan de VS met het oog op het
vestigen, bouwen en exploiteren van uraniumverrijkingsinstallaties
(bijvoorbeeld via het afgeven van de benodigde exportvergunningen).

In paragraaf 2 van de Overeengekomen Notulenverklaring (ad artikel II en
artikel IV) is op verzoek van de Vier Regeringen afgesproken dat de Vier
Regeringen, ETC of, in voorkomend geval URENCO of AREVA, altijd toegang
zullen hebben tot gelijksoortige centrifuge technologie buiten de VS.
Voorts hebben de Vier Regeringen, ETC of, in voorkomend geval URENCO of
AREVA, altijd toegang tot door hen overgedragen technologie en gegevens
die niet geclassificeerd zijn.

In het eerste lid, onderdeel b, wordt aangegeven dat het verdrag
betrekking heeft op het mogelijk maken door de VS van genoemde
overdracht (bijvoorbeeld via het afgeven van de benodigde
invoervergunningen).

In het eerste lid, onderdeel c, wordt bepaald dat het verdrag betrekking
heeft op de toegang van ETC en, in voorkomend geval van URENCO en AREVA,
tot de in de Amerikaanse verrijkingsfabriek gegenereerde gegevens, ook
als deze gegevens vallen onder de Amerikaanse definitie van
ā€œvertrouwelijke gegevensā€. De eventuele toegang van URENCO en AREVA
zal enkel onder supervisie van de Vier Regeringen en onder bepaalde
voorwaarden plaatsvinden. Daarvoor is een gedetailleerde procedure
opgenomen in de Bijlage.

Dergelijke gegevens mogen ingevolge Amerikaanse wetgeving niet zonder
een nucleaire samenwerkingsovereenkomst (Agreement for Cooperation)
overgedragen worden aan buitenlandse partijen. Voor ETC is het echter
zonder meer noodzakelijk dat men toegang heeft tot operationele
bedrijfsgegevens teneinde een efficiƫnte en veilige bedrijfsvoering van
de verrijkingsfabriek in de VS te verzekeren. Van de zijde van de Vier
Regeringen is daarbij steeds beklemtoond dat alle operationele gegevens
die ontstaan tijdens de bedrijfsvoering van de Amerikaanse fabriek
uitsluitend voortkomen uit het gebruik van ETC-technologie en dat deze
gegevens in geen enkel opzicht iets nieuws voor ETC zouden betekenen,
ook al zouden die gegevens onder de definitie van ā€œvertrouwelijke
gegevensā€ vallen. 

In het eerste lid, onderdeel d, tenslotte wordt vastgesteld dat het
verdrag betrekking heeft op de toegang van de Vier Regeringen, van ETC
en, in voorkomend geval van URENCO en AREVA, tot gegevens die betrekking
hebben op de internationale waarborgen van de Amerikaanse AREVA-fabriek.
Deze gegevens vallen in de regel onder de Amerikaanse categorie
ā€œNational Security Informationā€.

In paragraaf 3 van de Overeengekomen Notulenverklaring (ad artikel II,
eerste lid, onderdeel d) is op Amerikaans verzoek vastgelegd dat toegang
van de Vier Regeringen tot de gegevens die vallen onder de categorie
ā€œNational Security Informationā€, geregeld wordt volgens de
bepalingen van de relevante algemene verdragen voor de uitwisseling van
beveiligde gegevens tussen de betrokken landen.

Het tweede lid is het complement van het eerste lid en bepaalt dat voor
ETC nieuwe gegevens vallend onder de definitie van ā€œvertrouwelijke
gegevensā€ niet mogen worden overgedragen zoals bepaald in sectie 144 a
van de Atomic Energy Act.

In het derde en vierde lid wordt gesteld dat niets in het Pentapartiete
Verdrag de uitvoering mag hinderen van het Verdrag van Almelo en het
Verdrag van Cardiff door de Partijen bij die verdragen.

