[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Bijlage 1 bij wetgevingsrapport Wetsvoorstel Passend onderwijs (uitgebreide samenvatting)

Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs

Bijlage

Nummer: 2011D59478, datum: 2011-12-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2011Z24505:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage 1: Samenvatting wetsvoorstel Passend onderwijs (33 106)

I	Aanleiding en doelstelling

De huidige organisatie en financiering van het onderwijs voor leerlingen
die extra ondersteuning nodig hebben is, zoals dat sinds 2003 is
vormgegeven, niet langer efficiënt en effectief. De voornaamste
problemen zijn: 

Het speciaal onderwijs is sinds 2003 sterk gegroeid. De toegenomen
indicatiestelling, alsmede de ‘prikkel’ in het bekostigingssysteem
waarbij een school voor een lgf-leerling extra bekostiging verkrijgt,
maakt dat de druk op het stelsel van de duurste voorzieningen groter is
geworden. 

Ondanks de groei van het speciaal onderwijs is het aantal leerlingen dat
op een wachtlijst staat nog steeds hoog. 

De keuzevrijheid voor ouders is beperkt en kinderen vallen tussen wal en
schip. 

Het systeem voor indicatiestelling met onderscheid tussen lichte en
zware ondersteuning is complex en gescheiden georganiseerd.
WSNS-verbanden zijn niet geografisch georganiseerd, gemiddeld zijn er 2
a 3 per gemeente; dit loopt echter sterkt uiteen. Elk verband hanteert
daarbij een eigen indicatiesystematiek, er zijn ingewikkelde formulieren
en een lange doorlooptijd van de procedures.  

Er is onvoldoende afstemming met het (jeugd)zorgdomein. 

De kwaliteit van het speciaal onderwijs is vaak onvoldoende. In het
regulier onderwijs is de toerusting van leerkrachten vaak onvoldoende. 

Het voorliggende wetsvoorstel moet leiden tot: 

budgettaire beheersbaarheid en transparantie

geen thuiszitters;

minder bureaucratie;

met vervallen van de noodzaak tot labelen van kinderen; 

handelingsbekwame leerkrachten;

afstemming met andere sectoren (zoals jeugdzorg).

II	Wat verandert er? 

Algemeen

Een school (het bevoegd gezag) krijgt een zorgplicht: dit houdt in dat
wanneer ouders hun kind met extra ondersteuning aanmelden, de school
verplicht wordt om zelf onderwijs te bieden of een zo goed mogelijke
plek op een andere reguliere of speciale school te regelen. Ten behoeve
daarvan stellen schoolbesturen een ondersteuningsprofiel per school
vast, zodat ouders duidelijk wordt welke school welke ondersteuning kan
bieden. In dit ondersteuningsprofiel wordt ook aandacht besteed aan de
deskundigheidsbevordering van leraren. Alle reguliere scholen en scholen
voor speciaal (voortgezet) onderwijs cluster 3 en 4 zullen in regionaal
ingedeelde samenwerkingsverbanden samenwerken. De huidige regionale
expertisecentra worden opgeheven. De belangrijkste taken van het REC, te
weten de verzorging van de indicatiestelling voor het (voortgezet)
speciaal onderwijs en de rugzak plus de coördinatie van de ambulante
begeleiding, komen met dit wetsvoorstel te vervallen. 

De financiering van de zorg voor leerlingen die extra ondersteuning
nodig hebben zal niet langer een open-einde karakter hebben. De
maatregelen leiden tot een bezuiniging van 300 miljoen euro op de
ondersteuning van zorgleerlingen. Bij overschrijding van het aan het
samenwerkingsverbanden toegekende bedrag, worden scholen pro rata
gekort. 

Indicatiestelling en aanmelding 

De landelijke indicatiestellingsystematiek met onderscheid in lichte en
zware ondersteuning wordt afgeschaft. De school regelt de indicatie voor
extra ondersteuning, in plaats van de ouders. Het proces van aanmelden
tot besluit over toelating duurt maximaal 6 tot 10 weken. Ouders zijn
verplicht om te melden bij welke scholen zij hun kind nog meer hebben
aangemeld. 

