[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33003, bijgewerkt t/m nr. 30 (5e NvW d.d. 11 november 2011)

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2011D52694, datum: 2011-11-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z18006:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


TWEEDE  KAMER  DER STATEN-GENERAAL	2

Vergaderjaar 2011-2012



Bijgewerkt t/m nr. 30 (5e NvW d.d. 11 november 2011)



	33 003	Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten
(Belastingplan 2012) 







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	

	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het voor het jaar 2012
wenselijk is het aantal belastingen in belangrijke mate te verminderen,
een aantal onevenwichtigheden in de vennootschapsbelasting weg te nemen,
maatregelen te treffen die voortvloeien uit het Regeerakkoord en de
woningmarkt een impuls te geven;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.10 wordt de tarieftabel vervangen door:

	Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan	maar niet
meer dan	bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag,
vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV
vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen
uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

	I	II	III	IV

	   - 	 ā‚¬  18 945 	 - 	1,95%

	 ā‚¬  18 945	 ā‚¬  33 863 	 ā‚¬      369	10,80%

	 ā‚¬  33 863 	 ā‚¬  56 491 	 ā‚¬   1 980 	42%

	 ā‚¬  56 491 	   - 	 ā‚¬ 11 483	52%



B

In artikel 2.10a wordt de tarieftabel vervangen door:

	Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan	maar niet
meer dan	bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag,
vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV
vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen
uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

	I	II	III	IV

	   - 	 ā‚¬  18 945 	 - 	1,95%

	 ā‚¬  18 945	 ā‚¬  34 055 	 ā‚¬      369	10,80%

	 ā‚¬  34 055 	 ā‚¬  56 491 	 ā‚¬   2 000 	42%

	 ā‚¬  56 491 	   - 	 ā‚¬ 11 423	52%



Ba 

	Na artikel 3.52 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.52a Aanvullende aftrek speur- en ontwikkelingswerk

	1. Bij het bepalen van de winst komt aanvullend in aftrek een bedrag
wegens kosten of uitgaven die direct toerekenbaar zijn aan door de
belastingplichtige verricht speur- en ontwikkelingswerk, met
uitzondering van loonkosten, zoals vastgesteld in een door Onze Minister
van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie ten name van de
belastingplichtige afgegeven beschikking (RDA-beschikking). Het bedrag
van de RDA-beschikking komt ten laste van de winst op de dag van de
dagtekening van die beschikking.

	2. Bij het bepalen van de winst wordt ten bate van de winst gebracht
een bedrag wegens een correctie van een eerder ten name van de
belastingplichtige afgegeven RDA-beschikking en wel tot het bedrag zoals
vastgesteld in een door Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie ten name van de belastingplichtige afgegeven beschikking
(correctie-RDA-beschikking). Het bedrag van de correctie-RDA-beschikking
komt ten bate van de winst op de dag van de dagtekening van die
beschikking.

	3. Op voordracht van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels
gesteld met betrekking tot het aanvragen en het afgeven van een
RDA-beschikking, de bepaling van de grondslag en het daarop toe te
passen percentage ter berekening van het bedrag van een RDA-beschikking,
de feiten die aanleiding zijn voor een correctie-RDA-beschikking en het
berekenen van het bedrag van een correctie-RDA-beschikking alsmede met
betrekking tot de door de belastingplichtige bij te houden administratie
ten behoeve van de vaststelling van een RDA-beschikking. 

	4. Teneinde zoveel mogelijk evenwicht te bereiken tussen de
belastingderving ten gevolge van winstverminderingen ingevolge het
eerste lid en het hiervoor in de rijksbegroting opgenomen bedrag, kan
bij ministeriƫle regeling van Onze Minister van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie na overleg met Onze Minister ter zake van kosten
of uitgaven met ingang van 1 januari van enig jaar worden bepaald dat
het percentage voor de berekening van het bedrag van de RDA-beschikking
wordt gewijzigd. 

	5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder speur- en
ontwikkelingswerk verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel
1, eerste lid, onderdeel n, met inbegrip van de beperking als bedoeld in
het vierde lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie
voor de volksverzekeringen, waarvoor aan de belastingplichtige een
S&O-verklaring is verstrekt als bedoeld in artikel 23 of artikel 27 van
die wet.

	6. De Algemene wet inzake rijksbelastingen, met uitzondering van de
artikelen 63 en 67, is niet van toepassing met betrekking tot de
uitvoering van het krachtens het derde lid bepaalde. Voor de toepassing
van de artikelen 63 en 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
betreffende de uitvoering van dit artikel door Onze Minister van
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie of de door hem aangewezen
ambtenaren, treedt Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie in de plaats van Onze Minister. Tegen een besluit genomen door
Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie kan de
belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het
bedrijfsleven. 

	7. Artikel 28 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie
voor de volksverzekeringen is van overeenkomstige toepassing bij de
uitvoering van het krachtens dit artikel bepaalde. 

	8. In bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen kunnen
belanghebbenden worden gehouden eigener beweging mededeling te doen aan
Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van
onjuistheden of onvolledigheden in de voor de RDA-beschikking van belang
zijnde gegevens en inlichtingen die hun bekend zijn geworden. Daarbij
kunnen ook regels worden gesteld met betrekking tot het uiterste
tijdstip en de wijze waarop een mededeling als bedoeld in de eerste
volzin gedaan moet worden. Het niet nakomen van de verplichting kan in
bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen worden
aangemerkt als een overtreding. 

	9. Het verstrekken van gegevens of bescheiden die zodanig onjuist of
onvolledig zijn dat het aannemelijk is dat op de aanvraag van een
RDA-beschikking een andere beslissing zou zijn genomen indien bij de
beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend zouden zijn
geweest, kan in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen
gevallen worden aangemerkt als een overtreding. 

	10. Voert een belanghebbende de administratie ten behoeve van de
vaststelling van de RDA-beschikking niet overeenkomstig de krachtens het
derde lid gestelde eisen, dan kan dit in bij algemene maatregel van
bestuur aan te wijzen gevallen worden aangemerkt als een overtreding. 

	11. In het geval van een overtreding als bedoeld in het achtste,
negende of tiende lid, kan Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw
en Innovatie aan de belanghebbende een bestuurlijke boete opleggen van
ten hoogste ā‚¬ 100 000 of, indien dit meer is, tweemaal het bedrag dat
voor de desbetreffende periode in de RDA-beschikking is opgenomen.

C

In artikel 3.68, eerste lid, wordt ā€œā‚¬Ā 11 882ā€ vervangen door:
ā‚¬Ā 9382.

D

Artikel 3.76, tweede lid, komt te luiden:

2. Indien de ondernemer bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd
van 65 jaar nog niet heeft bereikt, bedraagt de zelfstandigenaftrek
ā‚¬Ā 7280.

E

Artikel 3.127 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de tweede volzin.

2. In het vierde lid, onderdeel a, vervalt ā€œ, met dien verstande dat
de aangroei die het gevolg is van de aanwending van spaarloon als
bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964 in dat
kalenderjaar ter voldoening van vrijwillig te betalen premies ingevolge
een pensioenregeling, buiten aanmerking blijftā€.

F

Artikel 5.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding ā€œ1.ā€ voor het eerste lid vervalt. 

2. Het tweede en derde lid vervallen.

G

Artikel 5.11 vervalt.

H

Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ā€œjonger dan 30 jaarā€ vervangen door:
jonger dan 21 jaar.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ā€œop de voet van de afdelingen
6.5 en 6.6ā€ vervangen door: op de voet van afdeling 6.5.

I

Aan artikel 6.18, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan
het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

h. uitgaven die op de voet van afdeling 6.6 in aanmerking worden
genomen.

J

In artikel 6.25, eerste lid, wordt ā€œ27 jaar of ouderā€ vervangen
door: 21 jaar of ouder.

K

Artikel 8.2, onderdeel l, vervalt.

L

Artikel 8.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ā€œinkomensafhankelijke combinatiekorting,
ouderschapsverlofkorting en levensloopverlofkortingā€ vervangen door:
inkomensafhankelijke combinatiekorting en ouderschapsverlofkorting.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Ten aanzien van de belastingplichtige die geboren is vĆ³Ć³r
1Ā januariĀ 1963 wordt voor de bepaling van het toetsniveau de algemene
heffingskorting voor 100% in aanmerking genomen. Ten aanzien van de
belastingplichtige die geboren is vĆ³Ć³r 1Ā januariĀ 1972 maar na
31Ā decemberĀ 1962 en ten aanzien van de belastingplichtige, niet zijnde
een belastingplichtige als bedoeld in de eerste volzin, tot wiens
huishouden in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden een kind
behoort dat bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 6 jaar
niet heeft bereikt en gedurende die tijd op hetzelfde woonadres als de
belastingplichtige staat ingeschreven in de basisadministratie
persoonsgegevens, wordt voor de bepaling van het toetsniveau de algemene
heffingskorting voor 86 2/3% in aanmerking genomen.

3. In het vierde lid wordt ā€œde leeftijd van 30 jaarā€ vervangen door:
de leeftijd van 21 jaar.

M

Het in artikel 8.10, tweede lid, genoemde bedrag wordt verhoogd met
ā‚¬Ā 25.

N

Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het in het tweede lid, onderdeel b, laatstgenoemde bedrag wordt
verhoogd met ā‚¬Ā 10.

2. Het derde lid vervalt.

O

Artikel 8.12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ā€œ5%ā€ vervangen door: 1,5%.

2. In het derde lid wordt ā€œ7%ā€ vervangen door: 6%.

3. In het vierde lid wordt ā€œ10%ā€ vervangen door: 8,5%.

P

In artikel 8.14a, tweede lid, worden het eerstgenoemde bedrag en het
laatstgenoemde bedrag verhoogd met ā‚¬Ā 230. Voorts wordt het in dat lid
genoemde percentage verhoogd met 0,2%-punt.

Q

Artikel 8.15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. deze huishouding voert met geen ander dan kinderen waarvan de jongste
bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar niet heeft
bereikt.

2. Het in het derde lid, tweede volzin, genoemde bedrag wordt verlaagd
met ā‚¬ 230.

R

Het in artikel 8.17, tweede lid, genoemde bedrag wordt verhoogd met
ā‚¬Ā 10.

S

Artikel 8.18a vervalt.

T

In artikel 9.2, vierde lid, vervalt ā€œof een voorziening ingevolge een
levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van die wetā€.

U

In artikel 10.1, eerste lid, wordt ā€œ3.68, 3.76, 3.77ā€ vervangen door
ā€3.68, 3.77ā€. Voorts wordt ā€œ8.11, tweede lid, eerste volzin,
onderdeel a, alsmede het derde lid, 8.14aā€ vervangen door ā€œ8.11,
tweede lid, eerste volzin, onderdeel a, 8.14aā€ en wordt ā€œ8.18,
8.18a, 9.4ā€ vervangen door: 8.18, 9.4.

V

Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ā€œde in artikel 8.11, tweede lid, eerste
volzin, onderdelen a en b, en derde lid, vermelde percentagesā€
vervangen door: de in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin,
onderdelen a en b, vermelde percentages.

2. Het zesde lid vervalt onder vernummering van het zevende en achtste
lid tot zesde en zevende lid.

3. In het zevende lid (nieuw) wordt ā€œtweede, derde en zesde lidā€
vervangen door: tweede en derde lid.

W

Na artikel 10a.9 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 10a.10 Overgangsbepaling vrijstelling box 3 inzake
spaarloontegoeden 

Artikel 5.11, zoals dat artikel op 31Ā decemberĀ 2011 luidde, blijft van
toepassing op ingevolge een spaarloonregeling als bedoeld in artikel 32
van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat artikel op
31Ā decemberĀ 2011 luidde, geblokkeerde spaartegoeden,
aandelenoptierechten, aandelen en winstbewijzen, voor zover ook na die
datum wordt voldaan aan de op die datum bij of krachtens het eerste,
derde en vierde lid van dat artikel gestelde voorwaarden, met
uitzondering van de voorwaarde dat het spaarloon niet binnen de in het
eerste lid van dat artikel bedoelde periode van ten minste vier jaar
voor andere dan de aldaar genoemde doeleinden kan worden opgenomen.

Artikel 10a.11 Overgangsbepaling levensloopregelingen 

Bij toepassing van artikel 39d van de Wet op de loonbelasting 1964
blijven de artikelen 8.2, onderdeel l, 8.9, eerste lid, 8.18a, eerste
lid, eerste volzin, en tweede lid, 9.2, vierde lid, en 10.1, zoals deze
bepalingen op 31 december 2011 luidden, van toepassing, met dien
verstande dat bij de toepassing van artikel 8.18a, tweede lid, zoals
deze bepaling op 31 december 2011 luidde, kalenderjaren die na 31
december 2011 zijn geƫindigd buiten beschouwing blijven.

ARTIKEL II

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1Ā januariĀ 2013 als
volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.7a Vitaliteitssparen

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder
vitaliteitssparen verstaan:

a. een schriftelijke overeenkomst tussen de belastingplichtige en een
bank als bedoeld in het tweede lid, betreffende het aanhouden bij die
bank van een enkel op naam van de belastingplichtige staande, als
vitaliteitsspaarrekening aangeduide rekening waarbij de behaalde
rendementen op die rekening worden bijgeschreven en opname van het
tegoed van die rekening of een gedeelte daarvan uitsluitend kan
plaatsvinden door middel van de overmaking van een bedrag naar een
andere rekening;

b. een schriftelijke overeenkomst tussen de belastingplichtige en een
verzekeraar als bedoeld in het tweede lid, betreffende het afsluiten bij
die verzekeraar van een als vitaliteitsspaarverzekering aangeduide
levensverzekering waarbij de behaalde rendementen worden aangewend voor
een verhoging van het verzekerde kapitaal en de uitkeringen ingevolge
die verzekering, daaronder begrepen hetgeen wordt ontvangen bij afkoop
van de verzekering, bij leven enkel kunnen toekomen aan de
belastingplichtige;

c. een schriftelijke overeenkomst tussen de belastingplichtige en een
beheerder van een belegginginstelling als bedoeld in het tweede lid,
betreffende het verkrijgen, beheren en vervreemden van een of meer enkel
aan de belastingplichtige toekomende, als vitaliteitsspaarrecht van
deelneming aangeduide rechten van deelneming in die beleggingsinstelling
waarbij de behaalde rendementen worden aangewend ter verwerving van een
of meer vitaliteitsspaarrechten van deelneming.

2. Een bank, verzekeraar of beheerder van een belegginginstelling als
bedoeld in het eerste lid is:

a. een financiƫle onderneming die ingevolge de Wet op het financieel
toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen, mits deze
onderneming de verplichtingen ingevolge vitaliteitssparen voor de
heffing van de vennootschapsbelasting rekent tot het binnenlandse
ondernemingsvermogen;

b. een financiƫle onderneming die ingevolge de Wet op het financieel
toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen, mits
deze onderneming voor de heffing van de vennootschapsbelasting de
verplichtingen ingevolge vitaliteitssparen rekent tot het binnenlandse
ondernemingsvermogen;

c. een financiƫle onderneming aan wie een vergunning is verleend
ingevolge de Wet op het financieel toezicht om in Nederland het bedrijf
van beleggingsinstelling uit te oefenen, en die is gevestigd in
Nederland;

d. een onderneming die bevoegd als bank, als verzekeraar of als
beheerder van een belegginginstelling optreedt, anders dan bedoeld in de
onderdelen a, b en c, die door Onze Minister, onder door hem te stellen
voorwaarden, is aangewezen en die zich tegenover Onze Minister heeft
verplicht:

1o. te voldoen aan voorwaarden met betrekking tot het verschaffen van
inlichtingen over de uitvoering van vitaliteitssparen, en 

2o. zekerheid te stellen voor de belasting die zou zijn verschuldigd bij
toepassing van artikel 3.109a, vijfde lid, dan wel de belastingplichtige
zich heeft verplicht deze zekerheid te stellen.

3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met
betrekking tot de in het tweede lid, onderdeel d, bedoelde aanwijzing.

B

In artikel 3.1, tweede lid, wordt na onderdeel d, onder verlettering van
de onderdelen e tot en met j tot f tot en met k, een onderdeel
ingevoegd, luidende:

e. het belastbare voordeel uit vitaliteitssparen (afdeling 3.5a);.

C

Na afdeling 3.5 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 3.5a Belastbaar voordeel uit vitaliteitssparen

Artikel 3.109a Belastbaar voordeel uit vitaliteitssparen

1. Als belastbaar voordeel uit vitaliteitssparen worden aangemerkt:

a. bedragen die worden overgemaakt van een vitaliteitsspaarrekening;

b. uitkeringen ingevolge een vitaliteitsspaarverzekering, daaronder
begrepen hetgeen wordt ontvangen bij afkoop van een dergelijke
verzekering;

c. opbrengsten ter zake van een vervreemding van een
vitaliteitsspaarrecht van deelneming.

2. Ingeval in een kalenderjaar na het kalenderjaar waarin de
belastingplichtige de leeftijd van 61 jaar bereikt, gezamenlijk een
hoger bedrag dan ā‚¬Ā 10 000:

a. van de vitaliteitsspaarrekening is overgeboekt;

b. uit een vitaliteitsspaarverzekering tot uitkering is gekomen;

c. van het vitaliteitsspaarrecht van deelneming is vervreemd;

wordt in dat jaar als belastbaar voordeel uit vitaliteitssparen in
aanmerking genomen het tegoed van de vitaliteitsspaarrekening,
onderscheidenlijk de waarde in het economische verkeer van de
vitaliteitsspaarverzekering, onderscheidenlijk de waarde in het
economische verkeer van het vitaliteitsspaarrecht van deelneming.

3. Ingeval niet uiterlijk op de dag voorafgaand aan de dag waarop de
belastingplichtige de leeftijd van 65 jaar bereikt:

a. het tegoed van de vitaliteitsspaarrekening is overgeboekt;

b. de vitaliteitsspaarverzekering tot uitkering is gekomen;

c. het vitaliteitsspaarrecht van deelneming is vervreemd;

wordt op de dag voorafgaand aan de dag waarop de belastingplichtige de
leeftijd van 65 jaar bereikt als belastbaar voordeel uit
vitaliteitssparen in aanmerking genomen het tegoed van de
vitaliteitsspaarrekening, onderscheidenlijk de waarde in het economische
verkeer van de vitaliteitsspaarverzekering, onderscheidenlijk de waarde
in het economische verkeer van het vitaliteitsspaarrecht van deelneming.

4. Ingeval de belastingplichtige voor het bereiken van de leeftijd van
65 overlijdt en tot het tijdstip van overlijden:

a. het tegoed van de vitaliteitsspaarrekening nog niet volledig is
overgeboekt;

b. de vitaliteitsspaarverzekering nog niet volledig tot uitkering is
gekomen;

c. het vitaliteitsspaarrecht van deelneming nog niet is vervreemd;

wordt op de dag voorafgaand aan de dag van overlijden van de
belastingplichtige als belastbaar voordeel uit vitaliteitssparen in
aanmerking genomen het tegoed van de vitaliteitsspaarrekening,
onderscheidenlijk de waarde in het economische verkeer van de
vitaliteitsspaarverzekering, onderscheidenlijk de waarde in het
economische verkeer van het vitaliteitsspaarrecht van deelneming. 

5. Ingeval op enig tijdstip:

a. een regeling voor vitaliteitssparen niet langer als zodanig is aan te
merken;

b. een aanspraak ingevolge vitaliteitssparen wordt vervreemd, anders dan
bedoeld in het eerste lid;

wordt op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip als belastbaar
voordeel uit vitaliteitssparen in aanmerking genomen het tegoed van de
vitaliteitsspaarrekening, onderscheidenlijk de waarde in het economische
verkeer van de vitaliteitsspaarverzekering, onderscheidenlijk de waarde
in het economische verkeer van het vitaliteitsspaarrecht van deelneming.

