[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nederlandse kabinetsreactie op het “Groenboek betreffende de onlinedistributie van audiovisuele werken in de Europese Unie: mogelijkheden en uitdagingen voor een digitale ééngemaakte markt”

Bijlage

Nummer: 2011D64227, datum: 2011-12-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Kabinetsreactie op het Groenboek "betreffende de onlinedistributie audiovisuele werken in de Europese Unie" (2011D64224)

Preview document (🔗 origineel)


Nederlandse kabinetsreactie op het “Groenboek betreffende de
onlinedistributie van audiovisuele werken in de Europese Unie:
mogelijkheden en uitdagingen voor een digitale ééngemaakte markt”. 

Het Nederlandse kabinet heeft ervoor gekozen in de reactie niet de door
de Europese Commissie gestelde vragen afzonderlijk te beantwoorden, maar
de reactie te richten op een aantal voor Nederland belangrijke
speerpunten. Ten behoeve van de reactie zijn Nederlandse belanghebbende
partijen uitgenodigd (mondeling en/of schriftelijk) een visie te geven
op het Groenboek. Het Nederlandse kabinet richt zich in deel I van deze
reactie vooral op de problemen waarmee belanghebbenden in de praktijk
(zullen) worden geconfronteerd bij Europese online distributie van
audiovisuele werken. Uitgangspunt hierbij is de input die door een
aantal Nederlandse belanghebbenden tijdens de consultatie is gegeven. In
deel II van deze reactie wordt de visie van het Nederlandse kabinet op
mogelijke oplossingen op EU niveau uiteengezet. 

I	Nederlandse inbreng

I.1 Ontwikkelingen in de audiovisuele mediadiensten industrie

In de Digitale Agenda van het Nederlandse ministerie van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie (‘ICT voor innovatie en economische
groei’) wordt benadrukt dat één Europese interne markt de basis
vormt voor onze samenwerking in Europa op economisch gebied. Helaas is
de interne markt op digitaal gebied nog versnipperd. Door het wegnemen
van grensoverschrijdende handelsbarrières kunnen consumenten en
bedrijven profiteren van de schaalgrootte van één Europese markt. Het
wegnemen van barrières levert een economische winst op die voor de EU
kan oplopen tot 4% van het BBP. Het gebruikmaken van de nieuwe
mogelijkheden van dataopslag zoals ‘cloud computing’ kan bijdragen
aan een nog grotere productiviteitsgroei, ook in de audiovisuele sector.
‘Cloud computing’ is per definitie grensoverschrijdend en technieken
zijn steeds meer gericht op mondiaal gebruik. De gebruiker wil overal
toegang kunnen hebben tot “zijn of haar” bestanden, programma’s,
muziek en audiovisueel aanbod.

Distributeurs, omroepen en producenten wijzen erop dat de audiovisuele
mediadiensten-industrie in snel tempo verandert. Traditionele lineaire
televisiekanalen worden steeds meer parallel verspreid via
verschillende, met elkaar concurrerende distributieplatformen.
Aanbieders van pakketten televisiekanalen zonder eigen netwerk (Google,
Apple, Microsoft) gaan de concurrentie aan met de traditionele,
verticaal geïntegreerde distributeurs. Daarnaast verwacht de consument
dat hij toegang heeft tot de diensten waarvoor hij direct of indirect
betaalt of bereid is te betalen. Hij verwacht deze toegang op elk
apparaat, op elk tijdstip en op elke plaats die door hem individueel
wordt gekozen zowel in eigen land als in het buitenland. Dat betekent
niet alleen dat audiovisuele mediadiensten platformonafhankelijk en
technologieneutraal aangeboden zullen (moeten) gaan worden, maar ook dat
de consument de mogelijkheid moet krijgen om uitgesteld te kijken. Omdat
de consument ook steeds meer verschillende platforms gelijktijdig
gebruikt (TV, PC/laptop en ‘smartphone’) kunnen er allerlei nieuwe
diensten worden ontwikkeld die het traditionele TV kijken of radio
luisteren integreren met sociale netwerken. 

Ook in het Groenboek wordt geconcludeerd dat televisiedistributie
alsmaar gevarieerder wordt en dat technologische ontwikkelingen voor
steeds meer mogelijkheden zorgen, waardoor de gehele audiovisuele
waardeketen voortdurend verandert. Het Groenboek benadrukt op pagina 6
terecht dat met de ontwikkeling van over-the-top video, IPTV en
connected TV de online-videoruimte steeds meer zal worden gedeeld met de
aanbieders van televisiekanalen, het kabelnetwerk en
breedbandoperatoren, maar ook met nieuwe dienstverleners. Er is sprake
van een zeer dynamische ontwikkeling van on-demand diensten in Europa. 

De Europese audiovisuele sector is sterk nationaal bepaald. Het
Groenboek noemt een aantal redenen voor de huidige versnippering van de
(online)markt voor audiovisuele werken: technologische belemmeringen,
licentieverlening en rechtszekerheid voor dienstaanbieders,
releasevensters, financieringsmethoden, consumentenvertrouwen en niet te
vergeten de diepgewortelde culturele - en taalverschillen.

I.2 Het auteursrecht (exploitatierechten en billijke vergoedingen) 

Voor een goed begrip van de problematiek is het allereerst van belang
onderscheid te maken tussen enerzijds het exploitatierecht
(openbaarmakings- en verveelvoudigingsrecht) en anderzijds het recht op
een billijke vergoeding dat een maker van een filmwerk toekomt indien
hij het exploitatierecht overdraagt aan een producent. Het eerstgenoemde
is het uitsluitend recht van de maker om toestemming te geven voor
exploitatie, en daarmee dus ook recht om exploitatie te verbieden
(verbodsrecht). Het tweede recht betreft louter een vergoedingsrecht.
Een vergoedingsrecht (recht op een billijke vergoeding) kan ook door de
wet aan de maker worden toegekend als exploitatie van zijn werk op basis
van een exceptie plaatsvindt, bijvoorbeeld bij de leenvergoeding.

I.3 Collectieve beheersorganisaties en het toezicht	

Aanbieders van omroepdiensten en onlinedistributiediensten geven aan dat
ze te maken hebben met verschillende collectieve beheersorganisaties.
Enerzijds zijn dat CBO’s waarbij bepaalde rechten moeten worden
‘gecleared’ (zoals het exploitatierecht van de componist) en
anderzijds zijn dat CBO’s waaraan alleen vergoedingen moeten worden
afgedragen (zoals thuiskopievergoedingen). 

CBO’s in de Europese Unie zijn niet op eenduidige wijze georganiseerd.
In de ene lidstaat beheren CBO’s soms andere rechten, voor dezelfde
categorie makers, dan in de andere lidstaat. Daar komt bij dat in
sommige gevallen een categorie makers in de ene lidstaat wel door een
CBO wordt vertegenwoordigd, terwijl er in een andere lidstaat geen CBO
voor hen bestaat. Dienstenaanbieders kunnen hierdoor worden
geconfronteerd met een onverwachte claim uit het buitenland. Zij hebben
daarom behoefte aan duidelijkheid omtrent licenties en
vergoedingsrechten en willen het liefst hun (internationale) licenties
en eventuele aan een maker af te dragen billijke vergoedingen bij één
partij regelen. Sommige betrokken partijen geven aan dat makers in
sommige landen niet door een CBO worden vertegenwoordigd en dat er, als
die er wel zijn, niet altijd wederkerigheidsovereenkomsten bestaan
tussen die CBO’s. Daardoor komen vergoedingen voor buitenlands
repertoire die in een ander land worden geheven, niet altijd terecht bij
degenen voor wie ze bedoeld zijn. Makerorganisaties geven aan dat de
explosieve toename van het online aanbod van audiovisuele werken in de
laatste jaren alleen heeft geleid tot een extra vergoeding in de
uitzonderlijke gevallen waarbij de licentieverlening via een CBO
verliep.

