[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2012D10880, datum: 2012-03-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en Canada inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken; Ottawa, 20 oktober 2011 (Trb. 2011, 239 en Trb. 2012, 36) (herdruk) (2012D10878)

Preview document (🔗 origineel)


Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en
Canada inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken;
Ottawa, 20 oktober 2011 (Trb. 2011, 239 en Trb. 2012, 36)

Toelichtende nota

ALGEMEEN

Inleiding

In april 1998 heeft de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO) het rapport “Harmful Tax Competition, an emerging
global issue” uitgebracht, waarin de lijnen zijn uitgezet voor de
aanpak van schadelijke belastingconcurrentie. Het vervolgrapport van
juni 2000 bevat zowel een lijst van mogelijk schadelijke fiscale
praktijken in de OESO-landen als een lijst van belastingparadijzen. In
het kader van dit rapport heeft Aruba, als Ă©Ă©n van de genoemde landen
met een bijzonder belastingregime, op 30 november 2000 een schriftelijke
toezegging aan de OESO afgegeven om de als schadelijk gekenmerkte
fiscale praktijken te gaan beëindigen en in het bijzonder om
transparantie en effectieve gegevensuitwisseling met betrekking tot
belastingzaken tot stand te brengen. 

Op 18 april 2002 maakte de OESO het ‘Model Agreement on Exchange of
Information on Tax Matters’ (hierna: OESO-modelverdrag) openbaar, dat
als basis diende voor het onderhavige Verdrag. De OESO beoogt via deze
wijze van gegevensuitwisseling internationale samenwerking in
belastingaangelegenheden tot stand te brengen om belastingontwijking,
fraude, witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. Aruba
ondersteunt dit gedachtegoed en streeft ernaar om zoveel mogelijk met
andere landen verdragen ter voorkoming van dubbele belasting met een
inlichtingenartikel conform de laatste versie van artikel 26 van het
OESO “Model Tax Convention on Income and Capital” (2005) te sluiten,
alsmede een breed netwerk van de zogenaamde Tax Information Exchange
Agreements (TIEA’s) naar het OESO-modelverdrag op te bouwen.

Recente ontwikkelingen

In 2009 heeft de OESO een overzicht gepubliceerd van landen die
respectievelijk de OESO-standaard hebben ingevoerd (de ‘witte
lijst’), landen die gecommitteerd zijn maar de OESO-standaard nog niet
substantieel hebben geïmplementeerd (de ‘grijze lijst’) en landen
die zich niet hebben verbonden aan de OESO-normen (de ‘zwarte
lijst’). Onder de ‘grijze lijst’ was een dertigtal gecommitteerde
jurisdicties opgesomd, waaronder ook Aruba. Bij het verschijnen van deze
lijsten gold als criterium voor het substantieel implementeren van de
OESO-normen dat een land ten minste twaalf
informatie-uitwisselingverdragen (TIEA’s) of belastingverdragen
(DTA’s) met een bepaling conform de laatste versie van artikel 26 van
het OESO-modelverdrag uit 2005 moest hebben afgesloten. De publicatie
van deze lijsten heeft wereldwijd geleid tot een exponentiële groei van
het aantal overeengekomen TIEA’s en een snelle toename van het aantal
(her)onderhandelingen van belastingverdragen. Aruba ging mee in deze
ontwikkelingen. Inmiddels staat Aruba op de ‘witte lijst’ van de
OESO.

Onderhandelingen met Canada

Het onderhavige Verdrag is tot stand gekomen na onderhandelingen tussen
de fiscale autoriteiten van Aruba en Canada.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Voor het voorliggende Verdrag heeft de tekst van het OESO-modelverdrag
van 2002 als basis gediend. De verdragstekst met Canada komt in grote
lijnen overeen met het OESO-modelverdrag. Voor zover de bepalingen van
het Verdrag afwijken van de bepalingen in het OESO-modelverdrag, worden
deze verschillen hieronder toegelicht. Dit geldt voor de artikelen 3, 4,
6, 9, 10 en 14. Daar waar de bepalingen niet of niet substantieel
afwijken van het OESO-modelverdrag, is het daarmee corresponderende
OESO-commentaar van overeenkomstige toepassing en wordt voor de
toelichting ervan verwezen naar dat commentaar.