Het bevoegd gezag onderzoekt, na de aanmelding, of er extra
ondersteuning nodig is. Dit gebeurt op basis van informatie van de
ouders, kinderdagverblijf/ peuterspeelzaal. In geval van verhuizing
gebeurt dit op basis van gegevens van de vorige school. Voor het
voortgezet onderwijs geldt dat de informatie uit het onderwijskundig
rapport, dat door de basisschool wordt opgesteld, de voornaamste bron
is. 

NB: De systematiek voor de indicatiestelling voor het lwoo/pro blijft
vooralsnog ongewijzigd, in afwachting van het overleg met de VO-Raad.
Wel wordt het totaal beschikbare budget voor het lwoo/pro op landelijk
niveau gebudgetteerd.

De verplichte inrichting van een permanente commissieleerlingenzorg in
het primair onderwijs vervalt. 

Zorgplicht 

De zorgplicht is niet van toepassing: 

- 	op cluster 1 en 2. Deze instellingen kennen een eigen
toelatingsprocedure; 

- 	op leerlingen met alleen een taalachterstand; 

- 	wanneer de leerling niet in staat geacht kan worden het onderwijs te
volgen van de voortgezet onderwijsschool waarvoor toelating wordt
gezocht. De vo-school mag zelf beleid voeren met betrekking tot de
beoordeling van geschiktheid van leerlingen (ingevolge artikel 4
Inrichtingsbesluit wvo); NB: In het Inrichtingsbesluit WVO is tevens
geregeld dat een school voor voortgezet onderwijs het oordeel van de
basisschool nodig heeft om tot een beslissing over toelating te zullen
komen. 

- 	wanneer ouders weigeren te verklaren dat zij de grondslag van het
onderwijs aan de school respecteren, dan wel onderschrijven; 

- 	wanneer er geen plaatsruimte beschikbaar is op de school.

-	De wachtlijsten worden opgelost door kinderen die aan het begin van
het schooljaar niet tot een school zijn toegelaten, tijdelijk bij de
school van aanmelding te plaatsen.   

NB:	De zorgplicht ten aanzien van leerlingen op een wachtlijst gaat in
‘wanneer de leerling aan de beurt is’. Zolang de leerling op de
wachtlijst staat en er geen plek is, geldt er geen zorgplicht. Dit is
ook van toepassing wanneer scholen kiezen voor een wachtlijstprocedure
in de vorm van een loting. 

Toelating 

Het schoolondersteuningsprofiel komt tot stand in de school en wordt in
de schoolgids geplaatst. Na aanmelding voert de school overleg met de
ouders en bekijkt of het schoolprofiel past bij de gevraagde
ondersteuning. Op grond van de Wet gelijke behandeling hebben scholen de
plicht om te onderzoeken of de school de extra ondersteuning in de vorm
van doeltreffende aanpassingen zelf kan bieden. Is dit niet het geval
dan bespreekt de school welke scholen binnen het samenwerkingsverband de
expertise hebben. Ouders kunnen hun voorkeuren aangeven. Het gaat dan om
thuisnabijheid en richting van de school. 

Ouders kunnen een denominatieve voorkeur uitspreken. Ingevolge het
wetsvoorstel wordt dit een probleem van de school/samenwerkingsverband
wanneer schoolprofiel en voorkeur van de ouders niet op elkaar
afstemmen. Toch spelen schoolgebonden factoren ook een rol in de
uiteindelijke plaatsing en kunnen in bepaalde gevallen leiden tot
beperking van de keuzevrijheid van ouders (voorbeeld: het (v)so wordt
niet in alle richtingen aangeboden).   

Een leerling kan ingevolge dit wetsvoorstel niet meer worden verwijderd
voordat er een andere school bereid is gevonden de leerling toe te
laten. 

Een onderwijsconsulent komt in beeld wanneer ouders en school het niet
eens worden over plaatsing of verwijdering van een leerling. Indien een
geschil over plaatsing of extra ondersteuning niet beslecht wordt, biedt
de wetgeving mogelijkheden. 

