[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van begrotingsbehandeling 2012 van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Brief regering

Nummer: 2011D53460, datum: 2011-11-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2011Z21833:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage: schriftelijke beantwoording

PvdA

PvdA 1

Welke bijdrage levert de minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie aan het tegengaan van de negatieve effecten die de economische
crisis voor ondernemers en werknemers met zich meebrengt?

Antwoord

De gevolgen van de crisis voor ondernemers en werknemers worden op de
voet gevolgd door contacten met ondermeer ondernemers, individuele
bedrijven, brancheorganisaties, werkgevers- en werknemersorganisaties en
door economische diplomatie. Een belangrijk aandachtspunt is uiteraard
de kredietverlening aan Nederlandse bedrijven. Het bestaande
instrumentarium, dat tijdens de vorige crisis is uitgebreid, heeft zich
sindsdien bewezen en is ook nu beschikbaar voor bedrijven om eventuele
knelpunten in de ondernemingsfinanciering op te vangen. Daarnaast wordt
ook op gebieden als de arbeidsmarkt, regeldruk en exportfinanciering de
vinger aan de pols gehouden.

Het nieuwe bedrijfslevenbeleid versterkt van het verdienvermogen van de
economie. Door ondernemers de ruimte te geven, zijn ze in staat om
nieuwe kansen te benutten en dus sterker uit de crisis te komen. Enkele
voorbeelden van maatregelen die daaraan bijdragen zijn het afschaffen
van de heffing voor de Kamers van Koophandel, introductie van een
fiscale aftrek voor investeringen in R&D, introductie van een
Innovatiefonds voor MKB-bedrijven en een verschuiving van
onderzoeksbudgetten richting topsectoren.

PvdA 2

Hoeveel duurzamer is onze productie na deze kabinetsperiode?

Antwoord

Het kabinet streeft naar groei die het natuurlijk kapitaal van onze
aarde niet uitput en naar versterking van onze economie, oftewel naar
groene groei. Groene groei waarborgt dat ook komende generaties in hun
behoeften kunnen voorzien en levert bovendien kansen op voor het
Nederlandse bedrijfsleven, dat in sectoren als water en voedsel tot de
wereldtop behoort. Investeren in groene groei is ook investeren in
concurrentiekracht. 

In de Duurzaamheidsagenda heeft het kabinet uiteen gezet wat haar visie
is en welk beleid daarop de komende jaren wordt gevoerd. Hierbij zijn de
verschillende speerpunten gedefinieerd, alsmede de acties die daarbij
horen. Ook in de kabinetsreactie op het SER-advies "Tussen Groen en
Groei" heeft het kabinet duidelijk gemaakt in het kader van de biobased
economy wat haar visie en ambities zijn. 

Duurzaamheid en andere maatschappelijke uitdagingen zijn ook een
belangrijk onderdeel van de topsectorenaanpak. De topsectoren hebben
stevige duurzaamheidambities neergelegd en gaan in de uitwerking daarmee
verder aan de slag. In de mandaatbrief aan de boegbeelden is expliciet
opgenomen dat ‘Bij de uitwerking en uitvoering van de actieagenda’s
de duurzaamheideskaders nadrukkelijk een plek krijgen’. In de
innovatiecontracten vormen economische én maatschappelijke
innovatiebehoeften het startpunt. Bij het topteam agro&food staat meer
produceren met minder beslag op omgeving en milieu hoog op de agenda;
tuinbouw zet in op voedselzekerheid, chemie gaat voor Nederland als land
van de groene chemie. Duurzaamheid is bovendien een belangrijke cross
over tussen de sectoren en in toenemende mate een belangrijke factor
voor de concurrentiekracht van bedrijven. De topsectoren hebben een
gezamenlijke ambitie op het gebied van de biobased economy geformuleerd,
namelijk Nederland in de top 3 van de wereld.

Ook de projecten in de eerste ronde van de Green Deals dragen bij aan
een verdere verduurzaming van onze productie. Uit de ruim 50 Green
Deals blijkt dat ook bedrijven en maatschappelijke organisaties zich
willen verbinden aan de ambitie van het kabinet van groene groei. Hoewel
het nu nog lastig is om de uitkomst van de projecten te kwantificeren
geven de initiatieven mij het vertrouwen dat  we op de goede weg zijn.
Ondernemers, brancheorganisaties en medeoverheden hebben projecten op
het gebied van verduurzaming van het gebruik van grondstoffen,
energiebesparing en duurzame energieproductie  immers zelf
aangedragen. Dit vergroot de slagkracht van het beleid.

PvdA 3

Met welk percentage stijgen de investeringen in research and development
nu echt?

Antwoord

De ambitie is om in 2020 onze Nederlandse R&D-inspanningen naar 2,5% van
het BBP te brengen. Hoeveel deze zullen stijgen tijdens mijn
ministerschap, is sterk afhankelijk van het succes van de
innovatiecontracten, waaraan nu hard wordt gewerkt door bedrijfsleven,
kennisinstellingen en de overheid. Daarnaast zijn er vele andere
onderdelen van het bedrijfslevenbeleid die positieve impulsen geven aan
de private R&D-uitgaven in Nederland. Ik wil namelijk doorbreken hetgeen
we jarenlang hebben gezien: dat de private R&D-uitgaven structureel op
een niveau van rond de 1% van het BBP blijven steken.

PvdA 4

Bereikt Nederland de broodnodige en felbegeerde positie in de top vijf
van de kenniseconomieën? Zo ja: hoe dan?

Antwoord

Nederland heeft een goede uitgangspositie en is goed op weg. Nederland
staat op plaats 7 van de global competetiveness index, één plaats
hoger dan vorig jaar. De vierde plaats in de citatie-dinex geeft aan dat
de kwaliteit van het onderzoek al van zeer hoog niveau is. Dit kabinet
gaat zorgen dat we deze sterke kennisbasis gaan omzetten in een
innovatiever bedrijfsleven. Dit doen we op twee manieren. De eerste is
door te zorgen voor een beter ondernemers- en vestigingsklimaat. Minder
regels en een aantrekkelijk financieel en fiscaal klimaat gericht op
innovatie, met de RDA en het innovatiefonds MKB+. De twee manier is door
het topsectorenbeleid. De kern daarvan is integrale aanpak op die
sectoren waar we als Nederland het verschil kunnen maken. Een integrale
aanpak van onderwijs, exportstimulering, regeldrukvermindering en
innovatie. 

Op het gebied van innovatie moet beter worden samengewerkt in de gouden
driehoek van bedrijfsleven, onderzoek en overheid. Meer vraagsturing,
meer publiek private samenwerking en internationale profilering zijn
daarbij belangrijke uitgangspunten. Dus ik geef de regie aan het veld.

PvdA 5

Het kabinet onttrekt € 500 miljoen aan wetenschappelijk onderzoek en
innovatie en zet daar een belastingvoordeel voor het bedrijfsleven
tegenover. Maar staat de effectiviteit van deze regelingen eigenlijk
vast? Is de minister bereid om, lerende van wat de Rekenkamer hierover
heeft gezegd, strakke doelstellingen te formuleren en die ook
controleerbaar te maken voor het parlement?

Antwoord

Het belastingvoordeel is met fiscale R&D-stimulering vormgegeven. Hoe
meer bedrijven aan R&D doen, hoe meer ze ervan kunnen profiteren. De in
2007 afgeronde evaluatie van de WBSO gaf aan dat het op deze wijze
stimuleren van R&D effectief is. Bovendien zijn de uitvoeringskosten bij
de overheid en de administratieve lasten voor bedrijven relatief laag
bij fiscale R&D-stimulering. Een voordeel is verder dat het bedrijven op
generieke wijze financieel ondersteunt bij R&D-activiteiten. Bedrijven
kunnen zelf namelijk het beste bepalen welke R&D-projecten de gunstigste
rendementsperspectieven hebben.

Bij het belastingvoordeel van 500 miljoen gaat het om een nieuwe
regeling, de RDA. Deze zal op effectiviteit worden getoetst middels een
evaluatie, waaraan een nulmeting voorafgaat. In die nulmeting worden
doelstellingen opgenomen en indicatoren geformuleerd voor het meten van
de effectiviteit. Deze aanpak, die het kabinet reeds voor het
verschijnen van het Rekenkamerrapport heeft ingezet, spoort met de
aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer op het terrein van evalueren.
De uitkomst van de evaluatie zal naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

PvdA 6

Uit berekeningen van KNAW blijkt dat 3000 promotie en postdoc posities
komen te vervallen door dit beleid. Neemt deze minister
verantwoordelijkheid voor deze zware ingreep in het fundamenteel
onderzoek? Wat wordt Nederland hier nu beter van? Graag een reactie.

Antwoord

Het kabinet doet geen zware ingreep in het fundamenteel onderzoek. Voor
onderzoek en innovatie is aan het eind van deze kabinetsperiode (2015)
totaal een kleine € 4 miljard beschikbaar. Dat is weliswaar € 400
miljoen minder dan in 2011, maar ruim € 0,7 miljard meer dan in
pre-crisisjaar 2008 (€ 3,2 miljard). Dat is een betere vergelijking
omdat in 2009/2010 de uitgaven voor kennis en innovatie door het pakket
aan crisismaatregelen tijdelijk zijn verhoogd. De uitgaven zullen in
2015 hoger zijn vooral door uitbreiding van het fiscale pakket (WBSO,
Innovatiebox, RDA, RDA+). In deze berekeningen is de afbouw van het
FES, waar alle partijen, dus ook die van mevrouw Dijksma in het
verkiezingsprogramma voor hebben gekozen, verdisconteerd. Het kabinet
richt de geldstromen bewust anders om de private investeringen in R&D en
publiek-private samenwerking te stimuleren en de uitvoeringskosten te
beperken. 

Het bedrijfslevenbeleid leidt niet tot een daling van de structurele
budgetten voor fundamenteel onderzoek want beslaat niet direct 1e en 2e
geldstroom. Overigens laat het kabinet de 1e geldstroom grosso modo
ongemoeid. Hiermee is geborgd dat het fundamentele onderzoek in
Nederland op het hoge niveau kan blijven waar het nu volgens
internationale ranglijsten en citatie indexen op presteert

PvdA 7

Wat is rol van de regio’s in het Topsectorenbeleid? Wat is stand van
zaken met betrekking tot de  uitvoering van de motie-Dijksma om overleg
met provincies inzake financiering businesscases?

Antwoord

De rol van de regio ligt bij hun verantwoordelijkheid voor regionaal
economisch beleid. Wat op regionaal niveau gebeurt levert een
belangrijke bijdrage aan het versterken van de topsectoren. De Topteams
hebben dan ook opdracht gekregen de regio’s te betrekken in hun
adviezen. Dit heeft veel dynamiek teweeggebracht en regio’s hebben hun
bijdrage aan de adviezen geleverd. 

Na het uitkomen van de adviezen is tussen Rijk en regio overleg gevoerd
over de bijdrage van decentrale overheden aan de topsectorenaanpak. In
de beantwoording op de vraag van de Tweede Kamer van 29 juni over de
uitvoering van de motie-Dijksma is hier ook op ingegaan. Het overleg van
deze zomer met decentrale overheden over hun bijdragen aan
topsectorenaanpak heeft een uitkomst die helder verwoord staat in de
bedrijfslevenbrief: regio’s dragen in alle 9+1 sectoren bij aan de
aanpak van het bedrijfslevenbeleid. Dit is ook terug te zien in de
Amsterdambrief en de kabinetsreactie Brainport 2020.