Toezicht collectieve beheersorganisaties

Beter toezicht op collectieve beheersorganisaties is voor het
Nederlandse kabinet een van de prioriteiten. In dit kader wordt
uitgekeken naar het door de Europese Commissie aangekondigde
richtlijnvoorstel ter verbetering van het collectieve beheer van
auteursrechten door meer transparantie en een beter bestuur van
organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer. In het Nederlandse
parlement is momenteel al een voorstel tot wijziging van de Wet toezicht
collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten
aanhangig. Met dit wetsvoorstel wordt het toezicht op collectieve
beheersorganisaties verder versterkt en verbreed. Een belangrijk element
van dit wetsvoorstel is dat collectieve beheersorganisaties moeten
voldoen aan concrete eisen ten aanzien van transparantie bij de
tariefstelling en beheerskosten. Een ander belangrijk element is dat het
wetsvoorstel voorziet in een laagdrempelige procedure voor de
beslechting van geschillen tussen een CBO en een gebruiker waardoor
expertise wordt gebundeld en waarmee tariefgeschillen op efficiënte en
laagdrempelige wijze kunnen worden beslecht. 

I.4 Uitbreiding van de Kabel- en Satellietrichtlijn

Door makersorganisaties en de European Broadcasting Union is aangegeven
dat bij de online distributie van audiovisuele mediadiensten, de
oplossing kan liggen in de invoering van een systeem van verplicht
collectief beheer voor de online distributie. Het exploitatierecht van
de maker kan daarbij uitsluitend collectief worden uitgeoefend waarbij
de aangewezen collectieve beheersorganisatie geacht wordt ook niet
aangesloten rechthebbenden te vertegenwoordigen.

I.5 Europese database voor audiovisuele werken 

Er is bij belanghebbende partijen grote behoefte aan een centrale
database van rechthebbenden op audiovisuele werken. Er bestaan al
initiatieven zoals het Global Right Database, Entertainment Identifier
Registry door enkele grote Amerikaanse filmstudio’s en het
International Standard Audiovisual Number (ISAN) door audiovisuele
producenten. ISAN is een internationaal systeem voor nummering en
metadata, ten behoeve van de identificatie van audiovisuele werken zoals
films, documentaires, televisieprogramma’s, etc. Zoals in het
Groenboek wordt aangegeven, geschiedt deelname in ISAN nu nog op
vrijwillige basis en bevat het niet alle benodigde informatie.
Belanghebbende partijen geven aan dat een wereldwijd systeem voor
audiovisuele werken wenselijk is. Een voorbeeld van een uniform
wereldwijd functionerend systeem is het Internationaal Standaard
Boeknummer (ISBN). Hierbij is sprake van een unieke titel-identificatie
die wereldwijd wordt gebruikt om gegevens van boeken en aanverwante
producten op te slaan in computers van bibliotheken, grossiers,
importeurs, distributeurs en boekverkopers. Via het ISBN is terug te
vinden wie de publicatie heeft uitgegeven en is de publicatie uniek
geïdentificeerd. 

I.6 Culturele diversiteit en kleine taalgebieden 

Het geschikt maken voor pan-Europese distributie van niet-mainstream
audiovisueel aanbod zoals art-house films, documentaires en ander
materiaal dat zich tot kleinere groepen van geïnteresseerden richt, is
vaak niet commercieel haalbaar. Nasynchroniseren of ondertitelen is
namelijk kostbaar. Dit heeft ook tot gevolg dat aanbod vaak niet
geschikt wordt gemaakt voor mensen uit kleine taalgebieden. Hierdoor
gaat materiaal dat zich tot een kleiner publiek richt, voor een groot
Europees publiek verloren. Ook dreigen Europeanen die deel uitmaken van
een kleinere Europese taalgroep verstoken te blijven van cultureel
aanbod dat wel toegankelijk is voor mensen van een grote taalgroep.

I.7 Instellingen voor audiovisueel erfgoed

Het is volgens sommige betrokken partijen onduidelijk of de bestaande
auteursrechtelijke excepties die instellingen voor audiovisueel erfgoed
in staat stellen om auteursrechtelijk beschermd werk onder voorwaarden
op te slaan, te verveelvoudigen en openbaar te maken ook gelden in een
online-omgeving. Bovendien werd aangegeven dat met betrekking tot
digitalisering en online beschikbaarstelling van niet meer commercieel
verkrijgbare werken, waaronder zich verweesde werken kunnen bevinden,
naar collectieve (grensoverschrijdende) oplossingen moet worden gezocht.

I.8 Fair use

Het Groenboek wijst op de zich snel ontwikkelende sociale netwerksites
en sociale media waarbij eindgebruikers zelf digitale inhoud aanmaken en
uploaden. Sommige partijen die actief zijn in deze branche benadrukken
dat dit soort diensten kunnen bijdragen aan meer diversiteit in content
en nieuwe bronnen van inkomsten voor rechthebbenden. Zij onderstrepen
het belang van een flexibele exceptie die het onder voorwaarden mogelijk
moet maken om auteursrechtelijk beschermde content ter beschikking te
stellen zonder voorafgaande toestemming van de rechthebbende. Daarbij
kan volgens partijen in de consultatie in eerste instantie worden
gedacht aan het plaatsen van auteursrechtelijk beschermd materiaal op
persoonlijke websites en ‘blogs’ en op platforms voor ‘user
generated content’ mogelijk gekoppeld aan een vergoedingsmogelijkheid
voor rechthebbenden via bijvoorbeeld advertentie-inkomsten op deze
websites en ‘blogs’. 

I.9 Toegankelijkheid van online audiovisuele werken voor mensen met een
beperking

Mensen met een lichamelijke, visuele of auditieve beperking geven aan
dat zij worden geconfronteerd met grote praktische en technische
belemmeringen bij het gebruik van audiovisuele diensten. Zo kunnen
‘text captions’ en ‘audio description’ niet door alle apparatuur
worden afgespeeld en ontbreekt een voorziening om ‘audio
description’, bijvoorbeeld via een ringleiding in de bioscoop aan te
bieden. Ondertiteling, ‘text captions’ en ‘audio description’
die via lineaire media wel worden aangeboden, zijn bij online-aanbod van
hetzelfde materiaal vaak niet beschikbaar. Ondertiteling van televisie
uitzendingen wordt bij uitgesteld kijken niet altijd getoond. Een
eenvoudige voorziening om een website uit te vergroten werkt lang niet
op alle websites. De problemen van mensen met een visuele of auditieve
beperking doen zich vooral voor bij speelfilms en online-materiaal dat
bedoeld is voor het brede publiek. Ook is er behoefte aan meer aangepast
materiaal ten behoeve van cliënten van zorginstellingen en studerenden
bij onderwijsinstellingen. 

Er zijn naar de mening van belanghebbende organisaties speciale
voorzieningen nodig zoals speciale ondertiteling (‘text captions’)
voor auditief gehandicapten en ‘audio description’ voor mensen met
een visuele beperking. De belanghebbende organisaties wijzen erop dat
wettelijke verplichtingen die lidstaten opleggen aan aanbieders van
audiovisuele mediadiensten om voorzieningen aan te bieden ten behoeve
van mensen met een lichamelijke, visuele of auditieve beperking zeer
divers zijn.