6. In afwijking van het eerste lid wordt geen belastbaar voordeel uit
vitaliteitssparen in aanmerking genomen ter zake van de omzetting van
vitaliteitssparen van de belastingplichtige in ander vitaliteitssparen
van de belastingplichtige, daaronder begrepen de overmaking van een
bedrag van een vitaliteitsspaarrekening van de belastingplichtige naar
een andere vitaliteitsspaarrekening van de belastingplichtige.

7. Bij de toepassing van het tweede lid blijft buiten beschouwing de
omzetting van vitaliteitssparen van de belastingplichtige in ander
vitaliteitssparen van de belastingplichtige, daaronder begrepen de
overmaking van een bedrag van een vitaliteitsspaarrekening van de
belastingplichtige naar een andere vitaliteitsspaarrekening van de
belastingplichtige.

D

Artikel 3.124, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel c wordt ā€œenā€ vervangen door een
puntkomma.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een
puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. uitgaven voor vitaliteitssparen tot het in artikel 3.131b genoemde
bedrag.

E

Na artikel 3.131 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3.131a Uitgaven voor vitaliteitssparen

1. Uitgaven voor vitaliteitssparen zijn de bedragen die de
belastingplichtige:

a. heeft overgemaakt naar zijn vitaliteitsspaarrekening;

b. heeft betaald ten behoeve van zijn vitaliteitsspaarverzekering;

c. heeft betaald ter verkrijging van een aan hem toekomend
vitaliteitsspaarrecht van deelneming. 

2. In afwijking van het eerste lid wordt geen uitgave voor
vitaliteitssparen in aanmerking genomen ter zake van een omzetting als
bedoeld in artikel 3.109a, zesde lid.

Artikel 3.131b In aanmerking te nemen uitgaven voor vitaliteitssparen 

De belastingplichtige kan uitgaven voor vitaliteitssparen in aanmerking
nemen indien hij arbeidsinkomen als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid,
onderdeel e, geniet en aan het begin van het kalenderjaar de leeftijd
van 65 jaar nog niet heeft bereikt, voor zover de waarde in het
economische verkeer van het gezamenlijke bedrag van zijn voorzieningen
ingevolge vitaliteitssparen aan het begin van het kalenderjaar lager is
dan ā‚¬Ā 20 000, met een maximum van ā‚¬Ā 5000.

F

In artikel 3.146, eerste lid, wordt ā€œuitkeringen op grond van een
buitenlandse voorziening die naar aard en strekking overeenkomt met een
inkomensvoorzieningā€ vervangen door: uitkeringen op grond van een
buitenlandse voorziening die naar aard en strekking overeenkomt met een
inkomensvoorziening, voordelen uit vitaliteitssparen.

G

In artikel 5.3, tweede lid, derde volzin, en derde lid, onderdelen c en
d, wordt ā€œheffingsrenteā€ vervangen door: belastingrente.

H

In artikel 6.30, eerste lid, wordt ā€œā‚¬Ā 500ā€ vervangen door:
ā‚¬Ā 250.

I

In artikel 7.2, tweede lid, wordt na onderdeel e, onder verlettering van
de onderdelen f tot en met h tot g tot en met i, een onderdeel
ingevoegd, luidende:

f. het belastbare voordeel uit vitaliteitssparen voor zover de daarvoor
gedane uitgaven als uitgaven voor vitaliteitssparen in aanmerking zijn
genomen;.

J

Artikel 8.2, onderdeel c, vervalt.

K

In artikel 8.7, eerste lid, eerste en tweede volzin, en tweede lid,
wordt ā€œde doorwerkbonus, de ouderenkortingā€ vervangen door: de
ouderenkorting.

L

Het in artikel 8.9, tweede lid, tweede volzin, vermelde percentage wordt
vervangen door: 73Ā 1/3%.

M

Het in artikel 8.10, tweede lid, genoemde bedrag wordt verhoogd met
ā‚¬Ā 3.

N

Aan artikel 8.11 wordt een lid toegevoegd, luidende: 

3. In afwijking van het tweede lid worden, ingeval de belastingplichtige
bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 60 jaar heeft
bereikt, het percentage en het laatstvermelde bedrag, bedoeld in het
tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, vervangen door ā€œ18,915%ā€,
onderscheidenlijk door: ā‚¬Ā 3961.

O

Artikel 8.12 vervalt.

P

In artikel 9.2, vierde lid, wordt ā€œof stamrechtbeleggingsrecht als
bedoeld in artikel 11a van de Wet op de loonbelasting 1964ā€ vervangen
door: of stamrechtbeleggingsrecht als bedoeld in artikel 11a van de Wet
op de loonbelasting 1964 of een voorziening ingevolge vitaliteitssparen.

Q

Artikel 9.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt ā€œalsmede de heffingsrente en de
revisierenteā€ vervangen door: alsmede de belastingrente en de
revisierente.

2. Het zesde en zevende lid vervallen.

R

In artikel 10.1, eerste lid, wordt ā€œ3.87, 3.118ā€ vervangen door
ā€œ3.87, 3.109A, 3.118ā€ en wordt ā€œ3.129, 3.133ā€ vervangen door
ā€œ3.129, 3.131b, 3.133ā€. Voorts wordt ā€œ8.11, tweede lid, eerste
volzin, onderdeel a, 8.14aā€ vervangen door ā€œ8.11, tweede lid, eerste
volzin, onderdeel a, alsmede het derde lid, 8.14aā€ en wordt ā€œen
artikel 8.12, zevende lid, laatstvermelde bedragenā€ vervangen door:
laatstvermelde bedragen.

S

Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ā€œartikel 8.11, tweede lid, eerste volzin,
onderdelen a en b, vermelde percentagesā€ vervangen door ā€œartikel
8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdelen a en b, en derde lid,
vermelde percentages". Voorts wordt ā€œeerstvermelde bedragen, het in
artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, vermelde bedrag, het in artikel
8.12, eerste lid, onderdeel b, vermelde bedrag en het in artikel 8.12,
zevende lid, eerstvermelde bedragā€ vervangen door: eerstvermelde
bedragen en het in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, vermelde
bedrag.

2. In het vierde lid vervalt ā€œ, het in artikel 8.12, eerste lid,
onderdeel b, vermelde bedrag en het in artikel 8.12, zevende lid,
eerstvermelde bedragā€. 

3. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot zevende en
achtste lid wordt na het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:

6. Het percentage in artikel 8.11, derde lid, wordt berekend door het
verschil van het in dat lid genoemde bedrag en het in dat artikel,
tweede lid, eerste volzin, onderdeel a, genoemde bedrag, na toepassing
van artikel 10.1 te delen door het verschil van:

a. 108% van het twaalfvoud van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel
a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag,
verminderd met het werknemersaandeel in de premie, bedoeld in afdeling 2
van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen, en
vermeerderd met de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de
Zorgverzekeringswet, en ā‚¬Ā 987, en 

b. het volgens het vierde lid berekende bedrag.

4. In het achtste lid (nieuw) wordt ā€œtweede en derde lidā€ vervangen
door: tweede, derde en zesde lid.

T 

	Artikel 10a.11 komt te luiden:

Artikel 10a.11 Overgangsbepaling levensloopregelingen

Bij toepassing van artikel 39d van de Wet op de loonbelasting 1964 zijn
de artikelen 8.2, onderdeel l, 8.9, eerste lid, 8.18a, eerste lid,
eerste volzin, en tweede lid, 9.2, vierde lid, en 10.1, zoals deze
bepalingen op 31 december 2011 luidden, met inachtneming van bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij de
overeenkomstige toepassing van artikel 8.18a, tweede lid, zoals deze
bepaling op 31 december 2011 luidde, kalenderjaren die na 31 december
2011 zijn geƫindigd buiten beschouwing blijven. Bij toepassing van
artikel 39d, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 is voorts
artikel 3.131a, tweede lid, van overeenkomstige toepassing. 

U

Artikel 10b.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ā€œ1.ā€ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Artikel 8.11, derde lid, vervalt met ingang van 1 januari 2020.

ARTIKEL III

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1Ā januariĀ 2014 als
volgt gewijzigd:

A

Artikel 8.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.

2. In het vijfde lid vervalt de tweede volzin.

B

Het in artikel 8.10, tweede lid, genoemde bedrag wordt verlaagd met
ā‚¬Ā 39.

C 

	Artikel 10a.11 komt te luiden:

Artikel 10a.11 Overgangsbepaling levensloopregelingen

	1. Bij toepassing van artikel 39d van de Wet op de loonbelasting 1964
zijn de artikelen 8.2, onderdeel l, 8.9, eerste lid, 8.18a, eerste lid,
eerste volzin, en tweede lid, 9.2, vierde lid, en 10.1, zoals deze
bepalingen op 31 december 2011 luidden, met inachtneming van bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij de
overeenkomstige toepassing van artikel 8.18a, tweede lid, zoals deze
bepaling op 31 december 2011 luidde, kalenderjaren die na 31 december
2011 zijn geƫindigd buiten beschouwing blijven. Bij toepassing van
artikel 39d, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 is voorts
artikel 3.131a, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

2. Ingeval een belastingplichtige als bedoeld in artikel 39d van de Wet
op de loonbelasting 1964 op enig moment in het kalenderjaar zowel een
voorziening ingevolge een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g,
zoals dit artikel op 31 december 2011 luidde, als een voorziening
ingevolge vitaliteitssparen als bedoeld in artikel 1.7a, heeft, wordt de
waarde in het economische verkeer van de aanspraken ingevolge de
levensloopregeling met overeenkomstige toepassing van de artikelen 8.2,
onderdeel l, 8.9, eerste lid, 8.18a, eerste lid, eerste volzin, en
tweede lid, zoals deze artikelen op 31 december 2011 luidden, aan het
einde van het kalenderjaar, of, ingeval de belastingplichtige voor die
datum overlijdt, op de dag voorafgaand aan het overlijden als belastbaar
voordeel uit vitaliteitssparen in aanmerking genomen. Bij de
overeenkomstige toepassing van artikel 8.18a, tweede lid, zoals deze
bepaling op 31 december 2011 luidde, blijven kalenderjaren die na 31
december 2011 zijn geƫindigd buiten beschouwing.

ARTIKEL IV

In de Wet inkomstenbelasting 2001 vervalt artikel 10a.10 met ingang van
1Ā januariĀ 2016.

ARTIKEL V

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd: 

1. Het eerste lid, onderdeel j, onder 5Ā°, vervalt.

2. Het eerste lid, onderdeel r, onder 4Ā°, vervalt.

3. In het derde lid vervalt ā€œen de aanspraken ingevolge een
levensloopregelingā€. Voorts vervalt ā€œen de in artikel 19g, eerste
lid, onderdeel b,ā€.

B

Hoofdstuk IIC vervalt.

C

In artikel 20a wordt de tarieftabel vervangen door:

	Bij een belastbaar loon van meer dan	maar niet meer dan	bedraagt de
belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van
het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag
te boven gaat

	I	II	III	IV

	   - 	 ā‚¬  18 945 	 - 	1,95%

	 ā‚¬  18 945	 ā‚¬  33 863 	 ā‚¬      369	10,80%

	 ā‚¬  33 863 	 ā‚¬  56 491 	 ā‚¬   1 980 	42%

	 ā‚¬  56 491 	   - 	 ā‚¬ 11 483	52%



D

In artikel 20b wordt de tarieftabel vervangen door:

	Bij een belastbaar loon van meer dan	maar niet meer dan	bedraagt de
belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag
dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van
het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag
te boven gaat

	I	II	III	IV

	   - 	 ā‚¬  18 945 	 - 	1,95%

	 ā‚¬  18 945	 ā‚¬  34 055 	 ā‚¬      369	10,80%

	 ā‚¬  34 055 	 ā‚¬  56 491 	 ā‚¬   2 000 	42%

	 ā‚¬  56 491 	   - 	 ā‚¬ 11 423	52%



E

Artikel 21c wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel d wordt de puntkomma vervangen door: , en.

2. Aan het slot van onderdeel e wordt ā€œenā€ vervangen door een punt.

3. Onderdeel f vervalt.

F

Het in artikel 22, tweede lid, genoemde bedrag wordt verhoogd met
ā‚¬Ā 25.

G

Artikel 22a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het in het tweede, onderdeel b, laatstgenoemde bedrag wordt verhoogd
met ā‚¬Ā 10.

2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde tot en met
zesde lid tot derde tot en met vijfde lid.

3. Het vijfde lid (nieuw) vervalt.

H

Het in artikel 22b, tweede lid, genoemde bedrag wordt verhoogd met
ā‚¬Ā 10. 

I

Artikel 22ca vervalt.

J

In artikel 22d wordt ā€œ22b, 22c en 22caā€ vervangen door ā€œ22b en
22cā€ en wordt ā€œ8.17, 8.18 en 8.18aā€ vervangen door: 8.17 en 8.18.

K

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel e, vervalt. 

2. Het tweede lid, onderdeel b, vervalt. 

3. In het vijfde lid wordt ā€œhet tweede lid, onderdeel b en onderdeel
cā€ vervangen door: het tweede lid, onderdeel c.

4. Het zesde en achtste lid vervallen onder vernummering van het zevende
en negende lid tot zesde en zevende lid.

Ka 

	In artikel 31a, tweede lid, onderdeel e, wordt ā€œbij algemene
maatregel van bestuurā€ vervangen door: bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur.

L

Artikel 32 vervalt.

M

In artikel 36a, tweede lid, wordt ā€œeen levensloopregelingā€ vervangen
door: een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g, zoals dat
artikel op 31Ā decemberĀ 2011 luidde.

N

	Artikel 39c wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. In het eerste lid wordt ā€œartikel 31ā€ vervangen door: artikel 31,
met uitzondering van het eerste lid, onderdeel f, het tweede lid,
onderdeel c, onder 1Ā°, het achtste lid en het tiende lid,.

	

	2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt na het
tweede lid een lid ingevoegd, luidende: 

	3. Bij toepassing van het eerste lid wordt artikel 15a, eerste lid,
onderdeel j, zoals dat op 31 december 2010 luidde, vanaf 1 januari 2012
als volgt gelezen:

	j. extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst
(extraterritoriale kosten), met dien verstande dat voor bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur aan te wijzen groepen werknemers die door
een inhoudingsplichtige van buiten Nederland in dienstbetrekking worden
genomen of buiten Nederland worden uitgezonden, onder daarbij te stellen
voorwaarden, geldt dat vergoedingen van kosten van verblijf buiten het
land van herkomst ā€“ voor van buiten Nederland in dienstbetrekking
genomen werknemers gedurende ten hoogste tien jaar ā€“ ten minste worden
beschouwd als vergoeding voor extraterritoriale kosten tot ten hoogste
30 percent van het loon en de vergoeding voor extraterritoriale kosten,
alsmede tot het bedrag van de daarbij aan te wijzen schoolgelden;.

O

	Na artikel 39c wordt een artikel ingevoegd, luidende: 

Artikel 39d

	1. Voor de werknemer die op 31 december 2011 een aanspraak had
ingevolge een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g, zoals dit
artikel op 31 december 2011 luidde, waarvan de waarde in het economische
verkeer op die datum ā‚¬ 3000 of meer bedroeg, blijven de artikelen 11,
eerste lid, onderdeel j, onder 5o, en onderdeel r, onder 4o, en derde
lid, 19g, 21c, onderdeel f, 22a, zesde lid, 22ca, 22d en 36a, tweede
lid, artikel 25, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969 en artikel 4, zesde lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965,
zoals deze artikelen op 31 december 2011 luidden, alsmede de daarop
gebaseerde bepalingen, van toepassing, met dien verstande dat bij de
toepassing van artikel 22ca, tweede lid, zoals dit artikel op 31
december 2011 luidde, kalenderjaren die na 31 december 2011 zijn
geƫindigd buiten beschouwing blijven.

	2. Voor de werknemer die op 31 december 2011 een aanspraak had
ingevolge een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g, zoals dit
artikel op 31 december 2011 luidde, waarvan de waarde in het economische
verkeer op die datum minder bedroeg dan ā‚¬ 3000, blijven op deze
aanspraak de bij of krachtens artikel 19g, zoals dit artikel op 31
december 2011 luidde, gestelde regels alsmede de artikelen 21c,
onderdeel f, 22a, zesde lid, 22ca en 22d, artikel 25, vierde lid, van de
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en artikel 4, zesde lid, van de
Wet op de dividendbelasting 1965, zoals deze artikelen op 31 december
2011 luidden, van toepassing.

ARTIKEL VI

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1Ā januariĀ 2013
als volgt gewijzigd:

A

Het in artikel 22, tweede lid, genoemde bedrag wordt verhoogd met
ā‚¬Ā 3.

B

In artikel 22a wordt na het tweede lid, onder vernummering van het derde
en vierde lid tot vierde en vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

3. In afwijking van het tweede lid worden, ingeval de werknemer bij het
begin van het kalenderjaar de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, het
percentage en het laatstvermelde bedrag, bedoeld in het tweede lid,
onderdeel b, vervangen door ā€œ18,915%ā€, onderscheidenlijk door:
ā‚¬Ā 3961.

C

In artikel 28a, achtste lid, vervalt ā€œ, met dien verstande dat het
tijdvak waarover de heffingsrente wordt berekend, eindigt op de dag van
ontvangst van het correctieberichtā€. Voorts wordt ā€œheffingsrenteā€
telkens vervangen door: belastingrente.

D

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: 

d. een belastbaar voordeel uit vitaliteitssparen geniet als bedoeld in
artikel 3.109a van de Wet inkomstenbelasting 2001.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 

3. Met betrekking tot een belastbaar voordeel uit vitaliteitssparen als
bedoeld in artikel 3.109a van de Wet inkomstenbelasting 2001 bedraagt in
afwijking van hoofdstuk III de belasting 42% van dit belastbare
voordeel. Indien de belasting ingevolge artikel 27b, eerste lid, in
Ć©Ć©n bedrag met de premie voor de volksverzekeringen wordt geheven,
wordt in afwijking in zoverre van de eerste volzin, het bedrag van de
verschuldigde belasting tezamen met het bedrag van de verschuldigde
premie voor de volksverzekeringen gesteld op 42% van het belastbare
voordeel.

E

Na hoofdstuk VIIA wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK VIIB HORIZONBEPALING

Artikel 35o

Artikel 22a, derde lid, vervalt met ingang van 1Ā januariĀ 2020.

F 

	Artikel 39d komt te luiden: 

Artikel 39d

	1. Onder bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen
voorwaarden kan een aanspraak ingevolge een levensloopregeling als
bedoeld in artikel 19g, zoals dit artikel op 31 december 2011 luidde, op
verzoek van de werknemer geruisloos worden omgezet in een voorziening
ingevolge vitaliteitssparen als bedoeld in artikel 1.7a van de Wet
inkomstenbelasting 2001. 

