[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies Raad van State inzake Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van meer doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs

Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van meer doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2012D07732, datum: 2012-02-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2012Z03504:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W05.11.0488/I	's-Gravenhage, 13 januari 2012

Bij Kabinetsmissive van 16 november 2011, no.11.002726, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter
overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van
onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het
bevorderen van meer doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het
moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs, met memorie
van toelichting.

Het wetsvoorstel strekt ertoe de leerwegen in het beroepsonderwijs
doelmatiger vorm te geven, onder meer door het verkorten en intensiveren
van de beroepsopleidingen, het invoeren van entreeopleidingen en het
stellen van vooropleidingseisen voor bepaalde niveaus. Verder wijzigt
het voorstel de bekostiging van het beroepsonderwijs.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over het verkorten en
intensiveren van de opleidingen, over de verhoging van de urennorm voor
het onderwijsprogramma, en over het doorvoeren van de voorstellen in de
BES-eilanden. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van
het voorstel wenselijk is.

1.	Verkorten en intensiveren van de opleidingen

Het voorstel bepaalt dat een niveau 3-opleiding twee of drie jaar duurt.
Thans is geregeld dat de niveau 3-opleiding twee tot vier jaar duurt.
Verder regelt het voorstel dat niveau 4-opleidingen worden ingekort van
vier naar drie jaar. 

Tijdens deze jaren wordt het aantal lesuren verhoogd. 

Volgens de toelichting blijkt uit onderzoek dat studenten van het mbo
zich te weinig uitgedaagd voelen en dat steeds minder studenten kiezen
voor het beroepsonderwijs. Ook zijn veel mbo 4-opleidingen sinds 1996
vierjarig geworden, zonder dat daar een goede onderbouwing aan ten
grondslag lag. Door het verkorten van de opleidingen komen mbo-4
gediplomeerden eerder beschikbaar voor de arbeidsmarkt, zo stelt de
toelichting.

In april 2010 heeft het ambtelijk rapport Brede heroverwegingen
maatregelen gepresenteerd die zouden kunnen bijdragen aan het beperken
van de uitgaven in het onderwijs. Een van die maatregelen betrof het
intensiveren en verkorten van mbo-3 en 4- opleidingen. Dit zou een
besparing opleveren van structureel € 212 miljoen, mede vanwege de
doorwerking op de studiefinanciering en het lesgeld. Wel werd opgemerkt
dat de vraag, in hoeverre het haalbaar is om de mbo 4-opleidingen in te
korten, niet op voorhand beantwoord kan worden. Dit geldt in twee
opzichten: of een verkorte opleiding haalbaar is voor alle studenten en
of het inkorten van de opleidingen programmatisch haalbaar is. Via de
weg van experimenteren en evalueren kan deze maatregel zorgvuldig worden
ingevoerd, zo wordt in het rapport gesteld.

De HBO-raad is van mening dat onvoldoende doordacht is welke gevolgen
het terugbrengen van het mbo-4 niveau tot 3 jaar heeft voor de kwaliteit
van de aansluiting van mbo-4 op het hbo. Ook de Onderwijsraad heeft
bedenkingen bij dit voorstel. De Onderwijsraad pleit ervoor instellingen
en opleidingen eerst in de gelegenheid te stellen om na te gaan voor
welke opleidingen het onder welke voorwaarden mogelijk is om de
opleidingsduur te bekorten. Verder signaleert de Onderwijsraad dat de
beroepspraktijkvorming bij de niveau 4-opleidingen meestal is gesitueerd
in het laatste opleidingsjaar. Niet uitgesloten is dat een inkorting tot
drie jaar ertoe leidt dat de beroepspraktijkvorming aanzienlijk wordt
beperkt; dit acht de raad ongewenst.

De Afdeling constateert dat de toelichting geen aandacht besteedt aan
bovenstaande punten en stelt vast dat de voorgestelde verkorting niet
beantwoordt aan de eis van evidence based overheidsbeleid op
onderwijsgebied, dat Kamerbreed als norm is onderschreven na de uitkomst
van het rapport van de Commissie Dijsselbloem. De Afdeling acht een
zorgvuldige invoering van deze maatregel van groot belang.