II	Visie van het Nederlandse kabinet op mogelijke oplossing op EU niveau

Samenvatting

Territorialiteit in het auteursrecht en het verkrijgen van licenties

In de praktijk liggen de exploitatierechten van audiovisuele werken in
alle EU-lidstaten vrijwel volledig bij de producent. Echter in veel
EU-lidstaten liggen de exploitatierechten van de filmmuziek bij een
collectieve beheersorganisatie. Deze collectieve beheersorganisaties
mogen slechts een nationale licentie verlenen voor één lidstaat.
Hierdoor vormt de territorialiteit van het auteursrecht bij de Europese
online distributie van audiovisuele werken een obstakel voor
pan-Europese online distributie. Immers een pan-Europese aanbieder heeft
hierdoor alsnog voor elk van de huidige 27 lidstaten een afzonderlijke
licentie nodig. 

Deze problematiek kan voor filmmuziek ondervangen worden door
multiterritoriale licentiëring door collectieve beheersorganisaties
mogelijk te maken (zie het aangekondigde richtlijnvoorstel inzake
collectief beheer). 

Een andere oplossing kan liggen in het bevorderen van de concentratie
van de rechten die nodig zijn voor het online ter beschikking stellen
van audiovisueel werk bij de producent. Als alle rechten voor
online-terbeschikkingstelling bij de producent zouden liggen zijn er
immers geen belemmeringen meer voor pan-Europese licenties van
audiovisueel werk. Met een concentratie van de exploitatierechten bij de
producent wordt niet gepleit voor een cessio legis (wettelijke
overdracht van rechten aan de producent). Uitgangspunt is
contractsonderhandelingen tussen partijen op basis van gelijkwaardigheid
waarbij tegenover de overdacht van exploitatierechten een recht op een
billijke (proportionele) vergoeding voor de auteurs en uitvoerende
kunstenaars staat. 

Releasevensters als belemmering voor online distributie

Wettelijke voorschriften en voorwaarden voor subsidieverlening die eisen
stellen aan de volgorde van verschillende releasevensters mogen geen
belemmering vormen voor nieuwe marktontwikkelingen ten gunste van
Europese online distributie.

Licentieverkrijging en afdracht voor billijke vergoedingen zoveel
mogelijk op één plek 

Het Nederlandse kabinet is van mening dat er onderzoek gedaan moet
worden naar één Europees systeem voor de afdracht van billijke
vergoedingen voor auteurs en uitvoerende kunstenaars voor de
online-terbeschikkingstelling (‘one-stop-shop’). Hierbij moet worden
gekeken naar de voor- en nadelen van enerzijds een billijke vergoeding
die wordt afgedragen aan de maker door de producent als deel van de met
het filmwerk behaalde winst uit de exploitatie en anderzijds een
billijke vergoeding voor elke vorm van exploitatie die (collectief)
wordt geïnd bij degene die deze exploitatie daadwerkelijk verricht. In
beide gevallen dient gewerkt te worden aan een voor alle partijen
(maker, producent en exploitant) goed functionerend, rechtvaardig en
transparant vergoedingensysteem. Voor het oplossen van eventuele
geschillen over billijke vergoedingen dient goed gekeken te worden naar
geschilbeslechting met een lage drempel voor auteurs en uitvoerende
kunstenaars. 

Indien gekozen zou worden voor het collectief innen van de billijke
vergoeding bij degene die daadwerkelijk ter beschikking stelt, verdient
het aanbeveling dat de exploitanten van audiovisuele werken bij één
loket alle vergoedingen kunnen afdragen en makers hun vergoedingen door
één loket krijgen uitgekeerd. Het Nederlandse kabinet pleit ervoor dat
hieraan aandacht zal worden besteed in het aangekondigde
richtlijnvoorstel collectief beheer. 

Van territoriale licenties naar licenties per taal

Mensen willen audiovisuele werken graag in hun eigen taal kunnen
bekijken. Talen zijn vaak niet gebonden aan landsgrenzen en bovendien
bevinden gebruikers zich vaak buiten hun eigen taalgebied. Om die reden
zou een onderverdeling van de Europese audiovisuele markt naar taal
realistischer en efficiënter zijn dan een onderverdeling volgens
landsgrenzen. Met een licentie naar taal kan een in een bepaalde taal
(nagesynchroniseerde) versie van het audiovisuele werk in heel Europa
worden gedistribueerd. 

Erfgoedinstellingen

Het publiek belang van erfgoedinstellingen en archieven beperkt zich
niet tot restauratie en beschikbaarstelling van de collectie in eigen
huis. Erfgoedinstellingen en (audiovisuele) archieven dienen zoveel
mogelijk in staat te worden gesteld audiovisuele content voor de hele
Europese Unie digitaal beschikbaar te maken waarbij de belangen van
rechthebbenden moeten worden gewaarborgd. Bezien moet worden of en, zo
ja, in hoeverre het bestaande Europese kader hiervoor moet worden
aangepast. Daarnaast zal, bijvoorbeeld ten behoeve van
massadigitalisering, gekeken moeten worden naar collectieve oplossingen.


Discussie starten over meer flexibiliteit in het auteursrecht door een
‘fair use’ exceptie

Het Nederlandse kabinet zou graag zien dat er een discussie wordt
gestart over het opnemen van een ‘fair use’ exceptie of een daarmee
vergelijkbaar instrument in de auteursrechtrichtlijn, waardoor het
Europese auteursrecht adequater kan inspelen op nieuwe ontwikkelingen.
Deze uitzondering zal in eerste instantie gericht moeten zijn op het
stimuleren van niet-commercieel creatief hergebruik van werken.

Europese standaardisering van metadata voor audiovisuele werken

Het Nederlandse kabinet dringt aan op het stimuleren van een Europese-
of bij voorkeur wereldstandaard voor metadata van audiovisuele werken.
Idealiter zal aan de hand van een centraal geregistreerde code kunnen
worden achterhaald wie de rechthebbenden zijn, welke licenties zijn
verleend, hoe de billijke vergoedingen zijn geregeld en waar en hoe vaak
het werk ter beschikking wordt gesteld, uitgeleend, of anderszins
openbaar gemaakt of verveelvoudigd.

‘User generated’ initiatieven ter ondersteuning van de culturele
diversiteit

Ten aanzien van het belang van het behoud van de culturele diversiteit
in een Europese markt dringt het Nederlandse kabinet aan op het
ondersteunen van ‘user-generated’ initiatieven die de
toegankelijkheid van kwetsbaar cultureel aanbod en de toegankelijkheid
van aanbod voor Europeanen uit kleine taalgemeenschappen kunnen
bevorderen. 

Toegankelijkheid van online audiovisuele werken voor mensen voor mensen
met een beperking

Het Nederlandse kabinet steunt de European Disability Strategy 2010-2020
en het voornemen van Europees Commissaris Viviane Reding om te komen tot
een Europese ‘accessibility act’. Belemmeringen om lineair
aangeboden voorzieningen voor mensen met een visuele en auditieve
beperking ook online aan te bieden (bijvoorbeeld bij uitgesteld kijken,
pay-per-view) zouden zoveel mogelijk moeten verdwijnen. 

Piraterij en handhaving

Ten slotte wordt het belang benadrukt van een civielrechtelijk
handhavingskader waarmee websites en diensten kunnen worden bestreden
die de onrechtmatige uitwisseling van auteursrechtelijk materiaal
faciliteren. Dit zal een afgewogen handhavingskader moeten zijn waarin
een rechtvaardige balans wordt gevonden tussen de bescherming van
rechthebbenden en het belang van een open internet. Nederland bepleit
een gerichte aanpak van inbreukfaciliterende websites en diensten als
Europese norm voor het handhavingsbeleid.

