Bijlage 2 bij wetgevingsrapport Wetsvoorstel Passend onderwijs (reactie regering op RvS-advies)
Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs
Bijlage
Nummer: 2011D59479, datum: 2011-12-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.C.E. de Kler, griffier
Onderdeel van zaak 2011Z24505:
- Indiener: J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2011-11-30 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-12-01 10:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2011-12-06 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-12-08 15:30: Wetsvoorstel Passend onderwijs (Technische briefing), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2012-01-16 11:00: Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (passend onderwijs) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2012-01-31 13:45: Extra procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2012-02-01 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-02-29 15:00: Rondetafelgesprek Passend onderwijs (juridische invalshoek) (Rondetafelgesprek), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2012-03-06 15:30: Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (passend onderwijs) (33106) (eerste termijn kamer) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2012-03-08 11:15: Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (passend onderwijs) (33106) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2012-03-15 14:05: Stemmingen (over het wetsvoorstel passend onderwijs) (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Bijlage 2: advies Raad van State Advies Raad van State Het advies van de Raad van State, gedateerd 20 oktober 2011, wordt afgesloten met het dictum “...nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden”. De Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) merkt in haar algemeenheid op dat de voorgestelde maatregelen er in combinatie toe leiden dat de overheid haar verantwoordelijkheid voor de toerusting van het onderwijs onvoldoende waarmaakt. Ook merkt de Afdeling op dat door de uitvoeringsmaatregelen te nemen voorafgaande aan de noodzakelijke wetswijziging, de ruimte zowel voor de Afdeling als voor de beide kamers der Staten-Generaal om het voorstel op zijn eigen merites te beoordelen wordt beperkt. De regering stelt dat er geen onomkeerbare stappen zijn en worden gezet en dat steeds duidelijk tot uitdrukking wordt gebracht dat het gaat om voorgenomen beleid. De Afdeling maakt meer specifiek opmerkingen over: De invoering van budgetfinanciering De Afdeling merkt op dat bij overschrijding van het aan het samenwerkingsverband toegekende bedrag, de scholen pro rata worden gekort. De Afdeling stelt dat het niet goed is na te gaan hoe dit in financieel opzicht kan uitwerken voor het bevoegd gezag van een school. Tevens constateert de Afdeling dat de situatie voor het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs nog moeilijker wordt: zij worden geconfronteerd met budgetfinanciering, terwijl zij vooralsnog geen invloed krijgen op de indicatie. De Afdeling adviseert de bevoegdheid om leerlingen toelaatbaar te verklaren en de financiële verantwoordelijkheid daarvoor in één hand te leggen. De regering heeft, met betrekking tot het advies inzake het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs, de toelichting aangepast. De aanpassing behelst een onderbouwing van de keuze om in het onderhavige wetsvoorstel geen wijziging aan te brengen in het huidige systeem van indicatiestelling voor praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs. De opmerking van de Afdeling dat de samenwerkingsverbanden de kosten voor praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs zullen moeten betalen uit het gefixeerde budget van het samenwerkingsverband, berust op een misverstand, zo stelt de regering. De middelen voor praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs worden evenals in de huidige situatie rechtstreeks toegekend aan de scholen die deze onderwijsvormen aanbieden. Deze middelen worden op het niveau van de rijksbegroting gebudgetteerd. De bezuinigingen op het budget De Afdeling stelt vast dat, op grond van het nieuwe stelsel, er ingrijpende maatregelen worden