De Afdeling adviseert in te gaan op het bovenstaande.

2.	Urennorm

Het voorstel introduceert drie urennormen voor opleidingen in de
beroepsopleidende leerweg: een norm voor het aantal uren dat het totale
onderwijs moet omvatten (namelijk: 1000 klokuren per jaar), een norm
voor het minimum aantal begeleide onderwijsuren en een norm voor het
minimum aantal uren beroepspraktijkvorming. 

Thans geldt voor opleidingen in de beroepsopleidende leerweg dat de
instelling een onderwijsprogramma moet aanbieden dat jaarlijks minstens
850 klokuren omvat, waarvan ten minste 20 procent en ten hoogste 60
procent dient te worden besteed aan beroepspraktijkvorming.

De Afdeling merkt op dat de Commissie-Oudeman, die in mei 2010 door de
regering is ingesteld, ook de urennorm tegen het licht heeft gehouden.
De conclusie van het rapport luidt dat er geen betere alternatieven zijn
voor de 850-urennorm als zodanig, als minimuminspanning die toegang tot
de bekostiging rechtvaardigt. Volgens het rapport is een veelbesproken
alternatieve normhoogte de 1000 uur, ook naar analogie van het
voortgezet onderwijs. Dit alternatief lijkt op korte termijn wenselijk
noch haalbaar, aldus de Commissie.

De Afdeling stelt vast dat in de toelichting niet wordt ingegaan op de
conclusies van de Commissie-Oudeman. Zij adviseert dit alsnog te doen en
aan te geven dat de nieuwe urennorm noodzakelijk en praktisch
uitvoerbaar is.

3.	Toepassing van het wetsvoorstel in het Caribisch deel van Nederland

a.	De structuurwijzigingen voor het mbo worden eveneens doorgevoerd in
de wetgeving die van kracht is in Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de
BES-eilanden). De toelichting gaat niet inhoudelijk in op deze keuze.
Wel wordt opgemerkt dat voor de BES een overgangsbekostiging is
afgesproken voor de jaren 2011 tot en met 2013. Het is de bedoeling de
invoering van de in het wetsvoorstel beschreven maatregelen voor de BES
vast te stellen op een nader bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Op Bonaire is er op één bekostigde school een afdeling die
beroepsonderwijs verzorgt; op Sint Eustatius en Saba wordt geen
beroepsonderwijs aangeboden. De school op Bonaire heeft de opgave om de
achterstand ten opzichte van het onderwijs in het Europese deel van
Nederland in te lopen. Op 10 oktober 2010, toen de BES-eilanden deel
gingen uitmaken van het Nederlandse staatsbestel, zijn de
onderwijsregelingen voor die eilanden ingrijpend gewijzigd. De
BES-eilanden zijn nog steeds bezig de nieuwe wetgeving in te voeren; pas
in de loop van 2016 zal de Wet educatie en beroepsonderwijs BES volledig
van kracht worden. 2016 is ook het jaar waarin de onderwijskwaliteit van
de scholen in Caribisch Nederland op een naar Nederlandse en Caribische
maatstaven aanvaardbaar niveau moet zijn.

Bij eerdere gelegenheden heeft de Raad opgemerkt, het niet verstandig te
vinden om de Nederlandse onderwijswetten als voorbeeld te nemen voor de
BES-wetsvoorstellen. Gelet op de kleine aantallen scholen en de
specifieke problemen in het onderwijs op de openbare lichamen dient het
onderwijs niet te worden geregeld in grote onderwijswetten, met de
bijbehorende uitvoeringsregelingen, op dezelfde voet als in het Europese
deel van Nederland. Het zou, zo oordeelde de Raad, overzichtelijker zijn
om te volstaan met korte, sobere wetten, aangevuld met afspraken met
afzonderlijke scholen.