II.1 Territorialiteit in het auteursrecht en het verkrijgen van
licenties

De problematische situatie ten aanzien van de exploitatie van filmwerken
vormde in de jaren ‘50 van de vorige eeuw aanleiding voor een
herziening van de Berner Conventie. Deze herziening beoogde een uniforme
internationale regeling voor de exploitatie van filmwerken, waardoor een
vrije (internationale) circulatie van filmwerken werd bevorderd. Dit
leidde ertoe dat in 1971 een nieuw artikel 14bis werd opgenomen. Dit
artikel had tot doel de belemmeringen van de internationale handel van
film- en televisiewerken zoveel mogelijk weg te nemen. In Nederland werd
artikel 14bis van de Berner Conventie geïmplementeerd in hoofdstuk V
van de Auteurswet. In artikel 45d van deze wet is bepaald dat de rechten
om het filmwerk openbaar te maken of te verveelvoudigen bij de producent
berusten, tenzij partijen schriftelijk anders zijn overeengekomen (het
vermoeden van overdracht). Alle landen die zijn aangesloten bij de
Berner Conventie, waaronder alle EU-landen, kennen een soortgelijke
regeling die beoogt een producent in staat te stellen het filmwerk
(internationaal) te exploiteren

Bij het zoeken naar oplossingen voor de problemen met online distributie
van auteursrechtelijk beschermde werken in Europa is het van belang om
vast te stellen dat de problemen die een rol spelen bij audiovisuele
werken in veel gevallen voortvloeien uit de problematiek die speelt bij
muziekwerken. 

In het KEA rapport wordt benadrukt dat het belangrijkste probleem voor
het internationaal online aanbieden van muziek niet zozeer gelegen is in
de territorialiteit van het Europese auteursrecht is, maar in het proces
van licentiëring voor pan-Europese exploitatie. Bij de licentiëring
speelt het probleem dat exploitanten en aanbieders voor één werk vaak
van meerdere partijen in verschillende lidstaten een licentie nodig
hebben en bovendien vaak niet weten bij wie ze een licentie kunnen
krijgen. Voor de gelijktijdige en onverkorte digitale distributie van
televisieprogramma’s beveelt het KEA rapport in dit verband aan om een
effectenbeoordelingsrapportage op te stellen over de toepassing van het
land van oorsprong-beginsel bij online distributie van deze werken, in
combinatie met een verplicht collectief beheer.

In de praktijk liggen de exploitatierechten van audiovisuele werken in
alle EU-lidstaten vrijwel volledig bij de producent. Echter, in veel
lidstaten is de overdracht aan de producent niet volledig. Zo berust in
Nederland het exploitatierecht van de componist en tekstdichter van de
filmmuziek bij een collectieve beheersorganisatie (BUMA) en niet bij de
producent. Hierdoor liggen niet alle exploitatierechten van het filmwerk
bij de producent. Ook andere audiovisuele makers hebben hun
onlinerechten bij hun collectieve beheersorganisaties ondergebracht, met
het doel deze collectief (aan omroepen) te licentiëren omdat zij menen
dat zij alleen op deze wijze een vergoeding ontvangen voor de online
distributie van hun werken.

Omdat collectieve beheersorganisaties zoals Buma slechts een licentie
mogen verlenen voor één lidstaat vormt de territorialiteit van het
auteursrecht bij de Europese online distributie van audiovisuele werken
een obstakel. Immers, een pan-Europese aanbieder heeft hierdoor alsnog
voor elk van de huidige 27 lidstaten een afzonderlijke licentie nodig.
Veel andere lidstaten kennen ook dergelijke uitzonderingen op de
overdracht aan de producent, waardoor sommige exploitatierechten bij
nationaal opererende collectieve beheersorganisaties liggen en
online-aanbieders alsnog aan territoriaal bepaalde licenties zijn
gebonden. 

De oplossing van deze problematiek kan liggen in multiterritoriale
licentiëring door collectieve beheersorganisaties mogelijk te maken
(het aangekondigde richtlijnvoorstel inzake collectief beheer). 

Een andere oplossing kan liggen in het bevorderen van de concentratie
van de rechten die nodig zijn voor het online ter beschikking stellen
van audiovisueel werk bij de producent. Als alle rechten voor
online-terbeschikkingstelling bij de producent zouden liggen zijn er
immers geen belemmeringen meer voor pan-Europese licenties van
audiovisueel werk. Met een concentratie van de exploitatierechten bij de
producent wordt niet gepleit voor een cessio legis (wettelijke
overdracht van rechten aan de producent). Uitgangspunt is
contractsonderhandelingen tussen partijen op basis van gelijkwaardigheid
waarbij tegenover de overdacht van exploitatierechten een recht op een
billijke (proportionele) vergoeding voor de auteurs en de uitvoerende
kunstenaars staat. 

Een andere belemmering voor de licentieverkrijging door
online-aanbieders is gelegen in de bestaande praktijk van het
exploiteren van audiovisuele werken in een bepaalde volgorde. Zo wordt
een film vaak eerst een bepaalde tijd in de bioscoop vertoond voordat
hij op televisie mag worden vertoond en volgen andere vormen van
distributie pas daarna. Binnen deze tijdgebonden releasevensters neemt
de online-exploitatie vaak nog geen plek in, onder andere omdat er met
online-exploitatie nog geen grote inkomsten worden gegenereerd. Voor
online-exploitanten is het daardoor vaak niet mogelijk om een gunstig
‘releasevenster’ te bedingen, waardoor nieuwe audiovisuele werken
pas heel laat of helemaal niet online kunnen worden vertoond. Sommige
lidstaten kennen een wettelijke regeling waarin de duur en de volgorde
van de releasevensters is voorgeschreven en in andere lidstaten worden
dit soort voorschriften voorgeschreven door subsidiërende instanties.
Dit soort voorschriften kan een serieuze belemmering vormen voor de
ontwikkeling van Europese audiovisuele onlinediensten.

(Ontwikkelingen in) de volgorde en de duur van verschillende
releasevensters moeten volgens het Nederlandse kabinet worden
overgelaten aan de markt. Wettelijke voorschriften en voorwaarden voor
subsidieverlening mogen hierbij geen belemmering vormen. 

II.2 Billijke vergoeding voor makers van audiovisuele werken

Veel lidstaten, waaronder Nederland, kennen aan de makers van
audiovisuele werken een recht toe op een billijke vergoeding voor iedere
vorm van exploitatie van het werk. In de productieketen van audiovisuele
werken zijn twee plekken aan te wijzen waar de billijke vergoeding kan
worden geregeld. Aan de ene kant kan een (contractuele) billijke
vergoeding worden geregeld bij de producent als deel van de met het
filmwerk behaalde winst uit de exploitatie. Aan de andere kant kan een
(collectieve) billijke vergoeding voor elke vorm van exploitatie worden
opgehaald bij degene die deze exploitatie daadwerkelijk verricht
(bijvoorbeeld de bioscoopexploitant, de omroep of de VOD- aanbieder). 

Billijke vergoeding via de producent

In veel lidstaten - waaronder Nederland - wordt het vaststellen van de
billijke vergoeding en het betalen ervan overgelaten aan de
contractsvrijheid die bestaat tussen de producent en de maker. Dit kan
resulteren in een royalty afspraak waarbij de producent aan de maker een
winstaandeel uitbetaalt of het kan resulteren in een buy-out waarbij een
éénmalig bedrag wordt afgesproken, onafhankelijk van het met het
audiovisuele werk behaalde resultaat. Makers die een royalty hebben
bedongen profiteren mee van alle vormen van exploitatie (ook in het
buitenland) die winst opleveren voor de producent. De groep auteurs en
uitvoerende kunstenaars die aanspraak kan maken op een royalty is echter
doorgaans beperkt. Meestal wordt alleen met gerenommeerde
scenarioschrijvers, regisseurs en acteurs royalty-afspraken gemaakt. In
de meeste andere Europese lidstaten wordt gewerkt met lumpsum of buy out
contracten waarbij billijke vergoedingen in één keer worden afgekocht.
Auteurs en uitvoerende kunstenaars delen dan veelal niet in de
opbrengsten van nieuwe exploitatievormen, zoals de online exploitatie
van hun werken.