In de bedrijfslevenbrief is per topsector uitgebreid stilgestaan bij de
bijdrage van de decentrale overheden. Goede voorbeelden zijn o.a. 

logistiek (o.a. gemeente Rotterdam (verbeterde havensamenwerking),
provincies Gelderland, Overijssel en Limburg (infrastructuur) en
Noord-Brabant (campus Dinalog). 

chemie: o.a. provincie Limburg (investering in Chemelotcampus),
Zuidvleugel Randstad (investering in proeffabriek voor innovaties in
biotechnologie met cofinanciering door de provincies Zuid Holland,
Rotterdam, Delft en Den Haag).

high tech: o.a. Noord-Brabant: investeringen in campussen en
starterscentra (High Tech Campus Eindhoven, Automotive Campus Helmond,
Avenue A2) en provincie Overijssel (businessplan high tech Twente). 

Zoals ook aangegeven in de beantwoording over de uitvoering van de
motie-Dijksma blijven regio’s volop betrokken. 

Bij een aantal aspecten van het bedrijfslevenbeleid ligt het voortouw
eerder bij de overheid om regionale betrokkenheid te organiseren. Het
gaat daarbij onder meer om de bijdrage van de regio’s aan de human
capital agenda’s, acquisitie, innovatief inkopen en fysiek-economische
randvoorwaarden (bijvoorbeeld internationale scholen, campusvorming,
infrastructuur) en om het opstellen van een gezamenlijke strategische
reisagenda,. Bij het opstellen en uitwerken daarvan zijn decentrale
overheden een belangrijke speler, ook financieel. We zijn hierover met
de regio’s in gesprek.

De formele bijdrage van de decentrale overheden krijgt zijn beslag in
een actieagenda per landsdeel. Deze actieagenda’s worden in overleg
met de topteams opgesteld. De bestuurlijke overleggen zijn gepland in
januari 2012. Uiteraard wordt de Tweede Kamer te zijner tijd over de
actieagenda’s per landsdeel geïnformeerd. 

PvdA 8

De financiering van de TTI’s staat op losse schroeven, M is wel
positief over Wetsus. Zou hij dat vandaag ook hier willen doen? En mijn
fractie willen verzekeren dat financiering van Wetsus en andere
topinstituten ook in de toekomst gegarandeerd blijft?

Antwoord

Het kabinet vindt het van belang dat het succes van de Technologische
Top Instituten (TTI’s) zoals Wetsus na 2012 een vervolg krijgt in het
kader van de innovatiecontracten. Daarbij is aan de boegbeelden gevraagd
om met voorstellen voor Topconsortia voor Kennis en Innovatie te komen.
Dat zijn vraaggestuurde samenwerkingsverbanden waarin de kracht van de
publieke kennisinstellingen wordt ingezet ten goede van bedrijven. Het
gaat daarbij onder andere om de inzet van NWO en TNO en – omdat
bedrijven meer dan voorheen aan het roer zitten – om een hogere
private bijdrage.  

U gaat specifiek in op Wetsus. Wat betreft Wetsus ziet het kabinet uit
naar het innovatiecontract van de topsector Water. Daarin stelt de
sector een nadere uitwerking op van hoe men met dit TTI verder wil,
inclusief commitment van de betrokken bedrijven en kennisinstellingen.
Daarop zal worden bezien in hoeverre middelen vanuit het Rijk worden
ingezet, waaronder de voor het noorden geoormerkte Zuiderzeelijngelden
op de EL&I-begroting 

Pvda 9

De PvdA-fractie wil een warm pleidooi houden voor een aanpassing van de
Wet collectieve afwikkeling massaschade door deze aan te vullen met een
Collectief Consumentenrecht. Op die manier kunnen we door consumenten
geleden schade veel makkelijker en sneller verhalen op de daders doordat
consumenten zich na een uitspraak niet allemaal individueel hoeven te
melden bij de rechter. Ook ontlast dit voorstel de rechtspraak. Graag
een reactie van de minister hierop.

Antwoord

Collectief actierecht voor consumenten houdt in dat gedupeerden bij
massaschade (groot aantal gelijksoortige schadegevallen) gezamenlijk hun
schade kunnen verhalen. Het is inderdaad belangrijk dat consumenten
collectief schade kunnen verhalen.

De Wet collectieve afwikkeling massaschade (Wcam) biedt sinds 2005 al de
mogelijkheid voor consumenten om schade collectief af te wikkelen. In
een Wcam-procedure kunnen een schadeveroorzaker en een organisatie die
de belangen van gedupeerde consumenten behartigt een overeenkomst over
de schadevergoeding sluiten. Vervolgens kan deze overeenkomst op basis
van de Wcam door de rechter algemeen verbindend verklaard worden voor de
gehele groep gedupeerde consumenten. De gedupeerde hoeft dan niet meer
zelfstandig de gang naar de rechter te maken. Als een gedupeerde geen
gebruik wenst te maken van de getroffen overeenkomst staat het deze wel
vrij om dit aan te geven bij de rechtbank, de zogenaamde opt-out.
Onlangs (2008) is de Wcam geëvalueerd. Uit de evaluatie blijkt dat de
Wcam goed functioneert en dat enkele aanpassingen gewenst zijn. Een
wetsvoorstel met die aanpassingen van de minister van Veiligheid en
Justitie wordt binnenkort aan de Tweede Kamer gezonden. Daarin zit ook
een aantal maatregelen die de onderhandelingsbereidheid van partijen
om tot een overeenkomst te komen te vergroten.

VVD

VVD 1

Bedrijven die niet zijn aangehaakt aan “Den Haag” (outsiders) moeten
óók een kans maken om gebruik te maken van de MKB+ / Innovatiefonds.
Hoe gaat de minister dat organiseren? Wanneer kunnen bedrijven zich
inschrijven voor het MKB+ / Innovatiefonds?

Antwoord

Het Innovatiefonds MKB+ is voor alle innovatieve MKB-bedrijven en zeker
niet alleen voor Haagse insiders. Het fonds bestaat uit drie elementen:
het innovatiekrediet, de Seed-capital-regeling voor financiering van
technostarters en het Fund-of-funds voor financiering van snelgroeiende
innovatieve ondernemingen. 

De eerste twee zijn bewezen succesvolle instrumenten. Deze instrumenten
worden ook prima benut door bedrijven die daarvoor nog niet bekend waren
met het innovatie- en ondernemerschapsbeleid. Dit bereiken we onder meer
door breed informatie te verstrekken via voor ondernemingen
toegankelijke communicatiekanalen. Het derde element, de Fund-of-funds,
is nog in ontwikkeling. Hierbij zal het voorlichten van de doelgroep
speciale aandacht krijgen. 

Voor wat betreft termijnen van indiening geldt: 

Projectvoorstellen voor het Innovatiekrediet worden op volgorde van
binnenkomst getoetst op inhoudelijke criteria. Hier is de aanpak dus
“wie het eerst komt wie het eerst maalt”. Bedrijven kunnen met deze
aanpak op ieder moment bij AgentschapNL hun projectvoorstellen indienen.


De Seed-capital-regeling en het Fund-of-funds zijn instrumenten, waarbij
de overheid optreedt als co-financier van investeringsfondsen. Bij de
gehonoreerde fondsen kunnen ondernemingen op ieder moment hun
voorstellen voorleggen. 

Fondsvoorstellen voor de Seed-capital-regeling worden via een
tender-aanpak gehonoreerd. De eerstvolgende tender start op 1 januari
2012 en sluit op 31 maart 2012. 

Fondsvoorstellen voor de Fund-of-funds kunnen naar verwachting in het
tweede kwartaal van 2012 worden ingediend. Hier wordt vooralsnog
voorzien om de voorstellen te honoreren op basis van kwaliteit en
volgorde van binnenkomst.

VVD 2

VVD wil dat ondernemen een verplicht onderdeel wordt in de lesstof van
(kunst)studenten. (Bij de behandeling van de begroting van OCW zal VVD
hierop verder ingaan.) Graag een reactie van MEL&I. 

Antwoord

Dit kabinet gelooft in de kracht van ondernemers. De kiem voor veel
vernieuwend en ambitieus ondernemerschap gelegd kan worden in het
(hoger) onderwijs. Aandacht voor ondernemerschap in het
kunstvakonderwijs is van belang, omdat veel van de studenten van
kunstopleidingen ervoor kiezen om in hun werkzame leven als zelfstandig
ondernemer aan de slag gaan. 

Het kabinet is echter geen voorstander van het verplichten van
ondernemerschap. Het kabinet wil onderwijsinstellingen de ruimte geven
om zelf te beslissen waarop ze zich willen profileren. Maar
onderwijsinstellingen die er voor kiezen om ondernemerschap in de
context van het onderwijs te verweven, wil het kabinet alle ruimte
geven. 

Het kabinet stimuleert aandacht voor ondernemerschap in het onderwijs
onder meer via de centres of entrepreneurship en de ontwikkeling van een
“bijzonder kenmerk” voor opleidingen gericht op ondernemerschap.
Mede door deze initiatieven komen al veel studenten in aanraking met
ondernemerschap tijdens hun studie, ook in kunstvakopleidingen.
Bijvoorbeeld bij het Centrum voor Ondernemerschap in de Creatieve
Industrie (Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en bij ARTEZ (Arnhem).

VVD 3

De VVD-fractie wenst graag een reactie van de minister van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie op de brief van ACTAL van 27 oktober. De
implementatie en vertaling van regels uit Europa dient volgens de
VVD-fractie lastenluw te worden geïmplementeerd. 

Antwoord

Ik ben het eens met ACTAL dat regels uit Europa lastenluw moeten worden
geïmplementeerd en zal bezien hoe het advies van ACTAL kan worden
opgepakt. Ik daartoe een onderzoek starten naar de wijze waarop Europese
regelgeving in Nederland wordt geïmplementeerd. Dit onderzoek wordt
medio 2012 afgerond. In de daarop volgende voortgangsrapportage
regeldruk zal ik uw Kamer hierover informeren. Daarnaast stuur ik samen
met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het
kerstreces een reactie op de brief van ACTAL van 27 oktober naar de
Tweede Kamer. 

VVD 4 

De VVD-fractie ziet dat regeldruk voor het MKB ontstaat door decentrale
overheden. Ook zijn verschillende eisen in verschillende regio’s. De
VVD-fractie ziet daarvoor de volgende oplossingen: 

ondernemers moeten zelf problemen aan kunnen kaarten en overheden zorgen
voor een oplossing. 

Decentrale overheden moeten zelf ook aan de slag. 

MEL&I moet decentrale overheden hierop aanspreken (ergo: er moet
uniforme toepassing van regels zijn.) 

Graag een reactie van de minister. 

