[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Kabinetsreactie op het groenboek over betalingsverkeer

Bijlage

Nummer: 2012D09723, datum: 2012-03-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Kabinetsreactie op het groenboek over betalingsverkeer ”Naar een geïntegreerde Europese markt voor kaart-, internet- en mobiele betalingen” (2012D09722)

Preview document (🔗 origineel)


Kabinetsreactie op het groenboek  “Naar een geïntegreerde Europese
markt voor kaart- internet- en mobiele betalingen”

Inleiding 

De Europese Commissie heeft in januari 2012 een groenboek gepubliceerd
over het bereiken van een meer geïntegreerde Europese markt voor kaart-
internet- en mobiele betalingen.  Het doel van de Europese Commissie is
om geen verschil te laten bestaan tussen grensoverschrijdende betalingen
en nationale betalingen. 

Samenvatting van de visie in het groenboek en de Nederlandse
kabinetsreactie

Consumenten moeten met slechts één betaalrekening in één lidstaat
alle betalingen binnen de Europese Unie kunnen voldoen, waarbij zij de
keus hebben uit diverse betaalmethoden. Bedrijven en overheden moeten op
een eenvoudige wijze de financiële afwikkeling van transacties op
elkaar kunnen afstemmen en kunnen centraliseren op een locatie binnen de
Europese Unie.  Handelaren moeten gebruik kunnen maken van goedkope en
efficiënte maar ook veilige betaalmethoden. Voor een flinke groei van
e-commerce is het wel nodig dat er voldoende verschillende
betaalmethoden beschikbaar zijn in alle lidstaten. Ook de kosten van een
betaling die betrekking heeft op een klein bedrag en de veiligheid van
een internetbetaling zijn belangrijke aandachtspunten, aldus de Europese
Commissie. De Europese Commissie geeft aan dat het op dit terrein nog
ontbreekt aan (zelf)regulering. Daardoor zijn er slechts enkele
nationale betaalsystemen op dit vlak ontwikkeld. 

Het Nederlandse kabinet waardeert de inzet van de Europese Commissie om
tot één Europese markt voor betaalsystemen te komen.
Grensoverschrijdend betaalverkeer wordt op dit moment gehinderd door een
zeer gefragmenteerd aanbod van met name nationale initiatieven. Goed
functionerend grensoverschrijdend betalingsverkeer en interoperabele
systemen dragen bij aan de versterking van de (digitale) interne markt
en daarmee aan het versterken van het Europese groeivermogen. Met name
op het gebied van e-commerce is  op EU-niveau actie nodig om bedrijven
en consumenten te voorzien van een veilig en betaalbaar systeem voor
grensoverschrijdende onlinebetalingen, zoals het kabinet samen met
andere lidstaten onder meer heeft benadrukt in de Groeibrief van 20
februari jongstleden.  Gelet op de resultaten die in Nederland inmiddels
bereikt zijn op het terrein van het aanbieden van kostenefficiënte en
veilige betaalproducten, is Nederland met de Europese Commissie van
mening dat in het betalingsverkeer van Europa als geheel nog een
behoorlijke efficiëntiewinst geboekt moet kunnen worden. De verwachting
van Nederland is dat SEPA en de ontwikkeling van betaalproducten die
uitgaan van internationale standaarden of interoperabiliteit hieraan de
komende jaren een belangrijke bijdrage gaan leveren.  Er is momenteel 
een aantal initiatieven in Europa dat past in het streven naar één
geïntegreerde, geharmoniseerde betaalmarkt zoals de Europese Commissie
en het Nederlandse kabinet voor ogen staan. Nederland hecht sterk aan
mogelijkheden voor marktpartijen om interoperabele betalingssystemen en
standaarden te ontwikkelen die aan een geïntegreerde betaalmarkt kunnen
bijdragen. Regelgeving die vanuit de lidstaten of de Europese Commissie
op korte termijn wordt geïnitieerd zou zich wat Nederland betreft
daarom  moeten concentreren op het borgen van de betrouwbaarheid,
robuustheid en veiligheid van het betalingsverkeer.  Ook moeten
aanbieders van eenzelfde betaalproduct onder voorwaarden gelijkelijk
toegang kunnen hebben tot de infrastructuur van het betalingsverkeer.