In het vijfde lid tenslotte wordt uitdrukkelijk bepaald dat dit verdrag
niet van toepassing is op de NEF-uraniumverrijkingsfabriek van URENCO in
Eunice, New Mexico. Op deze fabriek blijft derhalve het Verdrag van
Washington van toepassing. Dit lid is opgenomen om tegemoet te komen aan
een uitdrukkelijk verzoek van URENCO dat beargumenteerd kon aantonen dat
het wegvallen van de toepassing van het Verdrag van Washington op deze
fabriek zou leiden tot rechtsonzekerheid en grote financiƫle nadelen,
die niet afdoende kunnen worden geadresseerd door het opnemen van
overgangsbepalingen in het Pentapartiete Verdrag.

Artikel III Vreedzaam gebruik

Dit artikel legt de verplichting vast tot het uitsluitend vreedzaam
gebruik in de VS van alle onder het verdrag vallende technologie,
uitrusting en materialen. In paragraaf 4 van de Overeengekomen
Notulenverklaring (ad artikel III) is onder meer bepaald dat ook
technologische gegevens die in de te bouwen installatie zijn verkregen
en terugkeren naar een van de Vier Regeringen uitsluitend voor vreedzame
doeleinden mogen worden gebruikt. Voorts is bepaald dat deze
verplichting niet verder gaat dan de reeds bestaande verplichtingen voor
de Partijen op grond van het op 1 juli 1968 te Londen / Moskou /
Washington totstandgekomen Verdrag inzake de niet-verspreiding van
kernwapens (Non-Proliferatie Verdrag) (Trb. 1968, 126).

Artikel IV Toepassing van internationale waarborgen

Hoewel de VS als kernwapenstaat onder het Non-Proliferatie Verdrag niet
verplicht zijn tot het toelaten van inspectie door de Internationale
Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) hebben de VS sinds 1980 op
vrijwillige basis toch toepassing van IAEA-waarborgen ten aanzien van
hun civiele nucleaire activiteiten aanvaard en terzake de VS-IAEA
Waarborgen Overeenkomst (IAEA-document INFCIRC/288) gesloten. Onderdeel
van deze Overeenkomst vormt een lijst waarop alle civiele nucleaire
installaties in de VS vermeld staan die aan IAEA-waarborgen zijn
onderworpen. De IAEA-inspecteurs hebben het recht elk van deze
installaties te bezoeken en te inspecteren. Ook de onder het
Pentapartiete Verdrag te bouwen AREVA-fabriek zal op deze lijst worden
geplaatst.

Sinds de totstandkoming van het Verdrag van Washington hebben zich op
het gebied van het internationale waarborgenstelsel van de IAEA nieuwe
ontwikkelingen voorgedaan en is op 

22 september 1998 te Wenen totstandgekomen het Aanvullend Protocol bij
de Overeenkomst tussen de Republiek Oostenrijk, het Koninkrijk Belgiƫ,
het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Finland, de Bondsrepubliek
Duitsland, de Helleense Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het
Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Portugese
Republiek, het Koninkrijk Spanje, het Koninkrijk Zweden, de Europese
Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor
Atoomenergie ter uitvoering van artikel III, leden 1 en 4, van het
Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (Trb. 1999, 147)
(hierna te noemen het Additionele Protocol). In het licht van deze
ontwikkelingen is de tekst van het derde lid van artikel IV
geactualiseerd ten opzichte van een soortgelijke bepaling in het Verdrag
van Washington. Overigens is voor de VS in januari 2009 ook het
Additionele Protocol in werking getreden, waardoor de
inspectiemogelijkheden van het IAEA in de VS aanzienlijk zijn verruimd.

Paragraaf 5 van de Overeengekomen Notulenverklaring specificeert de
uitvoering van artikel IV. Punt a) heeft betrekking op de wijze van
toepassing van IAEA-waarborgen met betrekking tot
ultracentrifugeverrijkingsfabrieken waarover in de jaren 1980-1983
intensief overleg heeft plaatsgevonden. Hieraan werd deelgenomen door
zes landen, te weten de VS, Japan, Australiƫ, de drie URENCO-landen,
alsmede de IAEA en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom).
Dit overleg wordt daarom aangeduid als het Hexapartite Safeguards
Project (HSP). In 1983 resulteerde dit overleg in een eindrapport,
waarin de meest adequate wijze van toepassen van waarborgen op
centrifugeverrijkingsfabrieken wordt beschreven. Dit model wordt
sindsdien door de IAEA toegepast in Japan en door IAEA en Euratom in de
vier Europese landen. In Australiƫ bevindt zich, anders dan destijds
werd voorzien, geen relevante installatie.