Antwoord 

Ondernemers kunnen hun problemen melden bij de meldpunten die er zijn op
rijksniveau en lokaal niveau, zoals Antwoord voor Bedrijven. Knelpunten
die vaak terug komen worden meegenomen in het Regeldrukprogramma. Verder
maak ik afspraken met decentrale overheden en spreek hen ook aan om de
regeldruk te verminderen en de dienstverlening aan bedrijven te
verbeteren. Decentrale overheden zijn zelf verantwoordelijk en moeten
inderdaad zelf aan de slag. Dit is van belang omdat medeoverheden vaak
het eerste aanspreekpunt voor bedrijven zijn. Gemeenten zijn zich hier
zelf ook van bewust en veel gemeenten zijn hiermee goed aan de slag. Om
de uniformiteit tussen gemeenten te vergroten wordt vanuit de VNG het
gebruik van modelverordeningen gestimuleerd. Als er verschillen optreden
bij gemeenten die niet terug te voeren zijn op lokale verschillen, dan
zal ik het gesprek met de gemeenten aangaan om de uniformiteit te
vergroten.

VVD 5 

Hoe kunnen provincies en gemeenten worden aangesproken op het feit dat
zij geen gebruik maken van de mogelijkheid om het bewijs van goede
dienst in te voeren?

Antwoord 

Gemeenten en provincies zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van
hun dienstverlening. Zij kunnen dit onder andere door toepassing van het
Bewijs van Goede Dienst verbeteren. Ik stimuleer provincies en gemeenten
door afspraken met hen over dienstverlening (waaronder het Bewijs van
Goede Dienst) in bestuursakkoorden en bijbehorende uitvoeringsagenda’s
te maken. Met de grote gemeenten (G33 en G4) is een convenant
afgesloten, waarin het Bewijs van Goede Dienst is opgenomen. 

Daarnaast konden gemeenten tot 1 mei 2011 gebruik maken van de
voucherregeling voor het bewijs van goede dienst. Op dit moment evalueer
ik de werking van deze voucherregeling, mede op basis van deze evaluatie
en in overleg met medeoverheden bezie ik dan welke aanvullende
maatregelen nodig en mogelijk zijn om te bereiken dat nog meer gemeenten
het Bewijs van Goede Dienst invoeren. In de volgende
voortgangsrapportage Regeldruk kom ik hierop terug. 

VVD 6

De zelfstandigenaftrek wordt in het belastingplan omgezet in een vaste
basisaftrek. Er moet dan wel een oplossing gevonden worden voor de
SZW-wetgeving die het urencriterium ook hanteert voor hun regelingen. Is
MEL&I bereid om te kijken hoe dit probleem aangepakt kan worden? 

Antwoord

Het kabinet is bereid dit punt te onderzoeken. Overigens houden deze
SZW-regelingen geen enkel verband met de ontwikkelingen op fiscaal
gebied. 

SP

SP 1

Stapeling van maatregelen (zorgkosten hoger, griffierechten) voor de
kleine ondernemer. 

Antwoord 

De maatregelen zijn ontwikkelingen waarmee alle burgers in ons land te
maken hebben, dus ook ondernemers. Ondanks de diepte en de felheid van
de crises is de koopkracht van burgers behoorlijk op peil gebleven de
laatste jaren (cumulatief mediane ontwikkeling 2009-2011: -0,7%).

Hiertegenover, staat ook veel beleid waar ondernemers en ook zeker
kleine ondernemers van profiteren. Zo komen er extra middelen voor
innovatie, worden verschillende kleine belastingen die door het
bedrijfsleven als belastend worden ervaren afgeschaft, verdwijnen de
heffingen voor de Kamers van Koophandel en verlagen we de AOF-premie. Zo
ook de verlaging van administratieve lasten en nalevingskosten voor
ondernemers. 

SP 2

Hoeveel lenen banken uit aan het MKB?

Antwoord

Vanaf eind 2008 zijn met enige regelmatig in opdracht van het ministerie
door EIM onderzoeken uitgevoerd naar de vraag naar bedrijfsfinanciering:
monitor bedrijfsfinanciering. Deze onderzoeken zijn telkens naar de
Kamer gezonden, laatstelijk als onderdeel van het onderzoek van de
expertgroep bedrijfsfinanciering, dat op 20 juni 2011 aan u is
toegezonden. Begin 2011 verschijnt de volgende monitor.

Er zijn geen statistieken beschikbaar hoeveel banken aan MKB bedrijven
uitlenen. De Nederlandsche Bank heeft wel cijfers over leningen van
minder dan €1 mln. De Taskforce Kredietverlening heeft in 2010 met
hulp van de grote banken meer inzicht gegeven in de kredietverlening in
het MKB, maar dit betrof een eenmalige actie.

De verbetering van de statistieken over kredietverlening was een van de
aanbevelingen van de Taskforce. De Nederlandse Vereniging van Banken en
overheid zijn daarover momenteel in overleg. Het is wenselijk om snel de
bestaande statistiek van De Nederlandsche Bank over kredietverlening
verfijnd met het MKB-segment beschikbaar te krijgen. Dat biedt een
structurele mogelijkheid voor een vinger aan de pols en neemt
onduidelijkheid over de omvang van kredietverlening weg. Samen met de
Nederlandse Verenging van Banken zal contact opgenomen worden met de
Nederlandsche Bank

SP 3

Welke voorbereidingen worden getroffen voor als de economische crisis
doorzet?

 

Antwoord

Zie PvdA 1

SP 4

Is het waar dat deelname aan handelsmissies van de EVD in prijs stijgt
van €500 naar €900?

Antwoord

De eigen bijdrage voor handelsmissies is in voorjaar van 2011 verhoogd
tot €950 en is hiermee nu gelijk aan de bijdrage voor missies onder
leiding van een bewindspersoon. Overigens is de bijdrage nog steeds
maar een gering deel van de totale kosten die er met een missie gemoeid
zijn.

Door het verhogen van de eigen bijdrage voor ondernemers is het mogelijk
om op jaarbasis meer missies te ondersteunen.

SP 5

De vorige staatssecretaris heeft beloofd werk te maken van bedrijven die
zich niet aan wettelijke garanties houden. Wat is er op dit terrein
gebeurd? 

Antwoord

De Consumentenautoriteit houdt toezicht op de naleving van de regels
over non-conformiteit. Garanties en non-conformiteit zijn sinds de
oprichting van de Consumentenautoriteit ieder jaar een prioritair
aandachtsgebied geweest. Signalen bij het loket ConsuWijzer, eigen
onderzoeken en suggesties van marktpartijen hebben daartoe aanleiding
gegeven. De Consumentenautoriteit is daarom meerdere keren opgetreden
tegen bedrijven die zich niet hielden aan de regels over
non-conformiteit en garanties. 

Recentelijk nog zijn boetes gegeven aan vijf elektronicaketens. Eerder
zijn er drie openbare toezeggingen afgedwongen van bedrijven in de
computerbranche en is een last onder dwangsom gegeven aan een ander
elektronicabedrijf. Over op dit moment al dan niet lopende onderzoeken
naar individuele ondernemingen kunnen geen uitspraken worden gedaan.

De Consumentenautoriteit heeft daarnaast in 2010 samen met het
Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) een training ontwikkeld om
ondernemers de kans te bieden hun kennis over garantie te vergroten. 

CDA

CDA 1

Hoe kunnen we de goede ervaringen met Crisis en herstelwet verder
verzilveren met eenvoudigere regelgeving en kortere procedures? 

Antwoord

De crisis- en herstelwet wordt permanent gemaakt door verankering in
diverse wetten. 

Deze kabinetsperiode dringen we de regeldruk voor ondernemers nog verder
terug. De administratieve lasten worden met nog eens 25% verminderd, de
nationale inhoudelijke nalevingskosten met netto 200 mln. Daarnaast
verbeteren we de (digitale) dienstverlening aan ondernemers, o.a. door
invoering van het ondernemingsdossier.   

Eind 2012 zijn de administratieve lasten verminderd met 12%, ruimschoots
meer dan de doelstelling van 10%. Dit gebeurt o.a. door uniformering
loonbegrip, vereenvoudigingen in aanbestedingen en het afschaffen van de
rittenregistratie (ondernemers hoeven dan niet meer van iedere rit met
de bedrijfswagen bestemming, aantal kilometers etc. vast te leggen).

Een belangrijke maatregel die daarnaast genomen wordt is de fundamentele
herziening van het omgevingsrecht. Doel is de besluitvorming te
versnellen, regels en procedures te vereenvoudigen en regelgeving
flexibeler te maken. Ik verwacht dat dit een aanzienlijke reductie van
administratieve lasten en nalevingskosten zal opleveren. 

CDA 2 

Graag een reactie van de minister op het idee om het voldoen aan de
vereisten op het gebied van duurzaamheid, MVO en OESO normen, integraal
onderdeel uit te laten maken van de toetsingscriteria om voor
overheidsfaciliteiten in aanmerking te komen. 

Antwoord

Het kabinet zet onverminderd in op maatschappelijk verantwoord
ondernemen en het bevorderen van de eigen verantwoordelijkheid van het
bedrijfsleven hierbij. Het kabinet verwacht van alle Nederlandse
bedrijven, ongeacht of zij onderdeel uitmaken van de topsectoren aanpak,
dat zij maatschappelijk verantwoord ondernemen. Voor internationaal
ondernemen vormen de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen
daarbij de referentie. Het ministerie vraagt ieder bedrijf dat subsidie
aanvraagt expliciet zich in te spannen om de OESO Richtlijnen na te
leven. Het ministerie van EL&I heeft dat in de afgelopen jaren aangevuld
met resultaatsverplichtingen ten aanzien van kinderarbeid en
dwangarbeid.

CDA 3 

Kan de Nederlandse overheid meer gebruik maken van de kennis en
contacten van allochtone ondernemers en hun ondernemersverenigingen? 

Antwoord

Allochtone ondernemers leveren een belangrijke bijdrage aan de
Nederlandse economie. Denk aan de vele Turkse ondernemers in Nederland.
De relaties en contacten die ze hebben met het land van herkomst bieden
goede mogelijkheden voor de export. Om die reden worden ze bijvoorbeeld
ook regelmatig betrokken bij handelsmissies. Omgekeerd geeft het kabinet
regelmatig acte de presence bij bijeenkomsten van allochtone
ondernemersverenigingen en worden allochtone ondernemers ook regelmatig
betrokken bij beleidsgesprekken en conferenties.

Beleidsmatig kiest het kabinet echter nadrukkelijk voor het scheppen van
de juiste generieke randvoorwaarden voor alle ondernemers. Daarbij maakt
zij geen onderscheid tussen ondernemers op basis van bijvoorbeeld
afkomst, sekse of religie. Deze keuze is gemaakt op basis van ervaringen
in het recente verleden waarbij het juist allochtone ondernemers zelf
waren die aangaven dat ze eerst en vooral als ondernemers willen worden
behandeld. 

CDA 4

Welke mogelijkheden ziet de minister om microfinancieringsfaciliteit van
de stichting Qredits meer bekendheid te geven bij bedrijven en banken?
En wat zijn de mogelijkheden voor kredietunies en een paar lokale
pilots? Te financieren met €25 mln. uit de BMKB. 

