Bijlage 1 bij wetgevingsrapport Wetsvoorstel Passend onderwijs (uitgebreide samenvatting)
Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs
Bijlage
Nummer: 2011D59478, datum: 2011-12-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.C.E. de Kler, griffier
Onderdeel van zaak 2011Z24505:
- Indiener: J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2011-11-30 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-12-01 10:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2011-12-06 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-12-08 15:30: Wetsvoorstel Passend onderwijs (Technische briefing), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2012-01-16 11:00: Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (passend onderwijs) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2012-01-31 13:45: Extra procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2012-02-01 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-02-29 15:00: Rondetafelgesprek Passend onderwijs (juridische invalshoek) (Rondetafelgesprek), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2012-03-06 15:30: Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (passend onderwijs) (33106) (eerste termijn kamer) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2012-03-08 11:15: Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (passend onderwijs) (33106) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2012-03-15 14:05: Stemmingen (over het wetsvoorstel passend onderwijs) (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Bijlage 1: Samenvatting wetsvoorstel Passend onderwijs (33 106) I Aanleiding en doelstelling De huidige organisatie en financiering van het onderwijs voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben is, zoals dat sinds 2003 is vormgegeven, niet langer efficiënt en effectief. De voornaamste problemen zijn: Het speciaal onderwijs is sinds 2003 sterk gegroeid. De toegenomen indicatiestelling, alsmede de ‘prikkel’ in het bekostigingssysteem waarbij een school voor een lgf-leerling extra bekostiging verkrijgt, maakt dat de druk op het stelsel van de duurste voorzieningen groter is geworden. Ondanks de groei van het speciaal onderwijs is het aantal leerlingen dat op een wachtlijst staat nog steeds hoog. De keuzevrijheid voor ouders is beperkt en kinderen vallen tussen wal en schip. Het systeem voor indicatiestelling met onderscheid tussen lichte en zware ondersteuning is complex en gescheiden georganiseerd. WSNS-verbanden zijn niet geografisch georganiseerd, gemiddeld zijn er 2 a 3 per gemeente; dit loopt echter sterkt uiteen. Elk verband hanteert daarbij een eigen indicatiesystematiek, er zijn ingewikkelde formulieren en een lange doorlooptijd van de procedures. Er is onvoldoende afstemming met het (jeugd)zorgdomein. De kwaliteit van het speciaal onderwijs is vaak onvoldoende. In het regulier onderwijs is de toerusting van leerkrachten vaak onvoldoende. Het voorliggende wetsvoorstel moet leiden tot: budgettaire beheersbaarheid en transparantie geen thuiszitters; minder bureaucratie; met vervallen van de noodzaak tot labelen van kinderen; handelingsbekwame leerkrachten; afstemming met andere sectoren (zoals jeugdzorg). II Wat verandert er? Algemeen Een school (het bevoegd gezag) krijgt een zorgplicht: dit houdt in dat wanneer ouders hun kind met extra ondersteuning aanmelden, de school verplicht wordt om zelf onderwijs te bieden of een zo goed mogelijke plek op een andere reguliere of speciale school te regelen. Ten behoeve daarvan stellen schoolbesturen een ondersteuningsprofiel per school vast, zodat ouders duidelijk wordt welke school welke ondersteuning kan bieden. In dit ondersteuningsprofiel wordt ook aandacht besteed aan de deskundigheidsbevordering van leraren. Alle reguliere scholen en scholen voor speciaal (voortgezet) onderwijs cluster 3 en 4 zullen in regionaal ingedeelde samenwerkingsverbanden samenwerken. De