Ontwikkelingsperspectief

Ingevolge dit wetsvoorstel komt de verplichting tot het opstellen van
een handelingsplan voor leerlingen met een indicatie voor (v)so/lgf te
vervallen. In de plaats daarvan wordt er een meerjarig
ontwikkelingsperspectief opgesteld op basis waarvan het onderwijsaanbod
wordt vastgesteld. Hierin staan o.a. de doelen beschreven, het verwachte
uitstroomniveau en een leerrendementsverwachting. 

Samenwerkingsverbanden

Het aantal samenwerkingsverbanden wordt teruggebracht van ruim 350 naar
ongeveer 150 waarbij cluster 3 en 4 gaan samenwerken, zowel in het
primair als voortgezet onderwijs. 

De grenzen van het samenwerkingsverband worden geografisch bepaald,
waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij gemeentegrenzen. Er komen
in totaal 2 x 75 samenwerkingsverbanden komen: 75 in het primair en 75
in het voortgezet onderwijs. 

Het is mogelijk om in aanmerking te komen voor een landelijk
samenwerkingsverband naar richting. 

Het samenwerkingsverband legt afspraken inzake procedures en criteria
vast in een ondersteuningsplan. Op basis hiervan oordeelt het
samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van een leerling tot het
speciaal basisonderwijs of (voortgezet) speciaal onderwijs.

Het ondersteuningsplan wordt voorgelegd aan de gemeente, aangezien deze
verantwoordelijk is voor de naleving van de leerplicht en de
RMC-functie, het leerlingenvervoer en de onderwijshuisvesting. Daarnaast
wordt de gemeente op termijn verantwoordelijk voor de aansturing van het
(jeugd)zorgdomein. 

De manier waarop de toewijzing van extra ondersteuning wordt uitgevoerd,
wordt niet in deze wet beschreven: het samenwerkingsverband mag zelf
kiezen voor de vorm. Wel wordt bij amvb geregeld welke deskundigheid
aanwezig moet zijn in geval het samenwerkingsverband moet adviseren over
de toelaatbaarheid van een leerling tot speciaal basisonderwijs of
(voortgezet) speciaal onderwijs. 

De verdeling van de middelen voor extra ondersteuning kan op
verschillende manieren plaatsvinden bijv. inrichting van een speciale
klas of juist de middelen ‘mee te geven aan’ de leerlingen). Dit is
ter keuze van het samenwerkingsverband. 

De Inspectie houdt (risicogestuurd) toezicht op de
samenwerkingsverbanden (op taakuitvoering en besteding van middelen),
alsmede de scholen. Paragraaf 3 MvT gaat in op het toezicht van de
Inspectie. 

Het referentiekader

De sectororganisaties hebben hun visie op passend onderwijs neergelegd
in een referentiekader passend onderwijs. Het referentiekader vormt een
hulpmiddel (een set met werkwijzen, modellen en afspraken) voor
schoolbesturen en samenwerkingsverbanden. Het wetsvoorstel geeft aan
waar verantwoordelijkheden liggen, het referentiekader geeft aan hoe
daar invulling aangegeven zou kunnen worden. 

Positie van de ouders en leraren

Ouders en leraren krijgen medezeggenschap op het beleid en inzet en
verdeling van middelen in het samenwerkingsverband. 

De medezeggenschapsraad van de school krijgt adviesrecht op het
ondersteuningsprofiel. Ouders en personeel krijgen instemmingsrecht op
het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband, het wetsvoorstel
voorziet in de oprichting van een zgn. ondersteuningsplanraad, een
medezeggenschapsraad van het samenwerkingsverband met  instemmingsrecht.


Leerlingenvervoer

De aanspraak van vso-leerlingen op het leerlingenvervoer wordt
aangepast: ingevolge dit wetsvoorstel komen alleen nog leerlingen in
aanmerking voor leerlingenvervoer indien zij gezien hun handicap niet in
staat zijn om zelfstandig naar school te komen. 

Het middelbaar beroepsonderwijs

Vanuit het pro en (v)so stroomt jaarlijks een groep jongeren door naar
het mbo, veelal naar de assistentopleiding. Ook voor mbo-instellingen
gelden verplichtingen op grond van de Wet gelijke behandeling,
wettelijke inrichtingsnormen uit de WEB en rechtsbescherming en aanzien
van deelnemers die extra ondersteuning behoeven.