Bij het formuleren van de stappen die volgen op de consultatie van deze
greenpaper, geeft Nederland er de voorkeur aan om initiatieven op korte
termijn te beperken tot het volgende:

Betaaldienstverleners onder voorwaarden directe toegang verlenen tot
clearing- en settlementsystemen. Dit vereist wijziging van de
Finaliteitsrichtlijn (Richtlijn 1998/26/EG);

Tot consensus komen over de voorwaarden waaraan (aanbieders van)
betaaldiensten en andere diensten die gebruik maken van de
betalingsinfrastructuur, moeten voldoen vanuit een optiek van
veiligheid,  betrouwbaarheid en robuustheid van het betalingsverkeer.
Een initiatief van de Europese Commissie dat leidt tot regelgeving op
dit punt zou door Nederland zeer op prijs worden gesteld. 

Toelichting

De Europese Commissie stelt in het groenboek in het bijzonder de
onderwerpen 

(1)“Markttoetreding, grensoverschrijdende dienstverlening en
marktfragmentatie” ;  

(2)“Transparantie over en tarifering van betaalmethoden voor
consumenten, retailers en andere ondernemers” ;

(3), “Standaardisatie en Interoperabiliteit tussen
betaaldienstverleners”;

(4), “Veiligheid van het betalingsverkeer” en

(5) “Governance” ;

 aan de orde. Hierna is per onderwerp de visie van de Europese Commissie
op hoofdlijnen weergegeven; deze is voorzien van een reactie van het
Nederlandse kabinet. 

Markttoetreding, grensoverschrijdende dienstverlening en
marktfragmentatie

Een groeiend aantal betaaltransacties in Europa wordt verricht met
betaalkaarten. Dit heeft volgens de Europese Commissie tot op heden
onvoldoende geleid tot een daling van de kosten voor consumenten of voor
winkeliers. Ook zogenoemde interchangefees zouden verlaagd moeten
worden. Verder zouden er nauwelijks betaalkaarten zijn die in alle
lidstaten geaccepteerd worden. 

Dit alles kan een obstakel zijn voor nieuwe toetreders tot de
betaaldienstenmarkt. De Europese Commissie vraagt in dit kader in het
bijzonder aandacht voor de bestaande praktijk dat banken elkaar
onderling bij de afhandeling van een betaaltransactie een zogenaamde
interchangevergoeding verstrekken, onder meer ter dekking van de kosten
van de betaaltransactie aan de zijde van de betaler. De hoogte van deze
interchangevergoeding kan per lidstaat sterk verschillen. 

Deze verschillen zijn gedeeltelijk veroorzaakt doordat de betaalmarkt in
de diverse lidstaten verschillend ontwikkeld is. In sommige lidstaten is
het al heel gebruikelijk om vooral elektronisch te betalen (bijvoorbeeld
via internetbankieren); in andere lidstaten zijn contant-geldtransacties
de norm en staat het internetbankieren nog in de kinderschoenen.
Nederland verwacht dat, als de Single European Payment Area (SEPA) in
alle lidstaten volledig is ingevoerd, deze verschillen tussen de
lidstaten zullen verminderen. Het betalingsverkeer van de Europese Unie
als geheel wordt dan immers efficiënter. Nederland geeft er de voorkeur
aan om dit proces op natuurlijke wijze te laten plaatsvinden, in plaats
van nu met wetgeving te komen waarin van bovenaf één multilaterale
interchangevergoeding voor de gehele Europese Unie verplicht wordt
vastgesteld.  

Uiteraard is het wel belangrijk om te blijven monitoren hoe verschillen
in de vergoeding zich ontwikkelen. 

Een ander aandachtspunt in het kader van markttoetreding is het
onderwerp “co-badging”. Co-badging heeft betrekking op het vermelden
van meer merken op één betaalkaart. Dit biedt de consument en de
winkelier de mogelijkheid om zelfs met één kaart tussen verschillende
betaalsystemen te kiezen van meer aanbieders. De Nederlandse wet kent
geen belemmeringen die aan co-badging in de weg staan. Gelet op
vorenstaand is Nederland geen voorstander van het verplichten of
opleggen van co-badging via regelgeving. 

Vanuit een oogpunt van bevorderen van concurrentie is het van belang dat
banken en andere betaaldienstverleners voldoende keuze hebben uit
verschillende betaalschemes. Om dat te bevorderen moeten betaalschemes
uitgaan van dezelfde standaarden. Ook is van belang dat banken en andere
betaaldienstverleners de mogelijkheid hebben om te wisselen van
betaalscheme of van processor. Nederland betwijfelt overigens de
noodzaak om hiervoor wetgeving op te stellen. 