Artikel 1 Doelstelling en reikwijdte van het Verdrag

Dit artikel beschrijft het doel en het toepassingsgebied van het
Verdrag, namelijk het uitwisselen van voorzienbaar relevante fiscale
gegevens ten behoeve van de vaststelling, heffing, controle en inning
van belastingen, de invordering en tenuitvoerlegging van
belastingvorderingen en het onderzoek naar en de vervolging van
belastingzaken. De maatstaf van ”voorzienbare relevantie” wordt
gehanteerd om te garanderen dat verzoeken niet worden afgewezen in
gevallen waarbij het belang van de informatie voor het onderzoek pas na
ontvangst van deze informatie kan worden vastgesteld. Het tweede lid
komt overeen met de laatste zin in het eerste lid van het
OESO-modelverdrag. In het derde lid is bepaald dat het Verdrag alleen
van toepassing zal zijn op Aruba en niet op andere delen van het
Koninkrijk der Nederlanden.

Artikel 3 Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is

Het OESO-modelverdrag laat aan verdragspartijen over te bepalen welke
belastingen onder het Verdrag zullen vallen. In het artikel wordt
bepaald dat het Verdrag ziet op alle belastingen die door de
afzonderlijke partijen worden geheven. Daaronder vallen eveneens de
belastingen die na ondertekening van het Verdrag worden ingevoerd. 

In afwijking van het OESO-modelverdrag is daardoor niet meer nodig te
bepalen dat belastingen die gelijk zijn aan of in wezen gelijksoortig
zijn met en dienen ter aanvulling op of ter vervanging dienen van de in
dit artikel genoemde belastingen ingevoerd na inwerkingtreding van het
Verdrag, eveneens onder de werking van het Verdrag zullen vallen. Ook de
mogelijkheid om via een briefwisseling de bestaande belastingen die
onder het Verdrag vallen uit te breiden of aan te passen is om die reden
op verzoek van Canada niet opgenomen.

Artikel 4 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden de in het Verdrag gehanteerde begrippen
gedefinieerd, die inhoudelijk overeenkomen met het OESO-modelverdrag. In
onderdeel b van het eerste lid wordt aangegeven wie in beide landen als
de bevoegde autoriteit worden aangemerkt. Voor Aruba is dat de Minister
belast met Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger. Onderdeel c
bevat een omschrijving van het grondgebied waarop het Verdrag van
toepassing is. 

In afwijking van het OESO-modelverdrag wordt onder “persoon” als
bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, eveneens begrepen “trust” en
“vennootschap”. Met deze toevoeging wordt beoogd expliciet aan te
geven dat het Verdrag ook ziet op enig andere organisatorische
structuur, zoals de maatschap. Op verzoek van Canada is in afwijking van
het OESO-modelverdrag in dit artikel geen definitie opgenomen van de
begrippen “strafwetten” en “fiscale delicten”. Deze begrippen
hebben immers slechts relevantie voor het bepaalde in artikel 14 van het
Verdrag, in welke bepaling, eveneens in afwijking van het
OESO-modelverdrag, wordt aangegeven welke handelingen en regelingen de
verdragsluitende partijen voor ogen hebben.

Artikel 5 Uitwisseling van inlichtingen op verzoek

In dit artikel zijn de belangrijkste uitgangspunten van internationale
inlichtingenuitwisseling op verzoek neergelegd. Hoewel dit artikel
inhoudelijk niet afwijkt van het OESO-modelverdrag, verdient het
desalniettemin een toelichting op enkele onderdelen. Voor het overige
wordt verwezen naar het OESO-commentaar bij dit artikel.

Op basis van het eerste lid zijn de bevoegde autoriteiten van de
aangezochte partij verplicht om op verzoek informatie uit te wisselen
voor de doeleinden zoals vermeld in artikel 1. Hierdoor is er sprake van
een ruime uitwisseling van fiscale gegevens. Deze uitwisseling ziet niet
alleen op de verzekering van belastingheffing, maar ook op de
invordering, de opsporing en vervolging van fiscale vergrijpen. Op grond
van artikel 39 van de Algemene landsverordening belastingen zal de
belastingplichtige ten aanzien van wie een verzoek om inlichtingen is
gedaan van het besluit tot gegevensuitwisseling met Canada op de hoogte
worden gesteld. De belastingplichtige kan dan op grond van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (LAR) bezwaar maken tegen
de internationale uitwisseling van informatie en vervolgens door de
rechter laten toetsen of de uitwisseling rechtmatig is.