huidige regionale expertisecentra worden opgeheven. De belangrijkste taken van het REC, te weten de verzorging van de indicatiestelling voor het (voortgezet) speciaal onderwijs en de rugzak plus de coördinatie van de ambulante begeleiding, komen met dit wetsvoorstel te vervallen. De financiering van de zorg voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben zal niet langer een open-einde karakter hebben. De maatregelen leiden tot een bezuiniging van 300 miljoen euro op de ondersteuning van zorgleerlingen. Bij overschrijding van het aan het samenwerkingsverbanden toegekende bedrag, worden scholen pro rata gekort. Indicatiestelling en aanmelding De landelijke indicatiestellingsystematiek met onderscheid in lichte en zware ondersteuning wordt afgeschaft. De school regelt de indicatie voor extra ondersteuning, in plaats van de ouders. Het proces van aanmelden tot besluit over toelating duurt maximaal 6 tot 10 weken. Ouders zijn verplicht om te melden bij welke scholen zij hun kind nog meer hebben aangemeld. Het bevoegd gezag onderzoekt, na de aanmelding, of er extra ondersteuning nodig is. Dit gebeurt op basis van informatie van de ouders, kinderdagverblijf/ peuterspeelzaal. In geval van verhuizing gebeurt dit op basis van gegevens van de vorige school. Voor het voortgezet onderwijs geldt dat de informatie uit het onderwijskundig rapport, dat door de basisschool wordt opgesteld, de voornaamste bron is. NB: De systematiek voor de indicatiestelling voor het lwoo/pro blijft vooralsnog ongewijzigd, in afwachting van het overleg met de VO-Raad. Wel wordt het totaal beschikbare budget voor het lwoo/pro op landelijk niveau gebudgetteerd. De verplichte inrichting van een permanente commissieleerlingenzorg in het primair onderwijs vervalt. Zorgplicht De zorgplicht is niet van toepassing: - op cluster 1 en 2. Deze instellingen kennen een eigen toelatingsprocedure; - op leerlingen met alleen een taalachterstand; - wanneer de leerling niet in staat geacht kan worden het onderwijs te volgen van de voortgezet onderwijsschool waarvoor toelating wordt gezocht. De vo-school mag zelf beleid voeren met betrekking tot de beoordeling van geschiktheid van leerlingen (ingevolge artikel 4 Inrichtingsbesluit wvo); NB: In het Inrichtingsbesluit WVO is tevens geregeld dat een school voor voortgezet onderwijs het oordeel van de basisschool nodig heeft om tot een beslissing over toelating te zullen komen. - wanneer ouders weigeren te verklaren dat zij de grondslag van het onderwijs aan de school respecteren, dan wel onderschrijven; - wanneer er geen plaatsruimte beschikbaar is op de school. - De wachtlijsten worden opgelost door kinderen die aan het begin van het schooljaar niet tot een school zijn toegelaten, tijdelijk bij de school van aanmelding te plaatsen. NB: De zorgplicht ten aanzien van leerlingen op een wachtlijst gaat in ‘wanneer de leerling aan de beurt is’. Zolang de leerling op de wachtlijst staat en er geen plek is, geldt er geen zorgplicht. Dit is ook van toepassing wanneer scholen kiezen voor een wachtlijstprocedure in de vorm van een loting. Toelating Het schoolondersteuningsprofiel komt tot stand in de school en wordt in de schoolgids geplaatst. Na aanmelding voert de school overleg met de ouders en bekijkt of het schoolprofiel past bij de gevraagde ondersteuning. Op grond van de Wet gelijke behandeling hebben scholen de plicht om te onderzoeken of de school de extra ondersteuning in de vorm van doeltreffende aanpassingen zelf kan bieden. Is dit niet het geval dan bespreekt de school welke scholen binnen het samenwerkingsverband de expertise hebben. Ouders kunnen hun voorkeuren aangeven. Het gaat dan om thuisnabijheid en richting van de school. Ouders kunnen een denominatieve voorkeur uitspreken. Ingevolge het wetsvoorstel wordt dit een probleem van de school/samenwerkingsverband wanneer schoolprofiel en voorkeur van de ouders niet op elkaar