[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Bijlage 3 bij wetgevingsrapport Wetsvoorstel Passend onderwijs (overzicht van delegatiebepalingen)

Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs

Bijlage

Nummer: 2011D59481, datum: 2011-12-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2011Z24505:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage 3: een overzicht van de delegatiebepalingen.

ARTIKEL I WIJZIGING WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS

K

Artikel 18a. Samenwerkingsverbanden

3. Bij ministeriële regeling worden voor de samenwerkingsverbanden
aaneengesloten gebieden aangewezen.

11. Het samenwerkingsverband draagt er zorg voor dat deskundigen in elk
geval het samenwerkingsverband adviseren over de toelaatbaarheid van
leerlingen tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs
in het samenwerkingsverband of tot het speciaal onderwijs. Bij algemene
maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven met betrekking
tot de aard van de noodzakelijke deskundigheid.

16. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften
worden

vastgesteld met betrekking tot de samenwerkingsverbanden.

U

Artikel 40a. Ontwikkelingsperspectief

5. Het ontwikkelingsperspectief bevat een omschrijving van de
begeleiding, bedoeld

in artikel 8, vierde lid. Bij algemene maatregel van bestuur worden
nadere

voorschriften over de inhoud van het ontwikkelingsperspectief
vastgesteld.

DD

Artikel 118 wordt vervangen door:

Artikel 118. Bekostiging samenwerkingsverband materiële instandhouding

3. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks
vastgesteld bij

ministeriële regeling. Deze ministeriële regeling wordt tezamen met de
ministeriële

regelingen, bedoeld in artikel 113, zevende lid, binnen 4 weken na de
vaststelling

bekendgemaakt in de Staatscourant, onder gelijktijdige overlegging aan
de Tweede

Kamer der Staten-Generaal. Artikel 113, zevende lid, tweede volzin, is
van

overeenkomstige toepassing.

8. Aan het samenwerkingsverband wordt bekostiging voor materiële

instandhouding toegekend in aanvulling op de in het eerste lid bedoelde

bekostiging.

9. De in het achtste lid bedoelde bekostiging bestaat uit een bij
ministeriële

regeling vast te stellen bedrag per leerling voor het aantal leerlingen
op de

vestigingen van de scholen in het samenwerkingsverband op 1 oktober van
het jaar

voorafgaand aan het jaar waarover de bekostiging plaatsvindt.

10. Voor elke leerling die op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het
jaar

waarover de bekostiging plaatsvindt, was ingeschreven op een school voor
speciaal

onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs behorend tot
cluster 3 en 4,

bedoeld in de Wet op de expertisecentra, voor zover het betreft het
daaraan

verzorgde speciaal onderwijs wordt een bedrag in mindering gebracht op
de in het

achtste lid bedoelde bekostiging van het samenwerkingsverband dat de
leerling op

grond van artikel 40, tiende lid, van de Wet op de expertisecentra
toelaatbaar heeft

verklaard tot het speciaal onderwijs. Het in de eerste volzin bedoelde
bedrag is

afhankelijk van de in de toelaatbaarheidsverklaring opgenomen

ondersteuningsbehoefte van de leerling en komt overeen met één van de

normbedragen die bij ministeriële regeling worden vastgesteld.

Artikel 125b. Overdracht van bekostiging personeelskosten aan scholen

voor speciaal onderwijs en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal

onderwijs

1. Indien op de overeenkomstig artikel 18a, achtste lid, onderdeel i,
vastgestelde

peildatum het aantal leerlingen dat door het samenwerkingsverband
toelaatbaar is

verklaard tot het speciaal onderwijs en is ingeschreven op scholen voor
speciaal

onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs behorend tot
cluster 3 en 4,

bedoeld in de Wet op de expertisecentra meer bedraagt dan op 1 oktober
daaraan

voorafgaand, draagt het samenwerkingsverband voor het verschil per
leerling een

bedrag over aan de school waar de leerling is ingeschreven. Het in de
eerste volzin

bedoelde bedrag is afhankelijk van de in de toelaatbaarheidsverklaring
opgenomen

ondersteuningsbehoefte van de leerling en komt overeen met één van de

normbedragen die bij ministeriële regeling worden vastgesteld.

Artikel 132. Grondslag bekostiging personeel samenwerkingsverband

1. Aan het samenwerkingsverband wordt personeelsbekostiging toegekend
voor

ondersteuningsvoorzieningen. De grondslag voor de berekening van de

personeelsbekostiging voor ondersteuningsvoorzieningen is een bij
ministeriële

regeling vast te stellen bedrag per leerling van de vestigingen van
basisscholen in

het samenwerkingsverband.