De Afdeling is van oordeel dat het onderwijs in de BES-eilanden niet
moet worden geconfronteerd met achtereenvolgende wijzigingen van de
onderwijswetgeving in het Europese deel van Nederland, die gebaseerd
zijn op de problemen en oplossingen die zijn geformuleerd voor dat
Europese deel. Dat geldt temeer nu het onderwijs in de BES-eilanden nog
volop bezig is de nieuwe BES-wetgeving te verwerken. Veranderingen in
het onderwijs in de BES-eilanden dienen het antwoord te vormen op
problemen die op die eilanden als knellend worden ervaren; betwijfeld
kan worden of voor de voorgestelde veranderingen in Bonaire voldoende
draagvlak bestaat.

De Afdeling adviseert de in het wetsvoorstel opgenomen wijziging van
BES-wetgeving achterwege te laten.

b.	Indien niettemin wordt vastgehouden aan het voornemen de wijzigingen
in het mbo ook door te voeren op de BES-eilanden, vestigt de Afdeling er
de aandacht op dat de regering het bestuurscollege dient te informeren
over haar "standpunten en voornemens met betrekking tot aangelegenheden
die voor het openbaar lichaam van belang zijn, tenzij het openbaar
belang zich daartegen verzet", en dat zij het bestuurscollege de
gelegenheid moet bieden om daarover overleg te voeren. Uit de
toelichting blijkt niet dat deze wettelijke verplichting is nageleefd.
De Afdeling adviseert dit alsnog te doen.

4.	Administratieve lasten

Volgens de toelichting nemen met het voorstel de administratieve lasten
voor de instellingen niet toe en worden er geen nieuwe
informatieverplichtingen in het leven geroepen.

De Afdeling constateert dat de instellingen verplicht worden aan alle
studenten aan de entreeopleiding een studieadvies te geven; zij moeten
op dat punt nadere regels vaststellen. Verder kunnen er bij
ministeriële regeling nieuwe voorwaarden worden gesteld waaronder een
instelling taken en bevoegdheden kan opdragen aan een kenniscentrum
beroepsonderwijs bedrijfsleven; die regels gaan gepaard met een
meldingsplicht.

De Afdeling adviseert de stelling dat de administratieve lasten voor de
instellingen niet toenemen en dat er geen nieuwe
informatieverplichtingen in het leven worden geroepen, te nuanceren.

5.	Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het
advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
betreffende no.W05.11.0488/I met redactionele kanttekeningen die de
Afdeling in overweging geeft.

Wet educatie en beroepsonderwijs 

Artikel I, onderdeel D, aanhef, vervangen door: Artikel 2.2.2, tweede
tot en met achtste lid, wordt vervangen door: .

Artikel 2.2.2, tweede lid, onderdeel b, vervangen door: het aantal
deelnemers dat een diploma als bedoeld in artikel 7.4.6 heeft behaald
uiterlijk binnen twee kalenderjaren volgend op het kalenderjaar waarin
de deelnemer stond ingeschreven voor een beroepsopleiding waarvoor de
instelling bekostiging heeft of zal ontvangen.

In artikel 2.2.5, eerste lid, onder b, "in de beroepsopleidende dan wel
beroepbegeleidende leerweg" schrappen.

In artikel 7.2.4a, tweede lid, het deel dat begint met "De studieduur
bedraagt" in een nieuw lid onderbrengen. Voorts in onderdeel a
"entree-opleiding" vervangen door: entreeopleiding.

De getallen in artikel 7.2.7, derde lid, onderbrengen in een tabel.

Artikel 7.2.7, achtste lid, niet beperken tot driejarige opleidingen, nu
artikel 7.2.4a, derde lid, daar evenmin toe beperkt is.

In artikel 8.1.1a, eerste lid, "die niet tenminste voldoen" wijzigen in:
"die niet voldoen", omdat dat eenvoudiger is en in dit geval op
hetzelfde neerkomt.

In artikel 8.1.1b "opdragen" wijzigen in: overdragen (vergelijk artikel
10:13 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 400 van Boek 7 van
het Burgerlijk Wetboek).

