33115 NR inzake de Wet opslag duurzame energie
Regels voor de opslag van duurzame energie (Wet opslag duurzame energie)
Nader rapport
Nummer: 2011D61577, datum: 2011-12-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.J.M. Verhagen, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2011Z25933:
- Indiener: M.J.M. Verhagen, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
- 2011-12-13 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-12-20 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-12-20 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- 2012-01-25 12:00: Regels voor de opslag van duurzame energie (Wet opslag duurzame energie) 33115 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- 2012-05-29 16:00: Procedurevergadering (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- 2012-06-05 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- 2012-06-07 14:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-11-06 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- 2012-11-28 21:15: Wet opslag duurzame energie (33115) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2012-11-29 13:30: Aanvang middagvergadering: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2012-12-05 11:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2012-2017)
Preview document (🔗 origineel)
‘s-Gravenhage, 5 december 2011 Aan de Koningin WJZ / 11140961 Nader rapport inzake het voorstel van wet, houdende regels voor de opslag duurzame energie ========================================================== Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 11 mei 2011, nr. 11.001147, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 14 juli 2011, nr. W15.11.0164/IV, bied ik U hierbij aan. 1. Het is de uitdrukkelijke wens van het kabinet om de uitgaven voor de SDE+ zichtbaarder te maken voor de eindgebruikers van elektriciteit en gas. Deze wens is opgenomen in het regeerakkoord en wordt geconcretiseerd in het wetsvoorstel. Bij de vormgeving van de nieuwe heffing is vanuit praktische overwegingen aangesloten bij de vormgeving van de energiebelasting, maar het betreft wel een zelfstandige heffing. Vanuit een oogpunt van transparantie en heldere verdeling van verantwoordelijkheden prefereert het kabinet dit boven een hoger tarief aan energiebelasting. Een hoger tarief aan energiebelasting zou, ook in combinatie met een bijsluiter, minder transparant zijn. Nu de nieuwe heffing niet of nauwelijks tot administratieve lasten of inhoudelijke nalevingskosten voor het bedrijfsleven of uitvoeringskosten voor de Belastingdienst leidt, blijft de keuze voor een aparte heffing gehandhaafd. Op deze wijze kan op wetsniveau precies worden aangegeven welk bedrag door de Rijksoverheid wordt gevraagd ter financiering van de stimulering van duurzame energie. Ondanks dat een nieuwe heffing wordt ingevoerd, wordt niet in strijd gehandeld met het streven naar een eenvoudig, begrijpelijker en minder complex belastingstelsel. De Afdeling merkt op dat spanning bestaat tussen de onderhavige heffing en de Fiscale agenda. In de Fiscale agenda wordt gepleit voor een beperking van het aantal belastingen omdat een dergelijke beperking bijdraagt aan een eenvoudiger en begrijpelijker belastingstelsel. Tegelijkertijd worden daarmee de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst en de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de burger teruggebracht. Daarbij is vooral gedoeld op relatief kleine belastingen met hoge uitvoeringskosten en administratieve lasten. Dat zijn veelal afzonderlijke belastingen die niet “automatisch” mee kunnen lopen in een reeds bestaand proces. Als voorbeeld hiervan wordt in de Fiscale agenda de verpakkingenbelasting genoemd. In de onderhavige heffing wordt juist maximaal aangesloten bij de bestaande energiebelasting waardoor de uitvoeringskosten en de administratieve lasten tot een minimum worden beperkt. Anders dan de Afdeling meen ik dan ook niet dat de onderhavige heffing op gespannen voet staat met het in de Fiscale agenda verwoorde streven naar een eenvoudiger, begrijpelijker en minder complex belastingstelsel. 2. Het voorstel van wet voorziet in de introductie van een heffing op elektriciteit en aardgas (opslag duurzame energie). Met inachtneming van de geldende begrotingsregels wordt de opbrengst van de opslag duurzame energie aangewend voor de financiering van de SDE+. Zowel de heffing als de uitgaven in het kader van de SDE+ worden daarbij verantwoord op de begroting van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Mede naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State ben ik tot de conclusie gekomen dat het niet noodzakelijk is de bestemming van de opbrengst in de wettekst tot uitdrukking te brengen omdat het gaat om een heffing waarvan bij de vaststelling van de hoogte weliswaar rekening wordt gehouden met de uitgaven voor de SDE+, maar die niet in juridische en begrotingstechnische zin als bestemmingsheffing dient voor de uitgaven voor de SDE+. De memorie van toelichting is hierop aangepast. 3. Aan het advies van de Afdeling dat, gelet op artikel 104 van de Grondwet, de tarieven bij wet moeten worden vastgesteld, is gehoor gegeven. Het wetsvoorstel is op dit punt aangepast en de tarieven voor de opslag duurzame energie zijn voor de jaren 2013, 2014 en 2015 in het wetsvoorstel opgenomen. 4. Het wetsvoorstel strekt tot de invoering een nieuwe heffing; de SDE zelf blijft ongewijzigd. De hoogte van de heffing wordt weliswaar vooraf berekend aan de hand van de te verwachte uitgaven voor de SDE+, maar wordt niet gecorrigeerd voor feitelijke uitgaven. Nu de SDE+ dus feitelijk gefinancierd blijft uit de algemene middelen, acht het kabinet het niet nodig het wetsvoorstel voor goedkeuring in het kader van staatssteun aan de Europese Commissie voor te leggen. Wel zal de wet aan de Europese Commissie worden gemeld op grond van richtlijn 2003/96 van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor belasting van energieproducten en elektriciteit. 5. Aan de redactionele kanttekeningen van de Afdeling is gehoor gegeven. Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,