Het makkelijk kunnen wisselen van bank is een effectief middel om de
werking van de betaalmarkt optimaal te houden en het is evident dat men
bij het wisselen van de bank idealiter het betaalrekeningnummer
meeneemt. Vanuit het oogpunt van de eindgebruiker, zowel consument als
bedrijf, zou het dan ook wenselijk zijn om nummerportabiliteit in te
voeren. Nederland begrijpt dat dit een verandering van de
rekeningnummersystematiek met zich mee zal brengen en dat dit alleen in
Europees verband kan worden geïntroduceerd. Nederland stelt het op
prijs als de Europese Commissie zal kijken welke mogelijkheden hiervoor
op termijn bestaan.

Verder geeft de Europese Commissie  aan dat het in de praktijk tot
gedwongen winkelnering kan leiden indien de scheme-eigenaar van een
betaalkaart ook degene is die de betaaltransacties verwerkt . Met de
Europese Commissie is Nederland van mening dat dit vanuit een oogpunt
van concurrentiebevordering een ongewenste situatie is. In Nederland is
in het verleden door marktpartijen een splitsing gemaakt tussen
enerzijds het in eigendom hebben van betaalproducten en anderzijds het
verwerken van een betaaltransactie (processing). Een dergelijke
splitsing zou ook andere Europese lidstaten voordelen kunnen bieden. 

 

Een belangrijk punt voor de verbetering van de concurrentiepositie van
andere betaaldienstverleners dan banken, is het verlenen van
rechtstreekse toegang tot clearing- en settlementsystemen. Naar huidig
recht mogen banken wel en betaalinstellingen niet rechtstreeks lid zijn
van clearing- en settlementsystemen. Dit volgt uit de zogenoemde
Finaliteitsrichtlijn (Richtlijn 98/26/EG). Nederland vindt dat het
juridisch kader zodanig zou moeten worden gewijzigd, dat
betaaldienstverleners die een vergunning hebben en onder toezicht staan
en voldoen aan bepaalde voorwaarden, direct lid kunnen worden van
clearing- en settlementsystemen. 

Voorts is in de optiek van Nederland de toegang voor derden tot
informatie over de beschikbaarheid van voldoende saldo op bankrekeningen
een relevant onderwerp. Onderscheid moet worden gemaakt tussen twee
situaties. In de eerste plaats de situatie waarin een derde bij de
betaaldienstverlener via een vraag verifieert of een bepaalde consument
afdoende saldo op zijn rekening heeft staan. De derde krijgt in deze
casus zelf geen directe toegang tot (de gegevens van) de betaalrekening.
In de tweede plaats de situatie waarin derden om aan informatie te
komen, gebruik maken van geheime codes die door de instelling waar de
betaalrekening wordt aangehouden, aan de houder van de betaalrekening
zijn verstrekt.  Vanuit veiligheidsoptiek brengt deze laatste variant 
hoge risico’s met zich mee.  Om deze reden is Nederland voorstander
van Europese afspraken over voorwaarden voor  toegang tot (informatie
met betrekking tot saldi van) de betaalrekening. In elk geval is
noodzakelijk dat zowel de consument zelf als de betaaldienstverlener
waar de betaalrekening wordt aangehouden, toestemming geeft aan derden
voor toegang tot (informatie die betrekking heeft op) die rekening. Een
dergelijke toegang is volgens Nederland uitsluitend toelaatbaar indien
deze derden met de consument en met de bank/betaaldienstverlener
afspraken maakt over onder meer aansprakelijkheden voor fouten en fraude
en over de veiligheidseisen waaraan de gebruikte software moet voldoen.
Ook zou deze derde een redelijke vergoeding moeten betalen voor het
gebruik van de infrastructuur die door banken of betaaldienstverleners
ontwikkeld is. 

Transparantie over en tarifering van betaalmethoden voor consumenten,
retailers en andere ondernemers

In het groenboek wordt aandacht besteed aan de vraag op welke wijze
consumenten verleid kunnen worden tot het kiezen van een meer
efficiënte betaalmethode.  De Europese Commissie vraagt zich af in
hoeverre meer informatie over de kosten van betaalmethodes voor de
detailhandel, consumenten zou kunnen bewegen een efficiënte
betaalmethode te kiezen.  Ook vraagt de Europese Commissie zich af in
hoeverre een bepaalde betaalmethode zou moeten worden gestimuleerd. 