Artikel 8.1.1c, onderdeel b (terug te voeren op Kamerstukken II 2007/08,
30 853, nr. 8), actualiseren, nu er geen Minister voor
Vreemdelingenzaken en Integratie meer is en de datum 1 januari 2007 geen
actuele betekenis meer heeft. Voor zover dienstig afstemmen op
wetsvoorstel 33 086.

In artikel 8.2.1 de inhoud van de eerste vier artikelleden opnemen in
een tabel.

Overige wetten voor het Europese deel van Nederland

In artikel 10b8, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs de
verwijzing naar artikel 8.1.1, vierde lid, van de Wet educatie en
beroepsonderwijs wijzigen in artikel 8.1.1, vijfde lid.

Wet educatie en beroepsonderwijs BES

De getallen in artikel 7.2.6, derde lid, onderbrengen in een tabel.

Een bepaling opnemen die erin voorziet dat de studieduur van een
vakopleiding of een middenkaderopleiding kan worden vastgesteld op meer
dan drie studiejaren, nu die bevoegdheid wordt verondersteld in het
voorgestelde artikel 7.2.6, achtste lid.

De nieuwe tekst van artikel 8.1.1 voorzien van een opschrift.

In artikel 8.1.1, eerste lid, niet verwijzen naar artikel 3b van de
Leerplichtwet BES, aangezien dat artikel niet bestaat.

In artikel 8.1.1a, eerste lid, "die niet tenminste voldoen" wijzigen in:
die niet voldoen.

In artikel 8.1.1b "opdragen" wijzigen in: overdragen.

In artikel 8.2.1 de inhoud van de eerste vier artikelleden opnemen in
een tabel.

Het artikelnummer 11.6b niet gebruiken, nu dat al in gebruik is.

Memorie van toelichting

In § 4.4 verduidelijken dat het daar genoemde wetsvoorstel niet in
behandeling is bij de Raad van State, maar (sinds 11 oktober 2011) bij
de Eerste Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken I 2011/12, 32 815,
A).

	Het voorgestelde artikel 7.2.4.a, tweede lid, onderdeel d, en het
voorgestelde artikel 7.2.7, derde lid, onderdeel d.

	Toelichting, Hoofdstuk 2. Verkorten en intensivering van de
opleidingen, § 2.2 Doel. 

	Inspectie der Rijksfinanciën, Rapport brede heroverwegingen, 6.
Productiviteit onderwijs, April 2010, blz. 57 en 114.

	Advies van de HBO-raad, kenmerknummer 11-1235 O&I.bs, 14 maart 2011.

	De Onderwijsraad, Om de kwaliteit van het beroepsonderwijs, Reactie op
het Actieplan mbo Focus op vakmanschap 2011-2015, 19 april 2011, blz.
28.

 	Kamerstukken II 2007/08, 31 007, nr. 6, blz. 98-99 en 154.

	Artikel 7.2.7., derde lid, WEB.

	Van den Broek, A. e.a., Tijd voor kwaliteit, Evaluatie van de
850-urennorm in het mbo, ResearchNed/Interstudie-NDO Onderzoek in
opdracht van OCW, augustus 2010.

 	Toelichting, § 9 (Gevolgen voor de BES).

 	Inspectie van het onderwijs, Het onderwijs op Bonaire, Sint Eustatius
en Saba, december 2008, blz. 15-16 en 60-70; Kamerstukken II 2008/09,
31 568, nr. 6.

 	Kamerstukken II 2009/10, 32 419, nr. 3, blz. 27-29 en 144-146.

 	Onderwijsagenda voor Caribisch Nederland, Kamerstukken I 2010/11,
32 419, F, bijlage.

 	Kamerstukken II 2009/10, 32 419, nr. 4, punt II.4.

 	Artikelen 207 en 208 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba.

 	Toelichting, § 10 (Administratieve lasten).

 	Voorgesteld artikel 8.1.7a.

 	Voorgestelde artikelen 9.1.5, tweede lid, en 9.2.1, vierde lid.

 PAGE    

  PAGE  4 

 PAGE   II 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........