Antwoord

Sinds de start van Qredits in januari 2009 heeft Qredits ruim 1.900 
kredieten verstrekt. Dit aantal groeit fors; in 2011 is het aantal
verstrekte kredieten verdubbeld ten opzichte van 2010. Qredits heeft
afspraken gemaakt met de banken over het doorverwijzen van ondernemers.
Ongeveer één vijfde van de aanvragen komt via de banken binnen.
Doorverwijzing door banken is -naast internet- juist het belangrijkste
toeleveringskanaal voor Qredits. Via de Ondernemerspleinen wordt de
toegeleiding van ondernemers naar Qredits verbeterd.

De betrokkenheid van de banken uit zich daarnaast in de bijdrage in de
funding van Qredits en de zitting in de Raad van Toezicht van de
Stichting Qredits. Dit geeft een goede basis om de aansluiting van
Qredits met het bankwezen verder te versterken. De verhoging van het
kredietplafond voor microfinanciering tot 50.000 euro zal naar
verwachting ook leiden tot meer doorverwijzingen en zal voor ondernemers
meer financieringsmogelijkheden bieden. 

Zoals in de Bedrijfslevenbrief aangegeven is het kabinet bereid om te
onderzoeken of middels een garantieregeling initiatieven gericht op het
verbreden en verdiepen van MKB financiering  ondersteund kunnen worden.
Hierbij neem ik de kredietunies mee. Eerst vindt nog een onderzoek
plaats naar kredietunies door prof. Duffhues van de Universiteit van
Tilburg. Afhankelijk van de resultaten van dat onderzoek kan bepaald
worden of het wenselijk is om voor kredietunies specifieke acties te
ondernemen zoals t.a.v regelgeving. 

CDA 5

Graag aandacht voor ondernemerschap in het onderwijs. Is de balans
opgemaakt van wat echt succesvol is? 

Antwoord:

Recentelijk hebben we de balans opgemaakt van het gevoerde beleid om
vast te stellen wat succesvol is.  Om de voortgang van het
actieprogramma Onderwijs en Ondernemen, waarmee de overheid het leren
ondernemen via het onderwijs stimuleert, te kunnen meten is er een
nulmeting uitgevoerd. Vervolgens is er halverwege het programma een
1-meting gedaan en wordt na afloop van het programma de 2-meting gedaan.
Daarnaast zijn er specifieke evaluaties op instrumentniveau naar de
effectiviteit van de ingezette instrumenten, zoals de centres of
entrepreneurship, de ondernemerschapsprojecten in het funderend
onderwijs en de docententraining. Hiermee wordt er gekeken naar het
succes van het gevoerde beleid. 

De voortgang is bemoedigend; er is vastgesteld dat steeds meer scholen
en docenten aandacht besteden aan ondernemen. Een paar cijfers:

32% van alle onderwijsinstellingen – van basisschool tot universiteit
- hebben ondernemerschap en of ondernemend gedrag verankerd in de missie
of visie van hun onderwijsinstelling;

22% van alle onderwijsinstellingen hebben ondernemerschap of ondernemend
gedrag verankerd in het curriculum;

80% van alle universiteiten, hogescholen  en ROC’s heeft een
ondernemerschapsprogramma en of biedt ondernemerschapsfaciliteiten aan;

Met het actieprogramma Onderwijs en Ondernemen worden onder meer
samenwerkingsverbanden - van onder andere scholen en ondernemers –
gestimuleerd zodat onderwijsinstellingen van elkaar kunnen leren. Juist
om succesvolle projecten op te schalen stelt het kabinet eenmalig €2
mln. euro beschikbaar voor verankeringsprojecten in het primair,
voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs en de lerarenopleidingen.
Hiermee kunnen onderwijsinstellingen reeds ontwikkelde en aantoonbaar
effectieve ondernemerschapsprojecten voor andere onderwijsinstellingen
bruikbaar, overdraagbaar en gemakkelijk toepasbaar maken.

CDA 6

Graag aandacht voor de positie van krimpregio’s. 

Antwoord

De krimpregio’s in Nederland zijn verschillend van karakter. Een
aantal regio’s zal profijt kunnen trekken door aansluiting op
ontwikkelingen voor topsectoren. Voorbeelden daarvan zijn de kanaalzone
in Zeeuws Vlaanderen en Energyport Delfzijl. Voor sommige andere
krimpgebieden is deze aansluiting minder sterk. Dat neemt niet weg dat
ook daar ondernemerschap ruimte moet houden. Daarvoor is, mede op
verzoek van de Tweede Kamer, in 2010 de handreiking “Ondernemend met
krimp” opgesteld, over het stimuleren van ondernemerschap in gebieden
met bevolkingskrimp (TK 31757, nr. 22). Ook is tijdens het AO Toerisme
door de staatssecretaris toegezegd dat hij wil kijken naar de
mogelijkheid van een ‘regelluwe zone’ in een krimpgebied. 

De mogelijkheden verschillen per gebied en zijn regionaal van aard. Dat
vraagt om maatwerk en daarom is het van belang dat de aanpak primair op
regionaal niveau wordt opgepakt. Dit komt ook naar voren in het
SER-advies over krimp dat voor de zomer verscheen. De reactie van het
kabinet daarop is als onderdeel van de voortgangsrapportage actieplan
bevolkingsdaling deze zomer naar de Tweede Kamer toegezonden (TK 31757,
nr. 31). Het rijk speelt hierbij een faciliterende rol, waarbij de
minister van BZK de rijksinzet coördineert. 

CDA 7

Wat betreft zeggenschap en beheer van de Europese EFRO-middelen voor de
periode 2014-2020 vinden wij dat het beheer en het management van lokale
en regionale programma’s ook voor de komende periode moet blijven
liggen bij de vier regionale managementautoriteiten. Kan de minister
ons dat toezeggen?

Antwoord

Gezien het standpunt van het kabinet dat cohesiebeleid idealiter beperkt
zou moeten blijven tot de armste regio’s in de armste lidstaten, is de
invulling van EFRO in Nederland in de nieuwe periode 2014-2020 alleen
aan de orde voor dat deel waarvan het kabinet voorstander is: de 
grensoverschrijdende samenwerking. 

Het is nog te vroeg om hierop vooruit te lopen. Komende maand wordt
bestuurlijk overleg gevoerd met decentrale overheden over de manier
waarop rijk en regio zich kunnen prepareren op een eventuele nieuwe
programmaperiode en de keuzes die daarvoor gemaakt moeten worden.

D66

D66 1

Wil de minister kijken hoe fiscale maatregelen ingezet kunnen worden
voor matching voor Europese innovatieprogramma’s? Is hij bereid meer
geld vrij te maken als de mogelijkheden hiervan beperkt blijken?	

Antwoord

Nederlandse deelname aan Europese innovatieprogramma’s is van belang,
om die reden heb ik de boegbeelden gevraagd om internationale kansen op
te nemen in de innovatiecontracten. 

Huidige Europese innovatieprogramma’s die lopen tot 2014, waarbij
sprake is van matching, gaan uit van matching in de vorm van subsidie.
Ten behoeve van de Nederlandse deelname aan Joint Technology Initiatives
(JTI’s) in 2012 zijn reeds cofinancieringsmiddelen gereserveerd op de
EL&I begroting (€ 20 mln.).

Tegelijkertijd beginnen nu al de besprekingen met de Europese Commissie
over deelname van de lidstaten in 2013, waarvoor ook om cofinanciering
wordt gevraagd. Deelname aan de JTI’s en andere internationale
programma’s zie ik zoals gezegd als een onderdeel van de
innovatiecontracten.

Voor de nieuwe innovatieprogramma’s vanaf 2014 –het nieuwe
“Horizon 2020”- is de inzet van het kabinet erop gericht om meer
flexibiliteit aan te brengen in de structuur van de programma’s,
zodanig dat voor deelname het niet langer verplicht is dat een land via
subsidies het programma cofinanciert. De inzet is dat landen zelf
bepalen hoe bedrijven, kennisinstellingen en de overheid hun financiële
inzet ten behoeve van deelname aan Europese innovatieprogramma’s
realiseren. De inzet van fiscale maatregelen als matching voor Europese
programma’s acht het kabinet niet wenselijk. Dit zou een fundamentele
verandering zijn ten opzichte van de huidige Nederlandse inzet, dat
EU-regelgeving niet van invloed mag zijn op de Nederlandse fiscale
regelgeving en vice versa.

D66 2

Klopt het dat privaat-privaat consortia geen toegang krijgen tot RDA+?
Gaat de minister dit rechtzetten? 

Antwoord

Ja dat klopt. De RDA+ richt zich niet op privaat-privaat consortia. Dat
is doelbewust, omdat de RDA+ bedoeld is om bedrijven uit te dagen om
meer te investeren in gebundelde initiatieven van publiek-privaat
samenwerking binnen het Topconsortia voor Kennis en Innovatie met als
doel meer concentratie en bundeling van onderzoeks- en
innovatieactiviteiten en meer verbinding in de keten van kennis, kunde
naar kassa door vraagsturing.

Het kabinet zet in dit verband in op meer valorisatie van publieke
kennis. Nederlandse bedrijven profiteren nu te weinig van het onderzoek
dat in publieke kennisinstellingen wordt ontwikkeld. Valorisatie van
publieke kennis biedt daarbij grotere spillovers dan
samenwerkingsverbanden privaat-privaat. Gegeven de schaarste aan
middelen wil het kabinet elke euro zo effectief mogelijk inzetten.
Privaat-privaat consortia onder de RDA+ dient niet direct het doel van
valorisatie van publieke kennis en zou bovendien aanzienlijk meer budget
vragen dan beschikbaar. 

D66 3

Subsidiegeld wordt vaak niet goed getoetst. We kunnen leren van systemen
zoals in de V.S.

Bijvoorbeeld van de vrijwillige registratiewebsite:   HYPERLINK
"http://www.recovery.gov"  www.recovery.gov . Gaat de minister hiervan
gebruik maken?

Antwoord

Dit kabinet is van mening dat subsidies hun effectiviteit moeten
bewijzen en anders moeten worden afgeschaft. Ik zet mij daarom in voor
een adequate periodieke toetsing van subsidieregelingen en het tijdig en
volledig informeren van de Kamer hierover. Daarom steun ik de
aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer in het recente rapport “Leren
van subsidie-evaluaties” en zal gaarne gebruik maken van de door hen
opgestelde handreiking effectevaluaties subsidies. Daarnaast heb ik
gezorgd dat de begroting van het Ministerie van Economische Zaken,
Landbouw & Innovatie een volledig, actueel en consistent
subsidieoverzicht bevat. Hiermee is al een grote stap gezet richting
betere informatievoorziening. 

In het kader van het bedrijfslevenbeleid zet ik nog een extra stap door
te zorgen voor een monitoringssystematiek op basis waarvan de Kamer
periodiek wordt geïnformeerd. Dit moet vooral inzicht verschaffen in de
voortgang ten aanzien van de doelen en streefwaarden die de topsectoren
zelf benoemen, aangevuld met een set indicatoren die elk jaar een beeld
geven van de concurrentiekracht en innovatievermogen van de topsector.
Voor het bijhouden van de kennis- en innovatiethema’s waar de
topsectoren op inzetten, wordt gebruik gemaakt van het reeds bestaande
online hulpmiddel Meerjaren Innovatie en Kennis Kompas (MIKK). 