3. De in het tweede lid bedoelde bekostiging bestaat uit een bij
ministeriële

regeling vast te stellen bedrag per leerling voor het aantal leerlingen
op vestigingen

van scholen in het samenwerkingsverband op 1 oktober van het jaar
voorafgaand

aan het jaar waarover de bekostiging plaatsvindt.

4. Voor elke leerling die op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het
jaar

waarover de bekostiging plaatsvindt was ingeschreven op een school voor
speciaal

onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs behorend tot
cluster 3 en 4,

bedoeld in de Wet op de expertisecentra, wordt een bedrag in mindering
gebracht

op de in het tweede lid bedoelde bekostiging van het
samenwerkingsverband dat de

leerling op grond van artikel 40, tiende lid, van de Wet op de
expertisecentra

toelaatbaar heeft verklaard tot het speciaal onderwijs. Het in de eerste
volzin

bedoelde bedrag is afhankelijk van de in de toelaatbaarheidsverklaring
opgenomen

ondersteuningsbehoefte van de leerling en komt overeen met één van de

normbedragen die bij ministeriële regeling worden vastgesteld.

ARTIKEL II WIJZIGING WET OP DE EXPERTISECENTRA

E

Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:

4. Toegevoegd wordt een tweede lid, luidend:

2. Met ingang van een bij ministeriële regeling te bepalen datum heeft
een

instelling voor auditief en communicatief gehandicapte kinderen tevens
tot taak een

leerling die is ingeschreven op een school als bedoeld in de Wet op het
primair

onderwijs of de Wet op het voortgezet onderwijs of een instelling als
bedoeld in de

Wet educatie en beroepsonderwijs te ondersteunen door een tolk.

V

Artikel 41a. Ontwikkelingsperspectief

5. Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften over de
inhoud van

het ontwikkelingsperspectief vastgesteld.

GG

Artikel 114 wordt vervangen door:

Artikel 114. Extra bekostiging instellingen

De instellingen ontvangen in aanvulling op de bekostiging, bedoeld in
artikel 111,

jaarlijks een bij ministeriële regeling vast te stellen bekostiging in
verband met de

visuele handicap van de leerlingen van de instellingen, bedoeld in
artikel 8, eerste

lid, tweede volzin, respectievelijk in verband met de auditieve en
communicatieve

handicap, bedoeld in artikel 8, eerste lid, derde volzin, en de
vervulling van de

taken, bedoeld in artikel 9, onderdelen b en c.

II

Artikel 117 wordt gewijzigd als volgt:

3. Naast de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, ontvangt de school,
niet zijnde

een instelling, per leerling een bedrag dat afhankelijk is van de in de

toelaatbaarheidsverklaring, bedoeld in artikel 40, tiende of twaalfde
lid, opgenomen

ondersteuningsbehoefte van de leerling en overeenkomt met één van de

normbedragen die bij ministeriële regeling zijn vastgesteld.

4. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen en
onder

welke voorwaarden aanvullende bekostiging voor personeelskosten kan
worden

toegekend. In ieder geval wordt aan scholen, niet zijnde instellingen,
aanvullende

bekostiging toegekend voor schoolleiding en bestrijding van
onderwijsachterstanden.

5. De instellingen ontvangen in aanvulling op de bekostiging, bedoeld in
het eerste

lid, jaarlijks een bij ministeriële regeling vast te stellen
bekostiging in verband met

de visuele handicap van de leerlingen van de instellingen, bedoeld in
artikel 8,

eerste lid, tweede volzin, respectievelijk in verband met de auditieve
en

communicatieve handicap, bedoeld in artikel 8, eerste lid, derde volzin,
en de

vervulling van de taken, bedoeld in artikel 9, onderdelen b en c. De

bekostigingsbedragen, bedoeld in het eerste lid, en de eerste volzin
zijn tezamen

redelijkerwijs voldoende voor het leiden en beheren van de instelling,
voor de

taken, bedoeld in artikel 9, en voor de overige werkzaamheden die
verband houden

met het onderwijs aan de instelling. Het twaalfde lid is van
overeenkomstige

toepassing.