	2. Voor de werknemer die op 31 december 2011 een aanspraak had
ingevolge een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g, zoals dit
artikel op 31 december 2011 luidde, waarvan de waarde in het economische
verkeer op die datum minder bedroeg dan ā‚¬Ā 3000, blijven tot de datum
waarop deze aanspraak is omgezet in een voorziening ingevolge
vitaliteitssparen als bedoeld in artikel 1.7a van de Wet
inkomstenbelasting 2001, maar uiterlijk tot en met 31 december 2013, op
deze aanspraak de bij of krachtens artikel 19g, zoals dit artikel op 31
december 2011 luidde, gestelde regels alsmede artikel 25, vierde lid,
van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en artikel 4, zesde lid,
van de Wet op de dividendbelasting 1965, zoals deze artikelen op 31
december 2011 luidden, van toepassing en wordt deze aanspraak, ingeval
deze niet uiterlijk op 31 december 2013 is omgezet in een voorziening
ingevolge vitaliteitssparen als bedoeld in artikel 1.7a van de Wet
inkomstenbelasting 2001, met overeenkomstige toepassing van de artikelen
21c, onderdeel f, 22a, zesde lid, 22ca en 22d, zoals deze artikelen op
31 december 2011 luidden, op 31 december 2013, of, ingeval de werknemer
voor die datum overlijdt, op de dag voorafgaand aan het overlijden als
loon uit tegenwoordige arbeid in aanmerking genomen. 

	3. Voor de werknemer die op 31 december 2011 een aanspraak had
ingevolge een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g, zoals dit
artikel op 31 december 2011 luidde, waarvan de waarde in het economische
verkeer op die datum ā‚¬ 3000 of meer bedroeg, blijven de artikelen 11,
eerste lid, onderdeel j, onder 5o, en onderdeel r, onder 4o, en derde
lid, 19g, 21c, onderdeel f, 22a, zesde lid, 22ca, 22d en 36a, tweede
lid, artikel 25, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969 en artikel 4, zesde lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965,
zoals deze artikelen op 31 december 2011 luidden, alsmede de daarop
gebaseerde bepalingen, van toepassing, met dien verstande dat bij de
toepassing van artikel 22ca, tweede lid, zoals dit artikel op 31
december 2011 luidde, kalenderjaren die na 31 december 2011 zijn
geƫindigd buiten beschouwing blijven.

ARTIKEL VII

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1Ā januariĀ 2014
als volgt gewijzigd:

A

Het in artikel 22, tweede lid, genoemde bedrag wordt verlaagd met
ā‚¬Ā 39.

B 

	Artikel 39d komt te luiden:

Artikel 39d

	1. Voor de werknemer die op 31 december 2011 een aanspraak had
ingevolge een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g, zoals dit
artikel op 31 december 2011 luidde, waarvan de waarde in het economische
verkeer op die datum ā‚¬ 3000 of meer bedroeg, blijven de artikelen 11,
eerste lid, onderdeel j, onder 5o, en onderdeel r, onder 4o, en derde
lid, 19g, 21c, onderdeel f, 22a, zesde lid, 22ca, 22d en 36a, tweede
lid, artikel 25, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969 en artikel 4, zesde lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965,
zoals deze artikelen op 31 december 2011 luidden, alsmede de daarop
gebaseerde bepalingen, van toepassing, met dien verstande dat bij de
toepassing van artikel 22ca, tweede lid, zoals deze artikelen op 31
december 2011 luidden, kalenderjaren die na 31 december 2011 zijn
geƫindigd buiten beschouwing blijven. 

	2. Onder bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen
voorwaarden kan een aanspraak als bedoeld in het eerste lid op verzoek
van de werknemer geruisloos worden omgezet in een voorziening ingevolge
vitaliteitssparen als bedoeld in artikel 1.7a van de Wet
inkomstenbelasting 2001, voor zover de waarde in het economische verkeer
van deze aanspraak niet hoger is dan het in artikel 3.131b van de Wet
inkomstenbelasting 2001 eerstgenoemde bedrag.

3. Het eerste lid is niet van toepassing ingeval de waarde van de
aanspraak, bedoeld in het eerste lid,Ā aan het begin van het
kalenderjaar, vĆ³Ć³r bijschrijving van het rendement,Ā niet meer
bedraagt dan nihil.

ARTIKEL VIII

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de
volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel q door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

r. EVC-procedure: procedure erkenning verworven competenties.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De afdrachtvermindering onderwijs bedraagt met betrekking tot:

a. de in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, bedoelde werknemer:
ā‚¬Ā 2711 per kalenderjaar;

b. de in artikel 14, eerste lid, onderdelen b en c, bedoelde werknemers:
ā‚¬Ā 2738 per kalenderjaar;

c. de in artikel 14, eerste lid, onderdeel d, bedoelde werknemer:
ā‚¬Ā 2711 per kalenderjaar;

d. de in artikel 14, eerste lid, onderdeel e, bedoelde werknemer:
ā‚¬Ā 3286 per kalenderjaar;

e. de in artikel 14, eerste lid, onderdeel f, bedoelde werknemer:
ā‚¬Ā 2738 per kalenderjaar;

f. de in artikel 14, eerste lid, onderdeel g, bedoelde werknemer:
ā‚¬Ā 1302 per kalenderjaar;

g. de in artikel 14, eerste lid, onderdeel h, bedoelde werknemer:
ā‚¬Ā 329 per EVC-procedure.

2. Het tweede en derde lid vervallen onder vernummering van het vierde
tot en met zevende lid tot tweede tot en met vijfde lid.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt ā€œDe in het eerste en tweede lid
opgenomen bedragenā€ vervangen door: De in het eerste lid, onderdelen
a, b, c, d, e en f, opgenomen bedragen.

4. Na het vierde lid (nieuw) wordt, onder vernummering van het vijfde
lid (nieuw) tot zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

	5. Met betrekking tot de in artikel 14a, eerste lid, bedoelde werknemer
wordt de afdrachtvermindering voor het loontijdvak waarin de aanvraag,
bedoeld in artikel 14a, derde lid, in behandeling wordt genomen tot en
met het laatste loontijdvak dat eindigt voor de datum waarop de
verklaring, bedoeld in artikel 14a, eerste lid, wordt afgegeven, per
loontijdvak gesteld op een evenredig deel van de in het eerste lid,
onderdeel a, onderdeel c, onderscheidenlijk onderdeel f, opgenomen
bedragen. Het op grond van de eerste volzin vastgestelde bedrag wordt in
aanmerking genomen in het loontijdvak waarin de verklaring, bedoeld in
artikel 14a, eerste lid, wordt afgegeven of in het daaropvolgende
loontijdvak.

5. In het zesde lid (nieuw) wordt ā€œhet derde lidā€ vervangen door:
het eerste lid, onderdeelĀ g,.

C

In artikel 6, eerste lid, wordt ā€œDe in artikel 5, eerste lid,
opgenomen bedragenā€ vervangen door: De in artikel 5, eerste lid,
onderdelen a, b, c, d en f, opgenomen bedragen.

D

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zesde lid wordt ā€œde in het eerste lid, onderdelen a, b, c,
d, f en g, bedoelde overeenkomstā€ vervangen door: de in het eerste
lid, onderdelen a, b, c, d, f en g, en artikel 14a, tweede lid, bedoelde
overeenkomsten.

2. In het zevende lid wordt ā€œde in het eerste lid, onderdelen a, b, c,
d, f, en g, bedoelde overeenkomstenā€ vervangen door ā€œde in het
eerste lid, onderdelen a, b, c, d, f en g, en artikel 14a, tweede lid,
bedoelde overeenkomstenā€. Voorts wordt ā€œbedoeld in het eerste lid,
onderdeel dā€ vervangen door: bedoeld in het eerste lid, onderdeel d,
en artikel 14a, tweede lid. 

3. In het achtste lid wordt ā€œde in het eerste lid, onderdeel h, en het
vijfde lid, onderdeel b, bedoelde verklaringenā€ vervangen door: de in
het eerste lid, onderdeel h, het vijfde lid, onderdeel b, en artikel
14a, eerste lid, bedoelde verklaringen.

E

Na artikel 14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14a

1. Artikel 14, eerste lid, onderdelen a, d of g, is van overeenkomstige
toepassing met betrekking tot de werknemer die een met de opleiding,
bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, onderdeel d,
onderscheidenlijk onderdeel g, vergelijkbare opleiding volgt in een
andere lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is
bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, indien
de inhoudingsplichtige beschikt over een verklaring van Onze Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat die opleiding wat betreft
niveau en kwaliteit vergelijkbaar is met de opleiding, bedoeld in
artikel 14, eerste lid, onderdeel a, onderdeel d, onderscheidenlijk
onderdeel g.

2. In afwijking in zoverre van artikel 14, eerste lid, onderdelen a en
g, dient de inhoudingsplichtige voor de overeenkomstige toepassing van
artikel 14, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel g, te
beschikken over een tussen hem, het opleidingsinstituut en de in artikel
14, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk onderdeel g, bedoelde
werknemer gesloten onderwijsarbeidsovereenkomst, onderscheidenlijk
stageovereenkomst. 

3. Bij regeling van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
worden in ieder geval regels gesteld met betrekking tot de gegevens en
bescheiden die bij een aanvraag voor een verklaring als bedoeld in het
eerste lid moeten worden overgelegd en met betrekking tot de
bekendmaking van het tijdstip met ingang waarvan die aanvraag voldoet
aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. 

4. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beslist binnen
acht weken op een aanvraag als bedoeld in het derde lid. 

5. In afwijking in zoverre van het eerste lid is de afdrachtvermindering
onderwijs voor de werknemer, bedoeld in het eerste lid, waarvoor de
inhoudingsplichtige beschikt over een verklaring als bedoeld in het
eerste lid, reeds van toepassing vanaf de datum waarop de ingediende
aanvraag, bedoeld in het derde lid, voldoet aan de daaraan gestelde
wettelijke eisen.

F

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ā€œā‚¬Ā 150Ā 000ā€ vervangen door:
ā‚¬Ā 110Ā 000.

2. In het vijfde lid wordt ā€œā‚¬Ā 8Ā 500Ā 000ā€ telkens vervangen
door: ā‚¬Ā 14Ā 000Ā 000.

G

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ā€œOnze Minister van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatieā€ telkens vervangen door: Onze Minister van
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, onderscheidenlijk Onze
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,.

2. In het derde lid wordt ā€œ, met uitzondering van het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, kan de belanghebbende
beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfslevenā€
vervangen door: bij toepassing van hoofdstuk V, onderscheidenlijk
hoofdstuk VIII, kan de belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State, onderscheidenlijk het College
van Beroep voor het bedrijfsleven.

H

In artikel 30a wordt ā€œartikel 5, eerste tot en met derde lidā€
vervangen door: artikel 5, eerste lid.

ARTIKEL IX

In de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de
volksverzekeringen wordt artikel 23 met ingang van 1Ā januariĀ 2013 als
volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt "ā‚¬Ā 110Ā 000" vervangen door: ā‚¬Ā 150Ā 000.

2. In het vijfde lid wordt "ā‚¬Ā 14 000Ā 000" telkens vervangen door:
ā‚¬Ā 8Ā 500Ā 000.

ARTIKEL X

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

0A

In artikel 2, vierde lid, wordt na de eerste volzin een volzin
ingevoegd, luidende: Bij een lichaam dat zonder toepassing van de eerste
volzin niet een binnenlandse belastingplichtige zou zijn, wordt, in
afwijking van hoofdstuk II, het voordeel uit hoofde van een aanmerkelijk
belang als bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel b, bepaald op de
voet van hoofdstuk III.

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding ā€œ1.ā€ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid zijn lichamen die
vergelijkbaar zijn met een naar Nederlands recht opgerichte vereniging
of stichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, of die
een kerkgenootschap zijn, slechts aan de belasting onderworpen voor
zover zij een onderneming drijven.

B

In artikel 4 wordt ā€œals bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel
eā€ vervangen door: als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e,
en in artikel 3, tweede lid.

C

In artikel 10a, vierde lid, wordt ā€œde artikelen 10, 10d, 13, 13a, 13b,
13ba, 13c, 13d, 13e, 13j, 13k, 14, 14a, 17a, 20, 28 en 33ā€ vervangen
door: de artikelen 10, 10d, 13, 13a, 13b, 13ba, 13d, 13e, 13j, 13k, 14,
14a, 15g, 15i, 15j, 17a, 20, 28, 33 en 33b.

D

Artikel 10d wordt als volgt gewijzigd:

1. Het negende lid komt te luiden:

9. Het eerste, derde en vierde lid zijn slechts van toepassing op
bestanddelen van de winst die geen deel uitmaken van winst uit een
andere staat als bedoeld in artikel 15e waarop de objectvrijstelling
voor buitenlandse ondernemingswinsten van toepassing is en op
bestanddelen van het vermogen welke niet dienstbaar zijn aan het behalen
van dergelijke winst.

2. Het tiende en elfde lid vervallen.

E

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt "Lichamen zonder aandeelhouders of
deelgerechtigden waarbij een algemeen maatschappelijk of sociaal belang
op de voorgrond staatā€ vervangen door "Lichamen die zijn aangemerkt
als culturele instelling alsmede lichamen zonder aandeelhouders of
deelgerechtigden die een sociaal belang behartigen en de winst
hoofdzakelijk behalen met behulp van vrijwilligersā€. Voorts wordt
"herbestedingsreserve" vervangen door: bestedingsreserve.

2. In het tweede lid, aanhef, wordt ā€œherbestedingsreserveā€ vervangen
door ā€œbestedingsreserveā€. Voorts wordt ā€œdrie jaren" vervangen
door: vijf jaren. 

3. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden: 

a. uitgaven ter zake van de aanschaf, voortbrenging of verbetering van
bedrijfsmiddelen, met uitzondering van onroerende zaken die bestemd zijn
om direct of indirect hoofdzakelijk al dan niet kortstondig ter
beschikking te worden gesteld aan derden, of.

4. In het tweede lid, onderdeel b, vervalt ā€œvoor zover het lichaam
daardoor naar verwachting verlies zal lijdenā€.

5. In het derde lid wordt ā€œdat bij het lichaam op de voorgrond
staatā€ vervangen door: dat het lichaam behartigt.

6. In het zesde lid, aanhef, wordt ā€œherbestedingsreserveā€ vervangen
door ā€œbestedingsreserveā€. Voorts wordt ā€œhet derde jaarā€
vervangen door: het vijfde jaar.

Ea

Aan artikel 12b wordt een lid toegevoegd, luidende:

	9. Tot de voordelen, bedoeld in het eerste lid, wordt niet gerekend een
bedrag ingevolge een RDA-beschikking of een correctie-RDA-beschikking
als bedoeld in artikel 3.52a van de Wet inkomstenbelasting 2001.

F

Artikel 13aa wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en vijfde lid wordt ā€œhoofdstuk VA
(deelnemingsverrekening)ā€ vervangen door: artikel 23c
(deelnemingsverrekening). 

2. In het zesde lid wordt ā€œvermeerderdā€ vervangen door: verminderd.

G

In artikel 13ba, zevende lid, vervalt de laatste volzin.

H

Artikel 13c vervalt.

I

Artikel 13d, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ā€œop grond van artikel 13c of artikel 13hā€
vervangen door: op grond van artikel 13h.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een
puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. een negatief saldo van de positieve en negatieve bedragen aan winst
uit een andere staat dat op de voet van artikel 15j is doorgeschoven
naar een lichaam dat niet in Nederland is gevestigd, indien dit saldo is
voortgevloeid uit een voorheen door de belastingplichtige gedreven
buitenlandse onderneming en voor zover ter zake van dat negatieve bedrag
in die andere staat generlei tegemoetkoming voor de belastingheffing is
gegeven.

J

Aan artikel 13e wordt een lid toegevoegd, luidende: 

3. Indien tot de voortgezette onderneming of het voortgezette gedeelte
van de onderneming een in het buitenland gedreven onderneming behoort
waarvan het saldo van de positieve en negatieve bedragen aan winst
waarop de in artikel 15e geregelde objectvrijstelling voor buitenlandse
ondernemingswinsten van toepassing is, op het tijdstip van aanvang van
de voortzetting negatief was, wordt: 

a. het in aanmerking te nemen liquidatieverlies, bedoeld in het eerste
lid, verminderd met het stakingsverlies, bedoeld in artikel 15i, voor
zover dat verlies in aftrek is gekomen en heeft geleid tot een
winstvermindering;

b. de in het tweede lid bedoelde verhoging van het opgeofferde bedrag
verminderd met het op de voet van artikel 15j naar die deelneming
doorgeschoven saldo, voor zover dit saldo bij die deelneming als
stakingsverlies als bedoeld in artikel 15i in aftrek is gekomen en heeft
geleid tot een winstvermindering.

K

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt ā€œop vermindering ter voorkoming
van dubbele belasting ter zake van buitenlandse resultaten, op
toepassing van de innovatiebox of op toepassing van de
deelnemingsverrekeningā€ vervangen door: op vermindering ter voorkoming
van dubbele belasting ter zake van buitenlandse resultaten, op
toepassing van de innovatiebox, op toepassing van de objectvrijstelling
voor buitenlandse ondernemingswinsten, op toepassing van de
deelnemingsverrekening of op toepassing van de verrekening bij
buitenlandse ondernemingswinsten. 

2. In het zevende lid wordt ā€œde vermindering ter voorkoming van
dubbele belasting ter zake van buitenlandse resultaten, de toepassing
van de innovatiebox of de toepassing van de deelnemingsverrekeningā€
vervangen door: de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting ter
zake van buitenlandse resultaten, de toepassing van de innovatiebox, de
toepassing van de objectvrijstelling voor buitenlandse
ondernemingswinsten, de toepassing van de deelnemingsverrekening of de
toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten.

L

Artikel 14a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ā€œop vermindering ter voorkoming van dubbele
belasting ter zake van buitenlandse resultaten, op toepassing van de
innovatiebox of op toepassing van de deelnemingsverrekeningā€ vervangen
door: op vermindering ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van
buitenlandse resultaten, op toepassing van de innovatiebox, op
toepassing van de objectvrijstelling voor buitenlandse
ondernemingswinsten, op toepassing van de deelnemingsverrekening of op
toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten.

2. In het vijfde lid wordt ā€œde vermindering ter voorkoming van dubbele
belasting ter zake van buitenlandse resultaten, de toepassing van de
innovatiebox of de toepassing van de deelnemingsverrekeningā€ vervangen
door: de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van
buitenlandse resultaten, de toepassing van de innovatiebox, de
toepassing van de objectvrijstelling voor buitenlandse
ondernemingswinsten, de toepassing van de deelnemingsverrekening of de
toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten.

3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

12. Renten ā€“ kosten en valutaresultaten daaronder begrepen ā€“ ter
zake van schulden die voortvloeien uit een overeenkomst van geldlening
of een daarmee vergelijkbare overeenkomst, waarbij rente in aanmerking
wordt genomen bij het bepalen van de winst en die verband houden met de
verwerving van een belang in een lichaam (overnameschulden), komen in
gevallen waarbij na de splitsing zowel de overnameschuld als het
vermogen van het lichaam waarin een belang is verworven deel zijn gaan
uitmaken van het vermogen van eenzelfde lichaam, slechts in aftrek tot
het bedrag dat de winst van het lichaam dat de schuld heeft opgenomen
zou hebben belopen indien de splitsing niet zou hebben plaatsgevonden. 

13. Voor de toepassing van het twaalfde lid is artikel 15ad, tweede tot
en met achtste lid, van overeenkomstige toepassing.

14. Het twaalfde lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking
tot renten van schulden welke verband houden met de verwerving van
aandelen die in het kader van de splitsing zijn uitgegeven dan wel met
terugbetaling op aandelen in het kader van de splitsing.

M

Artikel 14b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ā€œop vermindering ter voorkoming van dubbele
belasting ter zake van buitenlandse resultaten, op toepassing van de
innovatiebox of op toepassing van de deelnemingsverrekeningā€ vervangen
door: op vermindering ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van
buitenlandse resultaten, op toepassing van de innovatiebox, op
toepassing van de objectvrijstelling voor buitenlandse
ondernemingswinsten, op toepassing van de deelnemingsverrekening of op
toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten.