Bij het uitwerken van deze aanpak zal ik bezien welke elementen van de
Amerikaanse aanpak nuttig kunnen zijn. Mijn eerste indruk is echter dat
de genoemde website geen informatie verschaft over de effectiviteit van
subsidies, maar zichtbaar maakt waar de uitgaven uit het Amerikaanse
stimuleringspakket terecht komen. 

D66 4

Beloften als het sneller betalen of minder vergunningen wankelen, want
gemeenten gaan deze beloften uit het torentje niet waarmaken. Of wijzen
de nog steeds niet ontvangen Vijf van Verhagen anders uit?

Antwoord

In de Bedrijfslevenbrief heb ik u aangegeven dat als invulling van mijn
toezegging om te komen tot een "Vijf van Verhagen" MKB-Nederland het
initiatief zou nemen voor een MKB-groeibarometer als graadmeter van
het ondernemingsklimaat in Nederland voor het MKB. Ik heb hierbij met
MKB-Nederland afgesproken dat ook de belangrijke punten uit de "Vijf van
Verhagen" een nadrukkelijke plek zouden krijgen. Tijdens het jaarcongres
van MKB-Nederland op 7 november a.s. zou de MKB-groeibarometer aan mij
worden gepresenteerd, waarna ik deze met een appreciatie mijnerzijds aan
uw Kamer zou hebben aangeboden. Helaas is het de organisatie die deze
opdracht zou uitvoeren (EIM) echter niet gelukt om de opdracht tijdig
uit te voeren mede omdat het lastig blijkt om bijvoorbeeld de
vergunningverlening van alle 418 gemeentes in Nederland goed te
monitoren. Ik ben nu in overleg met MKB-Nederland op welke wijze we een
MKB-barometer toch kunnen ontwikkelen.

D66 5 

Het CDA wil een regelvrije zone voor toerisme in een van de
krimpregio’s. Is de minister bereid tot zo’n zone in een
grootstedelijk gebied, bijvoorbeeld in Rotterdam-Zuid, ter stimulering
van economische initiatieven in oude stadswijken?

Antwoord

Het kabinet vergroot de ruimte voor ondernemers, onder meer door het
verminderen van de regeldruk. Het verminderen van regeldruk in
specifieke gebieden of zones past daar in. Een aantal gemeenten wil
experimenteren met een dergelijke aanpak. Momenteel wordt samen met
gemeenten en provincies onderzocht of regelarme zones kunnen worden
geïntroduceerd. Indien de gemeente Rotterdam hierbij wil aansluiten dan
is dat mogelijk.   

D66 6

Wil de minister werk maken van overstapgemak voor consumenten? Is hij
bereid om een overstapbrief te sturen met een historische en
internationale vergelijking van aantallen overstappers tussen banken,
energieleveranciers en telecombedrijven, en met op basis hiervan
prioriteiten voor de ACM?

Antwoord

Zoals in de brieven aan de Tweede Kamer van 28 maart en 8 juli 2011
(Kamerstukken II 2010/11, 31 490, nrs. 55 en 69) is aangegeven, zal het
consumentenbelang centraal staan bij de Autoriteit Consument en Markt
(ACM). De clustering per 1 januari 2013 van het markttoezicht bij de ACM
zal ertoe leiden dat het consumentenbelang nog effectiever en
slagvaardiger wordt gediend. 

Overstapgemak is daarbij, in lijn met de wens van het lid Verhoeven
(D66), een belangrijke prioriteit. Denk bijvoorbeeld aan regels voor
(prijs-)transparantie, tijdig informeren over wijziging van
contractvoorwaarden, opzegrecht of nummerportabiliteit. Op telecomgebied
is bijvoorbeeld door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw &
Innovatie, de OPTA en internetproviders gewerkt aan het wegnemen van
overstapdrempels. De afspraak tussen de internetaanbieders is dat 95%
van de overstappen op de afgesproken dag geregeld moet zijn. Klanten
mogen daarbij niet langer dan 24 uur zonder internet zitten.

De ACM zal het sectorspecifieke toezicht op dergelijke regels in de
energie- en telecomtoezicht gaan uitoefenen en waar nodig handhavend
optreden. In de financiële sector zijn dat de Nederlandsche Bank en de
Autoriteit Financiële Markten. De ACM kan voor die sector wel
rapportages uitbrengen waarin zij mededingingsrisico’s, waaronder
overstapbelemmeringen, onder de aandacht brengt. Zo heeft de NMa onlangs
een rapportage uitgebracht over productkoppeling en overstapdrempels bij
bancaire dienstverlening aan het MKB, waarin wordt gewezen op
initiatieven in de sector zoals de Overstapservice. Ook heeft de NMa
onderzoek verricht naar de hypotheekmarkt en aanbevelingen gedaan om
overstapdrempels te verlagen. De minister van Financiën beziet
momenteel hoe hieraan gevolg zal worden gegeven. 

Wat betreft de feitelijke overstapcijfers publiceert de Europese
Commissie jaarlijks het Consumer Markets Scoreboard, waarvan onlangs de
zesde editie is verschenen. In dit scorebord is voor alle lidstaten van
de Europese Unie te lezen hoe het staat met het overstappen op twaalf
gebieden, onder andere bankrekeningen, elektriciteit, gas, internet,
energie en mobiele telefoon. Zo stapte in 2011 in Nederland bij mobiele
telefonie 15%, bij elektriciteit 15%, bij gas 8% en bij bankrekeningen
8% over van aanbieder. Daarmee loopt Nederland in de pas met het
Europese gemiddelde. Een aanvullende overstapbrief heeft ten opzichte
van het scorebord geen toegevoegde waarde.

PVV

PVV 1

Kan de Europese Commissie kan een boete opleggen van 0,1% van het bbp
per jaar als de arbeidskosten per eenheid product bij Nederlandse
bedrijven niet kloppen of de private kredietgroei niet naar de zin van
Brussel is? Zijn dit factoren die deze minister kan bijsturen? Kan de
minister aangeven hoe hij de dekking voor een dergelijke boete gaat
vinden op de begroting van EZ?

Antwoord

De fundamenten van de Nederlandse economie zijn gezond. Het kabinet acht
de kans dan ook klein dat Nederland in de nabije toekomst in een
situatie zal belanden waarbij Nederland een boete zal krijgen. Het
vinden van een dekking voor mogelijke boetes in de begroting is dan ook
niet aan de orde.

De macro-onevenwichtighedenprocedure procedure is een versterking van de
economic governance in Europa. De procedure is erop gericht om tijdelijk
onevenwichtigheden te signaleren en als lidstaat te voorkomen dat deze
onhoudbaar worden. Versterken van het concurrentievermogen in de EU is
hierbij het uitgangspunt. Pas in het uiterste geval, bij zeer
schadelijke onevenwichtigheden zijn bindende aanbevelingen en boetes
mogelijk. Denkt u bijvoorbeeld aan de recente ontwikkelingen op de
huizen- en financiële markten in Spanje en Ierland. Jarenlange
verslechtering van concurrentieposities, hoge lopende rekening tekorten,
excessieve private schuldopbouw en structureel hoge werkloosheid zijn
ontwikkelingen die op lange termijn onhoudbaar zijn voor de landen zelf,
maar ook risico’s met zich mee brengen voor andere landen die wel een
solide economisch beleid voeren. Deze negatieve grensoverschrijdende
effecten rechtvaardigen ingrijpen op EU niveau. 

Het kabinet acht een vroegtijdige en strikte aanpak van dergelijke
problemen van groot belang. Het resultaat moet hierbij centraal staan.
Het gaat niet om het voorschrijven van concrete beleidsmaatregelen. De
lidstaat gaat zelf over de maatregelen die invulling geven aan hun
economische beleid en kan zelf kiezen hoe dergelijke ontwikkelingen bij
te sturen. 

PVV 2

Klopt het dat zowel de loonkosten als de externe inhuur bij het
AgenschapNL stijgen?

Antwoord

Er is geen sprake van een stijging van de loonkosten noch van de
inhuuruitgaven bij Agentschap NL. De totale geraamde personele kosten
dalen ten opzichte van 2011 met € 17,2 miljoen; van €180,3 mln in
2011 naar € 163,1 mln in 2012 (zie tabel Begroting van baten en lasten
pagina 170). De externe inhuur wordt sterk verminderd. Zoals aangegeven
op pagina 172 daalt de totale bezetting van 2235 fte in 2011 naar 1959
fte in 2012, waarvan -49 fte ambtelijk en - 227 fte inhuur. 

PVV 3

Kan de minister de zeescheepsbouw een impuls geven via de bestaande
Subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw (SIZ)?

Antwoord

Het kabinet zet in op beleid waar ondernemers meer ruimte krijgen om te
ondernemen, minder subsidies en de topsectoren aanpak. De
Subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw was een tijdelijke regeling
en past niet in deze nieuwe aanpak. De maritieme sector - waar de
Nederlandse scheepsbouw deel vanuit maakt - is echter actief betrokken
bij de uitwerking van de plannen van de Topsector Water. Belangrijk
onderdeel hiervan zijn de zogenaamde Innovatie contracten. Langs deze
weg kan de sector samen met betrokken stakeholders, waaronder de
kennisinstellingen, invulling geven aan de innovatiebehoefte die
aanwezig is. Hiermee wordt dus binnen de nieuwe beleidskaders recht
gedaan aan het verzoek van de PVV om  een impuls voor de sector. 

PVV 4

Wat is nu de stand van zaken t.a.v. kredietverlening aan MKB? 

Antwoord

Er zijn geen statistieken beschikbaar hoeveel banken aan MKB bedrijven
uitlenen. De Taskforce Kredietverlening heeft in 2010 met hulp van de
grote banken meer inzicht gegeven in de kredietverlening in het MKB,
maar dit betrof een eenmalige actie. De verbetering van de statistieken
over kredietverlening was daarom een van de aanbevelingen van de
Taskforce. De Nederlandse Vereniging van Banken en de overheid zijn
daarover momenteel in overleg. Het is wenselijk om snel de bestaande
statistiek van De Nederlandsche Bank over kredietverlening verfijnd met
het MKB-segment beschikbaar te krijgen. Dat biedt een structurele
mogelijkheid voor een vinger aan de pols en neemt onduidelijkheid over
de omvang van kredietverlening weg. 

PVV 5

Kan de minister de voorwaarden voor veiling aanpassen teneinde mobiel
bellen en internet goedkoper te maken? 

Antwoord

Met de uitbreiding van de reservering voor nieuwkomers met een
vergunning in de 900 MHz band, zoals in de brief aan de Tweede Kamer van
6 oktober 2011 (24095, nr. 290) is aangegeven, zijn er goede kansen op
het toetreden van nieuwkomers, waaronder eventueel een prijsvechter. Het
kabinet vertrouwt er op dat door toetreding van nieuwkomers de dynamiek
op de markt wordt vergroot en de effectieve concurrentie op de markt
wordt bevorderd ten behoeve van de consument.

PVV 6

Wil de minister een naming and shaming-register opstellen inzake
exorbitante vertrekpremies bij ontslag? 

Antwoord

De door het kabinet benoemde Monitoring Commissie Corporate Governance
Code controleert jaarlijks de naleving door Nederlandse beursgenoteerde
ondernemingen van de bepalingen in de corporate governance code.
Bepaling II.2.8 heeft betrekking op de maximale vergoeding bij ontslag.
De Commissie heeft in haar rapport van 2010 aangekondigd ondernemingen
te kunnen benaderen om op individueel niveau te spreken over naleving. 