In artikel IV wordt bepaald dat de in de VS te bouwen installaties aan
gelijkwaardige IAEA-waarborgen moeten worden onderworpen als de
waarborgen die in de Europese landen (op basis van HSP) gelden. Over de
tenuitvoerlegging van dit artikel zullen de vijf regeringen elkaar
volledig op de hoogte houden. 

Met betrekking tot de VS-IAEA Waarborgen Overeenkomst kunnen zich
omstandigheden voordoen die het toepassen van waarborgen ten aanzien van
onder het onderhavige verdrag vallende nucleaire materialen en de te
bouwen installaties kunnen beĆÆnvloeden. Dit betreft met name
beƫindiging of wijziging van de VS-IAEA Waarborgen Overeenkomst en het
overbrengen van onder het onderhavige verdrag vallend nucleair materiaal
naar een bestemming in de VS die niet voor toepassing van
IAEA-waarborgen is aangemeld. In zulke gevallen zal de regering van de
VS krachtens punt b) van paragraaf 5 van de Overeengekomen
Notulenverklaring de Vier Regeringen inlichten over de mogelijke
gevolgen voor onder het onderhavige verdrag vallend nucleair materiaal.
De Vier Regeringen kunnen daarin aanleiding zien om consultaties met de
regering van de VS aan te vragen onder artikel XIII. Artikel IV, derde
lid, geeft de overeenstemming van de verdragsluitende partijen weer dat
de installaties onder de daar beschreven IAEA waarborgen moeten blijven
gesteld, die vergelijkbaar zijn met ā€“ kort gezegd ā€“ de waarborgen
van de vier Europese partijen en in overeenstemming met INFCIRC/288 (+
Additioneel Protocol) voor de Verenigde Staten. In paragraaf 5 van de
Overeengekomen Notulenverklaring wordt geduid wat er (procedureel)
vereist is als er iets wijzigt in INFIRC/288 of als er nucleair
materiaal verplaatst zou worden. Dit laat onverlet het niveau van
bescherming waarin artikel IV van het verdrag voorziet. Van een
eenzijdige vermindering kan geen sprake zijn. De vier Europese
verdragspartijen zullen bij elke hiervoor geduide wijziging nauwlettend
bewaken dat recht gedaan wordt aan artikel IV. De verplichting voor de
Verenigde Staten tot informeren van de vier Europese landen moet in dat
licht worden gezien.

Artikel V  Fysieke Beveiliging

Elke verrijkingsinstallatie die valt onder de toepassing van dit verdrag
alsmede de daarin aanwezige materialen en uitrusting dienen in de VS
afdoende beveiligd te worden. Dit betekent dat de nodige voorzieningen
dienen te worden getroffen op organisatorisch, bouwkundig en
elektronisch gebied. Onder auspiciƫn van de IAEA zijn aanbevelingen
opgesteld die in internationaal verband brede acceptatie genieten en die
sinds de eerste publicatie in 1972 een aantal malen grondig zijn herzien
en zijn uitgegeven door de IAEA in document INFCIRC/225 rev 4.

Zoals uit de tekst van het artikel blijkt, dient de Amerikaanse overheid
ten minste een beveiligingsniveau voor te schrijven zoals in het
IAEA-document aanbevolen wordt. Voor de specifieke beveiliging van de
gevoelige technologie dienen de vijf verdragspartijen gezamenlijk
beveiligingsvoorschriften vast te stellen.

Artikel VI Overdrachten

Dit artikel bepaalt dat het onder het verdrag vallende materiaal alleen
vanuit de VS mag worden geƫxporteerd, indien het ontvangende land
non-proliferatiegaranties verstrekt welke ten minste gelijkwaardige zijn
aan de garanties in het Pentapartiete Verdrag en die zijn ontleend aan
de in het kader van de groep van nucleaire exporteurlanden (Nuclear
Suppliers Group) overeengekomen richtlijnen, gepubliceerd in
IAEA-document INFCIRC/254.