Billijke vergoeding via de exploitant

Ook zijn er lidstaten waar door de overdracht van de exploitatierechten
aan de producent een onvervreemdbaar recht ontstaat op een billijke
vergoeding die uitsluitend collectief kan worden geïnd bij degene die
de daadwerkelijke exploitatie verricht. In Spanje, waar met een
dergelijk systeem wordt gewerkt, is de groep makers die gebruik kan
maken van de regeling heel groot. Spanje kent een uitdrukkelijk recht op
een billijke vergoeding toe aan uitvoerende kunstenaars als acteurs en
muzikanten. 

De huidige regelingen voor billijke vergoedingen voor online exploitatie
van audiovisuele werken in Europa verschillen dus van elkaar ten aanzien
van de plek waar de billijke vergoeding wordt geregeld en afgerekend. In
sommige landen is dat een (contractuele) vergoeding die de producent
verschuldigd is en in andere landen is dat een vergoeding bij de
daadwerkelijke exploitant die wordt geïnd door een collectieve
(beheers) organisatie. Ook zijn er van lidstaat tot lidstaat verschillen
ten aanzien van de groep makers die recht heeft op een billijke
vergoeding. Dit leidt tot onduidelijkheid voor de exploitant die voor
het ene audiovisuele werk geen billijke vergoedingen hoeft af te dragen
omdat de producent dit al doet of omdat er sprake is van een lumpsum,
terwijl hij voor een ander werk een billijke vergoeding dient af te
dragen aan een collectieve organisatie. Dit kan ertoe leiden dat makers
geen billijke vergoeding ontvangen, dat billijke vergoedingen soms
dubbel worden afgedragen en dat afgedragen billijke vergoedingen niet in
alle gevallen terecht komen bij de makers. 

De onduidelijkheid voor exploitanten, de verschillen met betrekking tot
de billijke vergoeding voor makers uit verschillende lidstaten en de
inefficiëntie die het gevolg zijn van deze verscheidenheid aan
nationale regels vormen misschien wel de belangrijkste belemmering voor
een vrije Europese onlinemarkt voor audiovisueel werk.

Het Nederlandse kabinet is van mening dat er onderzoek gedaan moet
worden naar één Europees systeem voor de billijke vergoedingen voor
auteurs en uitvoerende kunstenaars bij online-terbeschikkingstelling.
Hierbij moet worden gekeken naar de voor- en nadelen van enerzijds een
billijke vergoeding die wordt geregeld bij de producent als deel van de
met het filmwerk behaalde winst uit de exploitatie en anderzijds een
billijke (proportionele) vergoeding voor elke vorm van exploitatie die
(collectief) worden opgehaald bij degene die deze exploitatie
daadwerkelijk verricht. In beide gevallen dient gewerkt te worden aan
een voor alle partijen (maker, producent en exploitant) goed
functionerend, rechtvaardig en transparant vergoedingensysteem. 

II.3 Licentieverkrijging en afdracht voor billijke vergoedingen zoveel
mogelijk op één plek (‘one-stop-shop’)

Partijen die audiovisuele werken willen aanbieden moeten vaak voor
hetzelfde werk bij verschillende partijen een licentie verkrijgen. Zo
moeten ze voor het exploitatierecht van het gehele werk naar de
producent, maar voor een licentie voor openbaarmaking van de filmmuziek
naar een collectieve muziekauteursrechtenorganisatie. Soms melden ook
nog andere CBO’s zich bij de aanbieders van audiovisuele werken met
een claim voor een licentie.

Voor de exploitatierechten die bij de producent liggen kan het voor
aanbieders van grote catalogi van audiovisuele werken problematisch zijn
om grote hoeveelheden kleine producenten te benaderen voor licenties.
Een oplossing hiervoor kan worden gevonden in reeds bestaande
commerciële ‘content aggregators’ die de exploitatierechten voor
grote hoeveelheden audiovisueel werk verzamelen en vervolgens per
catalogus aan aanbieders licentiëren. Ook kunnen kleinere producenten
of producenten van grote hoeveelheden korte werken zorgen dat hun werk
interessanter is voor grote aanbieders door collectief een ‘rights
clearing house’ op te zetten of zich aan te sluiten bij een bestaand
‘rights clearing house’. Zo’n ‘rights clearing house’ kan
één licentie verlenen voor een grote hoeveelheid werken. In Europa
zijn al verschillende collectieve ‘rights clearing houses’ en
commerciële ‘content aggregators’ actief. Deze initiatieven kunnen
volgens het Nederlandse kabinet een belangrijke bijdrage leveren aan de
culturele diversiteit in de Europese Unie door de verspreiding van
commercieel minder interessant werk te vereenvoudigen. 

Billijke vergoeding via de producent

Voor zover het vaststellen van de billijke vergoedingen voor auteurs en
uitvoerende kunstenaars van audiovisuele werken wordt overgelaten aan de
contractsonderhandelingen tussen de producent en de maker, worden de
billijke vergoedingen via de waardeketen door de producent aan de
auteurs en de uitvoerende kunstenaars afgedragen. De producent fungeert
dan niet alleen als one-stop-shop voor licentieverkrijging maar ook voor
de afdracht van billijke vergoedingen. Afdracht via de producent brengt
als voordeel met zich dat de hoogte van eventuele billijke vergoedingen
voor auteurs en uitvoerende kunstenaars samenhangt met de totale winst
uit exploitatie, onafhankelijk van plaats en techniek. Wel kan het nodig
zijn om – als het vaststellen van de billijke vergoeding wordt
overgelaten aan de contractsonderhandelingen tussen de producent en de
maker – te denken aan maatregelen die een gelijkwaardige
onderhandelingspositie van beide partijen bevordert, zoals het betrekken
van makersverenigingen bij het proces. Voorts zal de maker, indien de
producent de rechten overdraagt aan een derde partij, deze derde moeten
kunnen aanspreken voor de billijke vergoeding. Dit kan zich bijvoorbeeld
voordoen als de productiemaatschappij die is opgericht voor de productie
van de film na afronding van het project wordt geliquideerd en de
rechten aan een andere partij worden overgedragen.

Billijke vergoeding door middel van collectieve inning

Indien zou worden gekozen voor een systeem van afdracht van billijke
vergoedingen door degene die daadwerkelijk openbaar maakt, zoals dit in
Spanje wordt toegepast, dient dit gepaard te gaan met een goed werkend
Europees systeem van incasserende collectieve organisaties. Er kan dan
gedacht worden aan een beperkt aantal organisaties dat op basis van
wederkerigheidscontracten samenwerkt. Door de onderlinge reciprociteit
kan dan de exploitant kiezen bij welke organisatie hij zich vervoegt.
Bij deze organisatie kan hij alle billijke vergoedingen afdragen. Deze
organisatie zorgt er vervolgens voor dat de afgedragen gelden terecht
komen bij de desbetreffende auteurs. Op dezelfde wijze kan de auteur
kiezen bij welke organisatie hij zich wil aansluiten. De organisatie
waarbij auteur is aangesloten keert alle vergoedingen voor de
exploitatie van al het audiovisuele werk van de auteur aan hem uit.
Hierdoor is er zowel voor de exploitant als voor de auteur één loket
voor het regelen van de billijke vergoeding. Dit zou nader kunnen worden
uitgewerkt in het aangekondigde richtlijnvoorstel collectief beheer.