2. In het vierde lid wordt ā€œde vermindering ter voorkoming van dubbele
belasting ter zake van buitenlandse resultaten, de toepassing van de
innovatiebox of de toepassing van de deelnemingsverrekeningā€ vervangen
door: de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van
buitenlandse resultaten, de toepassing van de innovatiebox, de
toepassing van de objectvrijstelling voor buitenlandse
ondernemingswinsten, de toepassing van de deelnemingsverrekening of de
toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten.

3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

9. Renten ā€“ kosten en valutaresultaten daaronder begrepen ā€“ ter zake
van schulden die voortvloeien uit een overeenkomst van geldlening of een
daarmee vergelijkbare overeenkomst, waarbij rente in aanmerking wordt
genomen bij het bepalen van de winst en die verband houden met de
verwerving van een belang in een lichaam (overnameschulden), komen in
gevallen waarbij na de fusie zowel de overnameschuld als het vermogen
van het lichaam waarin een belang is verworven deel zijn gaan uitmaken
van het vermogen van eenzelfde lichaam, slechts in aftrek tot het bedrag
dat de winst van het lichaam dat de schuld heeft opgenomen zou hebben
belopen indien de fusie niet zou hebben plaatsgevonden.

10. Voor de toepassing van het negende lid is artikel 15ad, tweede tot
en met achtste lid, van overeenkomstige toepassing.

11. Het negende lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot
renten van schulden welke verband houden met de verwerving van aandelen
die in het kader van de fusie zijn uitgegeven dan wel met terugbetaling
op aandelen in het kader van de fusie.

N

Artikel 14c wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden: 

2. Indien:

a. bij de belastingplichtige de objectvrijstelling voor buitenlandse
ondernemingswinsten, bedoeld in artikel 15e, van toepassing is en de
ontbinding zonder toepassing van het eerste lid zou leiden tot een
stakingsverlies op de voet van artikel 15i, kan de belastingplichtige,
in afwijking in zoverre van het eerste lid, dit verlies onder nader te
stellen voorwaarden in aanmerking nemen; 

b. de belastingplichtige aanspraak kan maken op voorwaartse verrekening
van verliezen, blijft de in het eerste lid bedoelde winst slechts buiten
aanmerking voor zover deze uitgaat boven die verliezen. 

Voor zover de winst, bedoeld in het eerste lid, wel in aanmerking wordt
genomen, vindt een verhoging van boekwaarden van bezittingen of
opheffing van fiscale reserves plaats.

2. In het derde lid vervalt de laatste volzin.

O

Artikel 15, tiende lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen f en g worden geletterd g en h.

2. Na onderdeel e wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

f. de toepassing van de objectvrijstelling voor buitenlandse
ondernemingswinsten;.

3. Aan het slot van onderdeel g (nieuw) wordt ā€œ; enā€ vervangen door
een puntkomma.

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h (nieuw)
door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. de toepassing van de verrekening bij buitenlandse
ondernemingswinsten.

P

In artikel 15ac, vijfde lid, komt de eerste volzin te luiden: Indien tot
de winst van de fiscale eenheid winst uit een buitenlandse onderneming
of uit een in het buitenland gelegen onroerende zaak behoort en de
laatstgenoemde winst voor de toepassing van de objectvrijstelling voor
buitenlandse ondernemingswinsten tot een hoger bedrag in aanmerking zou
worden genomen dan het gezamenlijke bedrag dat in aanmerking zou zijn
genomen bij afwezigheid van de fiscale eenheid, als gevolg van het feit
dat in het laatste geval financieringskosten toerekenbaar zijn aan de
buitenlandse onderneming of de in het buitenland gelegen onroerende zaak
die bij de fiscale eenheid niet tot uitdrukking komen, wordt de
objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten berekend alsof
deze financieringskosten wel bij de fiscale eenheid tot uitdrukking
komen, met dien verstande dat voor de toepassing van de
objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten ten minste in
aanmerking wordt genomen het hiervoor bedoelde gezamenlijke bedrag.

Q

Na artikel 15ac wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15ad

1. Renten ā€“ kosten en valutaresultaten daaronder begrepen ā€“ ter zake
van schulden die voortvloeien uit een overeenkomst van geldlening of een
daarmee vergelijkbare overeenkomst, waarbij rente in aanmerking wordt
genomen bij het bepalen van de winst en die rechtens dan wel in feite
direct of indirect verband houden met de verwerving of uitbreiding door
een maatschappij van een belang in een of meer andere maatschappijen
(overnameschulden), komen bij het bepalen van de in een jaar genoten
winst slechts in aftrek tot een bedrag gelijk aan de winst van de
fiscale eenheid van het jaar berekend zonder toepassing van dit artikel
maar met inachtneming van het zevende lid, verminderd met het deel van
die winst dat toerekenbaar is aan die andere maatschappijen en
vermeerderd met de hiervoor bedoelde renten. Ingeval een in de eerste
volzin bedoelde andere maatschappij tijdens het bestaan van de fiscale
eenheid is geliquideerd, vindt dit artikel toepassing alsof die
liquidatie niet heeft plaatsgevonden.

2. De aftrekbeperking van het eerste lid is slechts van toepassing
indien het bedrag aan renten dat ingevolge dat lid niet in aftrek zou
komen meer bedraagt dan ā‚¬Ā 1 000Ā 000 en er bij de fiscale eenheid
sprake is van een teveel aan overnamerenten. 

3. De aftrekbeperking van het eerste lid is slechts van toepassing tot
het laagste van de volgende twee bedragen:

a. het bedrag aan renten dat ingevolge het eerste lid niet in aftrek zou
komen, verminderd met ā‚¬Ā 1 000Ā 000;

b. het volgens het vierde lid berekende bedrag van het teveel aan
overnamerenten.

	4. Het bedrag van het teveel aan overnamerenten, bedoeld in het derde
lid, onderdeel b, wordt gesteld op het gezamenlijke bedrag aan in het
eerste lid bedoelde renten die in het jaar zijn verschuldigd over het
bovenmatige deel van de overnameschulden met betrekking tot de in het
jaar gevoegde maatschappijen en over het bovenmatige deel van de
overnameschulden met betrekking tot de in elk van de voorgaande jaren
gevoegde maatschappijen. 

	5. Van een bovenmatig deel aan overnameschulden met betrekking tot de
in een bepaald jaar gevoegde maatschappijen is sprake voor zover het
gezamenlijke bedrag van de overnameschulden die verband houden met de
verwerving of uitbreiding van een belang in een of meer in datzelfde
jaar gevoegde maatschappijen bij het einde van het jaar meer bedraagt
dan een in het zesde lid aangegeven percentage van de verkrijgingsprijs
van die belangen. Daarbij worden tijdelijke mutaties van die schulden
rond het einde van het jaar genegeerd voor zover deze plaatsvinden met
het oog op de toepassing van dit artikel.

6. Het in het vijfde lid bedoelde percentage van de verkrijgingsprijs
van een belang bedraagt in het jaar van voeging 60% en neemt vervolgens
met 5%-punt per jaar af tot 25%.

7. Dit artikel is slechts van toepassing op bestanddelen van de winst
die geen deel uitmaken van winst uit een andere staat als bedoeld in
artikel 15e waarop de objectvrijstelling voor buitenlandse
ondernemingswinsten van toepassing is en op bestanddelen van het
vermogen welke niet dienstbaar zijn aan het behalen van dergelijke winst
uit een andere staat.

8. Het bedrag aan renten dat ingevolge dit artikel niet in aftrek komt,
wordt overgebracht naar het volgende jaar en wordt in dat jaar
onderworpen aan de aftrekbeperking van dit artikel, met dien verstande
dat het tweede tot en met zesde lid daarbij buiten toepassing blijven.

Qa 

In artikel 15ah, eerste lid, wordt ā€œde artikelen 15ab, tweede lid, en
15aeā€ vervangen door: de artikelen 15ab, tweede lid, 15ad en 15ae.

R

Na artikel 15d wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 2.10a Objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten

Artikel 15e

1. Bij de belastingplichtige met winst uit een andere staat wordt de
winst verminderd met de positieve en de negatieve bedragen van de winst
uit die staat (objectvrijstelling voor buitenlandse
ondernemingswinsten). 

2. Onder winst uit een andere staat wordt verstaan:

a. voor zover in de relatie tot de andere staat een verdrag van kracht
is dat, of een regeling is getroffen die, voorziet in een regeling voor
de heffing over de bestanddelen van de winst van de belastingplichtige:
het gezamenlijke bedrag van:

1Ā°. de in die staat behaalde winst uit buitenlandse onderneming, zijnde
een onderneming die, of een gedeelte van een onderneming dat, wordt
gedreven met behulp van een vaste inrichting binnen het gebied van die
staat; 

2Ā°. de in de winst begrepen opbrengsten, verminderd met de daarmee
verband houdende kosten, uit de in die staat gelegen onroerende zaken,
en

3Ā°. de in de winst begrepen overige voordelen, verminderd met de
daarmee verband houdende kosten, uit die staat die op grond van dat
verdrag, onderscheidenlijk die regeling, ter heffing aan die staat zijn
toegewezen; 

voor zover Nederland op grond van dat verdrag, onderscheidenlijk die
regeling, voor de winst uit een dergelijke onderneming, voor de
opbrengsten uit dergelijke onroerende zaken en voor dergelijke overige
voordelen, zo deze winsten, opbrengsten en voordelen positief zouden
zijn, een vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting dient te
verlenen; 

b. voor zover in de relatie tot de andere staat niet een verdrag als
bedoeld in onderdeel a van kracht is en niet een regeling als bedoeld in
onderdeel a is getroffen: het gezamenlijke bedrag van:

1Ā°. de in die staat behaalde winst uit buitenlandse onderneming, zijnde
een onderneming die, of een gedeelte van een onderneming dat, wordt
gedreven met behulp van een vaste inrichting als bedoeld in artikel 15f
binnen het gebied van die staat;

2Ā°. de in de winst begrepen opbrengsten, verminderd met de daarmee
verband houdende kosten, uit binnen het gebied van de andere staat
gelegen onroerende zaken, daaronder begrepen rechten die direct of
indirect betrekking hebben op dergelijke onroerende zaken, en

3Ā°. de in de winst begrepen opbrengsten, verminderd met de daarmee
verband houdende kosten, uit rechten op aandelen in de winst van een
onderneming waarvan de leiding in de andere staat is gevestigd voor
zover deze rechten niet opkomen uit effectenbezit. 

3. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel b, worden mede als
buitenlandse onderneming beschouwd werkzaamheden die gedurende een
aaneengesloten periode van ten minste 30 dagen in, op of boven het
winningsgebied van de andere staat worden verricht. Het winningsgebied
van een andere staat bestaat uit de territoriale zee van die staat
alsmede het buiten de territoriale zee gelegen deel van de zeebodem en
de ondergrond daarvan, voor zover de andere staat daar op grond van het
internationale recht soevereine rechten kan uitoefenen.

4. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel b, wordt onder het
gebied van een andere staat verstaan: het grondgebied van die staat,
daaronder begrepen het gebied buiten de territoriale zee van die staat
voor zover deze daar in overeenstemming met het internationale recht
soevereine rechten kan uitoefenen. 

5. Inkomen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in het
internationale verkeer wordt voor de toepassing van het tweede lid,
onderdeel b, alleen als winst uit buitenlandse onderneming in aanmerking
genomen voor zover dat inkomen in de staat waar de vaste inrichting is
gelegen in een belastingheffing naar de winst wordt betrokken.

6. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel b, worden bij het
bepalen van de winst uit een buitenlandse onderneming aan die
buitenlandse onderneming de voordelen toegerekend die deze geacht zou
worden te behalen ā€“ in het bijzonder bij haar handelen met andere
onderdelen van de onderneming ā€“ indien zij een zelfstandige en
onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke
werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke
omstandigheden, hierbij in aanmerking nemende de door de
belastingplichtige door middel van de buitenlandse onderneming en andere
delen van de onderneming uitgeoefende functies, gebruikte activa en
gelopen risico's. 

7. De objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten vindt
geen toepassing op de winst uit een laagbelaste buitenlandse
beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 15g, tenzij zodanige winst
op grond van een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting in
Nederland voor een vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting in
aanmerking komt.

8. De objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten vindt
geen toepassing ten aanzien van een belastingplichtige die als
beleggingsinstelling is aangemerkt.

9. Voor de toepassing van de artikelen 8, 10 en 13b wordt onder regeling
ter voorkoming van dubbele belasting mede verstaan de objectvrijstelling
voor buitenlandse ondernemingswinsten, bedoeld in dit artikel. 

Artikel 15f

1. Voor de toepassing van artikel 15e, tweede lid, onderdeel b, wordt
onder vaste inrichting verstaan een vaste bedrijfsinrichting met behulp
waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk
worden uitgeoefend. De plaats van uitvoering van een bouwwerk of van
constructie- of installatiewerkzaamheden is slechts dan een vaste
inrichting indien de duur ervan twaalf maanden overschrijdt.

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt niet als een vaste
inrichting beschouwd: 

a. het gebruikmaken van inrichtingen, uitsluitend voor opslag,
uitstalling of aflevering van aan de belastingplichtige toebehorende
goederen of koopwaar;

b. het aanhouden van een voorraad van aan de belastingplichtige
toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor opslag, uitstalling
of aflevering;

c. het aanhouden van een voorraad van aan de belastingplichtige
toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor bewerking of
verwerking door een ander;

d. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor
de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te
winnen;

e. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor
de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen die van
voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;

f. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor een
combinatie van de in de onderdelen a tot en met e genoemde
werkzaamheden, mits het totaal van de werkzaamheden van de vaste
bedrijfsinrichting dat uit deze combinatie voortvloeit van
voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.

3. Indien een persoon of lichaam ā€“ niet zijnde een onafhankelijke
vertegenwoordiger in de zin van het vierde lid ā€“ voor een
belastingplichtige werkzaam is, en een machtiging bezit om namens de
belastingplichtige overeenkomsten af te sluiten en dit recht in een
andere staat gewoonlijk uitoefent, heeft die belastingplichtige voor de
toepassing van artikel 15e, tweede lid, onderdeel b, een vaste
inrichting in die andere staat met betrekking tot de werkzaamheden die
de persoon of het lichaam voor die belastingplichtige verricht. De
vorige volzin is niet van toepassing indien de werkzaamheden van de
persoon of het lichaam beperkt blijven tot werkzaamheden als bedoeld in
het tweede lid die, indien zij zouden worden uitgeoefend met behulp van
een vaste bedrijfsinrichting, deze vaste bedrijfsinrichting op grond van
de bepalingen van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden maken. 

4. Een belastingplichtige heeft geen vaste inrichting in een andere
staat alleen op grond van de omstandigheid dat hij in die staat zaken
doet door bemiddeling van een makelaar, commissionair of enige andere
onafhankelijke vertegenwoordiger, mits deze vertegenwoordiger in de
normale uitoefening van zijn bedrijf handelt. 

Artikel 15g

1. Voor de toepassing van artikel 15e, zevende lid, is een buitenlandse
onderneming een laagbelaste buitenlandse beleggingsonderneming indien: 

a. de werkzaamheden van de buitenlandse onderneming tezamen met de
werkzaamheden van de lichamen waarin de belastingplichtige, onmiddellijk
dan wel middellijk, een belang van 5% of meer heeft dat toerekenbaar is
aan de buitenlandse onderneming, grotendeels bestaan uit beleggen of het
direct of indirect financieren van de belastingplichtige of met de
belastingplichtige verbonden lichamen, dan wel van bedrijfsmiddelen die
door de belastingplichtige of met de belastingplichtige verbonden
lichamen worden gebruikt, daaronder begrepen het ter beschikking stellen
van het gebruik of het gebruiksrecht daarvan, en

b. de winst uit de buitenlandse onderneming in de staat waarin deze is
behaald niet is onderworpen aan een belasting naar de winst die
resulteert in een naar Nederlandse begrippen reƫle heffing.

2. Van werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is geen
sprake voor zover:

a. de werkzaamheden ingevolge bij ministeriƫle regeling te stellen
regels kunnen worden aangemerkt als actieve financierings- of
terbeschikkingstellingswerkzaamheden, of 

b. de werkzaamheden bestaan uit het houden van onroerende zaken -
daaronder mede begrepen rechten die direct of indirect betrekking hebben
op onroerende zaken - die niet in het bezit zijn van een lichaam dat is
aangemerkt als beleggingsinstelling of vrijgestelde
beleggingsinstelling.

Artikel 15h

1. Ingeval in een jaar het gezamenlijke bedrag aan winst uit
buitenlandse onderneming waarop ingevolge artikel 15e, zevende lid, de
objectvrijstelling voor buitenlandse-ondernemingswinsten geen toepassing
vindt, positief is, wordt, ter verrekening van op die winst drukkende
buitenlandse winstbelasting, op de door de belastingplichtige
verschuldigde vennootschapsbelasting van dat jaar een vermindering
verleend volgens artikel 23d (verrekening bij buitenlandse
ondernemingswinsten). 

2. Ingeval in een jaar het gezamenlijke bedrag aan winst uit
buitenlandse onderneming waarop ingevolge artikel 15e, zevende lid, de
objectvrijstelling voor buitenlandse-ondernemingswinsten geen toepassing
vindt, negatief is, wordt de winst van dat jaar verminderd met een
bedrag ter grootte van 5/H deel van dat bedrag. Daarbij staat H voor het
percentage van het hoogste tarief, bedoeld in artikel 22, geldend aan
het einde van het jaar.

3. Dit artikel vindt geen toepassing ingeval de belastingplichtige voor
de winst uit de laagbelaste buitenlandse beleggingsonderneming in het
buitenland is vrijgesteld van een belasting naar de winst, of aldaar is
onderworpen aan een belasting naar de winst die niet resulteert in een
daadwerkelijke heffing.

4. Dit artikel vindt geen toepassing ten aanzien van een
belastingplichtige die als beleggingsinstelling is aangemerkt.

Artikel 15i

1. Ingeval de belastingplichtige ophoudt winst uit een andere staat te
genieten, vindt de objectvrijstelling voor buitenlandse
ondernemingswinsten geen toepassing met betrekking tot het op de voet
van dit artikel berekende verlies uit die staat (stakingsverlies).

2. Van een stakingsverlies uit een staat is sprake ingeval de op de voet
van artikel 15e in aanmerking genomen bedragen aan winst uit die staat
per saldo hebben geleid tot een negatief bedrag, doch voor zover ter
zake van dit negatieve saldo in die andere staat generlei tegemoetkoming
bij de belastingheffing is verleend.

3. Het stakingsverlies wordt niet in aanmerking genomen voor zover een
ander dan de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam in die
andere staat recht heeft op enigerlei tegemoetkoming bij de
belastingheffing ter zake van verliezen die deel uitmaken van het
stakingsverlies. 

4. Het stakingverlies komt in aftrek op het tijdstip waarop de
belastingplichtige ophoudt winst uit de andere staat te genieten:

a. mits de activiteiten van de belastingplichtige in de andere staat
niet in belangrijke mate reeds zijn of worden voortgezet door een met de
belastingplichtige verbonden lichaam, en 

b. voor zover de hoogte van het in aanmerking te nemen stakingsverlies
is gebleken.

5. Ingeval de belastingplichtige binnen drie jaren na het tijdstip
waarop het stakingsverlies in aftrek is gekomen weer winst uit die
andere staat gaat genieten, wordt een bedrag ter grootte van het in
aftrek gekomen verlies aan de winst toegevoegd. 