Nederland is voorstander van het vergroten van transparantie door
consumenten meer inzicht te geven in de kosten die de detailhandel maakt
voor verschillende betaalmethoden. Echter, Nederland betwijfelt of
uitsluitend het aanbieden van meer informatie zal leiden tot meer
elektronische betalingen. In Nederland is de laatste jaren veel moeite
gedaan om consumenten te bewegen elektronisch te betalen in plaats van
met contant geld. Ook de detailhandel werd en wordt gestimuleerd om,
voor zover dat nog nodig was, pinterminals aan te schaffen. Dit is niet
bereikt door uitsluitend meer informatie aan te bieden over de kosten
van een bepaalde betaalmethode. Aan de flinke groei in het aantal
elektronische betaaltransacties heeft zonder meer bijgedragen dat aan de
klant geen kosten worden doorberekend voor pintransacties, ook niet
indien het kleine bedragen betreft. Dit blijkt onder meer uit de groei
van het aantal pintransacties in Nederland in 2011; deze is met name toe
te schrijven aan een forse toename van het aantal pintransacties voor
kleine bedragen (zogenoemde laagwaardige betalingen). 

Belangrijk voor het succes van elektronisch betalen is tevens dat de
kosten voor de detailhandel van de betaalmethode “pinnen” in
Nederland inmiddels lager zijn dan betalen met contant geld. 

Een zinvolle manier waarop bepaalde betaalsystemen gestimuleerd of
ontmoedigd kunnen worden is de detailhandel het recht geven om een extra
vergoeding te vragen indien een consumenten met een bepaald betaalmiddel
wenst te betalen (surcharge). Deze mogelijkheid bestaat in Nederland,
maar in verschillende andere lidstaten is dit niet toegestaan. 

Standaardisatie en Interoperabiliteit tussen betaaldienstverleners

De Europese Commissie is van mening dat gebruikers van betaaldiensten
vanuit het perspectief van mededinging en keuzevrijheid, het meest
gebaat zijn bij een goed ontwikkeld grensoverschrijdend
betalingsverkeer. Noodzakelijk daarvoor is grensoverschrijdende
interoperabiliteit en standaardisatie van verschillende elementen van
het proces.  

Nederland zal initiatieven die gericht zijn op standaardisatie van de
infrastructuur van het betalingsverkeer actief blijven ondersteunen. Op
langere termijn zal dit tevens kunnen bijdragen aan een vermindering van
administratieve lasten. Nederland geeft er de voorkeur aan dat de sector
dergelijke standaarden in eerste instantie zelf ontwikkelt, uiteraard
met inachtneming van de geldende mededingingsregels. Pas wanneer blijkt
dat het niet mogelijk is om gezamenlijk standaarden te ontwikkelen, zou
enig Europees orgaan een coördinerende rol kunnen vervullen. Indien
overheden bepaalde standaarden voor wensen te schrijven, is het
belangrijk dat er gekozen wordt voor open standaarden. 

 Datzelfde geldt voor standaarden die verschillende partijen gebruiken
om het betalen met een mobiele telefoon verder te ontwikkelen. De
Europese Commissie lijkt te veronderstellen dat de ontwikkeling van het
betalen met een mobieltje in de praktijk gehinderd wordt doordat de
verschillende stakeholders die bij mobiele betalingen betrokken zijn
niet met elkaar zouden willen samenwerken of systemen niet
interoperabel. De Europese Commissie vraagt zich af of het juridisch
kader wellicht versterkt zou moeten worden.  Volgens de Europese
Commissie is het noodzakelijk dat, net als bij betalingen via internet,
er een Europees raamwerk ontwikkeld wordt voor de te gebruiken
technische standaarden , het garanderen van interoperabiliteit en het
borgen van de veiligheid van zogenoemde mobile payments.

In de perceptie van Nederland ontbreekt het juist niet aan samenwerking
tussen de verschillende stakeholders bij het ontwikkelen van mobiele
betalingen. In Nederland bestaat een initiatief waarbij banken samen met
telecomproviders een consortium hebben opgericht om een infrastructuur
te creëren om o.a. zo het betalen met een mobiele telefoon te
faciliteren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van internationaal
geaccepteerde en gehanteerde standaarden, hetgeen de interoperabiliteit
bevordert. Dit product kan, zo hebben de initiatiefnemers aangegeven, na
overleg met en instemming van de Europese Commissie op korte termijn in
de markt worden gezet. Ook in andere lidstaten zijn naar verluidt
initiatieven gestart die het betalen met een mobiele telefoon
bevorderen. Het lijkt daarom in onze optiek vroeg om nu al te
concluderen dat de diverse betrokkenen binnen de betaalketen van mobiele
betalingen onvoldoende samenwerken, geen gebruik maken van
internationale standaarden of niet interoperabel zijn. 