II.4 De kabel- en satellietrichtlijn

De kabel- en satellietrichtlijn biedt twee mogelijke oplossingen voor
het probleem van het territoriaal bepaalde auteursrecht en de nationale
licentieverkrijging die daarvan het gevolg is. Bij kabeltransmissie
wordt gebruik gemaakt van verplicht collectief onderhandeld recht om
toestemming te verlenen voor secundaire openbaarmaking via de kabel en
bij satellietuitzending wordt gebruik gemaakt van een ‘land van
oorsprong’ beginsel waarbij de uitzendrechten alleen hoeven te worden
geregeld in het land waarvandaan de uitzending naar de satelliet wordt
verzonden. Deze rechtenclearing geldt dan tevens voor de lidstaten
waarin de satellietuitzending wordt ontvangen.

Bij kabeltransmissie gaat het om een pakket audiovisuele werken waarvoor
een omroep reeds individuele licenties heeft verkregen. Omdat bij de
secundaire kabeltransmissie hetzelfde pakket gelijktijdig wordt
doorgegeven, kan dit worden gezien als een “verlenging” van de
eerdere licentie. De mogelijkheden om deze regeling uit te breiden naar
andere vormen van secundaire distributie (zoals catch up services),
waarbij de te gebruiken doorgiftetechniek geen rol speelt, verdienen
nader onderzoek

Het uitbreiden van het ‘land van oorsprong’-beginsel dat de kabel-
en satellietrichtlijn biedt voor satellietuitzendingen naar vormen van
online distributie, zou een oplossing kunnen bieden voor de problematiek
van territoriale licenties, maar vooralsnog is meer onderzoek nodig naar
de gevolgen van een dergelijk systeem voor de rechthebbenden en de
industrie. Zoals in het KEA rapport wordt vastgesteld gaat het bij de
kabel- en satellietrichtlijn uitsluitend om het recht van mededeling aan
het publiek, terwijl bij uitbreiding van het land van oorsprong-beginsel
naar onlinediensten ook reproductierechten een rol spelen. Het KEA
rapport concludeert dat de kabel- en satellietrichtlijn uiteindelijk
niet heeft geleid tot een ééngemaakte markt voor
satellietuitzendingen. Het verdient aanbeveling om de oorzaken hiervan
te onderzoeken. 

De Europese Commissie verwijst in het Groenboek naar de Premier
League-zaak waarin het gaat over territoriale licentiepraktijken bij
satellietuitzendingen en het vrij verkeer van diensten. Inmiddels heeft
het Europese Hof van Justitie uitspraak gedaan in deze zaak. Het Hof
concludeert dat nationale wetgeving die de import, verkoop en het
gebruik van buitenlandse decoderkaarten verbiedt, ingaat tegen het vrij
verkeer van diensten en niet kan worden gerechtvaardigd. Het is nog
onduidelijke welke gevolgen deze uitspraak zal hebben voor financiering,
licentiëring en verdienmodellen van het (online) aanbieden van al dan
niet auteursrechtelijk beschermd audiovisueel werk. Nader onderzoek naar
deze gevolgen van de uitspraak is gewenst.

II.5 Naar één Europees auteursrecht?

Het territoriaal bepaalde auteursrecht lijkt een belemmering te vormen
voor de toepassing van nieuwe grensoverschrijdende technologische
ontwikkelingen in Europa. Veel problemen die worden veroorzaakt door de
territoriale werking van het auteursrecht en de nationale verschillen
die daarvan het gevolg zijn zouden kunnen worden opgelost door het
invoeren van een volledig geharmoniseerd Europees auteursrecht. Echter,
zoals in verschillende rapporten wordt geconcludeerd, zal dit juridisch
en politiek een buitengewoon complex en langdurig proces zijn. 

Toch kunnen de steeds urgenter wordende auteursrechtelijke problemen in
de Europese Unie aanleiding zijn om juist nu met de éénmaking van het
Europese auteursrecht te beginnen. Maar omdat een dergelijk
éénmakingsproces naar verwachting zeer veel tijd in beslag zal nemen,
dient tegelijkertijd te worden gezocht naar oplossingen die binnen een
territoriaal verdeeld Europees auteursrecht kunnen werken.

Het Nederlandse kabinet is dan ook voorstander van een tweesporenbeleid:
tegelijkertijd inzetten op de benodigde aanpassingen van het geldende
recht, alsook op het realiseren van pragmatische oplossingen op de
kortere termijn.

II.6 Van territoriale licenties naar licenties per taal

Huidige praktijk is dat de audiovisuele markt wordt onderverdeeld in
territoriale gebieden. Exclusieve licenties kunnen worden verkregen voor
bepaalde landen of landengroepen Het gevolg is dat mensen buiten hun
eigen land heel vaak geen toegang hebben tot audiovisueel werk in hun
eigen taal. Bovendien belemmert de territoriale verdeling een
ééngemaakte markt.

Mensen willen audiovisuele werken in hun eigen taal kunnen bekijken. Om
die reden zou een onderverdeling van de Europese audiovisuele markt naar
taal realistischer zijn dan een onderverdeling volgens landsgrenzen.
Talen zijn niet gebonden aan landsgrenzen en bovendien raken consumenten
die een bepaalde taal spreken door migratie, uitzending, uitwisselingen
en vakanties steeds meer over heel Europa verspreid. Met een licentie
naar taal kan een in een bepaalde taal (nagesynchroniseerde) versie van
het audiovisuele werk in heel Europa worden gedistribueerd. Een
producent die de exploitatierechten bezit blijft uiteraard volledig vrij
om een licentie te verlenen voor pan-Europese distributie voor alle
talen. 

Licentiëring van een audiovisueel werk per taal (met het recht deze
pan-Europees aan te bieden) is daardoor veel efficiënter dan de
licentiëring per lidstaat die nu nog wordt toegepast. 

II.7 Erfgoedinstellingen 

Het publiek belang van erfgoedinstellingen en archieven beperkt zich
niet tot restauratie en beschikbaarstelling in eigen huis, maar strekt
zich inmiddels tevens uit tot online verspreiding van de nationale en
Europese cultuur en geschiedenis. Erfgoedinstellingen en (audiovisuele)
archieven dienen zoveel mogelijk in staat te worden gesteld audiovisuele
content voor heel Europa digitaal beschikbaar te maken. De bestaande
exceptie in de Auteursrechtrichtlijn staat alleen onsite raadpleging
toe. Er is geen exceptie voor online gebruik, daarvoor is toestemming
van de rechthebbende nodig. Voor bepaalde afgebakende gevallen
(bijvoorbeeld bij verweesde werken of werken die niet langer commercieel
verkrijgbaar zijn) moet worden bezien of, en zo ja in hoeverre, het
bestaande Europese kader moet worden aangepast.

Hierbij moet worden onderzocht wat de mogelijkheden van nieuwe
businessmodellen zijn, zoals bijvoorbeeld de optie om in lage resolutie
ontsloten archiefmateriaal tegen betaling (en eventueel bij een
commerciële aanbieder) in hoge kwaliteit te bekijken, zodat voor de
rechthebbenden, indien zij toestemming verlenen voor deze vorm van
exploitatie, nieuwe inkomsten ontstaan. 