6. De objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten is niet
van toepassing op de toevoeging aan de winst, bedoeld in het vijfde lid.
Het bedrag dat aan de winst is toegevoegd, wordt voor de toepassing van
het tweede lid aangemerkt als een negatief bedrag aan winst uit de
andere staat dat op de voet van artikel 15e in aanmerking is genomen. 

7. Het saldo van de positieve en negatieve bedragen aan winst uit een
andere staat wordt op verzoek door de inspecteur bij voor bezwaar
vatbare beschikking vastgesteld, mits de belastingplichtige een
berekening heeft overgelegd waarop naar zijn oordeel het saldo zou
moeten worden vastgesteld. Indien het saldo op een onjuist bedrag is
vastgesteld, kan de inspecteur de beschikking bij voor bezwaar vatbare
beschikking herzien. De bevoegdheid tot herziening vervalt door verloop
van vijf jaren na de vaststelling van de beschikking.

Artikel 15j 

1. Indien de belastingplichtige ophoudt winst uit een andere staat te
genieten en de activiteiten die tot die winst hebben geleid in
belangrijke mate reeds zijn of worden voortgezet door een met de
belastingplichtige verbonden lichaam, wordt het saldo van de positieve
en de negatieve bedragen aan winst uit die andere staat dat bij de
belastingplichtige in aanmerking is genomen op de voet van artikel 15e,
doorgeschoven naar het verbonden lichaam dat de activiteiten voortzet en
bij dat lichaam aangemerkt als bestanddelen die door dat lichaam op de
voet van artikel 15e in aanmerking zijn genomen. Ingeval de activiteiten
door meer dan een met de belastingplichtige verbonden lichaam zijn of
worden voortgezet, vindt de eerste volzin naar evenredigheid toepassing.

2. Een voortzetting wordt niet aanwezig geacht in geval van een
voortzetting in het zicht van staking. De doorschuiving op de voet van
het eerste lid vindt dan geen toepassing. Van voortzetting in het zicht
van staking is sprake ingeval de voortgezette activiteiten binnen drie
jaar na de aanvang van de voortzetting worden gestaakt, tenzij het
verbonden lichaam aannemelijk maakt dat de staking plaatsvindt op grond
van zakelijke overwegingen die zijn opgekomen na de aanvang van de
voortzetting. 

3. Op een door de belastingplichtige en het voortzettende lichaam
gezamenlijk gedaan verzoek wordt door de inspecteur belast met de
aanslagregeling van de belastingplichtige het doorgeschoven saldo bij
voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld. Indien het saldo op een
onjuist bedrag is vastgesteld, kan de inspecteur de beschikking bij voor
bezwaar vatbare beschikking herzien. De bevoegdheid tot herziening
vervalt door verloop van vijf jaren na de vaststelling van de
beschikking.

S

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel b, wordt ā€œindien het aanmerkelijk
belang niet behoort tot het vermogen van een ondernemingā€ vervangen
door: indien de belastingplichtige het aanmerkelijk belang houdt met als
voornaamste doel of een van de voornaamste doelen om de heffing van
inkomstenbelasting of dividendbelasting bij een ander te ontgaan en dit
aanmerkelijk belang niet behoort tot het vermogen van een onderneming. 

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. In afwijking van het derde lid, onderdeel b, wordt, indien het
aanmerkelijk belang wordt gehouden om de heffing van alleen
dividendbelasting te ontgaan, het in aanmerking te nemen belastbare
inkomen uit dat aanmerkelijk belang gesteld op 15/H gedeelte van de
ontvangen opbrengst, bedoeld in de Wet op de dividendbelasting 1965, uit
dat belang. Daarbij staat H voor het percentage van het hoogste tarief,
bedoeld in artikel 22, geldend voor het jaar waarin het voordeel is
genoten.

T

Artikel 17a wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding ā€œ1.ā€ voor het eerste lid vervalt. 

2. Het tweede lid vervalt.

Ta

In artikel 18, eerste lid, wordt ā€œde artikelen 15d en 15eā€vervangen
door: artikel 15d.

U

In het opschrift van hoofdstuk VA wordt ā€œDeelnemingsverrekeningā€
vervangen door: Deelnemingsverrekening en verrekening bij buitenlandse
ondernemingswinsten.

V.

Artikel 23c, zesde lid, komt te luiden: 

6. De vermindering ingevolge dit artikel bedraagt ten hoogste het bedrag
van de op de voet van hoofdstuk V berekende belasting, verminderd met de
verminderingen volgens de regelen ter voorkoming van dubbele belasting.

W

Na artikel 23c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23d

1. De op de voet van hoofdstuk V berekende belasting wordt verminderd
wegens de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten, bedoeld in
artikel 15h.

2. De vermindering wegens de verrekening bij buitenlandse
ondernemingswinsten is het laagste van de volgende bedragen: 

a. 5% van het gezamenlijke bedrag aan winst uit buitenlandse onderneming
waarop de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten geen
toepassing vindt, bedoeld in artikel 15h, eerste lid;

b. het bedrag dat tot de volgens hoofdstuk V berekende belasting in
dezelfde verhouding staat als het in onderdeel a bedoelde gezamenlijke
bedrag aan winst uit buitenlandse onderneming, staat tot het belastbare
bedrag.

3. Op verzoek van de belastingplichtige wordt voor de toepassing van het
tweede lid, onderdeel a, geen 5% van het aldaar bedoelde bedrag aan
winst uit buitenlandse onderneming in aanmerking genomen, maar het door
de belastingplichtige aan te tonen werkelijke bedrag aan buitenlandse
winstbelasting dat ter zake van die winst is betaald. 

4. De vermindering ingevolge dit artikel bedraagt ten hoogste het bedrag
van de op de voet van hoofdstuk V berekende belasting, verminderd met de
verminderingen volgens de regelen ter voorkoming van dubbele belasting
en de deelnemingsverrekening. 

5. Voor zover in een jaar het volgens het tweede lid, onderdeel a, of
het derde lid berekende bedrag door de toepassing van het tweede lid,
onderdeel b, of het vierde lid niet leidt tot een vermindering van de
volgens hoofdstuk V over dat jaar berekende belasting, wordt het
overgebracht naar het volgende jaar en in dat jaar bij de berekening van
de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten in aanmerking
genomen door het toe te voegen aan het bedrag van het tweede lid,
onderdeel a. Deze overbrenging vindt alleen plaats indien het naar het
volgende jaar over te brengen bedrag door de inspecteur is vastgesteld
bij voor bezwaar vatbare beschikking. 

6. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat het volgens
het vijfde lid over te brengen bedrag te hoog is vastgesteld, kan de
inspecteur de in dat lid bedoelde beschikking herzien bij voor bezwaar
vatbare beschikking. Een feit dat de inspecteur bekend was of
redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor herziening
opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter
zake van dit feit te kwader trouw is. Artikel 16, tweede lid, aanhef en
onderdeel c, derde lid en vierde lid, van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing.

X

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd,
luidende: De dividendbelasting die met toepassing van artikel 1, zevende
lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 is geheven, wordt slechts
als voorheffing aangewezen voor zover de met die dividendbelasting
verband houdende opbrengst deel uitmaakt van het Nederlandse inkomen,
bedoeld in artikel 17, derde lid.

2. In het vierde lid, onderdelen a en b, vervalt ā€œof artikel 19gā€.

Y

Na artikel 33a worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 33b 

1. Bij de aanwezigheid van een op basis van een regeling ter voorkoming
van dubbele belasting naar een jaar dat aanvangt op of na
1Ā januariĀ 2012 over te brengen bedrag aan negatieve buitenlandse winst
uit een staat, vindt de objectvrijstelling voor buitenlandse
ondernemingswinsten, bedoeld in artikel 15e, met betrekking tot de
positieve buitenlandse winst uit die staat van dat jaar en van de
daaropvolgende jaren, geen toepassing tot in totaal een bedrag gelijk
aan dat van het over te brengen bedrag aan negatieve buitenlandse winst.

2. Het eerste lid vindt geen toepassing voor zover:

a. met het bedrag aan negatieve buitenlandse winst al rekening is
gehouden bij de toepassing van artikel 13c, zoals dat luidde op
31Ā decemberĀ 2011;

b. de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag aan negatieve
buitenlandse winst heeft geleid tot een verlies dat vanwege de in
artikel 20, tweede lid, opgenomen termijnen niet meer verrekenbaar is.

3. Het eerste lid vindt geen toepassing indien de belastingplichtige is
opgehouden winst uit de in dat lid bedoelde andere staat te genieten, de
belastingplichtige niet binnen drie jaren na het tijdstip waarop hij is
opgehouden winst uit die andere staat te genieten weer winst uit die
andere staat is gaan genieten en voldaan is aan de voorwaarden van
artikel 15i, tweede, derde en vierde lid, voor het in aftrek kunnen
brengen van een stakingsverlies. 

4. Op verzoek van de belastingplichtige wordt, bij toepassing van het
eerste lid in enig jaar, het daarna nog resterende bedrag aan negatieve
buitenlandse winst uit een staat door de inspecteur bij voor bezwaar
vatbare beschikking vastgesteld. Rechtsmiddelen tegen een dergelijke
beschikking kunnen alleen betrekking hebben op de mutaties in het nog
resterende bedrag ten opzichte van de daaraan voorafgaande vaststelling
van het bedrag. Een bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld
resterend bedrag aan negatieve buitenlandse winst kan worden herzien
indien dit wijziging ondergaat als gevolg van de verrekening van
verliezen of het opleggen van een navorderingsaanslag over enig jaar,
dan wel indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat het
bedrag te laag is vastgesteld. 

5. Artikel 13c, zoals dat luidde op 31Ā decemberĀ 2011, blijft van
toepassing: 

a. met betrekking tot een deelneming in een lichaam dat een onderneming
drijft die voordien als een buitenlandse onderneming werd gedreven door
de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam, indien verliezen
uit die buitenlandse onderneming voorafgaand aan het eerste jaar dat
aanvangt op of na 1Ā januariĀ 2012 in mindering zijn gekomen op de in
Nederland belastbare winst; 

b. met betrekking tot een deelneming, indien de belastingplichtige via
deze deelneming een belang heeft van ten minste vijf percent in een
lichaam als bedoeld in onderdeel a.

In afwijking van de eerste volzin vindt artikel 13c, zoals dat luidde op
31Ā decemberĀ 2011, geen toepassing voor zover met de verliezen uit de
buitenlandse onderneming op basis van het eerste lid al rekening is
gehouden bij de toepassing van de objectvrijstelling voor buitenlandse
ondernemingswinsten.

6. Bij de toepassing van het vijfde lid blijven de artikelen 2, vierde
lid, 10a, vierde lid, 13ba, zevende lid, 13d, tweede lid, onderdeel b,
en 18, eerste lid, zoals deze luidden op 31 december 2011, van
toepassing.

Artikel 33c

1. Een bij een belastingplichtige met betrekking tot een laagbelaste
buitenlandse beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 15g, op basis
van een regeling ter voorkoming van dubbele belasting naar een jaar dat
aanvangt op of na 1Ā januariĀ 2012 over te brengen bedrag aan te
verrekenen belasting, wordt voor de toepassing van artikel 23d
aangemerkt als een naar dat jaar over te brengen bedrag als bedoeld in
het vijfde lid van dat artikel.

2. Een bij een belastingplichtige met betrekking tot een laagbelaste
buitenlandse beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 15g, op basis
van een regeling ter voorkoming van dubbele belasting naar een jaar dat
aanvangt op of na 1Ā januariĀ 2012 over te brengen bedrag aan negatieve
buitenlandse winst, wordt voor de toepassing van artikel 23d, tweede
lid, onderdeel a, en derde lid, in dat jaar en de daaropvolgende jaren,
in mindering gebracht op het gezamenlijke bedrag aan winst uit
buitenlandse onderneming van die jaren, doch niet verder dan tot nihil,
tot in totaal het over te brengen bedrag.

3. Het tweede lid vindt geen toepassing voor zover:

a. met het bedrag aan negatieve buitenlandse winst al rekening is
gehouden bij de toepassing van artikel 13c, zoals dat luidde op
31Ā decemberĀ 2011;

b. de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag aan negatieve
buitenlandse winst heeft geleid tot een verlies dat vanwege de in
artikel 20, tweede lid, opgenomen termijnen niet meer verrekenbaar is.

4. Artikel 33b, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. 

Artikel 33d

1. Voor de bepaling van het stakingsverlies uit een staat, bedoeld in
artikel 15i, tweede lid, worden mede als op de voet van artikel 15e in
aanmerking genomen bedragen aan winst uit die staat beschouwd de
positieve bedragen aan buitenlandse winst uit die staat die de
belastingplichtige in de vijf jaren voorgaande aan het eerste jaar dat
aanvangt op of na 1Ā januariĀ 2012 heeft genoten. De eerste volzin vindt
geen toepassing voor zover een positief bedrag aan buitenlandse winst
uit een staat is verrekend met een negatief bedrag aan winst uit die
staat van een ander jaar. 

2. Voor zover als gevolg van artikel 33b, eerste lid, de
objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten, bedoeld in
artikel 15e, niet van toepassing is op positieve buitenlandse winst uit
een staat, wordt deze winst niet in aanmerking genomen bij de bepaling
van het stakingsverlies uit die staat, bedoeld in artikel 15i, tweede
lid.

ARTIKEL XI

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt met ingang van
1Ā januariĀ 2013 als volgt gewijzigd:

A

In artikel 15ab, vijfde lid, wordt ā€œgeen heffingsrente vergoedā€
vervangen door: geen belastingrente vergoed.

B

In artikel 20a, eerste lid, vervalt laatste volzin.

C

Artikel 25, vierde lid, komt te luiden:

4. De dividendbelasting die op grond van artikel 9.2, vierde lid, van de
Wet inkomstenbelasting 2001 niet als voorheffing in aanmerking wordt
genomen, wordt als voorheffing aangewezen:

a. van de bank, bedoeld in artikel 11a van de Wet op de loonbelasting
1964 of artikel 1.7a van de Wet inkomstenbelasting 2001, indien die bank
een bedrag ter grootte van die dividendbelasting overmaakt naar de
stamrechtspaarrekening, onderscheidenlijk naar de
vitaliteitsspaarrekening, van degene bij wie die dividendbelasting niet
als voorheffing in aanmerking wordt genomen;

b. van de beheerder van de beleggingsinstelling, bedoeld in artikel 11a
van de Wet op de loonbelasting 1964 of artikel 1.7a van de Wet
inkomstenbelasting 2001, indien die beheerder een bedrag ter grootte van
die dividendbelasting aanwendt ter verkrijging van een of meer
stamrechtbeleggingsrechten, onderscheidenlijk van een of meer
vitaliteitsspaarrechten van deelneming, in die instelling ten behoeve
van degene bij wie die dividendbelasting niet als voorheffing in
aanmerking wordt genomen.

ARTIKEL XII

1. Een ingevolge artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting
1969, zoals dat artikel luidde op 31Ā decemberĀ 2011, gevormde
herbestedingsreserve wordt bij het begin van het eerste boekjaar dat
aanvangt op of na 1Ā januariĀ 2012 aangemerkt als een bestedingsreserve
als bedoeld in genoemd artikel 12 zoals dat luidt met ingang van
1Ā januariĀ 2012, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van genoemd
artikel 12, zoals dat luidt met ingang van 1Ā januariĀ 2012. 

2. Voor lichamen die een herbestedingsreserve hebben gevormd als bedoeld
in artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zoals dat
artikel luidde op 31Ā decemberĀ 2011, en met ingang van het eerste
boekjaar dat aanvangt op of na 1Ā januariĀ 2012 niet voldoen aan de
voorwaarden die artikel 12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
stelt ter zake van de vorming van een bestedingsreserve, blijft artikel
12 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zoals dat luidde op
31Ā decemberĀ 2011 van toepassing met betrekking tot die
herbestedingsreserve.

ARTIKEL XIII

De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Indien een coƶperatie direct of indirect aandelen, winstbewijzen of
geldleningen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 houdt met als voornaamste doel of
een van de voornaamste doelen om de heffing van dividendbelasting of
buitenlandse belasting bij een ander te ontgaan, en het direct of
indirect door die ander gehouden lidmaatschapsrecht van die coƶperatie
niet tot het vermogen van een onderneming van het lid behoort, wordt
voor de toepassing van deze wet, met uitzondering van artikel 4, eerste
en tweede lid, dat lidmaatschapsrecht gelijkgesteld met een aandeel en
wordt die coƶperatie gelijkgesteld met een vennootschap welker kapitaal
geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Indien bij een lid van een
in de eerste volzin bedoelde coƶperatie die direct of indirect aandelen
in, winstbewijzen van of geldleningen als bedoeld in artikel 10, eerste
lid, onderdeel d, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 aan een
in Nederland gevestigde vennootschap houdt, het lidmaatschapsrecht
behoort tot het vermogen van een onderneming, is de eerste volzin van
overeenkomstige toepassing voor zover de opbrengst van het
lidmaatschapsrecht in de coƶperatie niet te boven gaat het naar
evenredigheid aan dat lidmaatschapsrecht toe te rekenen deel van de
zuivere winst die bij die vennootschap reeds aanwezig was op het
tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip waarop de
coƶperatie die aandelen, winstbewijzen of geldleningen direct of
indirect verkreeg. Voor de toepassing van de eerste en tweede volzin
wordt mede verstaan onder:

a. een coƶperatie: een vereniging op coƶperatieve grondslag;

b. een lidmaatschapsrecht: een daarmee op Ć©Ć©n lijn te stellen bewijs
van deelgerechtigdheid tot het vermogen van een coƶperatie of
vereniging op coƶperatieve grondslag.

B

In artikel 4, zesde lid, vervalt ā€œof artikel 19g, derde lid,ā€.

C

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. Ten aanzien van een lichaam dat is gevestigd in een bij ministeriƫle
regeling aangewezen staat, niet zijnde een staat als bedoeld in het
tweede lid, waarmee Nederland een regeling is overeengekomen die
voorziet in de uitwisseling van inlichtingen, dat aldaar niet aan een
belastingheffing naar de winst is onderworpen en dat, ware het in
Nederland gevestigd geweest, ook alhier niet aan de heffing van de
vennootschapsbelasting zou zijn onderworpen, is het eerste lid van
overeenkomstige toepassing voor zover de te zijnen laste ingehouden
dividendbelasting betrekking heeft op de opbrengst uit portfolio
investeringen. Onder portfolio investeringen worden verstaan de
investeringen die vallen onder de vrijheid van kapitaalverkeer, bedoeld
in artikel 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie, en die geen directe investering vormen in de zin van artikel 64
van dat verdrag. 

4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing met betrekking tot
lichamen die een vergelijkbare functie vervullen als
beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 6a of artikel 28 van de
Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

D

In artikel 11a, tweede lid, tweede volzin, wordt ā€œartikel 10, derde
lidā€ vervangen door: artikel 10, tweede en derde lid.

ARTIKEL XIV

In de Wet op de dividendbelasting 1965 komt artikel 4, zesde lid, met
ingang van 1Ā januariĀ 2013 te luiden: 

6. Bij een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 van de Wet op
de vennootschapsbelasting 1969 mag inhouding van de belasting achterwege
blijven ten aanzien van opbrengsten van:

a. rechten van deelneming in die instelling als bedoeld in artikel 11a,
tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964;

b. rechten van deelneming in die instelling als bedoeld in artikel 1.7a
van de Wet inkomstenbelasting 2001;

c. rechten van deelneming in die instelling als bedoeld in artikel
3.116a, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

d. rechten van deelneming in die instelling als bedoeld in artikel
3.126a, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

ARTIKEL XV

In de Successiewet 1956 wordt met ingang van 1Ā januariĀ 2013 in artikel
67, derde lid, ā€œheffingsrenteā€ telkens vervangen door:
belastingrente.