Om onnodige vertraging in de besluitvorming te vermijden en daarbij een
zo groot mogelijke transparantie en voorspelbaarheid te garanderen, is
op voorstel van de VS  aangegeven welke landen, in aanvulling op de
Euratom-Lidstaten, in aanmerking zouden komen voor de levering van onder
het verdrag vallend nucleair materiaal vanuit de VS. Dit is bepaald in
paragraaf 6 van de Overeengekomen Notulenverklaring.

De overdracht vanuit de VS van technologie vallende onder het verdrag is
alleen toegestaan naar partijen bij het verdrag, afhankelijk vanuit
welke partij de desbetreffende technologie oorspronkelijk is
overgedragen aan de VS. Met technologie wordt hier bedoeld de
ultracentrifugetechnologie van ETC (niet alleen de kennis en expertise
terzake maar ook de centrifuges) en de operationele technologie. Deze
bepaling ziet er op dat de betreffende technologie weer teruggeleverd
mag worden aan de oorspronkelijk leverende staat, maar dat niet aan
andere landen die geen partij zijn bij het Pentapartiete Verdrag
geleverd mag worden. Dit laat onverlet dat ETC haar rechten op de
technologie houdt, ook gedurende het gebruik daarvan in de VS.

Overdracht van gegevens die binnen de VS zijn geclassificeerd als
ā€œvertrouwelijke gegevensā€, is alleen toegestaan naar de Vier
Regeringen, met dien verstande dat conform artikel II, tweede lid,
gegevens die nieuw zijn voor ETC niet vanuit de VS mogen worden
overgedragen  Bovendien dient de overdracht van deze ā€œvertrouwelijke
gegevensā€ te geschieden met inachtneming van de procedure vastgelegd
in de Bijlage bij dit verdrag.

Artikel VII Verantwoordelijke instanties

Voor de uitvoering van hetgeen met betrekking tot de rubricering en de
bescherming van gegevens is overeengekomen in de artikelen VIII, IX en X
is het noodzakelijk, zoals dat destijds ook in het Verdrag van
Washington is gebeurd, overheidsorganen aan te wijzen.

In de VS is de National Regulatory Commission (NRC) als
verantwoordelijke instantie aangewezen. Voor de Vier Regeringen is dat
de Quadripartiete Instantie bestaande uit de vertegenwoordigers van de
vier nationale nucleaire beveiligingsdiensten. In Nederland is dat de
coƶrdinator Nucleaire Beveiliging en Safeguards van het Inspectoraat
voor de Leefomgeving dat valt onder het Ministerie van Infrastructuur en
Milieu. Het is met name voor de VS van belang aan Europese zijde Ć©Ć©n
duidelijk contactpunt te hebben indien over de uitvoering van deze
bepalingen overleg noodzakelijk is. Als zodanig fungeert bij jaarlijkse
toerbeurt een van de nationale instanties. 

Artikel VIII Rubriceringsgraden en de overdracht van gerubriceerde
gegevens

De basis voor een systeem voor de beveiliging van gevoelige gegevens is
de rubricering van dergelijke gegevens. Onder rubriceren dient te worden
verstaan het selecteren van gegevens die voor beveiliging in aanmerking
komen en het daaraan toekennen van een graad van beveiliging. Bij de
rubricering wordt het principe van compilatie toegepast, dat wil zeggen
bij het voorhanden zijn van diverse gerubriceerde gegevens zal in het
algemeen de rubriceringsgraad en daarmee de beveiliging verhoogd worden.

In verband met het belang van een adequate beveiliging gedurende de
overbrenging van gerubriceerde gegevens zijn in het derde lid over de
wijze van overbrenging eveneens afspraken gemaakt.

Artikel IX Beveiliging van gerubriceerde gegevens

In het eerste lid is bepaald dat de VS en de Vier Regeringen niet
slechts de nodige bescherming zullen geven aan gerubriceerde gegevens
die zijn overgebracht naar de VS, maar dat die bescherming zich tevens
zal uitstrekken tot gerubriceerde gegevens die voortkomen uit het
gebruik in de VS van de overgebrachte gegevens.