Daarnaast steunt Nederland een Europese oplossing voor de omgang met
verweesde werken om de toegang tot digitaal erfgoed te verbeteren. Het
voorstel van de Commissie voor een EU richtlijn gaat uit van wederzijdse
erkenning van de status als verweesd werk. Deze status geldt overal in
EU wanneer het werk in één van de lidstaten, na een zogenoemde
‘diligent search’ (een zorgvuldig maar vergeefse zoektocht) naar
rechthebbenden op het werk, wordt aangemerkt als verweesd werk. De
voorgestelde richtlijn bepaalt welke gebruikswijzen vervolgens zijn
toegestaan. Diligent search zal echter niet in alle gevallen uitkomst
bieden. In de praktijk worden daarom verruimde collectieve
licentieovereenkomsten overeengekomen tussen representatieve collectieve
beheersorganisaties en culturele instellingen voor het online
beschikbaar stellen van verweesde werken. Bij de onderhandelingen moet
duidelijk worden hoe deze in de praktijk ontstane oplossingen zich
verhouden tot het voorstel van de Commissie. 

II.8 Meer flexibiliteit in het auteursrecht door een algemene ‘fair
use’ exceptie

Het Nederlandse kabinet zou graag zien dat er een discussie wordt
gestart over het opnemen van een ‘fair use’ exceptie of een daarmee
vergelijkbaar instrument in de auteursrechtrichtlijn. Deze uitzondering
zal in eerste instantie gericht moeten zijn op het stimuleren van
(niet-commercieel) creatief hergebruik van werken. 

De snelle technologische ontwikkelingen hebben consumenten in staat
gesteld om op eenvoudige wijze creatieve ideeën te produceren, te
publiceren en uit te wisselen: zogenaamde ‘user-created-content’. De
opkomst van ‘social media’ op internet zijn hiervan een sprekend
voorbeeld. Deze ontwikkeling zet de bestaande, limitatieve lijst van
uitzonderingen in de richtlijn auteursrecht steeds meer onder druk. Het
erkennen van het belang van een systeem van flexibele uitzonderingen op
het auteursrecht zou meer flexibiliteit kunnen brengen in de manier
waarop het auteursrecht aansluit op de snelle technologische
ontwikkelingen op het internet. Vooruitlopend op de Europese discussie
laat het Nederlandse ministerie van Justitie en Veiligheid onderzoeken
in hoeverre een dergelijke uitzondering in het Nederlandse auteursrecht
reeds mogelijk is binnen het kader van het communautaire acquis en de
internationale verdragen. Daarnaast laat het Nederlandse ministerie van
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie onderzoeken welke gevolgen het
ontbreken van een ‘fair use’ uitzondering in de Europese richtlijn
auteursrecht heeft voor commerciële exploitatie van beschermde werken
en het innovatieklimaat in Nederland. Nederland is voornemens in
februari 2012 een congres te organiseren over dit onderwerp.

II.9 Standaardisering van metadata voor Europees audiovisuele werken

Door instellingen voor cultureel erfgoed, aanbieders van online-content,
auteursorganisaties en producenten wordt het invoeren van internationaal
gestandaardiseerde metadata zoals watermarking, fingerprinting en het
International Standard Audiovisual Number (ISAN), gezien als een
voorwaarde voor een goed functionerende pan-Europese markt. Aan de hand
van een dergelijke centraal geregistreerde code kan worden achterhaald
wie de rechthebbenden zijn, welke licenties zijn verleend, hoe de
billijke vergoedingen zijn geregeld en waar en hoe vaak het werk ter
beschikking wordt gesteld, uitgeleend, openbaar gemaakt of opgevraagd.
Het universele gebruik van bijvoorbeeld ISAN-codes is van grote waarde,
niet alleen voor het vermijden van ‘uitzoek-kosten’, maar ook als
voorwaarde om nationale werken efficiënt in andere lidstaten te
exploiteren, met name als het gaat om het aanbod van non-mainstream en
cultureel kwetsbaar audiovisueel werk zoals documentaires en art-house
producties. Het gebruik van bijvoorbeeld ISAN-codes kan in de toekomst
ook een belangrijke bijdrage leveren aan de oplossing van het probleem
van verweesde werken. 

Het Nederlandse kabinet stelt voor om initiatieven voor het invoeren van
dergelijke codes te volgen en te stimuleren en vervolgens de noodzaak te
onderzoeken om het gebruik van een dergelijke code in Europa verplicht
te stellen.

II.10 ‘User generated’ initiatieven ter ondersteuning van de
culturele diversiteit 

In het voorafgaande werd er reeds op gewezen dat er, óók als er geen
territoriale belemmeringen meer zouden zijn voor pan-Europese licenties
voor online distributie van audiovisuele werken, er nog steeds een
verdeling bestaat in de Europese markt naar taalgebied. Naar verwachting
zullen licenties per taalversie worden verleend en omdat een vertaling
van een audiovisueel werk voor een klein taalgebied economisch minder
aantrekkelijk is, zal er voor Europeanen uit kleine taalgebieden minder
aanbod zijn dan voor Europeanen uit grote taalgebieden. Dit zal vooral
gelden voor het aanbod van non-mainstream en cultureel kwetsbaar
audiovisueel werk zoals documentaires en art-house producties. Een
mogelijke oplossing voor dit probleem kan liggen in ondertiteling die
middels een Wiki-achtige toepassing door betrokken consumenten zelf
wordt gemaakt. Hoewel hiervoor de medewerking van aanbieders en
rechthebbenden vereist is, kunnen op deze manier ‘user generated’
ondertitels ontstaan voor kleine taalgebieden. Er dient te worden
onderzocht welke bijdrage dit soort projecten kunnen leveren aan de
culturele diversiteit van Europa. Veelbelovende projecten kunnen worden
ondersteund en de medewerking van aanbieders en rechthebbenden bij dit
soort projecten dient zo nodig te worden gestimuleerd.

II.11 Toegankelijkheid van online audiovisuele werken voor mensen met
een beperking

De wettelijke verplichtingen die EU-lidstaten opleggen aan aanbieders
van audiovisuele mediadiensten om voorzieningen aan te bieden ten
behoeve van mensen met een visuele of auditieve beperking zijn zeer
divers. In Nederland is er onder meer (geschreven) ondertiteling voor
doven en slechthorenden bij Nederlandstalige televisieprogramma’s en
gesproken ondertiteling voor blinden en slechtzienden bij anderstalige
televisieprogramma’s. Voor de ondertiteling voor doven en
slechthorenden geldt in Nederland sinds 2006 een wettelijke
verplichting. Op grond daarvan moet de landelijke publieke omroep in
2011 95% van zijn Nederlandstalige programma’s ondertitelen. Bij de
landelijke commerciële omroepen gaat het om 50%. Nederland bevindt zich
met deze nationale regeling in de voorhoede van de EU-lidstaten met
regelgeving voor ondertiteling voor doven en slechthorenden. Dit geldt
voor lineaire televisieprogramma’s. Ondertiteling bij on-demand
programma’s wordt niet altijd getoond, hier is dus nog verbetering
nodig. Er geldt in Nederland geen wettelijke verplichting om
programma’s te voorzien van gesproken ondertiteling voor blinden en
slechtzienden. Toch zijn veel anderstalige programma’s van de
landelijke publieke omroep en commerciële omroepen van gesproken
ondertiteling voorzien.

Het Nederlandse kabinet steunt de European Disability Strategy 2010-2020
en het voornemen van Europees Commissaris Viviane Reding om te komen tot
een Europese ‘accessibility act’. Het Nederlandse kabinet benadrukt
het belang van een geïntegreerde aanpak waarbij niet alleen aandacht is
voor het aanbieden van voorzieningen als geschreven – en gesproken
ondertiteling, maar ook voor de aanwezigheid van technische
voorzieningen in audiovisuele apparatuur (waaronder de mogelijkheid tot
het uitvergroten van het beeld). Bezien moet worden of, en zo ja in
hoeverre, het Europese kader aanpassing behoeft. 