Het kabinet ziet geen aanleiding om op dit moment een register in het
leven te roepen waarin naming and shaming bij naleving van de code wordt
opgenomen. De Commissie besteedt dit jaar speciale aandacht aan de
naleving van bepaling II.2.8. Het kabinet wacht de resultaten, die in
december door de Commissie worden gepresenteerd, met belangstelling af.

PVV 7

Zijn er mogelijkheden om wachttijden bij 0900–nummers niet in rekening
brengen? 

Antwoord

Uw Kamer wordt hier binnenkort, uiterlijk binnen twee weken, over
geïnformeerd. 

GroenLinks

GroenLinks 1

Wanneer worden plannen van het Topsectorenbeleid en de financiële
invulling daarvan duidelijk?

Antwoord

De boegbeelden zijn gestart met de uitvoering van de agenda voor de
Topsectoren in overeenstemming met de lijn van de kabinetsreactie
“Naar de Top; Het bedrijvenbeleid in actie(s)” van 13 september
2011. De voorstellen voor de innovatiecontracten en de human
capitalagenda’s worden op 31 december aan mij aangeboden. De
voorstellen bevatten tevens een financieringsvoorstel. Het kabinet en de
deelnemende overheden, bedrijven, kennisinstellingen en financiers nemen
uiterlijk in het voorjaar van 2012 een definitief besluit over de eigen
inzet in de innovatiecontracten. Hierover zal de Kamer worden
geïnformeerd. Over de voortgang van de uitvoering van de integrale
agenda zal de Kamer jaarlijks worden geïnformeerd.

GroenLinks 2

Is er voldoende toezicht op de telecomsector?

Antwoord

Uitgangspunt voor het toezicht op de telecomsector is het Europese
regelgevende kader. Die richtlijnen worden periodiek herzien.
Recentelijk is het wetsvoorstel ter implementatie van de nieuwe
telecomrichtlijnen in uw Kamer besproken. Hiermee ligt er een stevig
wettelijk fundament op basis waarvan OPTA (en Agentschap Telecom)
toezicht houden op de telecomsector. Dit houdt onder andere in dat OPTA
iedere drie jaar marktanalyses maakt en waar nodig verplichtingen
oplegt. Met het nieuwe pakket is de bescherming van de consument verder
verstevigt, onder andere met  aangescherpte transparantie-eisen voor
telecombedrijven.

De doeltreffendheid van het functioneren van OPTA is door Berenschot,
Kwink en TNO positief beoordeeld in het rapport “Evaluatie OPTA
2009”.  Dit is nog eens onderstreept door de eerste plaats voor
Nederland in de ECTA (European Competitive Telecommunications
Association) ranglijst 2010 van effectiviteit van telecomregelgeving en
-toezicht in de verschillende Europese landen.

Daarnaast houdt de NMa op basis van de Mededingingswet toezicht op de
telecomsector. Concurrentie en eindgebruikerbelangen zijn op deze wijze
goed gewaarborgd. Met name bij markten met een beperkt aantal spelers,
zoals de mobiele telefoniemarkt, is het van belang hier extra alert op
te zijn. Met de fusie van de toezichthouders in de Autoriteit Consument
en Markt (ACM) wordt dit toezicht verder verstevigd. In de nieuwe
ACM-organisatie krijgt het telecomtoezicht een stevige en herkenbare
plaats.

GroenLinks 3

Welke invulling wordt gegeven aan gedragstoezicht en wanneer? Graag
hierover een brief voor het Kerstreces.

Antwoord

Eerder (Kamerstukken II 2010/11, 31 490, nrs. 55 en 69) is toegelicht
dat gedragstoezicht en consumentenbescherming een stevige plek krijgen
binnen de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Alle consumententaken van
de NMa, OPTA en Consumentenautoriteit (CA), ook op het gebied van
energie, telecom, post en ConsuWijzer, worden in één sterke directie
ondergebracht. 

Gedragstoezicht is stevig in wetgeving verankerd. Consumenten moeten op
basis van transparantie rond essentiële kenmerken, waaronder ook de
prijs, hun keuze kunnen maken. Indien ondernemers consumenten misleiden
of agressief bejegenen, kan sprake zijn van een oneerlijke
handelspraktijk waartegen de CA handhavend kan optreden. Daarnaast zijn
ondernemers op grond van het Besluit prijsaanduiding producten
verplicht de prijs te vermelden, zodat consumenten prijzen
van producten met elkaar kunnen vergelijken. Ook hierop houdt de CA
toezicht. Vanaf 1 januari 2013 kan de ACM door de bundeling van
consumentenbescherming nog effectiever en slagvaardiger optreden. 

In de genoemde kamerbrieven is toegezegd dat wordt bezien of de
effectiviteit van het toezicht, waaronder gedragstoezicht, nog verder
kan worden verbeterd door stroomlijning en vereenvoudiging van
procedures. Dit materiële wetsvoorstel wordt nu voorbereid en in 2012
aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarin wordt ook het voornemen
meegenomen om het duale stelsel van handhaving af te schaffen en over te
gaan tot alleen bestuursrechtelijke handhaving, waarover de Tweede Kamer
onlangs in de brief over de evaluatie van de CA geïnformeerd. Dit
vergroot de afschrikkende werking. Tot slot wordt in 2012 een
wetsvoorstel naar aanleiding van de evaluatie van de Elektriciteits- en
de Gaswet aangeboden. Ook hierin neemt gedragstoezicht een belangrijke
plaats in. Omdat deze wetsvoorstellen pas in 2012 concreet worden, is
het niet mogelijk vooruitlopend daarop nog voor het Kerstreces een
afzonderlijke brief aan de Tweede Kamer te sturen.

GroenLinks 4

Gaat u bezien hoe inkopers zich binnen mededingingsregels beter kunnen
organiseren tegen macht van aanbieders? Is de minister bereid tot een
horizonbepaling?

Antwoord

Op grond van de huidige bagatelvrijstelling zijn kartelafspraken tussen
ondernemingen toegestaan als hun gezamenlijke marktaandeel niet meer dan
5% is en de gezamenlijke omzet niet meer dan € 40 miljoen. Op grond
van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Ten Hoopen, Aptroot en Vos
wordt het marktaandeel verhoogd naar 10% en komt de omzetgrens te
vervallen. Ondernemers krijgen dus meer ruimte om kartelafspraken te
maken. Het streven is het wetsvoorstel nog dit jaar in werking te laten
treden.

Tijdens de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Ten
Hoopen, Aptroot en Vos heeft de toenmalige minister van Economische
Zaken aangegeven dat het initiatiefwetsvoorstel zal worden geëvalueerd.
Ze heeft aangegeven dit snel na aanname van het wetsvoorstel te willen
doen. De bagatelbepaling zal dan ook na twee jaar worden geëvalueerd.

Bij brief van 17 december 2009 (Kamerstukken II 2009-2010, 32 123, nr.
46) is uw Kamer geïnformeerd over de verhouding tussen inkoopmacht en
de Mededingingswet. Daarin is geconcludeerd dat indien de afnemer de bij
inkoop behaalde voordelen doorgeeft aan de consument in de vorm van
lagere verkoopprijzen er vanuit mededingingsrechtelijk oogpunt geen
probleem is. Wel is toegezegd (zie ook brief van 7 oktober 2010,
Kamerstukken II 2010-2011, 35 531, K) dat het ministerie van EL&I graag
een faciliterende rol vervult bij het tot stand brengen van een
gedragscode die daadwerkelijke problemen rond inkoopmacht - zoals het
eenzijdig wijzigen van contractsvoorwaarden - oplost. Momenteel brengt
het onderzoeksbureau TISCO de mogelijkheden om te komen tot een
gedragscode eerlijke handelspraktijken in kaart. Over de uitkomsten van
dit onderzoek wordt uw Kamer begin volgend jaar geïnformeerd.

GroenLinks 5

Wat doet deze minister (naast de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid) aan werkgelegenheid en het verdwijnen van banen?

Antwoord 

De minister van EL&I schept de juiste randvoorwaarden voor duurzame
economische groei. Dat betekent onder andere de zorg voor een gelijk
speelveld voor bedrijven, het bestrijden van kartel-vorming, het
verminderen van administratieve lasten en nalevingskosten en het
internationaal verzilveren van economische kansen via handelsmissies. Op
die manier schept de minister van EL&I-beleid ruimte voor
ondernemerschap. Ook het Topsectorenbeleid draagt bij aan het verbeteren
van de concurrentiekracht van ons land. Innovatie is de motor van de
economische groei. Innovatie leidt tot nieuwe producten, maakt
productieprocessen efficiënter en houdt ons land concurrerend ten
opzichte van andere landen. Dat alles creëert nieuwe banen voor onze
burgers. 

Innovatie zal verder gestimuleerd worden door het samenbrengen van
kennis op universiteiten en het bedrijfsleven dat die kennis kan
benutten. Zo ontlokt dit kabinet innovatie in de sectoren waarin
Nederland wereldwijd sterk is, zodat die sectoren wereldwijd nog sterker
worden. Ook met behulp van de Research & Development Aftrek (RDA) wordt
onderzoek en ontwikkeling bij bedrijven gestimuleerd .

Daarnaast creëert het departement van EL&I via de Netherlands Foreign
Investment Agency (NFIA) nieuwe banen bij buitenlandse investeerders en
onderhoudt het kabinet contact met grote Nederlandse en buitenlandse
bedrijven met het oog op verankering en behoud van banen.

GroenLinks 6

Is de minister samen met de MSZW bereidt zich in te zetten voor
afschaffing van overeenkomst van opdracht (OVO)?

Antwoord

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft dit jaar een
kwantitatief onderzoek uit laten voeren naar het gebruik van de
overeenkomst van opdracht (OVO). Dit najaar zal het onderzoek inclusief
reactie naar de Kamer worden gestuurd. 

GroenLinks 7

Steunt de minister het amendement ter afschaffing van het urencriterium
voor ZZP’ers? Is de minister bereid iets te doen richting de
staatssecretaris van Financiën?

Antwoord

Het kabinet heeft ervoor gekozen om de ondernemersfaciliteiten in een
breder perspectief te bezien en de mogelijkheden van een winstbox te
onderzoeken. Daarbij worden faciliteiten omgezet in een lager en meer
proportioneel tarief voor ondernemers. Eén van de voordelen daarvan is
dat geen toegangsdrempels meer nodig zijn. In dat geval kan ook het
urencriterium verdwijnen. De verkenning naar de winstbox zal in 2012 aan
uw Kamer worden aangeboden.

GroenLinks 8

Hoe gaat de minister zorgen voor een gelijk speelveld op het gebied van
duurzaamheid?

Antwoord

Er is een gelijk speelveld voor duurzame energie. Immers, met de SDE+
financieren we de onrendabele top, oftewel het verschil in kostprijs
tussen duurzame energie en fossiele energie. Hierdoor kan duurzame
energie concurrerend worden aangeboden. De grote animo voor de SDE+ in
2011 onderstreept dat ook. Voor vele verschillende technologieën, zon
wind en biomassa, is SDE+ aangevraagd. Dit onderstreept het bestaan van
een gelijk speelveld.