ARTIKEL XVI

De Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9, vierde lid, vervalt ā€œnaar het gewone tariefā€.

B

In artikel 13, eerste lid, vervalt ā€œnaar het gewone tariefā€.

C

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding ā€œ1.ā€ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting 2 percent voor
de verkrijging van woningen en van rechten waaraan deze zijn
onderworpen, alsmede voor de verkrijging van aandelen en rechten als
bedoeld in artikel 4, eerste lid, voor zover deze aandelen en rechten
middellijk of onmiddellijk woningen vertegenwoordigen.

ARTIKEL XVII

In de Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt artikel 14 met ingang
van 1Ā juliĀ 2012 als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding ā€œ1.ā€ voor het eerste lid vervalt. 

2. Het tweede lid vervalt.

ARTIKEL XVIII

De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt met ingang van 1Ā januariĀ 2013
als volgt gewijzigd:

A

Artikel 17c, vijfde lid, vervalt.

B

Artikel 28 komt te luiden:

Artikel 28

De heffing van de belasting ter zake van de levering, de
intracommunautaire verwerving en de invoer van tabaksproducten als
bedoeld in artikel 29 van de Wet op de accijns geschiedt met
overeenkomstige toepassing van de voor die accijns geldende regelen, met
dien verstande dat het tarief 19/119 deel bedraagt van de voor de
berekening van de accijns in aanmerking komende kleinhandelsprijs. Die
belasting komt niet voor aftrek als is bedoeld in artikel 15 in
aanmerking.

C

In artikel 28s, vijfde lid, wordt ā€œDe artikelen 30f, 67c en 67f van de
Algemene wet inzake rijksbelastingenā€ vervangen door: De artikelen
30h, 30ha, 67c en 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. 

ARTIKEL XIX

In de Wet op de omzetbelasting 1968 wordt in artikel 28w, zesde lid,
ā€œDe artikelen 30f, 67c en 67f van de Algemene wet inzake
rijksbelastingenā€ met ingang van 1Ā januariĀ 2015 vervangen door: De
artikelen 30h, 30ha, 67c en 67f van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen. 

ARTIKEL XX

In de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt artikel 25a als volgt
gewijzigd:

1. De tabel in het eerste lid wordt vervangen door:

Bij een toegestane maximum massa in kilogrammen van	over een tijdvak van
drie maanden

	zonder koppelinrichting	met koppelinrichting

	zonder luchtvering	met luchtvering	zonder luchtvering	met luchtvering

	met aantal assen	met aantal assen

	2	3	4 of meer	2	3	4 of meer	2	3 of meer	2	3 of meer

Minder dan 12Ā 000	ā‚¬ 72,45	ā‚¬ 72,45	ā‚¬ 72,45	ā‚¬ 72,45	ā‚¬ 72,45	ā‚¬
72,45	ā‚¬ 72,45	ā‚¬ 72,45	ā‚¬ 72,45	ā‚¬ 72,45

12 000 tot 15Ā 000 	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬
160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84

15Ā 000 tot 23Ā 000	ā‚¬ 239,89	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬
160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84

23Ā 000 tot 25Ā 000	ā‚¬ 239,89	ā‚¬ 239,89	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬
160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84

25Ā 000 tot 27Ā 000	ā‚¬ 239,89	ā‚¬ 239,89	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬
160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 215,38	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84

27Ā 000 tot 29Ā 000	ā‚¬ 253,52	ā‚¬ 253,52	ā‚¬ 253,52	ā‚¬ 160,84	ā‚¬
160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 215,38	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84

29Ā 000 tot 31Ā 000	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 253,52	ā‚¬
253,52	ā‚¬ 253,52	ā‚¬ 234,39	ā‚¬ 228,97	ā‚¬ 160,84	ā‚¬ 160,84

31Ā 000 tot 33Ā 000	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 253,52	ā‚¬
253,52	ā‚¬ 253,52	ā‚¬ 324,41	ā‚¬ 228,97	ā‚¬ 234,39	ā‚¬ 160,84

33Ā 000 tot 36Ā 000	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 253,52	ā‚¬
253,52	ā‚¬ 253,52	ā‚¬ 487,98	ā‚¬ 316,19	ā‚¬ 324,41	ā‚¬ 228,97

36Ā 000 tot 38Ā 000	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 253,52	ā‚¬
253,52	ā‚¬ 253,52	ā‚¬ 487,98	ā‚¬ 316,19	ā‚¬ 324,41	ā‚¬ 228,97

38Ā 000 tot 40Ā 000	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 253,52	ā‚¬
253,52	ā‚¬ 253,52	ā‚¬ 487,98	ā‚¬ 433,50	ā‚¬ 357,11	ā‚¬ 316,19

40Ā 000 en meer	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 373,49	ā‚¬ 253,52	ā‚¬ 253,52
ā‚¬ 253,52	ā‚¬ 640,65	ā‚¬ 640,65	ā‚¬ 487,98	ā‚¬ 433,50



2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De ingevolge het eerste lid verschuldigde belasting wordt verhoogd
met:

a. 90% voor een EURO 0-voertuig;

b. 75% voor een EURO 1-voertuig;

c. 60% voor een EURO 2-voertuig;

d. 20% voor een EURO 3-voertuig.

3. In het vijfde lid, onderdeel d, wordt ā€œ Euronorm III en hogerā€
vervangen door ā€œEuronormĀ IIIā€ en wordt ā€œna 30 september 2000ā€
vervangen door: na 30Ā september 2000 maar voor 1Ā oktober 2005.

ARTIKEL XXI

1. De Wet belasting zware motorrijtuigen wordt ingetrokken.

2. De heffing van het gemeenschappelijk gebruiksrecht, bedoeld in
artikel 3 van het op 9Ā februari 1994 te Brussel tot stand gekomen
Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde
wegen door zware vrachtwagens (Trb. 1994, 69) wordt beƫindigd.

ARTIKEL XXII

De Wet op de accijns wordt met ingang van 1Ā juniĀ 2012 als volgt
gewijzigd:

A

Aan artikel 73, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: De
accijnszegels zijn staatseigendom.

B

Artikel 75 komt te luiden:

Artikel 75

1. Accijnszegels kunnen worden aangevraagd bij de zegelproducent door:

a. de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats voor
tabaksproducten;

b. de in Nederland gevestigde geregistreerde geadresseerde;

c. de fiscaal vertegenwoordiger van een niet in Nederland gevestigd
bedrijf die buiten Nederland tabaksproducten van accijnszegels voorziet;

d. een in Nederland gevestigd bedrijf dat buiten Nederland
tabaksproducten van accijnszegels voorziet.

De inspecteur beslist bij afwijzing van de aanvraag van accijnszegels
bij voor bezwaar vatbare beschikking.

2. Degene die accijnszegels wil aanvragen verzoekt bij de inspecteur om
toestemming voor het aanvragen van accijnszegels. De inspecteur beslist
op de aanvraag alsmede het intrekken van een toestemming bij voor
bezwaar vatbare beschikking.

3. Indien de fiscaal vertegenwoordiger, bedoeld in het eerste lid,
onderdeel c, toestemming als bedoeld in het tweede lid wil verkrijgen
ten behoeve van meerdere bedrijven, moet voor elk bedrijf afzonderlijk
toestemming worden verkregen.

4. Bij ministeriƫle regeling worden voorwaarden en beperkingen gesteld
waaronder de toestemming, bedoeld in het tweede lid, wordt verleend.

5. De toestemming voor de aanvraag van accijnszegels kan door de
inspecteur worden ingetrokken ingeval:

a. niet wordt voldaan aan de bij ministeriƫle regeling bepaalde
voorwaarden of de in de toestemming opgenomen voorwaarden;

b. geen of niet voldoende zekerheid is gesteld;

c. misbruik van de toestemming is gemaakt of een poging daartoe is
gedaan;

d. degene aan wie de toestemming is verleend onherroepelijk is
veroordeeld wegens het niet nakomen van een wettelijke bepaling inzake
de accijns;

e. degene aan wie de toestemming is verleend in staat van faillissement
verkeert of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke
personen van toepassing is;

f. degene aan wie de toestemming is verleend daarom verzoekt.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden
worden gesteld waaraan door degene die de accijnszegels aanvraagt moet
worden voldaan. 

7. Van accijnszegels voorziene tabaksproducten worden uitgeslagen tot
verbruik door degene die de accijnszegels heeft aangevraagd. 

8. In afwijking van het zevende lid kan onder bij algemene maatregel van
bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen worden bepaald dat de
tabaksproducten door een ander tot verbruik worden uitgeslagen.

9. Bij ministeriƫle regeling worden regels gesteld omtrent het
aanvragen, het verkrijgbaar stellen, het verstrekken en het gebruik van
accijnszegels.

C

Artikel 76 komt te luiden:

Artikel 76

1. Om de in artikel 75, tweede lid, bedoelde toestemming te kunnen
verkrijgen stelt degene die de accijnszegels aanvraagt zekerheid voor
het bedrag aan accijns en omzetbelasting dat de accijnszegels
vertegenwoordigen.

2. Het bedrag van de zekerheid wordt door de inspecteur vastgesteld bij
voor bezwaar vatbare beschikking. De vaststelling geschiedt tot een
zodanig bedrag dat het bedrag aan accijns en omzetbelasting dat de
zegels vertegenwoordigen voldoende verzekerd kan worden geacht. 

3. Indien de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats en de
geregistreerde geadresseerde zekerheid hebben gesteld op de voet van
artikel 56 kan die zekerheid mede dienen als zekerheid als bedoeld in
het eerste lid. 

4. Met betrekking tot de zekerheid, bedoeld in het eerste lid, zijn de
artikelen 57 tot en met 60 van overeenkomstige toepassing.

5. Bij ministeriƫle regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit artikel.

D

Artikel 76a vervalt.

E

Artikel 77 komt te luiden:

Artikel 77

1. Accijnszegels die zijn ontvangen door degene die de zegels heeft
aangevraagd en waarvan niet is aangetoond dat zij zijn aangebracht op
tabaksproducten die zijn uitgeslagen tot verbruik, worden geacht te zijn
vermist. 

2. Als vermiste accijnszegels worden niet aangemerkt accijnszegels die:

a. deel uitmaken van de zegelvoorraad;

b. retour zijn gezonden aan de inspecteur;

c. onder ambtelijk toezicht zijn vernietigd;

d. verloren zijn gegaan door overmacht of ongeval;

e. op tabaksproducten zijn aangebracht en waarvoor de accijns in een
andere lidstaat verschuldigd is geworden, en de verwijdering of
vernietiging van de accijnszegels ten genoegen van de inspecteur wordt
aangetoond. 

3. Vanaf het moment dat de accijnszegels door of namens degene die de
accijnszegels heeft aangevraagd in ontvangst zijn genomen op het
distributiepunt, is degene die de accijnszegels heeft aangevraagd
aansprakelijk voor het bedrag aan accijns en omzetbelasting dat de
accijnszegels vertegenwoordigen. 

4. Degene die de accijnszegels heeft aangevraagd moet het bedrag aan
accijns en omzetbelasting dat de vermiste accijnszegels
vertegenwoordigen betalen.

5. Het bedrag aan accijns en omzetbelasting dat de vermiste
accijnszegels vertegenwoordigen wordt door de inspecteur vastgesteld bij
voor bezwaar vatbare beschikking. Bij vaststelling van het bedrag aan
accijns en omzetbelasting dat de vermiste accijnszegels
vertegenwoordigen maakt de inspecteur het volgende onderscheid:

a. onbedrukte blanco accijnszegels: een bedrag aan accijns en
omzetbelasting behorend bij een gewogen gemiddelde prijs en hoeveelheid
per zegelaanvrager op het moment waarop het vermis wordt vastgesteld
naar het op dat moment geldende tarief;

b. bedrukte accijnszegels: het bedrag wordt afgeleid uit in de
administratie opgenomen prijs en hoeveelheid die is vermeld op de
vermiste zegels naar het op dat moment geldende tarief. 

6. Voor de toepassing van dit artikel en de daarop gebaseerde bepalingen
wordt verstaan onder:

a. onbedrukte blanco accijnszegels: accijnszegels die niet als bedrukte
accijnszegels kunnen worden aangemerkt;

b. bedrukte accijnszegels: accijnszegels voor sigaretten of rooktabak
die zijn voorzien van de gegevens met betrekking tot de soort
tabaksproduct, de kleinhandelsprijs, de hoeveelheid en de tariefcode of
accijnszegels voor sigaren die zijn voorzien van de gegevens met
betrekking tot de soort tabaksproduct en de kleinhandelsprijs.

7. Op de betaling als bedoeld in het vierde lid zijn de Algemene wet
inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 van toepassing.

8. Bij ministeriƫle regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten
behoeve van de uitvoering van dit artikel.

F

In artikel 78 wordt ā€œde kleinhandelsprijs, de soortā€ vervangen door:
de kleinhandelsprijs, de tariefcode, de soort.

G

Artikel 79 komt te luiden:

Artikel 79

1. Op verzoek van degene die de zegels heeft aangevraagd kunnen
accijnszegels onder ambtelijk toezicht worden vernietigd. 

2. Bij ministeriƫle regeling kunnen nadere regels worden gesteld met
betrekking tot het retour zenden van accijnszegels en de vernietiging
van accijnszegels onder ambtelijk toezicht.

H

In artikel 95a, eerste lid, wordt ā€œde tweede kalendermaandā€
vervangen door: de kalendermaand.

I

In artikel 96, eerste lid, wordt ā€œvergunninghouder van een
accijnsgoederenplaats voor tabaksproductenā€ vervangen door: ieder die
toestemming heeft om accijnszegels aan te vragen.

ARTIKEL XXIII

1. De artikelen 76, 76a, 77 en 79 van de Wet op de accijns zoals deze
luidden op 31 mei 2012, blijven tot 1Ā januariĀ 2013 van toepassing voor
zover zij betrekking hebben op accijnszegels die vĆ³Ć³r 1Ā juniĀ 2012
zijn aangevraagd.

2. De artikelen 76, 77 en 79 van de Wet op de accijns zoals deze luidden
op 31 mei 2012, blijven tot 1Ā januariĀ 2013 van toepassing voor zover
zij betrekking hebben op belastingzegels die vĆ³Ć³r 1Ā juniĀ 2012 zijn
aangevraagd.

3. Bij ministeriƫle regeling kunnen nadere regels worden gesteld met
betrekking tot de overgang van de in de artikelen 76, 76a, 77 en 79 van
de Wet op de accijns, zoals deze luidden op 31 mei 2011, neergelegde
systematiek, naar de op grond van deze wet met ingang van 1Ā juniĀ 2012
geldende systematiek.

ARTIKEL XXIV

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervallen de onderdelen a en c. Voorts wordt onderdeel b
geletterd a en worden de onderdelen d tot en met f geletterd b tot en
met d.

B

Artikel 2, eerste lid, onderdeel b, vervalt.

C

De hoofdstukken II en IV vervallen.

D

In artikel 90 wordt ā€œ8, eerste en derde lid, 9, 18, 28, eerste lid,
onderdeel a, en tweede lid,ā€ vervangen door: 18,.

E

In artikel 91, eerste lid, vervalt ā€œ27, tweede lid, 28, derde lid, 30,
eerste lid,ā€.

F

In artikel 92, eerste lid, vervalt ā€œ, afvalstoffenbelastingā€.

ARTIKEL XXV

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt met ingang van
1Ā januariĀ 2013 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a vervalt, onder verlettering van de onderdelen b en c tot
a en b.

2. Onderdeel d vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot
van onderdeel b (nieuw) door een punt.

B

De hoofdstukken III en VIII vervallen.

C

In artikel 89 vervallen het vierde tot en met zesde lid, onder
vernummering van het zevende lid tot vierde lid.

D

In artikel 90 wordt ā€œ18, 43, 59, eerste en derde lid, 60, eerste lid,
en 86,ā€ vervangen door: 43, 59, eerste en derde lid, en 60.

E

Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt ā€œ20, eerste lid,ā€. Voorts wordt ā€œ70,
eerste tot en met derde lid, 84a, eerste en vierde lid, 86, vijfde lid,
87b, eerste lid, 89, derde en zevende lidā€ vervangen door: 70, eerste
tot en met derde lid, 89, derde en vierde lid.

2. In het tweede lid vervallen de tweede en de derde volzin.

F

In artikel 92, eerste lid, vervalt ā€œbelasting op leidingwater enā€.

ARTIKEL XXVI

Artikel 35, tweede lid, van de Wet op de verbruiksbelastingen van
alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten komt met ingang van
1Ā juniĀ 2012 te luiden:

2. De artikelen 73, tweede en derde lid, tot en met 76, 77, 78, eerste,
tweede en vierde lid, en 79 van de Wet op de accijns zijn van
overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL XXVII

De Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele
andere produkten wordt met ingang van 1Ā januariĀ 2013 ingetrokken.

ARTIKEL XXVIII

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt met ingang van
1Ā januariĀ 2013 als volgt gewijzigd:

0A

In artikel 1, eerste lid, wordt ā€œheffingsrenteā€ vervangen door:
belastingrente.

A

In artikel 24a, derde lid, wordt ā€œheffingsrenteā€ vervangen door:
belastingrente.

B

In het opschrift van hoofdstuk VA wordt ā€œHeffingsrenteā€ vervangen
door: Belastingrente.

C

Artikel 30f komt te luiden:

Artikel 30f

1. Indien met betrekking tot de inkomstenbelasting of de
vennootschapsbelasting na het verstrijken van een periode van 6 maanden
te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt
geheven een voorlopige aanslag met een door de belastingplichtige te
betalen bedrag aan belasting wordt vastgesteld, wordt met betrekking tot
die aanslag aan de belastingplichtige rente ā€“ belastingrente ā€“ in
rekening gebracht.

2. De belastingrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat
aanvangt 6 maanden te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover
de belasting wordt geheven en eindigt op de dag voorafgaand aan de dag
waarop de voorlopige aanslag invorderbaar is ingevolge artikel 9 van de
Invorderingswet 1990 en heeft als grondslag het te betalen bedrag aan
belasting. 

3. Ingeval de voorlopige aanslag is vastgesteld overeenkomstig een op de
door de inspecteur aangegeven wijze ingediend verzoek of overeenkomstig
de ingediende aangifte met betrekking tot het tijdvak waarover de
belasting wordt geheven, eindigt het tijdvak waarover de belastingrente
wordt berekend in afwijking in zoverre van het tweede lid, uiterlijk 14
weken na de datum van ontvangst van het verzoek, onderscheidenlijk 19
weken na de datum van ontvangst van deze aangifte. 

4. Geen belastingrente wordt in rekening gebracht ingeval de voorlopige
aanslag is vastgesteld overeenkomstig een op de door de inspecteur
aangegeven wijze ingediend verzoek dat is ontvangen voor de eerste dag
van de vijfde maand, onderscheidenlijk overeenkomstig een ingediende
aangifte die is ontvangen voor de eerste dag van de vierde maand na
afloop van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven.