getroffen zowel in het primair onderwijs als in het voortgezet onderwijs. Daarnaast wordt de open einde-financiering gewijzigd in een budgetsysteem, waarvoor bovendien een bezuinigingsdoelstelling van € 300 miljoen geldt. Deze maatregelen trekken een zware wissel op zowel de leerlingen als de leerkrachten bij het passend onderwijs en daarmee mogelijk op de kwaliteit daarvan. Het overlaten van de wijze van indiceren aan de samenwerkingsverbanden De Afdeling merkt op dat met het voorstel ook de landelijke criteria vervallen die uitwerking zouden kunnen geven aan het weinig precieze criterium "een kind dat extra ondersteuning behoeft". Met het wegvallen van inhoudelijke criteria voor de indicatie krijgen de samenwerkingsverbanden een ruime beleidvrijheid, die voor scholen en ouders niet goed controleerbaar is en voor de rechter niet goed toetsbaar zal zijn. De regering stelt dat conform het advies van de Afdeling in het wetsvoorstel is opgenomen dat het zorgplan (nu: ondersteuningsplan) de criteria voor toelaatbaarheid bevat en dat het samenwerkingsverband zich laat adviseren door deskundigen in commissieverband of anderszins voordat – op basis van de in het ondersteuningsplan opgenomen criteria - een beslissing wordt genomen over de toelaatbaarheid van een leerling tot het (voortgezet) speciaal onderwijs of het onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs. De kwaliteit van het onderwijs De Afdeling constateert dat het handelingsplan nu wordt vervangen door een ontwikkelingsperspectief, en dat de enige verschillen tussen de twee documenten van procedurele aard zijn (totstandkoming, geldigheidsduur). De Afdeling merkt op dat het uit het oogpunt van rechtszekerheid de voorkeur verdient de hoofdelementen van de inhoudelijke eisen in het voorstel zelf neer te leggen. De Afdeling adviseert het voorstel in die zin aan te passen. De regering stelt dat de inhoudelijke eisen haar inziens niet goed lenen voor het opnemen in de wet. Daarom is er voor gekozen het advies zodanig in te vullen dat de inhoudelijke eisen die aan het ontwikkelingsperspectief worden gesteld bij Algemene Maatregel van Bestuur worden geregeld. De Afdeling stelt dat door de combinatie van budgetfinanciering en een bezuiniging van € 300 miljoen niet valt uit te sluiten dat het aantal kinderen voor wie er eigenlijk geen capaciteit is, zal toenemen. Dat de scholen niettemin verplicht worden elk kind waarvoor geen volwaardige plek beschikbaar is tijdelijk te plaatsen, kan betekenen dat de scholen onder grote druk komen te staan, met alle (nadelige) gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs. De regering heeft naar aanleiding van de opmerkingen de toelichting in paragraaf 2.1 (onderdeel “Tijdelijke plaatsing”) verduidelijkt. Het verminderen van de autonomie van de scholen De Afdeling merkt op dat er een onvermijdelijke spanning is tussen de vorming van het onderwijszorgprofiel op schoolniveau en het opstellen van het zorgplan binnen het samenwerkingsverband. Omdat het samenwerkingsverband uiteindelijk de beslissingen neemt en de financiële middelen verdeelt, kan de school worden beperkt in haar mogelijkheden om de inhoud van het onderwijszorgprofiel en daarmee de inrichting van het onderwijs te bepalen. De regering stelt dat het advies om het wetsvoorstel zo aan te passen dat de zeggenschap van scholen over de onderwijszorg die zij aanbieden wordt versterkt, is overgenomen. De bevoegdheid tot het vaststellen van het schoolondersteuningsprofiel (voorheen: zorgprofiel) is neergelegd bij het bevoegd gezag van de school. Dit neemt volgens de regering niet weg dat er een nauwe inhoudelijke samenhang bestaat tussen de keuzes met betrekking tot de ondersteuning die op schoolniveau en op samenwerkingsverbandniveau worden gemaakt. De Afdeling adviseert het element "leerplicht" niet op te nemen bij de criteria die de inspectie hanteert bij het toezicht op de samenwerkingsverbanden, omdat het samenwerkingsverband geen verantwoordelijkheid krijgt bij het tegengaan van niet-nakoming van de leerplicht. De regering stelt dat de door de Afdeling bedoelde bepaling ook niet is bedoeld als "bekostigingsvoorwaarde" voor een samenwerkingsverband. De bepaling strekt ertoe