7. Voor scholen, niet zijnde instellingen, waaraan onderwijs wordt
gegeven aan

leerlingen die zijn opgenomen in residentiële instellingen wordt
bekostiging

vastgesteld die is gebaseerd op het aantal leerlingen aan wie op de
teldatum

onderwijs wordt gegeven op basis van een samenwerkingsovereenkomst als

bedoeld in artikel 71c, tweede lid. Voor elke leerling, bedoeld in de
eerste volzin,

ontvangt de school het voor die schoolsoort vastgestelde normbedrag dat
bij

ministeriële regeling is vastgesteld

8. Bij ministeriële regeling worden het bedrag per school en per
leerling, bedoeld in

het eerste lid, de vermenigvuldigingsbedragen van de verhoging, bedoeld
in het

eerste lid, en de bekostigingsbedragen, bedoeld in het zesde en zevende
lid,

vastgesteld.

9. Het bedrag per leerling, bedoeld in het achtste lid, is de som van:

a. de uitkomst van een bij algemene maatregel van bestuur vast te
stellen

hoeveelheid formatie leraren per leerling, vermenigvuldigd met een
bedrag, en

b. de uitkomst van een bij algemene maatregel van bestuur vast te
stellen

hoeveelheid formatie onderwijsondersteunend personeel per leerling,

vermenigvuldigd met een bedrag.

11. Het bedrag per school, het vermenigvuldigingsbedrag van de verhoging
voor

wat betreft het bedrag per school, en de bekostigingsbedragen, bedoeld
in het

achtste lid, zijn de uitkomst van een bij de algemene maatregel van
bestuur vast te

stellen hoeveelheid formatie vermenigvuldigd met een bedrag.

14. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in dit artikel, wordt aan
de

Tweede Kamer der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet in

werking dan nadat 4 weken na de overlegging zijn verstreken en gedurende
die

termijn niet door of namens de Kamer de wens wordt te kennen gegeven dat
het in

die maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan
wordt een

daartoe strekkend wetsontwerp zo spoedig mogelijk ingediend. Het
bepaalde in de

vorige 3 volzinnen is niet van toepassing indien het ontwerp van de
algemene

maatregel van bestuur voordien aan de Kamer is overgelegd en door of
namens de

Kamer te kennen is gegeven dat van de procedure, bedoeld in de vorige 3

volzinnen, kan worden afgeweken.

LL

Artikel 128 wordt gewijzigd als volgt:

6. Naast de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, ontvangt de school,
niet zijnde

een instelling, per leerling een bedrag dat afhankelijk is van de in de

toelaatbaarheidsverklaring, bedoeld in artikel 40, tiende of twaalfde
lid, opgenomen

ondersteuningsbehoefte van de leerling en overeenkomt met één van de

normbedragen die bij ministeriële regeling zijn vastgesteld

ARTIKEL III WIJZ. WVO

E

Artikel 17a. Samenwerkingsverbanden

3. Bij ministeriële regeling worden voor de samenwerkingsverbanden

aaneengesloten gebieden aangewezen.

12. Het samenwerkingsverband draagt er zorg voor dat deskundigen in elk
geval

het samenwerkingsverband adviseren over de toelaatbaarheid van
leerlingen tot

het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs in het

samenwerkingsverband of tot het speciaal onderwijs. Bij algemene
maatregel van

bestuur worden nadere voorschriften gegeven met betrekking tot de aard
van de

noodzakelijke deskundigheid.

17. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften
worden

vastgesteld met betrekking tot de samenwerkingsverbanden.

K

Artikel 26 Ontwikkelingsperspectief

5. Het ontwikkelingsperspectief bevat een omschrijving van de
begeleiding, bedoeld

in artikel 17b. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere
voorschriften

over de inhoud van het ontwikkelingsperspectief vastgesteld.

O

Artikel 77, vierde lid, komt te luiden:

4. Aan het samenwerkingsverband wordt een budget toegekend ten behoeve
van

aanvullende ondersteuning voor leerlingen van de scholen in het

samenwerkingsverband, in aanvulling op de bekostiging voor het

samenwerkingsverband, berekend op grond van het bij of krachtens deze
afdeling

bepaalde. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden
voorschriften

vastgesteld omtrent dit budget.

Artikel 85b. Grondslag bekostiging personeel samenwerkingsverband

1. Aan het samenwerkingsverband wordt personeelsbekostiging toegekend.

2. De in het eerste lid bedoelde bekostiging bestaat uit een bij
ministeriële regeling

vast te stellen bedrag per leerling voor het aantal leerlingen op
vestigingen van

scholen in het samenwerkingsverband op 1 oktober van het jaar
voorafgaand aan

het jaar waarover de bekostiging plaatsvindt.