D

Na artikel 30f worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 30fa

1. Indien met betrekking tot de inkomstenbelasting of de
vennootschapsbelasting na het verstrijken van een periode van 6 maanden
te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt
geheven een voorlopige aanslag tot een negatief bedrag aan te betalen
belasting wordt vastgesteld, wordt met betrekking tot die aanslag aan de
belastingplichtige rente ā€“ belastingrente ā€“ vergoed ingeval wordt
voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. de voorlopige aanslag is overeenkomstig een op de door de inspecteur
aangegeven wijze ingediend verzoek of overeenkomstig de ingediende
aangifte met betrekking tot het tijdvak waarover de belasting wordt
geheven, en

b. tussen de datum van ontvangst van dat verzoek of die aangifte en de
datum van vaststelling van de voorlopige aanslag zijn meer dan 8 weken,
onderscheidenlijk meer dan 13 weken, verstreken.

2. De belastingrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat
aanvangt 8 weken na ontvangst van het verzoek, onderscheidenlijk 13
weken na ontvangst van de aangifte, doch niet eerder dan 6 maanden te
rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt
geheven, en eindigt 6 weken na de dagtekening van het aanslagbiljet en
heeft als grondslag het te betalen bedrag aan belasting. 

Artikel 30fb

1. Bij herziening van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting of
vennootschapsbelasting met een positief bedrag tot een voorlopige
aanslag met een hoger positief bedrag, wordt met betrekking tot het
verschil belastingrente in rekening gebracht over het tijdvak dat
aanvangt 6 maanden te rekenen vanaf het tijdvak waarover de belasting
wordt geheven en eindigt op de dag voorafgaand aan de dag waarop het
verschil invorderbaar is ingevolge artikel 9 van de Invorderingswet
1990. Ingeval de herziening is vastgesteld overeenkomstig een op de door
de inspecteur aangegeven wijze ingediend verzoek of overeenkomstig de
ingediende aangifte met betrekking tot het tijdvak waarover de belasting
wordt geheven, eindigt het tijdvak waarover de belastingrente wordt
berekend in afwijking in zoverre van de eerste volzin, uiterlijk 14
weken na de datum van ontvangst van het verzoek, onderscheidenlijk 19
weken na ontvangst van de aangifte.

2. Bij herziening van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting of
vennootschapsbelasting met een positief bedrag tot een voorlopige
aanslag met een lager positief bedrag, wordt, zo eerder ter zake van dat
positieve bedrag belastingrente in rekening is gebracht, die eerder in
rekening gebrachte belastingrente voor zover toerekenbaar aan het
verschil, verminderd. Ter zake van het verschil in positieve bedragen
wordt belastingrente vergoed ingeval wordt voldaan aan de voorwaarden
van artikel 30fa, eerste lid, welke wordt berekend volgens het tweede
lid van dat artikel.

3. Bij herziening van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting of
vennootschapsbelasting met een positief bedrag tot een voorlopige
aanslag met een negatief bedrag, wordt, zo eerder ter zake van dat
positieve bedrag belastingrente in rekening is gebracht, die eerder in
rekening gebrachte belastingrente verminderd. Ter zake van het verschil
tussen het positieve bedrag en het negatieve bedrag wordt belastingrente
vergoed ingeval wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 30fa,
eerste lid, welke wordt berekend volgens het tweede lid van dat artikel.

4. Bij herziening van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting of
vennootschapsbelasting met een negatief bedrag tot een voorlopige
aanslag met positief bedrag, wordt met betrekking tot het verschil
tussen die bedragen belastingrente in rekening gebracht over het tijdvak
dat aanvangt 6 maanden te rekenen vanaf het tijdvak waarover de
belasting wordt geheven en eindigt op de dag voorafgaand aan de dag
waarop het verschil invorderbaar is ingevolge artikel 9 van de
Invorderingswet 1990. Ingeval de herziening is vastgesteld
overeenkomstig een op de door de inspecteur aangegeven wijze ingediend
verzoek of overeenkomstig de ingediende aangifte met betrekking tot het
tijdvak waarover de belasting wordt geheven, eindigt het tijdvak
waarover de belastingrente wordt berekend in afwijking in zoverre van de
eerste volzin uiterlijk 14 weken na de datum van ontvangst van het
verzoek, onderscheidenlijk 19 weken na de datum van ontvangst van deze
aangifte. 

5. Bij herziening van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting of
vennootschapsbelasting met een negatief bedrag tot een voorlopige
aanslag met een kleiner negatief bedrag wordt met betrekking tot het
verschil tussen die bedragen belastingrente in rekening gebracht over
het tijdvak dat aanvangt 6 maanden te rekenen vanaf het tijdvak waarover
de belasting wordt geheven en eindigt op de dag voorafgaand aan de dag
waarop het verschil invorderbaar is ingevolge artikel 9 van de
Invorderingswet 1990. Ingeval de herziening is vastgesteld
overeenkomstig een op de door de inspecteur aangegeven wijze ingediend
verzoek of overeenkomstig de ingediende aangifte met betrekking tot het
tijdvak waarover de belasting wordt geheven, eindigt het tijdvak
waarover de belastingrente wordt berekend in afwijking in zoverre van de
eerste volzin, uiterlijk 14 weken na de datum van ontvangst van het
verzoek, onderscheidenlijk 19 weken na de datum van ontvangst van de
aangifte. 

6. Bij herziening van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting of
vennootschapsbelasting met een negatief bedrag tot een voorlopige
aanslag met een groter negatief bedrag wordt, ingeval wordt voldaan aan
de voorwaarden van artikel 30fa, eerste lid, belastingrente vergoed,
berekend over het tijdvak, bedoeld in het tweede lid van dat artikel, en
met als grondslag het verschil tussen de twee negatieve bedragen.

7. Indien naar aanleiding van een bezwaarschrift of een daaropvolgende
gerechtelijke procedure een voorlopige aanslag wordt herzien
overeenkomstig het tweede, derde of zesde lid, wordt geen rente vergoed.
In het geval ter zake van de herziene voorlopige aanslag eerder
belastingrente in rekening is gebracht, wordt deze rente verminderd
overeenkomstig het tweede lid, onderscheidenlijk derde lid.

Artikel 30fc

1. Indien met betrekking tot de inkomstenbelasting of
vennootschapsbelasting na het verstrijken van een periode van 6 maanden
te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt
geheven een aanslag of een navorderingsaanslag met een door de
belastingplichtige te betalen bedrag aan belasting wordt vastgesteld,
wordt met betrekking tot die aanslag, onderscheidenlijk die
navorderingsaanslag, aan de belastingplichtige rente ā€“ belastingrente
ā€“ in rekening gebracht.

2. De belastingrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat
aanvangt 6 maanden te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover
de belasting wordt geheven en eindigt op de dag voorafgaand aan de dag
waarop de aanslag, onderscheidenlijk de navorderingsaanslag,
invorderbaar is ingevolge artikel 9 van de Invorderingswet 1990 en heeft
als grondslag het te betalen bedrag aan belasting. 

3. Ingeval de aanslag is vastgesteld overeenkomstig de ingediende
aangifte, eindigt het tijdvak waarover de belastingrente wordt berekend
in afwijking in zoverre van het tweede lid, uiterlijk 19 weken na de
datum van ontvangst van de aangifte.

4. Ingeval de navorderingsaanslag is vastgesteld naar aanleiding van een
verzoek, eindigt het tijdvak waarover de belastingrente wordt berekend
in afwijking in zoverre van het tweede lid, uiterlijk 12 weken na de
datum van ontvangst van het verzoek.

5. Dit artikel is niet van toepassing met betrekking tot
inkomstenbelasting ter zake van te conserveren inkomen als bedoeld in
artikel 2.8, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001,
uitgezonderd te conserveren inkomen dat is ontstaan door toepassing van
artikel 3.58, eerste lid, of artikel 3.64, eerste lid, van die wet. 

6. Voor de toepassing van dit artikel geldt als het te betalen bedrag
aan belasting: het bedrag na de verrekening ingevolge:

a. artikel 15;

b. de artikelen 3.152, zesde lid, en 4.51, zesde lid, van de Wet
inkomstenbelasting 2001;

c. artikel 21, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

Artikel 30fd

1. Indien met betrekking tot de inkomstenbelasting of de
vennootschapsbelasting na het verstrijken van een periode van 6 maanden
te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt
geheven een aanslag tot een negatief bedrag aan te betalen belasting
wordt vastgesteld, wordt met betrekking tot die aanslag aan de
belastingplichtige rente ā€“ belastingrente ā€“ vergoed ingeval wordt
voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. de aanslag is overeenkomstig de ingediende aangifte, en

b. tussen de datum van ontvangst van die aangifte en de datum van
vaststelling van de aanslag zijn meer dan 13 weken verstreken.

2. Artikel 30fc, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. Ingeval met de aanslag geen voorlopige aanslag is verrekend, wordt de
belastingrente enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt 13
weken na ontvangst van de aangifte doch niet eerder dan 6 maanden te
rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt
geheven, en eindigt 6 weken na de dagtekening van het aanslagbiljet en
heeft als grondslag het te betalen bedrag aan belasting.

4. Ingeval met de aanslag wel een voorlopige aanslag is verrekend, vindt
de renteberekening plaats overeenkomstig de renteberekening bij een
herziening van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting,
onderscheidenlijk vennootschapsbelasting, bedoeld in artikel 30fb. 

Artikel 30fe

1. Indien met betrekking tot de inkomstenbelasting of de
vennootschapsbelasting na het verstrijken van een periode van 6 maanden
te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt
geheven naar aanleiding van een bezwaarschrift of een daaropvolgende
gerechtelijke procedure een aanslag of een navorderingsaanslag wordt
verminderd of wordt vernietigd, dan wel een aanslag of
navorderingsaanslag ambtshalve wordt verminderd, wordt geen rente
vergoed. In het geval ter zake van de verminderde of vernietigde aanslag
of navorderingsaanslag eerder belastingrente in rekening is gebracht,
wordt deze rente verminderd overeenkomstig de herziening van een
voorlopige aanslag, bedoeld in artikel 30fb, tweede en derde lid. 

2. Dit artikel vindt geen toepassing bij een vermindering van een
aanslag of navorderingsaanslag die voortvloeit uit een verrekening van
een verlies van een volgend jaar.

E

Artikel 30g komt te luiden:

Artikel 30g

1. Indien met betrekking tot de erfbelasting een belastingaanslag met
een door de belastingplichtige te betalen bedrag aan belasting wordt
vastgesteld, wordt met betrekking tot die belastingaanslag rente ā€“
belastingrente ā€“ in rekening gebracht.

2. De belastingrente wordt enkelvoudig berekend:

a. indien het betreft een belastingaanslag ter zake van een overlijden:
over het tijdvak dat aanvangt 8 maanden na het overlijden en eindigt op
de dag voorafgaand aan de dag waarop de belastingaanslag invorderbaar is
ingevolge artikel 9 van de Invorderingswet 1990;

b. indien het betreft een belastingaanslag ter zake van een verkrijging
ten gevolge van de vervulling van een voorwaarde: over het tijdvak dat
aanvangt op de dag van de vervulling van de voorwaarde en eindigt op de
dag voorafgaand aan de dag waarop de belastingaanslag invorderbaar is
ingevolge artikel 9 van de Invorderingswet 1990;

c. indien het betreft een belastingaanslag als bedoeld in artikel 8,
vijfde lid, van de Natuurschoonwet 1928: over het tijdvak dat aanvangt
op de dag dat zich een van de gevallen, bedoeld in artikel 8, eerste
lid, van de Natuurschoonwet 1928, voordoet en eindigt op de dag
voorafgaand aan de dag waarop de belastingaanslag invorderbaar is
ingevolge artikel 9 van de Invorderingswet 1990. 

3. Indien de belastingaanslag is vastgesteld overeenkomstig een verzoek
of overeenkomstig de aangifte, eindigt het tijdvak waarover de
belastingrente wordt berekend in afwijking in zoverre van het tweede lid
uiterlijk 14 weken na de datum van ontvangst van het verzoek,
onderscheidenlijk 19 weken na de datum van ontvangst van de aangifte.
Ingeval het betreft een navorderingsaanslag die is vastgesteld
overeenkomstig een verzoek, eindigt het tijdvak waarover de
belastingrente wordt berekend in afwijking in zoverre van de eerste
volzin uiterlijk 12 weken na de datum van de ontvangst van het verzoek.

4. Indien een belastingaanslag ter zake waarvan belastingrente in
rekening is gebracht naar aanleiding van een bezwaarschrift, een
daaropvolgende gerechtelijke procedure of een ambtshalve vermindering
wordt verminderd of wordt vernietigd, wordt de eerder in rekening
gebrachte rente naar evenredigheid verminderd, onderscheidenlijk
vernietigd.

5. Voor de toepassing van dit artikel geldt als het te betalen bedrag
aan belasting, het bedrag na de verrekening ingevolge artikel 15.

F

Artikel 30h komt te luiden:

Artikel 30h

1. Met betrekking tot naheffingsaanslagen ter zake van loonbelasting,
omzetbelasting, overdrachtsbelasting, belasting van personenautoā€™s en
motorrijwielen, accijns of een in artikel 1 van de Wet belastingen op
milieugrondslag genoemde belasting, wordt aan degene ten name van wie de
naheffingsaanslag is gesteld, rente ā€“ belastingrente ā€“ in rekening
gebracht, ingeval de naheffingsaanslag is vastgesteld na het einde van
het kalenderjaar of boekjaar waarop de nageheven belasting betrekking
heeft.

2. De belastingrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat
aanvangt op de dag volgend op het kalenderjaar of boekjaar waarop de
nageheven belasting betrekking heeft en eindigt op de dag voorafgaand
aan de dag waarop de naheffingsaanslag invorderbaar is ingevolge artikel
9 van de Invorderingswet 1990 en heeft als grondslag de nageheven
belasting.

3. Het eerste lid vindt geen toepassing ingeval de naheffingsaanslag het
gevolg is van een verbetering van een aangifte (suppletie), welke is
gedaan binnen 3 maanden na het einde van het kalenderjaar of boekjaar
waarop de nageheven belasting betrekking heeft.

4. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing voor
zover een in het eerste lid bedoelde belasting te laat, doch voordat een
naheffingsaanslag is vastgesteld, wordt betaald, behoudens ingeval de
betaling plaatsvindt binnen 3 maanden na het einde van het kalenderjaar
of boekjaar waarop de te laat betaalde belasting betrekking heeft.
Belastingrente wordt berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag
volgend op het kalenderjaar of boekjaar waarop de te laat betaalde
belasting betrekking heeft en eindigt op de dag van betaling en heeft
als grondslag het bedrag van de te laat betaalde belasting.

5. Indien een naheffingsaanslag ter zake waarvan belastingrente in
rekening is gebracht naar aanleiding van een bezwaarschrift, een
daaropvolgende gerechtelijke procedure of een ambtshalve vermindering
wordt verminderd of wordt vernietigd, wordt de eerder in rekening
gebrachte rente naar evenredigheid verminderd, onderscheidenlijk
vernietigd.

G

Na artikel 30h worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 30ha

1. Met betrekking tot de in artikel 30h bedoelde belastingen wordt rente
ā€“ belastingrente ā€“ vergoed ingeval een teruggaafbeschikking niet
wordt vastgesteld binnen 8 weken na de ontvangst van het verzoek om die
beschikking. De belastingrente wordt enkelvoudig berekend over het
tijdvak dat aanvangt 8 weken na ontvangst van het verzoek, doch niet
eerder dan 3 maanden na het einde van het kalenderjaar of boekjaar
waarop de teruggaaf betrekking heeft en eindigt 14Ā dagen na de
dagtekening van de teruggaafbeschikking.

2. Uitgezonderd bij een vermindering van een naheffingsaanslag, wordt
met betrekking tot de in artikel 30h bedoelde belastingen ook
belastingrente vergoed indien recht ontstaat op een terug te geven
bedrag dat verband houdt met een door de inspecteur ingenomen standpunt
ter zake van de bij wege van voldoening of afdracht op aangifte
verschuldigde of terug te geven belasting. De belastingrente wordt
enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag na die van
de voldoening of afdracht van die belasting, doch niet eerder dan 3
maanden na het einde van het kalenderjaar of boekjaar waarop de
teruggaaf betrekking heeft en eindigt 14Ā dagen na de dagtekening van de
teruggaafbeschikking en heeft als grondslag het terug te geven bedrag.

3. Met betrekking tot de in artikel 30h bedoelde belastingen wordt ook
belastingrente vergoed indien een afwijzende beschikking op een verzoek
om een teruggaaf wordt vervangen door een teruggaafbeschikking. De
belastingrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt
8 weken na de ontvangst van het verzoek om de teruggaaf, doch niet
eerder dan 3 maanden na het einde van het kalenderjaar of boekjaar
waarop de teruggaaf betrekking heeft en eindigt 14Ā dagen na de
dagtekening van de teruggaafbeschikking.

Artikel 30hb

Het percentage van de belastingrente is gelijk aan het percentage van de
ingevolge artikel 120, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek
bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde wettelijke rente,
bedoeld in artikel 119 van Boek 6 van dat wetboek.

Ga

Artikel 30i wordt als volgt gewijzigd:

	1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

	d. ingevolge artikel 3.109a, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting
2001 een bedrag als belastbaar voordeel uit vitaliteitssparen in
aanmerking wordt genomen. 

	

	2. In de eerste volzin van het tweede lid wordt ā€œeerste lidā€
vervangen door ā€œeerste lid, onderdelen a, b en cā€. Voorts wordt aan
het lid een volzin toegevoegd, luidende: Ingeval met betrekking tot een
jaar het eerste lid, onderdeel d, toepassing vindt, bedraagt de
revisierente 20% van het belastbare voordeel in dat jaar uit
vitaliteitssparen, bedoeld in artikel 3.109a, eerste en tweede lid, van
de Wet inkomstenbelasting 2001.

	3. In het derde lid, aanhef, wordt ā€œingevolge de artikelen 30f en 30h
aan heffingsrenteā€ vervangen door ā€œingevolge artikel 30fc aan
belastingrenteā€. Voorts wordt in de laatste volzin van het lid ā€œvan
het in artikel 30f, derde lid, onderdeel a, bedoelde tijdvakā€
vervangen door: van het in artikel 30fc, tweede lid, bedoelde tijdvak.

	4. In het vierde lid wordt ā€œartikel 30f, eerste lid, tweede volzin,
buiten aanmerking gelatenā€ vervangen door: artikel 30fc, vijfde lid,
buiten toepassing gelaten.  

H

Artikel 30j wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste en tweede lid wordt ā€œheffingsrenteā€ telkens
vervangen door: belastingrente.

	

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Bij ministeriƫle regeling kunnen regels worden gesteld voor de bij
de berekening van belastingrente toe te passen afrondingen. Voorts
kunnen regels worden gesteld met betrekking tot een doelmatige
berekening van de belastingrente.

	I

 In artikel 30k wordt ā€œvan de artikelen 30f, 30g en 30hā€ 

vervangen door: van de artikelen 30f tot en met 30hb.

ARTIKEL XXIX

De Invorderingswet 1990 wordt met ingang van 1Ā januariĀ 2013 als volgt
gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel a, wordt
ā€œheffingsrenteā€ telkens vervangen door: belastingrente.

B

In artikel 22, derde lid, onderdeel h, wordt ā€œheffingsrenteā€
vervangen door: belastingrente.

C

In artikel 25, eenentwintigste lid, wordt ā€œheffingsrenteā€ telkens
vervangen door: belastingrente.

D

In hoofdstuk V, aanhef, wordt ā€œrenteā€ vervangen door:
invorderingsrente.