Toegang tot gerubriceerde gegevens mag uitsluitend worden verleend aan
personen die  gerechtigd zijn door een van de in artikel VII bedoelde
verantwoordelijke instanties, tot toegang tot gerubriceerde gegevens met
op zijn minst dezelfde rubriceringsgraad (maar niet minder dan
vertrouwelijk) in hun eigen land. Uitgangspunt hierbij is dat de
verantwoordelijke instantie van het land waarvan de desbetreffende
persoon de nationaliteit bezit, de toestemming geeft. 

In elk geval zal nooit toegang worden verleend tot geclassificeerde
gegevens die ontstaan zijn in de VS en aldaar als ā€œvertrouwelijke
gegevensā€ zijn gerubriceerd, aan personen die niet de nationaliteit
hebben van een van de vijf verdragspartijen zonder de voorafgaande
schriftelijke toestemming van de vijf Partijen.

Het tweede lid heeft met name betrekking op het geven van de nodige
gegevens en ondersteuning aan de VS bij het opstellen en zo nodig
herzien van de rubriceringslijst. 

Artikel X Verlies van gerubriceerde gegevens

In dit artikel is een notificeringssysteem afgesproken voor het geval
dat gerubriceerde gegevens verloren gaan.

Het tweede lid dient met name om de Vier Regeringen de mogelijkheid te
bieden gegevens over te leggen die van belang kunnen zijn voor de bij
het onderzoek betrokken VS autoriteiten. Dit lid legt tevens vast dat de
Vier Regeringen over het instellen van een onderzoek of een
strafvervolging alsmede het resultaat daarvan zullen worden
geĆÆnformeerd. Dit is van belang omdat dergelijke gegevens de noodzaak
kunnen aantonen tot aanpassing van voorschriften of anderszins te
treffen maatregelen in de vier Europese landen. 

Soortgelijke bepalingen als voorzien in dit artikel zijn ook opgenomen
in het Verdrag van Almelo en het Verdrag van Washington. 

Artikel XI Beveiliging van tot de industriƫle eigendom behorende
gegevens

Dit artikel voorziet in soortgelijke bepalingen met betrekking tot de
bescherming van gegevens behorend tot de industriƫle eigendom als
opgenomen in het Verdrag van Washington. 

In het eerste lid wordt bepaald dat alle overgedragen gegevens, ongeacht
het karakter daarvan, door de VS voor geen enkel ander doel zullen
worden gebruikt dan voorzien in dit verdrag zonder de voorafgaande
schriftelijke toestemming van de Vier Regeringen. De term
ā€œaanwendenā€ dekt elk mogelijk gebruik. Met andere woorden,
dergelijke gegevens zullen evenmin worden gepubliceerd of anderszins
worden verspreid. Bovendien is hiermee afgesproken dat de Amerikaanse
overheid de ETC-gegevens niet mag aanwenden voor haar eigen
verrijkingsactiviteiten.

Het tweede lid voorziet uitdrukkelijk in bescherming van tot de
industriƫle eigendom behorende gegevens overeenkomstig de Amerikaanse
wetgeving terzake.

Het derde lid regelt expliciet dat de commerciƫle gegevens die in het
kader van de vergunningsprocedure beschikbaar dienen te worden gesteld,
eveneens zullen worden beschermd.

Het vierde lid voorziet in een consultatieprocedure tussen de VS en de
Vier Regeringen over te nemen maatregelen, wanneer om een of andere
reden de VS zich geconfronteerd ziet met de onmogelijkheid gegevens
behorende tot de industriƫle eigendom te beschermen.

Artikel XII Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor
Atoomenergie

Dit artikel is een standaardbepaling die de EGA-Lidstaten gebruiken in
hun nucleaire overeenkomsten. Een dergelijke formulering was ook al
opgenomen in de Verdragen van Almelo, Washington en Cardiff.
Overeenkomstig artikel 103 van het op 25 maart 1957 te Rome
totstandgekomen Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor
Atoomenergie is van het onderhavig verdrag mededeling gedaan aan de
Europese Commissie. Tot slot wordt opgemerkt dat de bepalingen uit het
EGA-verdrag inzake het Voorzieningenagentschap niet van toepassing zijn
op het onderhavige verdrag. Het Pentapartiete verdrag ziet alleen op de
overdracht van technologie en niet op de overdracht van ertsen,
grondstoffen of bijzondere splijtstoffen.

