[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33115 NR inzake de Wet opslag duurzame energie

Regels voor de opslag van duurzame energie (Wet opslag duurzame energie)

Nader rapport

Nummer: 2011D61577, datum: 2011-12-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2011Z25933:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


		‘s-Gravenhage, 5 december 2011

		Aan de Koningin

WJZ / 11140961

Nader rapport inzake het voorstel van wet, houdende regels voor de
opslag duurzame energie

==========================================================

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 11 mei 2011,
nr. 11.001147, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de
Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet
rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 

14 juli 2011, nr. W15.11.0164/IV, bied ik U hierbij aan.

1. 

Het is de uitdrukkelijke wens van het kabinet om de uitgaven voor de
SDE+ zichtbaarder te maken voor de eindgebruikers van elektriciteit en
gas. Deze wens is opgenomen in het regeerakkoord en wordt
geconcretiseerd in het wetsvoorstel. Bij de vormgeving van de nieuwe
heffing is vanuit praktische overwegingen aangesloten bij de vormgeving
van de energiebelasting, maar het betreft wel een zelfstandige heffing.
Vanuit een oogpunt van transparantie en heldere verdeling van
verantwoordelijkheden prefereert het kabinet dit boven een hoger tarief
aan energiebelasting. Een hoger tarief aan energiebelasting zou, ook in
combinatie met een bijsluiter, minder transparant zijn. Nu de nieuwe
heffing niet of nauwelijks tot administratieve lasten of inhoudelijke
nalevingskosten voor het bedrijfsleven of uitvoeringskosten voor de
Belastingdienst leidt, blijft de keuze voor een aparte heffing
gehandhaafd. Op deze wijze kan op wetsniveau precies worden aangegeven
welk bedrag door de Rijksoverheid wordt gevraagd ter financiering van de
stimulering van duurzame energie. Ondanks dat een nieuwe heffing wordt
ingevoerd, wordt niet in strijd gehandeld met het streven naar een
eenvoudig, begrijpelijker en minder complex belastingstelsel. 

De Afdeling merkt op dat spanning bestaat tussen de onderhavige heffing
en de Fiscale agenda. In de Fiscale agenda wordt gepleit voor een
beperking van het aantal belastingen omdat een dergelijke beperking
bijdraagt aan een eenvoudiger en begrijpelijker belastingstelsel.
Tegelijkertijd worden daarmee de uitvoeringskosten voor de
Belastingdienst en de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en
de burger teruggebracht. Daarbij is vooral gedoeld op relatief kleine
belastingen met hoge uitvoeringskosten en administratieve lasten. Dat
zijn veelal afzonderlijke belastingen die niet “automatisch” mee
kunnen lopen in een reeds bestaand proces. Als voorbeeld hiervan wordt
in de Fiscale agenda de verpakkingenbelasting genoemd. In de onderhavige
heffing wordt juist maximaal aangesloten bij de bestaande
energiebelasting waardoor de uitvoeringskosten en de administratieve
lasten tot een minimum worden beperkt. Anders dan de Afdeling meen ik
dan ook niet dat de onderhavige heffing op gespannen voet staat met het
in de Fiscale agenda verwoorde streven naar een eenvoudiger,
begrijpelijker en minder complex belastingstelsel.

2. 

Het voorstel van wet voorziet in de introductie van een heffing op
elektriciteit en aardgas (opslag duurzame energie). Met inachtneming
van de geldende begrotingsregels wordt de opbrengst van de opslag
duurzame energie aangewend voor de financiering van de SDE+. Zowel de
heffing als de uitgaven in het kader van de SDE+ worden daarbij
verantwoord op de begroting van het ministerie van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie. Mede naar aanleiding van het advies van
de Afdeling advisering van de Raad van State ben ik tot de conclusie
gekomen dat het niet noodzakelijk is de bestemming van de opbrengst in
de wettekst tot uitdrukking te brengen omdat het gaat om een heffing
waarvan bij de vaststelling van de hoogte weliswaar rekening wordt
gehouden met de uitgaven voor de SDE+, maar die niet in juridische en
begrotingstechnische zin als bestemmingsheffing dient voor de uitgaven
voor de SDE+. De memorie van toelichting is hierop aangepast.

 

3. 

Aan het advies van de Afdeling dat, gelet op artikel 104 van de
Grondwet, de tarieven bij wet moeten worden vastgesteld, is gehoor
gegeven. Het wetsvoorstel is op dit punt aangepast en de tarieven voor
de opslag duurzame energie zijn voor de jaren 2013, 2014 en 2015 in het
wetsvoorstel opgenomen.

4. 

Het wetsvoorstel strekt tot de invoering een nieuwe heffing; de SDE zelf
blijft ongewijzigd. De hoogte van de heffing wordt weliswaar vooraf
berekend aan de hand van de te verwachte uitgaven voor de SDE+, maar
wordt niet gecorrigeerd voor feitelijke uitgaven. Nu de SDE+ dus
feitelijk gefinancierd blijft uit de algemene middelen, acht het kabinet
het niet nodig het wetsvoorstel voor goedkeuring in het kader van
staatssteun aan de Europese Commissie voor te leggen. Wel zal de wet aan
de Europese Commissie worden gemeld op grond van richtlijn 2003/96 van
de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire
regeling voor belasting van energieproducten en elektriciteit.

5. 

Aan de redactionele kanttekeningen van de Afdeling is gehoor gegeven.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,