E

Artikel 28 komt te luiden:

Artikel 28

1. Bij overschrijding van de voor de belastingaanslag geldende enige of
laatste betalingstermijn wordt aan de belastingschuldige rente ā€“
invorderingsrente ā€“ in rekening gebracht over het op de
belastingaanslag openstaande bedrag met dien verstande dat
invorderingsrente niet in rekening wordt gebracht voor zover met de
belastingaanslag wordt verrekend een belastingaanslag die op dezelfde
belasting en hetzelfde tijdvak betrekking heeft.

2. De invorderingsrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat
aanvangt op de dag na de dag waarop de belastingaanslag invorderbaar is
ingevolge artikel 9 en eindigt op de dag voorafgaand aan die van de
betaling. Voor de toepassing van de eerste volzin blijft artikel 10
buiten toepassing. 

3. Invorderingsrente wordt niet in rekening gebracht over de tijd voor
welke de belastingschuldige krachtens artikel 25, derde, vijfde, zesde,
achtste, negende, elfde, zeventiende, achttiende of negentiende lid,
uitstel van betaling is verleend en over de tijd voor welke hem uitstel
van betaling is verleend als bedoeld in artikel 224 van het Communautair
Douanewetboek. 

4. In afwijking in zoverre van het derde lid wordt invorderingsrente in
rekening gebracht voor zover het krachtens artikel 25, vijfde, zesde,
achtste, negende, elfde, zeventiende, achttiende of negentiende lid,
verleende uitstel door de ontvanger wordt beƫindigd of voor zover
betaling niet plaatsvindt binnen de termijn waarvoor uitstel van
betaling is verleend. Bij algemene maatregel van bestuur wordt het
tijdvak bepaald waarover in deze situaties invorderingsrente wordt
berekend.

F

Na artikel 28 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 28a

1. Indien de ontvanger een aan een belastingplichtige uit te betalen
bedrag niet binnen 6 weken na de dagtekening van de daartoe strekkende
belastingaanslag uitbetaalt of verrekent, wordt aan de
belastingplichtige invorderingsrente vergoed.

2. De invorderingsrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat
aanvangt op de dag na de dagtekening van de tot uitbetaling strekkende
belastingaanslag of beschikking en eindigt op de dag voorafgaand aan die
van de betaling. In afwijking van de eerste volzin wordt
invorderingsrente niet berekend over dagen waarover ingevolge hoofdstuk
VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen reeds belastingrente is
vergoed. 

3. Invorderingsrente wordt niet vergoed voor zover het aan de
belastingplichtige is te wijten dat de uitbetaling niet tijdig is
geschied. 

4. Dit artikel is niet van toepassing op een voorlopige aanslag als
bedoeld in artikel 9, vijfde lid, die een uit te betalen bedrag behelst
als bedoeld in het zesde lid van dat artikel. 

5. De in het eerste lid bedoelde periode van 6 weken wordt vervangen
door een periode van 3 maanden ingeval het betreft de terugbetaling van
rechten bij invoer als bedoeld in titel VII, hoofdstuk 5, van het
Communautair douanewetboek.

Artikel 28b

1. Indien een belastingaanslag wordt verminderd of herzien tot een lager
bedrag dan inmiddels op die aanslag is betaald en de belastingschuldige
eerder een verzoek om uitstel van betaling met betrekking tot het door
hem bestreden bedrag van die aanslag heeft gedaan dat door de ontvanger
bij beschikking is afgewezen, wordt aan de belastingschuldige
invorderingsrente vergoed. 

2. De invorderingsrente wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat
aanvangt de dag na de dag waarop de belastingaanslag waarvoor een
verzoek om uitstel van betaling bij beschikking is afgewezen,
invorderbaar is ingevolge artikel 9 en eindigt 6 weken na de dagtekening
van de vermindering of de herziening en heeft als grondslag het terug te
geven bedrag.

G

Artikel 29 komt te luiden:

Artikel 29

Het percentage van de invorderingsrente is gelijk aan dat van de
ingevolge artikel 120, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek
bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde wettelijke rente,
bedoeld in artikel 119 van Boek 6 van dat wetboek.

ARTIKEL XXX

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt met ingang van
1Ā januariĀ 2013 als volgt gewijzigd:

A

In artikel 27, derde lid, wordt ā€œhet percentage, bedoeld in artikel
30f, vijfde lidā€ vervangen door: het percentage, bedoeld in artikel
30hb.

B

In artikel 30, tweede lid, wordt ā€œheffingsrenteā€ vervangen door:
belastingrente.

ARTIKEL XXXI

De Mijnbouwwet wordt met ingang van 1Ā januariĀ 2013 als volgt
gewijzigd:

A

Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ā€œArtikel 30f, eerste en derde lid,
onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen isā€ vervangen
door ā€œDe artikelen 30f, 30fa, 30fb, 30fc, 30fd, 30fe en 30hb, van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen zijnā€. Voorts wordt
ā€œheffingsrenteā€ vervangen door: belastingrente.

2. In het tweede lid wordt ā€œArtikel 30f, tweede en derde lid,
onderdeel d, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen isā€ vervangen
door ā€œDe artikelen 30h en 30hb van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen zijnā€. Voorts wordt ā€œheffingsrenteā€ vervangen
door: belastingrente.

B

In artikel 80 wordt ā€œartikel 30f, vijfde lid, van de Algemene wet
inzake rijksbelastingenā€ vervangen door: artikel 30hb van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen.

C

In artikel 100 wordt ā€œ28, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, en 29
van de Invorderingswet 1990ā€ vervangen door: 28 en 29 van de
Invorderingswet 1990.

D

In artikel 101, derde lid, wordt ā€œhet percentage van de heffingsrente,
bedoeld in artikel 30f, vijfde lid, van de Algemene wet inzake
rijksbelastingenā€ vervangen door: het percentage van de
belastingrente, bedoeld in artikel 30hb van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen.

ARTIKEL XXXII

In de Natuurschoonwet 1928 wordt met ingang van 1Ā januariĀ 2013 in
artikel 7, vijfde lid, ā€œde regeling inzake heffingsrenteā€ vervangen
door: de regeling inzake belastingrente.

ARTIKEL XXXIII

In de Zorgverzekeringswet komt artikel 50, vijfde lid, te luiden:

5. In afwijking van de artikelen 30h en 30ha van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen wordt bij de voor bezwaar vatbare beschikking, bedoeld
in het eerste lid, en de voor bezwaar vatbare beschikking, bedoeld in
het vierde lid, uitsluitend belastingrente vergoed, onderscheidenlijk in
rekening gebracht, indien de dagtekening van de beschikking ligt na het
verstrijken van een periode van zes maanden na afloop van het
kalenderjaar waarop de bijdrage betrekking heeft. De belastingrente
wordt enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag na
het verstrijken van een periode van zes maanden na het einde van het
kalenderjaar waarop de bijdrage betrekking heeft en eindigt 14 dagen na
de dagtekening van de beschikking.

ARTIKEL XXXIV

1. Artikel I en hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, zoals dat artikel en dat hoofdstuk luidden op
31Ā decemberĀ 2012, blijven van toepassing met betrekking tot: 

a. belastingaanslagen inkomstenbelasting die betrekking hebben op
tijdvakken die zijn geĆ«indigd vĆ³Ć³r 1Ā januariĀ 2012;

b. belastingaanslagen vennootschapsbelasting die betrekking hebben op
tijdvakken die zijn aangevangen vĆ³Ć³r 1Ā januariĀ 2012;

c. belastingaanslagen erfbelasting die betrekking hebben op
belastingschulden die zijn ontstaan vĆ³Ć³r 1Ā januariĀ 2013;

d. naheffingsaanslagen en beschikkingen ter zake van loonbelasting,
omzetbelasting, overdrachtsbelasting, belasting van personenautoā€™s en
motorrijwielen, accijns, verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken
en van pruimtabak en snuiftabak, en de in artikel 1 van de Wet
belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen, die betrekking
hebben op belastingschulden die zijn ontstaan in tijdvakken die zijn
geĆ«indigd vĆ³Ć³r 1Ā januariĀ 2012.

2. Met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde belastingaanslagen
en beschikkingen blijft hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990, zoals
dat hoofdstuk luidde op 31Ā decemberĀ 2012, van toepassing met
uitzondering van de regeling inzake het rentepercentage van de
invorderingsrente van artikel 29 van die wet ter zake van periodes na
31Ā decemberĀ 2012. Voor zover een renteperiode is gelegen na
31Ā decemberĀ 2012, geldt de regeling inzake het rentepercentage, zoals
die regeling luidt met ingang van 1Ā januariĀ 2013.

3. Met betrekking tot andere belastingaanslagen dan bedoeld in het
eerste lid, blijft artikel 29 van de Invorderingswet 1990, zoals dat
artikel luidde op 31Ā decemberĀ 2012, van toepassing voor zover een
renteperiode is gelegen vĆ³Ć³r 1Ā januariĀ 2013.

4. In afwijking van de aanhef van artikel XXVIII gelden de in dat
artikel opgenomen wijzigingen van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen ook met betrekking tot belastingaanslagen
vennootschapsbelasting die worden vastgesteld in het kalenderjaar 2012
en betrekking hebben op tijdvakken die zijn aangevangen op of na 1
januari 2012.

5. Voor zover de in artikel 30i, derde lid, van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen bedoelde renteperiode is gelegen voor 1 januari 2013,
geldt de regeling inzake het rentepercentage van artikel 30f, vijfde
lid, van die wet zoals dat artikel luidde vĆ³Ć³r 1 januari 2013.

ARTIKEL XXXV

In het Belastingplan 2011 komt artikel IIIbis, onderdeel D, te luiden:

D. Artikel 8.2, onderdelen m en n, vervalt.

ARTIKEL XXXVI

De Wet uniformering loonbegrip wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A, onder 1, komt te luiden:

1. Onderdeel j, onder 2Ā°, vervalt, onder vernummering van onder 3Ā° en
onder 4Ā° tot onder 2Ā° en onder 3Ā°.

2. Onderdeel J, onder 4, komt te luiden:

4. Het in het derde lid genoemde bedrag wordt verlaagd met ā‚¬Ā 125. 

3. Onderdeel J, onder 6, komt te luiden:

6. Het vijfde lid vervalt.

B

Artikel XXX wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel F, onder 4, komt te luiden:

4. Het in het derde lid genoemde bedrag wordt verlaagd met ā‚¬Ā 125. 

2. Onderdeel I, onder 4, komt te luiden:

4. In het zesde lid, onderdeel a, wordt "verminderd met het
werknemersaandeel in de premie, bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk 3
van de Wet financiering sociale verzekeringen, en vermeerderd met de
vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, en"
vervangen door "vermeerderd met". Voorts wordt het in het zesde lid,
onderdeel a, genoemde bedrag verlaagd met ā‚¬Ā 534.

ARTIKEL XXXVIa

	Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en
aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en
vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing
bestuursprocesrecht) (Kamerstukken 32 450) tot wet wordt verheven en
deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van die wet in werking treedt:

	a. wordt in het in deel A, artikel I, onderdeel CCCCC, van de in de
aanhef bedoelde wet opgenomen artikel 4 van bijlage 2 bij de Algemene
wet bestuursrecht aan het onderdeel dat aanvangt met ā€œWet
inkomstenbelasting 2001ā€ een zinsnede toegevoegd, luidende: en artikel
3.52a voor zover het betreft een RDA-beschikking of
correctie-RDA-beschikking;

	b. vervalt in de Wet inkomstenbelasting 2001 de laatste volzin van
artikel 3.52a, zesde lid.

ARTIKEL XXXVIb

	

	Artikel 35a van de Successiewet 1956 vindt geen toepassing bij het
begin van het kalenderjaar 2012.

ARTIKEL XXXVIc

	1. Voor de toepassing van de vrijstelling van grondwaterbelasting
ingevolge artikel 10, eerste lid, onderdeel b of c, van de Wet
belastingen op milieugrondslag blijven, indien de onttrekking van het
grondwater voortduurt na 31 december 2011, de administratieve
verplichtingen ingevolge artikel 11 van de Wet belastingen op
milieugrondslag, zoals dit artikel luidde op 31 december 2011, alsmede
de daarop gebaseerde bepalingen, onverkort van toepassing voor de
volledige periode van de onttrekking van het grondwater.

	2. Bij de aangifte van de afvalstoffenbelasting over het laatste
tijdvak van het jaar 2011 wordt artikel 27, eerste lid, van de Wet
belastingen op milieugrondslag, zoals dit artikel luidde op 31 december
2011, zodanig toegepast dat ook de belasting ter zake van de op 31
december 2011 in de inrichting aanwezige voorraden stoffen, preparaten
of voorwerpen die de inrichting, al dan niet na nuttige toepassing, na
die datum zullen verlaten in mindering wordt gebracht op de
verschuldigde belasting, met dien verstande dat de vermindering niet
wordt toegepast ter zake van percolaat of stortgas. Deze toepassing
geldt slechts voor zover deze voorraden bestemd zijn om de inrichting
met het oog op nuttige toepassing of hergebruik als bedoeld in de Wet
milieubeheer of verbranding te verlaten en uit boeken en bescheiden
blijkt dat de stoffen, preparaten of voorwerpen niet gestort als bedoeld
in de Wet milieubeheer geweest zijn. 

	3. Bij de aangifte van de afvalstoffenbelasting over het laatste
tijdvak van het jaar 2011 wordt de herrekening, bedoeld in artikel 27,
derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag, zoals dit artikel
luidde op 31 december 2011, zodanig toegepast dat de
afvalstoffenbelasting niet wordt geheven ter zake van de op 31 december
2011 in de inrichting aanwezige voorraden van afvalstoffenstromen
waarbij de toepassing van een verhoudingsgetal is toegestaan. Deze
toepassing geldt slechts voor zover deze voorraden bestemd zijn om de
inrichting met het oog op nuttige toepassing of hergebruik als bedoeld
in de Wet milieubeheer of verbranding te verlaten en uit boeken en
bescheiden blijkt dat de stoffen, preparaten of voorwerpen niet gestort
als bedoeld in de Wet milieubeheer geweest zijn. 

	4. Voor het op verzoek verlenen van teruggaaf van afvalstoffenbelasting
ter zake van afvalstoffen die afkomstig zijn van een overtreder jegens
wie krachtens artikel 18.2 van de Wet milieubeheer of artikel 5.2 van de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bestuursdwang is toegepast,
blijven de artikelen 30 en 91 van de Wet belastingen op milieugrondslag,
zoals deze artikelen luidden op 31 december 2011, van toepassing tot en
met 31 december 2014. 

	5. Voor het op verzoek verlenen van teruggaaf van afvalstoffenbelasting
voor zover de door de belastingplichtige ter zake te ontvangen bedragen
niet zijn en niet zullen worden ontvangen, blijven artikel 92 van de Wet
belastingen op milieugrondslag, zoals dit artikel luidde op 31 december
2011, en de daarop gebaseerde bepalingen van toepassing tot en met 31
december 2014.

ARTIKEL XXXVId

	Indien het bij koninklijke boodschap van 27 februari 2008 ingediende
voorstel van wet van het lid Duyvendak tot wijziging van de Wet
belastingen op milieugrondslag in verband met het beperken van de
emissies van broeikasgassen door kolengestookte elektriciteitscentrales
(beperking emissies kolencentrales) (Kamerstukken 31 362) tot wet is of
wordt verheven en die wet later in werking treedt dan deze wet, komt
artikel I, onderdeel E, van die wet te luiden:

E. In artikel 91, eerste lid, wordt ā€œ45, eerste en tweede lidā€
vervangen door: 43, tweede lid, 45, eerste en tweede lid.

ARTIKEL XXXVIe

	Indien het bij koninklijke boodschap van 7 juni 2010 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 op een
aantal punten van uiteenlopende aard, van de Wet personenvervoer 2000
ten aanzien van het openbaar-vervoerverbod en enkele technische
wijzigingen, van de Wet advies en overleg verkeer en waterstaat in
verband met wijzigingen in de vorm waarin betrokkenen en organisaties
bij het beleidsproces worden betrokken, alsmede wijziging van de Wet op
de economische delicten, de Wet luchtvaart, de Binnenvaartwet, de Wet
capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot, de Wet belastingen op
milieugrondslag, de Waterwet, de Invoeringswet Waterwet, de
Waterschapswet en de Crisis- en herstelwet op enkele punten van
technische aard (Verzamelwet Verkeer en Waterstaat 2010) (Kamerstukken
32 403) tot wet is of wordt verheven en die wet later in werking treedt
dan deze wet, vervalt artikel VIII van die wet.

ARTIKEL XXXVIf

	1. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten ter invoering van
de van rechtswege verleende vergunning (Verzamelwet van rechtswege
verleende vergunning) (Kamerstukken 32 454) tot wet is of wordt verheven
en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, komt
artikel XXIV, onderdeel E, van deze wet te luiden:

	

E. Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. In het eerste lid vervalt ā€œ27, tweede lid, 28, derde lid, 30,
eerste lid,ā€.

	

	2. In het vierde lid vervallen de onderdelen a tot en met c, onder
verlettering van de onderdelen d en e tot a en b. 

	

	2. Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten ter invoering van
de van rechtswege verleende vergunning (Verzamelwet van rechtswege
verleende vergunning) (Kamerstukken 32 454) tot wet is of wordt verheven
en die wet later in werking treedt dan deze wet, vervallen in het in
artikel V van die wet opgenomen artikel 91, vierde lid, van de Wet
belastingen op milieugrondslag de onderdelen a tot en met c, onder
verlettering van de onderdelen d en e tot a en b.

ARTIKEL XXXVII

Ingeval de samenloop van wetten die in 2011 in het Staatsblad zijn of
worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in Ć©Ć©n of meer
belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of indien als gevolg
van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen,
artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende
wetten, kunnen die wetten op dit punt bij ministeriƫle regeling worden
gewijzigd.

ARTIKEL XXXVIII

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1Ā januariĀ 2012, met dien
verstande dat:

a. artikel I, onderdelen A, B, M, N, P, Q en R, eerst toepassing vindt
nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van
het kalenderjaar 2012 is toegepast;

b. artikel V, onderdelen C en D, eerst toepassing vindt nadat artikel
20a, tweede lid, onderscheidenlijk 20b, tweede lid, van de Wet op de
loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2012 is toegepast;

c. artikel V, onderdelen F, G en H, eerst toepassing vindt nadat artikel
22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het
kalenderjaar 2012 is toegepast;

d. de wijzigingen van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ingevolge
artikel X, onderdelen L, onder 3, en M, onder 3, niet van toepassing
zijn met betrekking tot de verwerving van een belang in een lichaam
indien de overnameschuld en het vermogen van dat lichaam voor
1Ā januariĀ 2012 deel zijn gaan uitmaken van het vermogen van eenzelfde
lichaam;

e. de wijzigingen van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ingevolge
artikel X, onderdeel Q, niet van toepassing zijn met betrekking tot de
verwerving of uitbreiding van een belang in een maatschappij welke voor
1Ā januariĀ 2012 deel is gaan uitmaken van dezelfde fiscale eenheid als
de maatschappij die dat belang heeft verworven of uitgebreid;

f. artikel X voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot
boekjaren die aanvangen op of na 1Ā januariĀ 2012;

g. artikel I, onderdeel Ba, voor het eerst toepassing vindt met
betrekking tot kosten of uitgaven ter zake van speur- en
ontwikkelingswerk dat wordt verricht na 31 december 2011.

2. Artikel XVI werkt terug tot en met 15Ā juniĀ 2011.

3. In afwijking van het eerste lid treden artikel XX, artikel XXI en
artikel XXXIII in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

ARTIKEL XXXIX

Deze wet wordt aangehaald als: Belastingplan 2012.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiƫn,

De Staatssecretaris van Financiƫn,

 

 

 PAGE    

 PAGE   62