afstemmen. Toch spelen schoolgebonden factoren ook een rol in de uiteindelijke plaatsing en kunnen in bepaalde gevallen leiden tot beperking van de keuzevrijheid van ouders (voorbeeld: het (v)so wordt niet in alle richtingen aangeboden). Een leerling kan ingevolge dit wetsvoorstel niet meer worden verwijderd voordat er een andere school bereid is gevonden de leerling toe te laten. Een onderwijsconsulent komt in beeld wanneer ouders en school het niet eens worden over plaatsing of verwijdering van een leerling. Indien een geschil over plaatsing of extra ondersteuning niet beslecht wordt, biedt de wetgeving mogelijkheden. Ontwikkelingsperspectief Ingevolge dit wetsvoorstel komt de verplichting tot het opstellen van een handelingsplan voor leerlingen met een indicatie voor (v)so/lgf te vervallen. In de plaats daarvan wordt er een meerjarig ontwikkelingsperspectief opgesteld op basis waarvan het onderwijsaanbod wordt vastgesteld. Hierin staan o.a. de doelen beschreven, het verwachte uitstroomniveau en een leerrendementsverwachting. Samenwerkingsverbanden Het aantal samenwerkingsverbanden wordt teruggebracht van ruim 350 naar ongeveer 150 waarbij cluster 3 en 4 gaan samenwerken, zowel in het primair als voortgezet onderwijs. De grenzen van het samenwerkingsverband worden geografisch bepaald, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij gemeentegrenzen. Er komen in totaal 2 x 75 samenwerkingsverbanden komen: 75 in het primair en 75 in het voortgezet onderwijs. Het is mogelijk om in aanmerking te komen voor een landelijk samenwerkingsverband naar richting. Het samenwerkingsverband legt afspraken inzake procedures en criteria vast in een ondersteuningsplan. Op basis hiervan oordeelt het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van een leerling tot het speciaal basisonderwijs of (voortgezet) speciaal onderwijs. Het ondersteuningsplan wordt voorgelegd aan de gemeente, aangezien deze verantwoordelijk is voor de naleving van de leerplicht en de RMC-functie, het leerlingenvervoer en de onderwijshuisvesting. Daarnaast wordt de gemeente op termijn verantwoordelijk voor de aansturing van het (jeugd)zorgdomein. De manier waarop de toewijzing van extra ondersteuning wordt uitgevoerd, wordt niet in deze wet beschreven: het samenwerkingsverband mag zelf kiezen voor de vorm. Wel wordt bij amvb geregeld welke deskundigheid aanwezig moet zijn in geval het samenwerkingsverband moet adviseren over de toelaatbaarheid van een leerling tot speciaal basisonderwijs of (voortgezet) speciaal onderwijs. De verdeling van de middelen voor extra ondersteuning kan op verschillende manieren plaatsvinden bijv. inrichting van een speciale klas of juist de middelen ‘mee te geven aan’ de leerlingen). Dit is ter keuze van het samenwerkingsverband. De Inspectie houdt (risicogestuurd) toezicht op de samenwerkingsverbanden (op taakuitvoering en besteding van middelen), alsmede de scholen. Paragraaf 3 MvT gaat in op het toezicht van de Inspectie. Het referentiekader De sectororganisaties hebben hun visie op passend onderwijs neergelegd in een referentiekader passend onderwijs. Het referentiekader vormt een hulpmiddel (een set met werkwijzen, modellen en afspraken) voor schoolbesturen en samenwerkingsverbanden. Het wetsvoorstel geeft aan waar verantwoordelijkheden liggen, het referentiekader geeft aan hoe daar invulling aangegeven zou kunnen worden. Positie van de ouders en leraren Ouders en leraren krijgen medezeggenschap op het beleid en inzet en verdeling van middelen in het samenwerkingsverband. De medezeggenschapsraad van de school krijgt adviesrecht op het ondersteuningsprofiel. Ouders en personeel krijgen instemmingsrecht op het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband, het wetsvoorstel voorziet in de oprichting van een zgn. ondersteuningsplanraad, een medezeggenschapsraad van het samenwerkingsverband met instemmingsrecht. Leerlingenvervoer De aanspraak van