Nederland geeft er daarom de voorkeur aan de ontwikkelingen op dit vlak
te monitoren en pas sterker op te treden als op termijn blijkt dat
grensoverschrijdend mobiel betalingsverkeer niet van de grond komt. 

Met betrekking tot elektronische betalingen vraagt de Europese Commissie
zich af of er minimumvoorwaarden aan de interoperabiliteit moeten worden
gesteld. 

Om een meer geïntegreerde betaalmarkt en groei van het aantal
elektronische betalingen te verwezenlijken, is volgens Nederland
noodzakelijk dat klanten dezelfde betaalmethode op zoveel mogelijk
plaatsen kunnen gebruiken. Klanten die veel grensoverschrijdende
aankopen doen zullen erbij gebaat zijn wanneer zij in het buitenland
dezelfde manier van betalen kunnen gebruiken als voor betalingen binnen
Nederland. En ook detailhandelaren en webwinkeliers zijn er uiteraard
bij gebaat als zij met het aanbieden van één of enkele betaalmethoden
klanten uit binnen- en buitenland kunnen bedienen. Inmiddels wordt het
internetbankiersysteem iDEAL door meer dan 90% van de Nederlandse
online-retailers geaccepteerd. Buitenlandse bankrekeninghouders zijn
hier echter nog niet op aangesloten. Het initiatief dat door iDeal, EPS
en Giropay is genomen, om de door hen gebruikte verschillende schemes
interoperabel te maken, is in onze ogen dan ook een eerste stap in de
goede richting. Hoewel in andere lidstaten andere betaalsystemen voor
online betalingen zeer populair zijn geworden (credit cards, PayPal,
e-wallet, etc) ziet het Nederlandse kabinet veel voordelen van
internetbankieren, omdat daardoor consumenten met één en hetzelfde
systeem vele verschillende bankzaken kunnen regelen (behalve betalen in
online winkels, ook overschrijven, etc). 

In antwoord op de vraag van de Commissie over minimumvoorwaarden, geeft
Nederland graag aan dat in ieder geval minimumvoorwaarden moeten worden
gesteld aan de veiligheid van interoperabele systemen. Gebruikers moeten
erop kunnen vertrouwen dat de samenwerking tussen systemen niet ten
koste gaat van de veiligheid hiervan. 

Veiligheid van het betalingsverkeer

Met de Europese Commissie is Nederland van mening dat het van groot
belang is dat betaaltransacties plaatsvinden op een zo veilig mogelijke
wijze. De invoering van de EMV-chip draagt bij aan de veiligheid van
pinnen. De Commissie constateert dat het merendeel van de fraudezaken
tegenwoordig verband houdt met betaaltransacties op afstand
(bijvoorbeeld betaaltransacties op internet). In Nederland hebben de
banken de laatste jaren een publiekscampagne opgestart om mensen bewust
te maken van de wijze waarop criminelen te werk gaan. Ook is
voorlichting gegeven over “phishing” en de vervelende gevolgen die
hier voor de getroffen klanten aan verbonden kunnen zijn. Verder worden
klanten geattendeerd op de veiligheidschecks die zij moeten uitvoeren
alvorens een betaling via de internetbankieromgeving te verrichten. De
internetbankieromgeving in Nederland bestaat uit een rechtstreekse,
beveiligde lijn met de eigen bank.

Essentieel voor een goed functionerend elektronisch betalingsverkeer is
dat het publiek vertrouwen blijft houden in elektronische
betaalmethoden, ook in elektronisch betalen op afstand.  Daarvoor is het
onder meer nodig dat het elektronisch betalingsverkeer veilig en
betrouwbaar is en dat het publiek goed geïnformeerd is over de
risico’s die samenhangen met het gebruik van alle verschillende
betaalmethoden, zodat een gedegen keuze kan worden gemaakt. 