II.12 Handhaving en piraterij

De territorialiteit van het auteursrecht in Europa speelt vooral een
belangrijke rol bij de bescherming van nieuwe bedrijfsmodellen op het
internet door handhaving van het auteursrecht. Door de verschillen die
bestaan tussen de lidstaten met betrekking tot het beschermingsniveau
bestaat het risico dat initiatieven voor het pan-Europees aanbieden van
audiovisueel materiaal worden bedreigd door goedkoop of gratis aanbod
vanuit lidstaten met een lagere graad van protectie. Europese
samenwerking bij de handhaving van het auteursrecht in een online
omgeving is noodzakelijk om een ‘race to the bottom’ binnen Europa
te voorkomen, maar ook om piraterij van buiten de Europese Unie
effectief te kunnen bestrijden. Het Nederlandse kabinet heeft hoge
verwachtingen van de aangekondigde herziening van de richtlijn
Handhaving Intellectuele Eigendomsrechten 2004/48/EC in het voorjaar van
2012. 

Rechthebbenden moeten kunnen beschikken over adequate middelen om hun
verdienmodellen te beschermen tegen illegale concurrentie. Het
Nederlandse uitgangspunt is dat daarbij zoveel mogelijk een
civielrechtelijke benadering moet worden gekozen. Het Nederlandse
kabinet meent dat het daarbij van belang is dat de handhaving niet
geschiedt op het niveau van de consument, maar op het niveau van de
aanbieder van het illegale materiaal (de inbreukfaciliterende websites
en diensten). Handhaving op het niveau van de consument is immers niet
effectief en leidt tot rechtsongelijkheid nu niet iedereen kan worden
aangesproken. Teneinde rechthebbenden in staat te stellen om hun rechten
te beschermen, ligt het voor de hand dat zij moeten kunnen beschikken
over mogelijkheden om op te treden tegen inbreukfaciliterende kanalen en
deze tot sluiting te dwingen.

Het Nederlandse kabinet dankt de Europese Commissie voor de mogelijkheid
om te reageren op het Groenboek en hoopt met deze reactie een zinvolle
bijdrage te leveren aan de discussie.

 European Policy Centre, Digital Single Market, 2010.

 Om de potentie van ‘cloud computing’ te benutten wordt in Nederland
een programma ‘Productiviteit en Cloud Computing’ gestart, in lijn
met het voornemen om te komen tot een Europese Cloud Strategie. Hieraan
zullen de betrokken ministeries (BZK en EL&I) en een vertegenwoordiging
vanuit het bedrijfsleven en de wetenschap deelnemen.

 Kamerstukken II, 2008/2009, 31766, nr. 2.

 Voetnoot 58 op blz. 14.

 Bij ‘audio description’ wordt voor visueel gehandicapten via een
speciaal geluidsspoor, tussen de dialogen door, verteld wat er te zien
is. ‘Text captions’ is speciale ondertiteling voor auditief
gehandicapten.

 COM(2010) 636 - European Disability Strategy 2010-2020: A Renewed
Commitment to a Barrier-Free Europe.

 http://www.euractiv.com/socialeurope/disability-eu-promises-accessibili
ty-act-2012-news-501294.

 S. Ricketson & J.C. Ginsburg International copyright and neighbouring
rights: the Berne Convention and beyond, Oxford & New York: Oxford
University Press, 2006, p. 388.

 Multi-Territory Licensing of Audiovisual Works in the European Union,
Final report prepared for the European Commission, DG Information
Society and Media by KEA European Affairs, October 2010, zie pagina 7
van de ‘executive summary’. 

 In theorie kan het territoriaal bepaalde auteursrecht tot problemen
leiden. Zo kan een werknemer in dienst van producent die volgens het
auteursrecht van de ene lidstaat geen moreel recht heeft, dit volgens
het recht van een andere lidstaat juist wel hebben. In de praktijk
spelen deze problemen echter nauwelijks een rol.

 Ook makersorganisaties pleiten voor een dergelijke regeling, zij het
dat zij verplicht collectief beheer als een techniekneutrale oplossing
zien voor het regelen van de rechten voor zowel de lineaire als de
non-lineaire distributie. Zij worden hierin, voor zover het distributie
van televisie-uitzendingen betreft, gesteund door de European
Broadcasting Union.

 Het gaat hier uitdrukkelijk om het recht het filmwerk inclusief de
muziek te exploiteren en niet om het recht om de muziek op andere wijze
te exploiteren.

 Multi-Territory Licensing of Audiovisual Works in the European Union,
Final report prepared for the European Commission, DG Information
Society and Media by KEA European Affairs, October 2010, p. 158.

 Het Nederlandse kabinet ziet thans echter geen aanleiding om
wijzigingen door te voeren in het systeem van artikel 45d, dat uitgaat
van een vermoeden van rechtenoverdracht aan de producent tenzij partijen
schriftelijk anders overeenkomen.

 Richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie
van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige
rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de
kabel.

 Artikel 9 kabel- en satellietrichtlijn.

 Artikel 1 lid 2 sub b kabel- en satellietrichtlijn.

 Multi-Territory Licensing of Audiovisual Works in the European Union,
Final report prepared for the European Commission, DG Information
Society and Media by KEA European Affairs, October 2010, pag. 144-150.

 Het KEA rapport geeft op pag. 146 aan dat minder de helft van de
satellietkanalen in de EU internationaal van aard is. Het betreft
voornamelijk informatiekanalen, kanalen met ‘inhoud voor
volwassenen’ en kanalen voor minderheidstaalgroepen. 

 HvJEG 4 oktober 2011, C-403/08 en C429/08 (Football Association
Premiere League).

 Zie onder meer ‘The Recasting of Copyright & Related Rights for the
Knowledge Economy’ van het Instituut voor Informatierecht (IViR) van
november 2006. Dit rapport wordt ook aangehaald in het KEA rapport.

 Zie artikel 5, lid 3, onder n van de Auteursrechtrichtlijn: ”het
gebruik van niet te koop aangeboden of aan licentievoorwaarden
onderworpen werken of ander materiaal dat onderdeel uitmaakt van de
verzamelingen van de in lid 2, onder c), bedoelde instellingen, hierin
bestaande dat het werk of materiaal, via speciale terminals in de
gebouwen van die instellingen, voor onderzoek of privéstudie meegedeeld
wordt aan of beschikbaar gesteld wordt voor individuele leden van het
publiek.”

 Voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn van het Europees
Parlement en de Raad inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van
verweesde werken.

 Zie de ‘Digitale Agenda.nl (ICT voor innovatie en economische
groei)’ van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie, paragraaf 2.6 (‘Vergroten speelruimte ondernemers op
Europese digitale markt’).

 Op dit moment wordt door het Nederlandse Ximon aan de ontwikkeling van
een dergelijke Wiki-toepassing gewerkt.

 In 2010 gestegen van 60% naar 75%.

 COM(2010) 636 - European Disability Strategy 2010-2020: A Renewed
Commitment to a Barrier-Free Europe.

 http://www.euractiv.com/socialeurope/disability-eu-promises-accessibili
ty-act-2012-news-501294.

 Waaronder artikel 15(i) van de Auteursrechtrichtlijn.

 COM(2011)287 - Ééngemaakte markt voor intellectuele-eigendomsrechten
Creativiteit en innovatie bevorderen met het oog op economische groei,
kwaliteitsjobs en eersteklasproducten en -diensten in Europa, p. 19.

 PAGE    

 PAGE   1