Artikel XIII Overleg

De VS en de Vier Regeringen zullen overleg plegen over de toepassing of
de uitleg van het verdrag indien dit door hen gewenst wordt. 

Artikel XIV Inwerkingtreding en duur

Ingevolge het eerste lid zal het verdrag in werking treden nadat in de
vijf Partijen aan alle wettelijke vereisten daartoe zal zijn voldaan.
Voor het Koninkrijk betekent dit na bekrachtiging. 

Onderhavig verdrag blijft van kracht voor een periode van 30 jaar en
wordt automatisch verlengd voor 15 jaar, tenzij of de VS, of Frankrijk
of de overige drie ETC-landen Ć©Ć©n jaar van tevoren te kennen geven het
verdrag te willen opzeggen. Met dien verstande echter dat indien de wens
om op te zeggen kenbaar wordt gemaakt door een van de Vier Regeringen
(dus niet de VS), het verdrag van kracht blijft voor de overige Partijen
indien zij schriftelijk te kennen hebben gegeven dat te willen. 

Artikel XIV wijkt hier af van artikel XIV in het Verdrag van Washington.
Aan Franse zijde bestonden problemen omdat in eerste instantie bepaald
was (conform het Verdrag van Washington) dat Frankrijk voor de
duur/opzegging van het verdrag afhankelijk zou zijn van de andere
partners. De Franse grondwet verzet zich hiertegen. De Franse grondwet
vereist namelijk dat Frankrijk het zelfstandige recht heeft een verdrag
al dan niet op te zeggen. Uiteindelijk is daarom een tekstvoorstel
overeengekomen waarbij Frankrijk expliciet genoemd wordt als Partij die
gerechtigd is het verdrag na 30 jaar eigenstandig op te zeggen.

Het tweede lid bepaalt dat, ook al is het onderhavige verdrag beƫindigd
of geƫxpireerd, de bepalingen met betrekking tot  vreedzaam gebruik,
toepassing van internationale waarborgen, fysieke beveiliging,
overdrachten, beveiliging en bescherming van geclassificeerde gegevens
en van industriƫle eigendomsgegevens onverminderd van kracht blijven
zolang ook maar iets van het overgedragen materiaal zich in de VS of
onder diens jurisdictie bevindt. Slechts wanneer de vijf regeringen
overeenkomen dat het desbetreffende materiaal niet langer meer bruikbaar
is voor nucleaire activiteiten waarvoor internationale waarborgen
gelden, zullen bovengenoemde garanties en beschermende bepalingen niet
meer van toepassing zijn.

Bijlage

In de bijlage bij het verdrag is op Amerikaans verzoek op gedetailleerde
wijze de procedure beschreven die moet garanderen dat geen als
ā€œvertrouwelijke gegevensā€ bestempelde gegevens aan ETC, of in
voorkomend geval aan URENCO of AREVA, worden overgedragen, die in de
Amerikaanse AREVA-fabriek gegenereerd zijn en die ā€“ op grond van de
ervaringen van ETC in haar Europese fabrieken ā€“ als nieuw voor ETC, of
in voorkomend geval voor URENCO of AREVA, kunnen worden beschouwd.

Basis van de procedure is een door ETC en, in voorkomend geval URENCO en
AREVA, op te stellen ā€œTechnology Guideā€ waarin ETC zal aangeven
welke gegevens zij denkt dat in de Amerikaanse fabriek gegenereerd
zullen worden en waarom  die gegevens niet als nieuw voor  ETC, en in
voorkomend geval URENCO en AREVA, kunnen worden beschouwd. 

De bijlage vormt een integrerend onderdeel van het verdrag en is aan te
merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de
bijlage behoeven ingevolge artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet
goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring,
tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake
voorbehouden.

4. Koninkrijkspositie

Het verdrag zal, voor wat het Koninkrijk betreft, alleen gelden voor het
Europese deel van Nederland, waartoe de reikwijdte van het verdrag zich
beperkt.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

 PAGE    

 PAGE   1