Binnen de Europese Unie is een start gemaakt met het integreren van de
verschillende locale betaalmarkten om zo te komen tot één Europese
betaalmarkt. Tegelijkertijd vinden er op het terrein van betaaldiensten
vele innovaties plaats en worden nieuwe diensten ontwikkeld die niet
alle eenvoudig te passen zijn binnen het bestaande regelgevend kader.
Deze beide ontwikkelingen tezamen maken dat Nederland het van groot
belang vindt dat op Europees niveau overeenstemming wordt bereikt over
de voorwaarden waaraan elektronische betaaldiensten moeten voldoen om de
veiligheid en betrouwbaarheid van het betalingsverkeer te kunnen borgen.
Het is hierbij van belang dat innovatie en de positie van nieuwkomers
niet uit het oog wordt verloren. Minimaal is noodzakelijk dat
overeenstemming wordt bereikt over de informatie die aan gebruikers van
de verschillende (nieuwe) betaaldiensten moet worden verstrekt.
Daarnaast is Nederland voorstander van het verder uitwerken van een
aantal randvoorwaarden waaraan betalingsverkeer vanuit veiligheidsoptiek
zou moeten voldoen (principle based). 



Governance

De Europese Commissie vraagt zich af of de rol van de Europese
Commissie, de Europese Centrale Bank of de EBA (European Banking
Authority) versterkt zou moeten worden opdat op meer vlakken bindend
advies kan worden gegeven of regelgeving kan worden opgesteld over SEPA.

SEPA is in het verleden gestart als een initiatief vanuit de sector. De
Europese banken hebben gezamenlijk geïnvesteerd in de ontwikkeling van
technische standaarden. Zij hebben zich verenigd in de European Payment
Council. Omdat het lastig bleek om een volledige omschakeling in alle
lidstaten min of meer gelijktijdig tot stand te brengen, heeft de
Europese Commissie dit proces begeleid door in een verordening einddata
vast te stellen. 

In beginsel echter is SEPA een initiatief van de markt; de spelers die
actief zijn in de markt hebben gezamenlijk de meeste kennis om de
details van de regeling op een praktische wijze vorm te geven. Een
belangrijke katalysator om dit proces op koers te houden is de
adviserende rol van de SEPA-Council, een overlegorgaan tussen
belanghebbenden van zowel de vraag- als de aanbodzijde van
betaaldiensten. In Nederland zijn al enige jaren positieve ervaringen
opgedaan met een vergelijkbaar orgaan (het Maatschappelijk Overleg
Betalingsverkeer), waarin onder meer zowel banken, detailhandel als
consumentenorganisaties vertegenwoordigd zijn. Dit overlegorgaan houdt
zich overigens niet alleen bezig met SEPA-gerelateerde onderwerpen, maar
ook met onderwerpen als veiligheid van het betalingsverkeer en de
toegankelijkheid van het betalingsverkeer in Nederland voor alle
gebruikers daarvan. Nederland zou het verwelkomen als zou blijken dat de
SEPA-raad zich op Europees niveau ook tot een dergelijke belangrijke
speler kan ontwikkelen, waarbij de belangen van alle belanghebbenden
(banken, winkeliers en consumenten) in ogenschouw worden genomen en er
gekozen wordt voor efficiënte oplossingen. 

Samenvattend ten behoeve van het vervolg van het proces

Bij het formuleren van de stappen die volgen op de consultatie van deze
greenpaper, geeft Nederland er de voorkeur aan om initiatieven op korte
termijn te beperken tot het volgende:

Betaaldienstverleners onder voorwaarden directe toegang verlenen tot
clearing- en settlementsystemen. Dit vereist wijziging van de
Finaliteitsrichtlijn (Richtlijn 1998/26/EG);

Tot consensus komen over de voorwaarden waaraan (aanbieders van)
betaaldiensten en andere diensten die gebruik maken van de
betalingsinfrastructuur, moeten voldoen vanuit een optiek van
veiligheid,  betrouwbaarheid en robuustheid van het betalingsverkeer.
Een initiatief van de Europese Commissie dat leidt tot regelgeving op
dit punt zou door Nederland zeer op prijs worden gesteld. 

 Voor meer informatie over de groei en cijfers inzake elektronische
betalingen, zie ook de website van Currence:  HYPERLINK
"http://www.currence.nl" www.currence.nl . 

 Een voorbeeld is de participatie in de OSEC (Open Standards for
Security and Certification) en CAS (Common Approval Scheme) initiatieven
waar harmonisering van certificeringsprocessen nagestreefd wordt.

 De infrastructuur maakt het mogelijk voor service providers (waaronder
banken) om hun applicaties op een beschermde plaats in de telefoon op te
slaan. Waarna  vervolgens de telefoon met NFC (near field communication)
door de end user te gebruiken is ipv de betaalpas.

 Deze standaarden zijn onder andere ontwikkeld door EMVco, ETSI, Global
Platform en GSMA (organisatie van telecomproviders) en de EPC.