3. Voor elke leerling die op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het
jaar

waarover de bekostiging plaatsvindt, was ingeschreven op een school voor

voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet onderwijs
behorend tot

cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, wordt een
bedrag in

mindering gebracht op de in het eerste lid bedoelde bekostiging van het

samenwerkingsverband dat de leerling op grond van artikel 40, twaalfde
lid, van de

Wet op de expertisecentra toelaatbaar heeft verklaard tot het voortgezet
speciaal

onderwijs. Het in de eerste volzin bedoelde bedrag is afhankelijk van de
in de

toelaatbaarheidsverklaring opgenomen ondersteuningsbehoefte van de
leerling en

komt overeen met één van de normbedragen die bij ministeriële
regeling worden

vastgesteld.

Artikel 85d. Overdracht van bekostiging personeelskosten aan scholen

voor voortgezet speciaal onderwijs en scholen voor speciaal en
voortgezet

speciaal onderwijs

1. Indien op de overeenkomstig artikel 17a, achtste lid, onderdeel g,
vastgestelde

peildatum het aantal leerlingen dat door het samenwerkingsverband
toelaatbaar is

verklaard tot het voortgezet speciaal onderwijs en is ingeschreven op
scholen voor

voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal
onderwijs

behorend tot cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra,
voor zover

het betreft het daaraan verzorgde voortgezet speciaal onderwijs, meer
bedraagt

dan op 1 oktober daaraan voorafgaand, draagt het samenwerkingsverband
voor het

verschil per leerling een bedrag over aan de school waar de leerling is

ingeschreven. Het in de eerste volzin bedoelde bedrag is afhankelijk van
de in de

toelaatbaarheidsverklaring opgenomen ondersteuningsbehoefte van de
leerling en

komt overeen met één van de normbedragen die bij ministeriële
regeling worden

vastgesteld.

Artikel 89a. Bekostiging samenwerkingsverband materiële instandhouding

1. Aan het samenwerkingsverband wordt bekostiging voor materiële

instandhouding toegekend.

2. De in het eerste lid bedoelde bekostiging bestaat uit een bij
ministeriële regeling

vast te stellen bedrag per leerling voor het aantal leerlingen op
vestigingen van

scholen in het samenwerkingsverband op 1 oktober van het jaar
voorafgaand aan

het jaar waarover de bekostiging plaatsvindt.

3. Voor elke leerling die op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het
jaar

waarover de bekostiging plaatsvindt, was ingeschreven op een school voor

voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet onderwijs
behorend tot

cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, wordt een
bedrag in

mindering gebracht op de in het eerste lid bedoelde bekostiging van het

samenwerkingsverband dat de leerling op grond van artikel 40, twaalfde
lid, van de

Wet op de expertisecentra toelaatbaar heeft verklaard tot het voortgezet
speciaal

onderwijs. Het in de eerste volzin bedoelde bedrag is afhankelijk van de
in de

toelaatbaarheidsverklaring opgenomen ondersteuningsbehoefte van de
leerling en

komt overeen met één van de normbedragen die bij ministeriële
regeling worden

vastgesteld.

ARTIKEL IV. WIJZIGING WEB

Artikel 12.4.1. Tijdelijke verstrekking middelen aan instellingen

1. Onze Minister voegt voor een bij ministeriële regeling te bepalen
periode aan de

rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs, berekend op grond van artikel
2.2.2, al

dan niet onder door hem op te leggen verplichtingen, een bedrag toe in
verband

met de invoering van passend onderwijs.

ARTIKEL XI. OVERGANGSBEKOSTIGING (V)SO-SCHOLEN CLUSTER 3 EN 4

IN VERBAND MET AFSCHAFFING LEERLINGGEBONDEN FINANCIERING

1. In het eerste schooljaar waarin artikel 70a van de Wet op het primair
onderwijs

door deze wet is vervallen, ontvangt het bevoegd gezag van een school
voor

speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs,
behorend tot

cluster 3 en 4, bedoeld in de Wet op de expertisecentra, voor het aantal
leerlingen

waarvoor op 1 oktober van het daaraan voorafgaande schooljaar een

leerlinggebonden budget beschikbaar was, de personele bekostiging van
het

gedeelte van dat budget, bedoeld in artikel 70a, vierde lid, van de Wet
op het

primair onderwijs, zoals die bepaling luidde op de dag direct
voorafgaand aan het

tijdstip waarop artikel 70a van de Wet op het primair onderwijs is
vervallen. Het