Financieel kader passend onderwijs

Met de invoering van passend onderwijs zal een deel van de bekostiging
voor het (v)so en de bekostiging lgf (leerlinggebonden financiering,
rugzak) worden gebudgetteerd en worden verdeeld over de
samenwerkingsverbanden. 

Aantal kenmerken:

onderscheid basiskosten (reguliere leerling) en kosten voor extra
ondersteuning.

de kosten voor extra ondersteuning: naar rato van aantal leerlingen in
samenwerkingsverband.

verevening: ieder samenwerkingsverband krijgt naar rato van aantal
leerlingen evenveel budget voor extra ondersteuning.

overgangsregeling: het verschil tussen huidige situatie en het
uiteindelijke normatieve budget wordt gedurende vijf jaar gecompenseerd.
Dit zogenaamde correctiebedrag (soms krijgt samenwerkingsverband meer,
soms minder dan in huidige situatie), wordt opgebouwd/afgebouwd volgens
de reeks: eerste jaar 100%, tweede jaar 90%, vervolgens 75%, 60% en 30%.
 

Het samenwerkingsverband stelt een meerjarige begroting vast, op basis
waarvan de middelen voor extra ondersteuning worden verdeeld. 

Er is onderscheid tussen zware ondersteuning (speciaal onderwijs) en
lichte ondersteuning (speciaal basisonderwijs en lwoo/praktijkonderwijs
in het vo). De lichte bekostiging wordt ook gebudgetteerd en separaat
toegekend aan de samenwerkingsverbanden. 

In het schooljaar 2013/2014 komt de rugzak, de leerlinggebonden
financiering te vervallen. 

Voor het mbo zal een deel van het lgf-budget worden toegevoegd aan het
gehandicaptenbudget (lumpsum) van de mbo-instelling. 

 Sinds de invoering van leerlinggebonden financiering in 2003 kunnen
leerlingen met een rugzak deelnemen aan het regulier onderwijs. 

 Het aantal leerlingen in het (v)so is gegroeid van ca. 55.000 in 2003
naar 69.000. Het aantal “rugzakkers” is gestegen van ca. 11.000 naar
ca. 39.000 leerlingen. 

 Bij steeds meer kinderen wordt aangegeven welke stoornis een kind
heeft, zoals bijvoorbeeld autisme of adhd. Er worden op grond hiervan
steeds meer kinderen verwezen naar het speciaal onderwijs. 

 Weer Samen Naar School (WSNS)

 Ongeveer een kwart van de scholen voor special onderwijs staat onder
verscherpt toezicht van de inspectie. (Bron: Onderwijsverslag 2009-2010)

 Zie MvT: p. 116

 Paragraaf 2.3 (p. 110-115) gaat in op de positie van cluster 1 en 2
scholen, en de inpassing van cluster 3 en 4-scholen.  

 Zie MvT p. 114

 Zie MvT: p. 88. De toewijzing van lwoo/pro blijft vooralsnog
gehandhaafd onder de huidige systematiek. Omdat er met passend onderwijs
al veel op het onderwijs afkomt, is er voor gekozen om eerst te
onderzoeken op welke wijze de toewijzing het beste kan plaatsvinden. Wel
worden de middelen gebudgetteerd. Het streven is om eind 2013
duidelijkheid te hebben over een nieuwe systematiek, zodat deze in 2016
kan worden ingevoerd. Zie ook MvT: p. 108

 Dit moet uit de middelen ter bestrijding van achterstanden worden
gehaald (gemeente /school).

 MvT: p. 89

 MvT: p. 92

 Is er op de eerste dag van het schooljaar nog geen andere school
gevonden, dan moet de school het kind tijdelijk plaatsen en inschrijven.
Zie voorgestelde artikel 40, zevende lid WPO en 40, zevende lid WEC. 

 Zie MvT, p. 98

 Zie verder MvT p. 108/109

 Nu doen ouders een verzoek tot indicatiestelling bij de commissie voor
de indicatiestelling of een verzoek tot plaatsing in plaats van het
bevoegd gezag. 

 MvT p. 116/117

 Zie MvT p. 118