duidelijk te maken dat het aantal "thuiszitters" een risico-indicator is. De Afdeling adviseert het instemmingsrecht van de medezeggenschapsraad over het zorgplan, zoals nu is bepaald, te vervangen door instemmingsrecht over het onderwijszorgprofiel. De regering stelt dat een adviesrecht voor de medezeggenschapsraad het beste past bij het uitgangspunt van flexibiliteit in de afstemming tussen de school en het samenwerkingsverband. Het bevoegd gezag moet een advies van de medezeggenschapsraad meewegen, maar kan er uiteindelijk (gemotiveerd) van afwijken, als het bevoegd gezag meent dat het besluit genomen moet worden. De Afdeling is van oordeel (1) dat de wet nauwkeuriger zal moeten waarborgen dat de aangesloten scholen op een evenwichtige manier deelnemen aan de besluitvorming binnen het samenwerkingsverband en (2) dat ook de verantwoording ten opzichte van de minister aanvulling behoeft. De Afdeling beveelt aan dat het samenwerkingsverband zijn begroting aan de minister voorlegt. Ook adviseert zij dat de minister voorzieningen kan treffen als het samenwerkingsverband zijn taken ernstig verwaarloost. De regering heeft het voorstel van de Afdeling om te bepalen dat het samenwerkingsverband zijn begroting aan de minister voorlegt is niet overgenomen. De regering heeft ervoor gekozen om de financiële verantwoording op dezelfde wijze te regelen als die voor scholen - en thans ook voor regionale expertisecentra – geldt (jaarverslag).Het advies om aan de minister voorzieningen toe te kennen indien het samenwerkingsverband ernstig verwaarloost, is wel overgenomen. Procedurele aspecten De Afdeling adviseert om het voorstel zo aan te passen dat alleen bezwaar en beroep kan worden ingesteld tegen het toelatingsbesluit en beslissingen over de toelaatbaarheid en over extra ondersteuning eveneens in die procedure kunnen worden aangevochten. De regering is van mening dat het naast elkaar bestaan van (rechtsbeschermings)procedures als achtergrond heeft dat het gaat om verschillende instanties en verschillende bevoegdheden. De regering merkt tevens op dat de rechtsbescherming bij kinderen die extra ondersteuning behoeven, ook in de huidige situatie gekenmerkt wordt door het bestaan van verschillende rechtsgangen, zonder dat dit tot noemenswaardige problemen aanleiding heeft gegeven. Daarom kiest de regering ervoor om geen verandering aan te brengen in de regeling van de rechtsbescherming. De Afdeling adviseert om de dwangsomregeling van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing te laten bij toelatingsbeslissingen in het openbaar onderwijs en acht de tijdelijke plaatsing van leerlingen een meer geschikte oplossing voor het achterwege blijven van een tijdige beslissing. De Afdeling adviseert dit omdat zij het niet uitgesloten acht dat ouders met het oog op het incasseren van dwangsommen hun kind bij een groot aantal scholen aanmelden. De regering merkt op dat de tijdelijke plaatsing slechts betrekking heeft op een gedeelte van de toelatingsprocedures in het openbaar onderwijs. De dwangsomregeling geldt daarentegen voor alle toelatingsprocedures in het openbaar onderwijs, ongeacht het moment waarop deze procedures worden doorlopen en ongeacht of het een eerste aanmelding betreft. De verwachting van de regering is dat weinig ouders van de dwangsomregeling gebruik zullen maken. De regering heeft er dan ook op dit punt voor gekozen geen verandering aan te brengen in het wetsvoorstel. Mogelijke eindoordelen in een advies van de Raad van State: 1. 'te zenden aan Tweede Kamer': geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen 2. 'nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken': geen zwaarwegende bedenkingen 3. 'nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden': redelijk zwaarw. bedenkingen, zwaarder dan bij 2. 4. 'niet dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden': overwegende bezwaren (die door aanpassingen zijn te ondervangen) 5. 'niet aldus aan de Tweede Kamer te zenden': fundamentele bezwaren (die niet door het aanbrengen van wijzigingen zijn te ondervangen). De Afdeling doelt hier op het vormen van de samenwerkingsverbanden nieuwe stijl en het referentiekader dat in concept gereed is. PAGE PAGE 2