bevoegd gezag, bedoeld in de eerste volzin, maakt met het
samenwerkingsverband

of de samenwerkingsverbanden waartoe de scholen, bedoeld in de Wet op
het

primair onderwijs behoren waar de in de eerste volzin bedoelde
leerlingen waren

ingeschreven, afspraken over de besteding van de bekostiging, bedoeld in
de eerste

volzin. In afwijking van de eerste volzin, ontvangt het
samenwerkingsverband

waartoe de scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs
behoren waar de

in de eerste volzin bedoelde leerlingen waren ingeschreven, de
bekostiging, bedoeld

in de eerste volzin, indien de bevoegde gezagsorganen van alle betrokken
scholen

voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs
daarmee

instemmen. Bij ministeriële regeling worden nadere voorschriften
vastgesteld

omtrent de toepassing van de vorige volzin.

Zie ook lid 2,3 en  4

ARTIKEL XII. VERMINDERING BEKOSTIGING SAMENWERKINGSVERBAND

IN VERBAND MET LEERLINGEN DIE ZIJN GEÏNDICEERD DOOR EEN

COMMISSIE VOOR DE INDICATIESTELLING

3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt bij
ministeriële regeling

de indicatie van de leerling voor een bepaalde onderwijssoort omgezet
naar één

van de normbedragen die bij ministeriële regeling worden vastgesteld.

ARTIKEL XXIII. INSTELLINGEN IN OPRICHTING

3. Voor de bekostiging van personeel wordt aan de scholen, bedoeld in
het eerste

lid, een bedrag per school en een bedrag per leerling toegekend, welke
bedragen

worden verhoogd met een bedrag dat wordt vermenigvuldigd met de gewogen

gemiddelde leeftijd van de leraren van de school op 1 oktober van het

voorafgaande schooljaar. De bedragen, bedoeld in de eerste volzin,
worden bij

ministeriële regeling vastgesteld.

ARTIKEL XXIV. OMZETTING BEKOSTIGING SCHOLEN CLUSTER 2 IN

BEKOSTIGING VAN INSTELLINGEN MET NEVENVESTIGINGEN

1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke scholen voor
speciaal

onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet
speciaal

onderwijs behorend tot cluster 2, bedoeld in de Wet op de
expertisecentra, met

ingang van 1 augustus 2015 in aanmerking kunnen worden gebracht voor

bekostiging als instelling voor speciaal en voortgezet speciaal
onderwijs aan auditief

of communicatief gehandicapte kinderen of nevenvestiging daarvan, als
bedoeld in

de Wet op de expertisecentra, en onder welke voorwaarden dit geschiedt.

ARTIKEL XXX. SAMENLOOP MET HET WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN

DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS EN DE WET OP DE

EXPERTISECENTRA ONDER MEER IN VERBAND MET AANPASSING VAN DE

METHODE VAN JAARLIJKSE PRIJSBIJSTELLING TEN AANZIEN VAN DE

MATERIËLE VOORZIENINGEN

3. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld bij
ministeriële

regeling. Het bekostigingsbedrag wordt voor 1 oktober bij ministeriële
regeling

aangepast naar aanleiding van een prijsbijstelling, indien de toestand
van 's Rijks

schatkist zich daartegen niet verzet. Het aangepaste bekostigingsbedrag
geldt met

ingang van 1 januari volgend op de datum, bedoeld in de tweede volzin.
Bij

ministeriële regeling en met ingang van een in die regeling genoemde
datum kan

het bekostigingsbedrag naar aanleiding van een prijsbijstelling voor een
in die

regeling aan te geven periode worden verhoogd.

A

Artikel 118, derde lid, komt te luiden:

3. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld bij
ministeriële

regeling. Het bekostigingsbedrag wordt voor 1 oktober bij ministeriële
regeling

aangepast naar aanleiding van een prijsbijstelling, indien de toestand
van 's Rijks

schatkist zich daartegen niet verzet. Het aangepaste bekostigingsbedrag
geldt met

ingang van 1 januari volgend op de datum, bedoeld in de tweede volzin.
Bij

ministeriële regeling en met ingang van een in die regeling genoemde
datum kan

het bekostigingsbedrag naar aanleiding van een prijsbijstelling voor een
in die

regeling aan te geven periode worden verhoogd.

Niet ieder onderdeel van de bezuiniging vraagt een aanpassing van de
wet.

De onderdelen “Minder uitgeven aan ambulante begeleidingvragen”  en 
“Besparen door grotere klassen in het (v)so” vragen aanpassingen van
de desbetreffende algemene maatregelen van bestuur, waarvoor een
‘nahangprocedure’ geldt.