vso-leerlingen op het leerlingenvervoer wordt aangepast: ingevolge dit wetsvoorstel komen alleen nog leerlingen in aanmerking voor leerlingenvervoer indien zij gezien hun handicap niet in staat zijn om zelfstandig naar school te komen. Het middelbaar beroepsonderwijs Vanuit het pro en (v)so stroomt jaarlijks een groep jongeren door naar het mbo, veelal naar de assistentopleiding. Ook voor mbo-instellingen gelden verplichtingen op grond van de Wet gelijke behandeling, wettelijke inrichtingsnormen uit de WEB en rechtsbescherming en aanzien van deelnemers die extra ondersteuning behoeven. Financieel kader passend onderwijs Met de invoering van passend onderwijs zal een deel van de bekostiging voor het (v)so en de bekostiging lgf (leerlinggebonden financiering, rugzak) worden gebudgetteerd en worden verdeeld over de samenwerkingsverbanden. Aantal kenmerken: onderscheid basiskosten (reguliere leerling) en kosten voor extra ondersteuning. de kosten voor extra ondersteuning: naar rato van aantal leerlingen in samenwerkingsverband. verevening: ieder samenwerkingsverband krijgt naar rato van aantal leerlingen evenveel budget voor extra ondersteuning. overgangsregeling: het verschil tussen huidige situatie en het uiteindelijke normatieve budget wordt gedurende vijf jaar gecompenseerd. Dit zogenaamde correctiebedrag (soms krijgt samenwerkingsverband meer, soms minder dan in huidige situatie), wordt opgebouwd/afgebouwd volgens de reeks: eerste jaar 100%, tweede jaar 90%, vervolgens 75%, 60% en 30%. Het samenwerkingsverband stelt een meerjarige begroting vast, op basis waarvan de middelen voor extra ondersteuning worden verdeeld. Er is onderscheid tussen zware ondersteuning (speciaal onderwijs) en lichte ondersteuning (speciaal basisonderwijs en lwoo/praktijkonderwijs in het vo). De lichte bekostiging wordt ook gebudgetteerd en separaat toegekend aan de samenwerkingsverbanden. In het schooljaar 2013/2014 komt de rugzak, de leerlinggebonden financiering te vervallen. Voor het mbo zal een deel van het lgf-budget worden toegevoegd aan het gehandicaptenbudget (lumpsum) van de mbo-instelling. Sinds de invoering van leerlinggebonden financiering in 2003 kunnen leerlingen met een rugzak deelnemen aan het regulier onderwijs. Het aantal leerlingen in het (v)so is gegroeid van ca. 55.000 in 2003 naar 69.000. Het aantal “rugzakkers” is gestegen van ca. 11.000 naar ca. 39.000 leerlingen. Bij steeds meer kinderen wordt aangegeven welke stoornis een kind heeft, zoals bijvoorbeeld autisme of adhd. Er worden op grond hiervan steeds meer kinderen verwezen naar het speciaal onderwijs. Weer Samen Naar School (WSNS) Ongeveer een kwart van de scholen voor special onderwijs staat onder verscherpt toezicht van de inspectie. (Bron: Onderwijsverslag 2009-2010) Zie MvT: p. 116 Paragraaf 2.3 (p. 110-115) gaat in op de positie van cluster 1 en 2 scholen, en de inpassing van cluster 3 en 4-scholen. Zie MvT p. 114 Zie MvT: p. 88. De toewijzing van lwoo/pro blijft vooralsnog gehandhaafd onder de huidige systematiek. Omdat er met passend onderwijs al veel op het onderwijs afkomt, is er voor gekozen om eerst te onderzoeken op welke wijze de toewijzing het beste kan plaatsvinden. Wel worden de middelen gebudgetteerd. Het streven is om eind 2013 duidelijkheid te hebben over een nieuwe systematiek, zodat deze in 2016 kan worden ingevoerd. Zie ook MvT: p. 108 Dit moet uit de middelen ter bestrijding van achterstanden worden gehaald (gemeente /school). MvT: p. 89 MvT: p. 92 Is er op de eerste dag van het schooljaar nog geen andere school gevonden, dan moet de school het kind tijdelijk plaatsen en inschrijven. Zie voorgestelde artikel 40, zevende lid WPO en 40, zevende lid WEC. Zie MvT, p. 98 Zie verder MvT p. 108/109 Nu doen ouders een verzoek tot indicatiestelling bij de commissie voor de indicatiestelling of een verzoek tot plaatsing in plaats van het bevoegd gezag. MvT p. 116/117 Zie MvT p. 118