Het tweede lid geeft de inspanningsverplichting van de verdragssluitende
partijen weer, welke inhoudt dat, indien de voorhanden zijnde informatie
niet voldoende is om aan het verzoek om informatie te voldoen, de
verplichting bestaat om de gevraagde informatie door middel van alle
relevante methoden van informatievergaring te verschaffen. De
inspanningsverplichting hiertoe geldt ook in situaties waarin er geen
sprake is van een feit dat zowel volgens de wet van de aangezochte
partij als volgens de wet van de vragende partij als strafbaar zou
worden aangemerkt (de zogenoemde “double incriminality”) of indien
de aangezochte partij de informatie zelf niet nodig heeft voor de eigen
nationale belastingheffing, maar het verzoek om informatie uitsluitend
het belang van de verdragspartner zou dienen. Het zogeheten “domestic
tax interest”-beginsel kan derhalve geen grond zijn voor de
aangezochte partij om informatieverstrekking te weigeren. 

Het derde lid bevat de mogelijkheid voor de verzoekende partij om, met
het oog op bewijsvoeringvereisten, de uit te wisselen informatie in een
bepaalde vorm (zoals een gewaarmerkt afschrift van een origineel stuk),
die valt binnen de mogelijkheden van de wet- en regelgeving van de
aangezochte partij, aan te vragen. Indien de gevraagde vorm niet is
toegestaan onder de nationale wetten van de aangezochte partij, kan deze
laatste weigeren de informatie in genoemde vorm te verschaffen. Dit
ontheft de aangezochte partij echter niet van zijn verplichting de
informatie, zij het in een andere vorm, te verschaffen. 

Krachtens het vierde lid hebben partijen de plicht ervoor zorg te dragen
dat de bevoegde autoriteiten bevoegd zijn informatie te ontvangen en uit
te wisselen betreffende financiële instellingen, gevolmachtigden,
zaakwaarnemers en agenten, alsmede informatie betreffende
eigendomsrechten met betrekking tot rechtspersonen.

Het vijfde lid bevat de plicht van de verzoekende partij om bij het
indienen van het verzoek bepaalde gegevens te overhandigen om de
“voorzienbare relevantie” aan te tonen.

Het zesde lid ziet toe op een snelle uitwisseling van informatie tussen
partijen. Teneinde dit te kunnen bewerkstelligen zal de bevoegde
autoriteit van de aangezochte partij, binnen 60 dagen na ontvangst, de
bevoegde autoriteiten van de verzoekende partij in kennis te stellen van
de ontvangst van het verzoek dan wel het ontbreken van enige gegevens in
het verzoek (onderdeel a). Indien de aangevraagde informatie om welke
reden dan ook niet voorhanden is of niet uitgewisseld kan worden, is de
aangezochte partij gehouden dit binnen 90 dagen aan de verzoekende
partij mede te delen (onderdeel b). 

Artikel 6 Spontane uitwisseling van informatie

Dit artikel, dat niet in het OESO-modelverdrag staat, is op verzoek van
Aruba toegevoegd. Het artikel heeft het voordeel dat als bijvoorbeeld in
het ene land blijkt dat in het andere land belastinginkomsten worden
misgelopen, dit aan het andere land kan worden medegedeeld. Als het
uitwisselen van informatie slechts op verzoek zou plaatsvinden, zou
dergelijke informatie wellicht nooit aan het betrokken land worden
verstrekt, hetgeen voor dat land zou kunnen leiden tot het mislopen van
belastinginkomsten.

Artikel 8 Mogelijkheid een verzoek af te wijzen

Dit artikel bevat een aantal beperkingen op de verplichting tot het
vergaren en uitwisselen van informatie. Partijen zijn bijvoorbeeld niet
gehouden maatregelen te treffen die in strijd zijn met de nationale
wetgeving of administratieve praktijk en/of de openbare orde. Zo beperkt
het derde lid de plicht tot het vergaren van informatie ten aanzien van
de vertrouwelijke communicatie tussen bijvoorbeeld een advocaat en zijn
cliënt. In dit verband wordt verwezen naar artikel 51, tweede lid, van
de Algemene landsverordening belastingen op basis waarvan enkele
beroepsgroepen zich kunnen beroepen op hun geheimhoudingsplicht.

Artikel 9 Geheimhoudingsplicht 

Op verzoek van Canada zijn in afwijking van het OESO-modelverdrag in dit
artikel de woorden “in dat rechtsgebied opgenomen”. Canada kent
namelijk het onderscheid tussen een federale en een provinciale
jurisdictie. Op beide niveaus kan belasting worden geheven over een
bepaalde inkomensbron. De toevoeging “in dat rechtsgebied” is
opgenomen ter verduidelijking dat de informatie-uitwisseling geldt voor
beide niveaus. 