GroenLinks 9

De Groene Zaak tekent de koepelovereenkomst voor groene innovatie niet;
hoe gaat de minister dit rechttrekken?

Antwoord

De Green Deal helpt burgers, bedrijven, mede-overheden en andere
organisaties plannen voor verduurzaming tot uitvoering te brengen. De
Green Deals zijn afgesloten op basis van initiatieven van partijen zelf.
De Green Deal koepelovereenkomst “groene groei” was een initiatief
van VNO-NCW, MKB-NL, LTO-Nederland, Stichting Natuur en Milieu,
Stichting Natuur en Milieufederaties en MVO-Nederland. De Groene Zaak is
geen initiatiefnemer en ondertekenaar van deze deal, maar heeft zelf een
aparte Green Deal afgesloten op basis van een eigen initiatief. Het is
aan partijen zelf om hier een keuze te maken.

ChristenUnie

ChristenUnie 1

Waarom is de BTW in de bouw weer 19%? 

Antwoord

Als onderdeel van het Belastingplan 2011 verlaagde het kabinet vorig
jaar het btw-tarief voor renovatie- en herstelwerkzaamheden van woningen
van 19% naar 6%. Aanvankelijk zou de crisismaatregel al op 1 juli van
dit jaar stoppen. Later is de maatregel mede op verzoek van de
bouwbranche verlengd naar 1 oktober 2011 voor werkzaamheden die reeds
zijn gestart voor 1 juli 2011. Het kabinet ziet geen aanleiding om de
besluitvorming, die met instemming van een meerderheid van de
Tweede Kamer tot stand is gekomen, terug te draaien. Verder wil ik u
verwijzen naar de beantwoording van de staatssecretaris van Financiën
d.d. 5 oktober (2011Z17354) op vragen van het lid-Schouten over dit
onderwerp.

Christenunie 2

Kan de maatregel van willekeurige afschrijving verlengd worden?

Antwoord

Het Kabinet heeft bij het opstellen van het belastingplan 2012 binnen de
budgettaire kaders een keuze moeten maken tussen een aantal
instrumenten. Alles afwegende is niet gekozen voor voortzetting van de
willekeurige afschrijving. 

Vooral ook omdat daartoe de middelen niet voorhanden zijn en omdat
verlenging van de willekeurige afschrijving in vergelijk met het
benodigde budget een relatief forse impact zou hebben op het EMU saldo.

Het Kabinet heeft daarbij gekozen voor een afgewogen pakket maatregelen
dat onder andere is gericht op het stimuleren van investeringen in speur
en ontwikkelingwerk en het ontwikkelen van ondernemerschap.

ChristenUnie 3

Gaat de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zich in
Europees verband ervoor inzetten dat oneerlijke concurrentie in de
scheepsbouwsector wordt aangepakt? 

Antwoord

Tijdens het Wetgevingsoverleg eerder dit jaar heb ik u toegezegd te
interveniëren bij de Europese Commissie indien deze nog geen stappen
had ondernomen richting Spanje inzake de zogenaamde Tax Lease regeling.
De Europese Commissie heeft inmiddels de officiële procedure geopend en
heeft in haar voorlopige conclusies geconcludeerd dat de Spaanse Tax
Lease ongeoorloofde steun is. Tijdens een dergelijke procedure is er
sprake van een zogenaamd stand still principe hetgeen betekent dat er
geen Spaanse Tax Lease mag worden aangeboden. Daarbij heeft de Europese
Commissie ook aangegeven dat eventueel ongeoorloofde steun kan worden
teruggevorderd. De Spaanse overheid krijgt nu de mogelijkheid om aan
tonen dat de Europese Commissie ongelijk heeft. Dit dossier heeft dus de
volle aandacht van de Europese Commissie. Die heeft ook het recht tot
terugvordering van ongeoorloofde steun. Dit recht hebben lidstaten niet.
Ik blijf waar het gaat om verstoring van het level playing field goed de
vinger aan de pols houden, zowel in Brussel als bij de sector.

ChristenUnie 4

Onderkent de minister het belang van Bètatechniek? Hoe kan het dat
Bètatechniek meer dan de helft kwijt raakt? Kan minister voldoende geld
garanderen in Bètatechniek? 

Antwoord

Het belang van bètatechniek wordt onderkend. Bètatechniek is van
essentieel belang voor (technologische) innovatie en daarom een cruciale
factor om onze ambitie met betrekking tot de kenniseconomie zeker te
stellen. 

De afgelopen tien jaar heeft de overheid veel geïnvesteerd in het
bètatechnisch onderwijs en in het onderwijs dat toeleverend is voor
deze opleidingen. Deze investeringen gebeurden grotendeels via het
Deltaplan Bètatechniek (2004 – 2010). De investeringen in
bètatechniek zijn ook na 2010 op hetzelfde niveau gebleven. Op dit
moment wordt ondermeer in bèta techniek geïnvesteerd via de
programma’s ‘Samen Sterk’ in het primair onderwijs en ‘Het
Manifest’ in het voortgezet onderwijs. Maar ook via de sectorplannen
Schei- en natuurkunde, het 3TU-plan en de Centres of Expertise en Centra
voor Innovatief Vakmanschap in het beroepsonderwijs. 

De ministers van OCW, SZW en EL&I hebben de handen ineen geslagen voor
een gezamenlijk offensief tegen de verwachte tekorten aan technici,
vooral op mbo-niveau. Begin 2012 wordt hiervoor een Masterplan Techniek
gepresenteerd, dat door de topsectoren wordt opgesteld. 

ChristenUnie 5

Hoe gaat de minister paal en perk”stellen aan de uitbreiding van het
aantal koopzondagen?

Antwoord

De Winkeltijdenwet gaat uit van verplichte sluiting van de winkels op
zondag. Op

dit uitgangspunt zijn slechts een beperkt aantal uitzonderingen
mogelijk. Het is aan gemeenten om te bepalen of zij gebruik willen en
kunnen maken van deze uitzonderingen. Gemeenten zijn het beste in staat
om te beoordelen of zondagsopening in de gemeente mogelijk en gewenst
is, omdat zij zicht hebben op de specifieke lokale omstandigheden.
Gemeenten moeten de wet naleven, en een zorgvuldige en bewuste afweging
maken ten aanzien van winkelopening op zondag. Indien gemeenten de
Winkeltijdenwet niet naleven, kunnen belanghebbenden hiertegen bezwaar
en beroep instellen. Daarnaast is op 1 januari 2011 de wetswijziging in
werking getreden, die tot doel heeft het oneigenlijk gebruik van de
toerismebepaling uit de Winkeltijdenwet tegen te gaan. Hiertoe is de
toerismebepaling aangescherpt. Door de wetswijziging hebben gemeenten
meer houvast bij de beslissing of, en zo ja, op welke wijze zij gebruik
kunnen maken van de toerismebepaling. Tevens wordt beoogd dat de
besluitvorming zorgvuldiger zal geschieden. Zo dienen gemeenten op grond
van deze wetswijziging het belang van de werkgelegenheid en economische
bedrijvigheid in de gemeente, waaronder mede wordt begrepen het belang
van winkeliers met weinig of geen personeel en van winkelpersoneel, mee
te wegen, indien zij op grond van de toerismebepaling meer dan 12
koopzondagen aanwijzen.

SGP

SGP 1

Wat is de visie van de minister op de (internationale) economische
ontwikkelingen en de rol van het Nederlandse bedrijfsleven?

Antwoord

De economische ontwikkelingen zijn minder gunstig dan waar we een half
jaar geleden vanuit gingen. Het sentiment van huishoudens, ondernemers
en financiële markten is in veel westerse landen gedaald. Deze
internationale ontwikkelingen domineren de vooruitzichten voor de
Nederlandse economie, vanwege onze openheid voor in- en uitvoer van
goederen en dienst alsmede de openheid voor investeringsstromen. Het is
dan ook niet verwonderlijk dat ook het vertrouwen in de Nederlandse
economie een knauw heeft gekregen. Als consumenten minder bereid zijn om
aankopen te doen, raakt dit direct het Nederlandse bedrijfsleven. Als
Nederlandse bedrijven uit het buitenland minder orders krijgen, zullen
ook zij hun verwachtingen bijstellen. Mogelijk gevolg is dat bedrijven
investeringen uitstellen. Dat druk dan direct de economische groei.
Daarmee kan het sentiment verder dalen. Het is daarom zaak om niet bij
de pakken neer te gaan zitten. Het Nederlandse bedrijfsleven kan hieraan
bijdragen, door de kansen voor groei te grijpen waar deze voorhanden
zijn. Buiten het Eurogebied bijvoorbeeld zijn er nog steeds landen die
stevige economische groei doormaken. Nederland heeft bedrijven die in de
top acteren. Zij kunnen producten en diensten leveren waar opkomende
landen om staan te springen, hun kennis en kunde te gelde maken. De
bedrijven kunnen daarmee positief bijdragen aan de Nederlandse economie.
Het kabinet vertrouwt op de vindingrijkheid en het doorzettingsvermogen
van Nederlandse ondernemers. Dit kabinet geeft ondernemers daarom de
ruimte. Juist in een periode waarin het wat minder voor de wind gaat is
het van groot belang dat het bedrijfsleven vertrouwen gegeven wordt.

SGP 2

Is de minister het met de SGP-fractie eens dat het de komende jaren
essentieel is om ook initiatieven van Nederlandse bedrijven de ruimte te
bieden? 

Antwoord

Kern van mijn bedrijvenbeleid is om ondernemers de ruimte te geven om te
ondernemen, te innoveren en te exporteren. Dit kabinet zet ondernemers
(en onderzoekers) hiervoor nadrukkelijk aan het stuur, omdat zij zelf
het beste weten waar de knelpunten en kansen in hun sector zitten. Taak
van de overheid is om de juiste randvoorwaarden te scheppen (o.a. door
de regeldruk te verlagen, te zorgen voor een adequaat
financieringsinstrumentarium, fiscale lastenverlichting (o.a. WBSO en
RDA) en door een laagdrempelige voorlichtings- en adviesstructuur. 

SGP 3

Hoe gaat de minister bundeling van kennis in de Topsector Water
stimuleren? 

Antwoord

De topsector Water biedt inderdaad veel potentie. Dit blijkt uit de
ambitieuze agenda die door de betrokken stakeholders is opgesteld.
Belangrijk onderdeel daarvan betreft het realiseren van zogenaamde
Innovatie Contracten. Via deze contracten wordt de focus en bundeling
van kennisontwikkeling gewaarborgd.  

SGP 4

Op basis van welke analyse denkt de minister dat zijn beleid wel
effectief is? wat is de onderbouwing daarvan?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 3 van D66.

SGP 5

Wil de minister de kritiek van de Algemene Rekenkamer oppakken en alsnog
een beleidsdoorlichting uitvoeren?

Antwoord

Dit kabinet zal het nieuwe bedrijfslevenbeleid integraal doorlichten,
maar pas als het een aantal jaren draait. In artikel 12 van de EL&I
begroting – in de internetbijlage om precies te zijn - is vermeld dat
deze beleidsdoorlichting zal starten in 2014 en wordt afgerond in 2015.

SGP 6

Hoe gaat de minister effectieve monitoring van het bedrijfslevenbeleid
vormgeven?