Artikel 10 Kosten

Dit artikel regelt de verdeling van de kosten verbonden aan de
uitwisseling van informatie. Hierbij geldt als hoofdregel dat de
aangezochte partij de gewone kosten die opkomen bij de geboden bijstand
zelf moet dragen. Indien de kosten die zouden opkomen bij een specifiek
verzoek tot het verstrekken van informatie naar verwachting buitengewoon
zullen zijn, zullen deze kosten worden gedragen door de verzoekende
partij. Onder buitengewone kosten worden bijvoorbeeld begrepen redelijke
kosten die verband houden met het inhuren van externe adviseurs in het
kader van procesvoering. In het geval van dat de aangezochte partij
verwacht buitengewone kosten te zullen maken dient de bevoegde
autoriteit van de aangezochte partij hierover echter wel vooraf in
overleg te treden met de verzoekende partij.

Artikel 12 Andere internationale afspraken

Dit artikel wordt met name gebruikt in multilaterale verhoudingen.
Desalniettemin is het op verzoek van Canada toch in het onderhavige
bilaterale Verdrag opgenomen. Uitgangspunt is dat de uitwisseling van
inlichtingen zal geschieden op basis van dit Verdrag. Dit artikel stelt
echter vast dat de mogelijkheden van bijstand waarin dit Verdrag
voorziet, geen beperking vormen voor en evenmin beperkt worden door de
mogelijkheden die worden geboden door bestaande verdragen of door andere
regelingen tussen de verdragsluitende partijen die betrekking hebben op
samenwerking ter zake van belastingzaken.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het Verdrag. Voor de
toepassing van het Verdrag wordt onderscheid gemaakt tussen opzettelijke
gedragingen, die vatbaar zijn voor vervolging (fiscale delicten) en
overige belastingzaken. Ten aanzien van fiscale delicten vindt het
Verdrag toepassing met ingang van de dag van inwerkingtreding. Voor
overige belastingzaken wordt onderscheid gemaakt tussen belastingen die
over een tijdvak worden geheven en tijdstipbelastingen. Voor
tijdvakbelastingen vindt het Verdrag toepassing op de eerste dag van het
tijdvak dat aanvangt op of na de dag waarop het Verdrag in werking
treedt. Op tijdstipbelastingen is het Verdrag van toepassing vanaf de
datum van inwerkingtreding. Deze bepaling wijkt hierbij af van de
regeling in het OESO-modelverdrag waar voor de inwerkingtreding wordt
aangesloten bij de aanvang van een kalenderjaar. Met de in dit Verdrag
gekozen tekst kan in voorkomende gevallen eerder dan op basis van het
OESO-modelverdrag een beroep op het Verdrag worden gedaan.

Voor strafrechtelijke belastingzaken, als gedefinieerd in artikel 14,
tweede lid, onderdeel a, is het belastingtijdvak niet van belang. Dit
betekent dat informatie kan worden ingewonnen zowel voor
belastingtijdvakken die liggen vóór de datum van inwerkingtreding van
het Verdrag, als voor belastingtijdvakken die beginnen op of na de datum
van inwerkingtreding van het Verdrag. 

Artikel 15 Beëindiging

Dit artikel regelt de beëindiging van het Verdrag, waarbij het van
belang is dat in het derde lid wordt bepaald dat de geheimhoudingsplicht
(artikel 9) blijft bestaan ten aanzien van alle informatie die is
verkregen in het kader van de toepassing van het Verdrag.

III. KONINKRIJKSPOSITIE 

Het Verdrag zal, voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen
gelden voor Aruba.

DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN,

 OESO, “Towards a Global Tax co-operation: Progress in Identifying and
Eliminating Harmful Tax Practices”, juni 2000

 Voor de tekst van dit model, inclusief de toelichting, zie:
http://www.oecd.org/dataoecd/15/43/2082215.pdf

 Het model van de zogenaamde Double Taxation Agreement (DTA); zie
hiervoor:
http://www.oecd.org/document/53/0,3343,en_2649_33767_33614197_1_1_1_1,00
.html

 Zie hiertoe: OESO, Overview of the OECD’s Work on Countering
International Tax Evasion, Parijs 28 september 2009, beschikbaar via.
http://www.oecd.org/dataoecd/32/45/43757434.pdf.

		

 PAGE   4 

 PAGE   4 

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (van het
Koninkrijk) wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer
instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op
Raad van State).