 

Antwoord

In paragraaf 4.3 van de bedrijfslevenbrief staat op welke manier aan de
monitoring en effectmeting van het nieuwe bedrijvenbeleid vormgeven
wordt (het innovatiebeleid maakt hier deel van uit). Daarin wordt een
onderscheid gemaakt tussen enerzijds het monitoren van resultaten van de
topsectorenaanpak en anderzijds het meten van effecten van individuele
beleidsinstrumenten. Over de algehele voortgang van de topsectorenaanpak
ontvangt de Kamer jaarlijks een brief.

SGP 7

Is de minister het eens dat als de ontwikkelingen mee gaan zitten en er
meer financiële ruimte komt, het goed zou zijn als meer geïnvesteerd
kan worden in kennis en innovatie?

Antwoord

Als die situatie zich voordoet, bekijkt het kabinet altijd de
samenstelling van budget en economische kaders. Op dit moment ben ik er
vooral trots op dat dit kabinet in een tijd waarin met 18 miljard op de
overheidsfinanciën moet worden bezuinigd, de investeringen in onderzoek
en innovatie in 2012 met 700 mln. per jaar toenemen ten opzichte van
2008. 

In totaal investeert het kabinet in 2015 bijna 4 miljard euro in kennis
en innovatie. Dat is 700 miljoen euro meer dan in 2008, de laatste
begroting vóór de crisis. Oftewel een stijging ruim 20 procent! 

SGP 8

Vindt de minister dat er genoeg harde afspraken zijn mbt valorisatie?

Antwoord

Ja. De uitdaging is dat valorisatie een meer leidend principe wordt in
het onderzoeks- en innovatiebeleid. Dat betekent dat wij de excellente
kennis bij onze universiteiten, hogescholen en kennisinstituten meer ten
gelde maken en maatschappelijk benutten. Zowel door deze kennis beter
beschikbaar te maken voor het bestaande bedrijfsleven, zoals het MKB,
door te bevorderen dat kennis in publieke sectoren wordt benut, als door
het stimuleren van het opzetten van bedrijven met deze kennis. 

Het kabinet bevordert de verankering van valorisatie in het
kennisbestel. Zo is het kabinet volgend uit de Valorisatieagenda en het
huidig regeerakkoord eind 2010 gestart met het Valorisatieprogramma. Het
streven is dat vanaf 2016 2,5% of meer van de publieke
onderzoeksmiddelen specifiek zal worden ingezet ten behoeve van het
omzetten van kennis in innovaties. Dat wordt bijvoorbeeld ondersteund
door het hoofdlijnenakkoord van de Staatssecretaris van OCW met de VSNU.
Ook worden over valorisatie prestatieafspraken met de universiteiten
gemaakt. Met de kennisinstellingen worden indicatoren ontwikkeld waarmee
valorisatie in kaart kan worden gebracht.

Naast wetenschappelijke excellentie ook kennisbenutting over de volle
breedte van NWO meegewogen bij de honorering van onderzoeksvoorstellen.
Kennisbenutting / impact is een volwaardig, maar niet doorslaggevend
criterium. En wordt de TNO SBIR waar mogelijk ook bij andere toegepaste
instituten ingevoerd. 

Valorisatie vormt ook een wezenlijk onderdeel van de
innovatiecontracten, die door de topteams eind dit jaar worden
aangeboden. Door werk te maken van valorisatie en vraagsturing krijgt
het excellente onderzoek meer impact. Dit moet worden verzilverd via een
vervolgaanpak waarmee de keten van kennis naar kunde naar kassa
structureel wordt gesloten. Het gaat erom voor iedere topsector te komen
tot een evenwichtige, op de behoeften van de markt toegesneden mix van
fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en valorisatie die aansluit
op de Europese agenda.

Samengevat zijn de doelstellingen valorisatie voor deze kabinetsperiode:


inzet van 2,5% publieke onderzoeksmiddelen ten behoeve van valorisatie
per 2016.

ontwikkelen van indicatoren voor valorisatie.

valorisatie verankeren via  de hoofdlijnenakkoorden van OCW met VSNU en
in prestatieafspraken met universiteiten over valorisatie. 

valorisatie naast excellentie als criterium over de volle breedte van
NWO.

concrete acties rondom valorisatie in de innovatiecontracten van de
topsectoren. 

SGP 9

Waarom is bij het innovatiefonds de ondergrens voor projectkosten zo
hoog gelegd?

Antwoord

Het Innovatiefonds MKB+ bouwt onder meer voort op twee bewezen
succesvolle instrumenten, zoals het Innovatiekrediet en de Seed
capital-regeling. Dit betreft respectievelijk financiering in de vorm
van projectfinanciering en ondernemingsfinanciering. De ondergrenzen
zijn tot stand gekomen op basis van de behoeften vanuit de markt, het
ingrijpen op marktsegmenten waar marktfalen aan de orde is en de
doelmatige inzet van de middelen. Uit de praktijk blijkt dat bij het
Innovatiekrediet de gemiddelde kredietomvang circa € 1,7 mln is, bij
een ondergrens van € 0,1 mln. Dit lijkt afdoende, maar in de komende
evaluatie zal ik specifieke aandacht schenken aan de hoogte van de
ondergrens van de projectkosten.

SGP 10

Is de minister het eens dat product innovatie zeer gebaat is bij stelsel
innovatie (denk aan onderwijs, veiligheid, pensioenen, sociale
zekerheid)? Borgt de minister dat sociale innovatie voldoende ruimte
krijgt? Kan minister de genoemde punten expliciet op te nemen in de
jaarlijkse voortgangsrapportages?

Antwoord

Sociale innovatie draagt bij aan het groei- en innovatievermogen van
bedrijven, door verhoging van de arbeidsproductiviteit en het rendement
uit R&D. Het kabinet zet daarom in op het vergroten van de
bewustwording, met name in het MKB. Via Syntens en
KvK’s/Ondernemerspleinen, TNO zullen bedrijven bewust gemaakt worden
van het belang van sociale innovatie. De opgebouwde kennisinfrastructuur
rond sociale innovatie wordt voortgezet via TNO, NWO, hogescholen,
universiteiten en Syntens. Daarnaast zullen ook de topsectoren sociale
innovatie, waaronder de noodzakelijke wisselwerking tussen sociale en
technologische innovatie, opnemen in hun innovatiecontracten en Human
Capital Agenda's. De expertise van TNO, NWO en Syntens op het terrein
van sociale innovatie staat de topsectoren daarbij ten dienste. Ook op
Europees niveau worden ervaringen en best practices rond sociale
innovatie uitgewisseld tussen lidstaten. Het kabinet zal jaarlijks
rapporteren over de voortgang van het bedrijfslevenbeleid, waarin deze
aspecten ook aan de orde komen.

SGP 11

Productschappen spelen een belangrijke rol bij innovatie in ondermeer de
topsector AgroFood. Het gaat om veel kleine bedrijven die niet zomaar
zelf investeren in onderzoek en innovatie. Via de productschapheffingen
komt dat wel van de grond. Het kabinet moet daarom niet doorslaan bij
het snijden in takenpakket. Graag reactie.

Antwoord

In de AgroFood-sector zijn de laatste jaren diverse innovatietrajecten
opgestart, waarbij overheid en bedrijfsleven samen zijn opgetrokken.
Wanneer er sprake was van subsidiering van kennis- en innovatieprojecten
werd dit door de productschappen geregeld. 

Zoals ook is aangegeven in het kabinetsstandpunt dat op 5 oktober jl.
naar de Tweede Kamer is gestuurd, wil dit kabinet overgaan tot
afslanking van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO).
Heffingen voor ondernemers zullen dalen doordat schappen voortaan
uitsluitend taken uitvoeren met publiek belang. Overige taken komen in
beginsel te vervallen, tenzij aan strikte criteria wordt voldaan.

Of de rol van product- en bedrijfsschappen bij innovatieprojecten aan
deze criteria voldoet, kan nu nog niet worden beoordeeld. Dit neemt niet
weg dat het kabinet groot belang hecht aan innovatie in de AgroFood
sector. Uitgangpunt blijft dat bedrijfsleven en overheid hierin samen
zullen optrekken. 

SGP12

Is de minister bereid ervoor te zorgen dat niet alleen de letter, maar
ook de geest van de winkeltijdenwet gehandhaafd worden? en dat eventuele
tekortkomingen in wetgeving gerepareerd worden?

Antwoord:

De Winkeltijdenwet gaat uit van verplichte sluiting van de winkels op
zondag. Op

dit uitgangspunt zijn slechts een beperkt aantal uitzonderingen
mogelijk. Het is aan gemeenten om te bepalen of zij gebruik willen en
kunnen maken van deze uitzonderingen. Gemeenten zijn het beste in staat
om te beoordelen of zondagsopening in de gemeente mogelijk en gewenst
is, omdat zij zicht hebben op de specifieke lokale omstandigheden.
Gemeenten moeten de wet naleven, en een zorgvuldige en bewuste afweging
maken ten aanzien van winkelopening op zondag. Indien gemeenten de
Winkeltijdenwet niet naleven, is het aan belanghebbenden hiertegen
bezwaar en beroep in te stellen. Dit hebben bijvoorbeeld belanghebbenden
in de gemeente Zoetermeer gedaan. Alleen als er sprake is van strijd met
het recht of het algemeen belang en er geen bezwaar of beroep door
belanghebbenden is ingesteld, heeft de Minister van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie in het uiterste geval de bevoegdheid om samen met
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties besluiten van
gemeenten voor vernietiging voor te dragen aan de Kroon. In de gemeente
Zoetermeer moet een uitspraak van de rechter worden afgewacht voordat
een eventuele uitspraak over de vernietiging van het besluit kan worden
genomen. Dit stelsel biedt voldoende waarborgen voor een goede naleving
van de Winkeltijdenwet ook naar de geest. Er zijn dan ook geen
tekortkomingen in de Winkeltijdenwet die reparatie behoeven. Daarnaast
is op 1 januari 2011 de wetswijziging in werking getreden, die tot doel
heeft het oneigenlijk gebruik van de toerismebepaling uit de
Winkeltijdenwet tegen te gaan. Hiertoe is de toerismebepaling
aangescherpt. Door de wetswijziging hebben gemeenten meer houvast bij de
beslissing of, en zo ja, op welke wijze zij gebruik kunnen maken van de
toerismebepaling. Ook hiermee wordt beoogd dat de besluitvorming
zorgvuldiger zal geschieden.

Daarnaast wijst de SGP-fractie op het feit dat werknemers onder druk
worden gezet om op zondag te werken. Werknemers die onder druk worden
gezet om op zondag te werken, kunnen zich beroepen op de
Arbeidstijdenwet. De Arbeidstijdenwet dient te worden nageleefd. De
werknemer die van mening is dat zijn werkgever in strijd met de
Arbeidstijdenwet handelt, kan dit voorleggen aan de rechter. 

 kamerstuk: 32 637, nr. 16

   HYPERLINK
"http://ec.europa.eu/consumers/consumer_research/dashboard_en.htm" \o
"http://ec.europa.eu/consumers/consumer_research/dashboard_en.htm" 
http://ec.europa.eu/consumers/consumer_research/dashboard_en.htm 

 PAGE    

 PAGE   20