[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33220 Adv RvSt inzake Goedkeuring van het Besluit van de Europese Raad van 25 maart 2011 tot wijziging van artikel 136 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot een stabiliteitsmechanisme voor de lidstaten die de euro als munt hebben (Trb. 2011, 143)

Goedkeuring van het Besluit van de Europese Raad van 25 maart 2011 tot wijziging van artikel 136 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot een stabiliteitsmechanisme voor de lidstaten die de euro als munt hebben (Trb. 2011, 143)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2012D14218, datum: 2012-03-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2012Z06635:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W01.12.0041/I	's-Gravenhage, 1 maart 2012

Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2012, no.12.000344, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de
Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en de Minister van Financiën,
bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van het
Besluit van de Europese Raad van 25 maart 2011 tot wijziging van artikel
136 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met
betrekking tot een stabiliteitsmechanisme voor de lidstaten die de euro
als munt hebben (Trb. 2011, 143), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel betreft de goedkeuring van het Besluit van de Europese
Raad (het Besluit) tot wijziging van artikel 136 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Ingevolge het
Besluit wordt een derde lid toegevoegd aan artikel 136 VWEU dat bepaalt
dat de lidstaten die de euro als munt hebben (de eurolanden), een
stabiliteitsmechanisme kunnen instellen dat geactiveerd wordt indien dat
onontbeerlijk is om de stabiliteit van de eurozone in haar geheel te
waarborgen. Het tegelijkertijd met dit voorstel ingediende voorstel tot
goedkeuring van het Verdrag tot instelling van het Europees
Stabiliteitsmechanisme (ESM) voorziet in de invoering van zo’n
stabiliteitsmechanisme. De verlening van financiële steun, indien
vereist, uit hoofde van het mechanisme dient ingevolge het nieuwe derde
lid van artikel 136 van het VWEU aan stringente voorwaarden gebonden te
zijn. 

De wijziging van artikel 136 van het VWEU wordt met toepassing van
artikel 48, zesde lid, van het Verdrag betreffende de Europese Unie
(VEU) doorgevoerd (vereenvoudigde herzieningsprocedure). Concreet
betekent dit dat de verdragswijziging door middel van een besluit van de
Europese Raad wordt vastgesteld. Dit besluit dient door de lidstaten van
de Europese Unie (EU) overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke
bepalingen te worden goedgekeurd, voordat het in werking kan treden. Het
voorliggende voorstel strekt daartoe. 

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.

1.	Context

De EU, en in het bijzonder de eurozone, is sinds eind 2009 met een
schuldencrisis van ongekende omvang geconfronteerd. Zij ontbeerde het
instrumentarium om hierop snel en effectief te reageren. Het Besluit
maakt onderdeel uit van een reeks maatregelen die de lidstaten hebben
genomen om de crisis op een meer permanente basis te beheersen en nieuwe
crises te voorkomen. 

Gezien de complexiteit van de problematiek en de aanzienlijke
financiële en andere belangen die ermee gemoeid zijn, hebben de
lidstaten niet onmiddellijk een pasklaar en alomvattend antwoord op de
crisis kunnen formuleren. De moeizame totstandkoming, op basis van het
nieuwe derde lid van artikel 136 van het VWEU, van het ESM, dat tot twee
maal toe is aangepast ten opzichte van de oorspronkelijke versie, is wat
dat betreft illustratief. Wel constateert de Afdeling met enige zorg dat
de lidstaten van meet af aan, dat wil zeggen ook al met de instelling
van de Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit, doelbewust hebben
gekozen voor een aanpak buiten de autonome rechtsorde en het
institutionele kader van de EU om. De Afdeling wijst erop, dat in het
VWEU met betrekking tot de Europese en Monetaire Unie bepalingen zijn
opgenomen, in het bijzonder de specifieke bepalingen voor de eurolanden
(artikelen 136 tot en met 138 van het VWEU). Met het ESM, ingesteld op
basis van een internationaal publiekrechtelijk instrument, wordt
voorbijgegaan aan dit in het VWEU neergelegde institutionele kader,
waarin onder andere de Europese Commissie, het Europees Parlement, de
Europese Rekenkamer en het Hof van Justitie van de Europese Unie
belangrijke verantwoordelijkheden hebben. Deze keuze heeft belangrijke
consequenties, niet alleen voor de positie, de geloofwaardigheid en
effectiviteit van de instellingen van de EU, maar ook voor de
democratische controle op het functioneren van het ESM. 

De Afdeling mist in de toelichting een uiteenzetting waarom is gekozen
voor een verdragswijziging die voorziet in de instelling van een
permanent stabiliteitsmechanisme buiten de autonome rechtsorde en het
institutionele kader van de EU om. Zij adviseert hierop in de
toelichting in te gaan.

2.	Relatie met de ‘no-bail-out’-bepaling uit het VWEU

Het voorgestelde artikel 136, derde lid, van het VWEU bepaalt dat de
eurolanden, een stabiliteitsmechanisme kunnen instellen dat geactiveerd
wordt indien dat onontbeerlijk is om de stabiliteit van de eurozone in
haar geheel te waarborgen. 

Volgens de toelichting is de achtergrond van de voorgestelde wijziging
van het VWEU, dat bij sommigen vragen rezen of een permanent
stabiliteitsmechanisme wel in overeenstemming is met het VWEU. De
toelichting stelt in dit verband, dat de bepaling de zekerheid biedt dat
de eurolanden een mechanisme mogen instellen conform de wens van de
Europese Raad. Voor de lidstaten die de euro als betaalmiddel hebben,
verduidelijkt de wijziging van artikel 136 van het VWEU dat zij met het
instellen van een stabiliteitsmechanisme niet in strijd handelen met het
VWEU en artikel 125 van het VWEU (over de zogenaamde ‘no-bail-out’)
in het bijzonder, aldus de toelichting. Artikel 125, eerste lid, van het
VWEU bepaalt onder andere dat de Unie en de lidstaten niet aansprakelijk
zijn voor de verbintenissen van een andere lidstaat en deze
verbintenissen niet overnemen. Hiermee wordt met name beoogd de
discipline van lidstaten in het kader van de Economische en Monetaire
Unie te waarborgen.  

De Afdeling is van oordeel dat de stelling in de toelichting dat de
lidstaten met het instellen van een stabiliteitsmechanisme niet in
strijd handelen met het VWEU en artikel 125 van het VWEU (over de
zogenaamde ‘no-bail-out’) in het bijzonder, nadere toelichting
behoeft. In het Besluit waarmee het bedoelde artikel 136, derde lid, van
het VWEU wordt ingevoegd, wordt namelijk geen relatie gelegd met artikel
125 van het VWEU. Voorts geldt dat artikel 125 van het VWEU ongewijzigd
van toepassing is en blijft. 

De Afdeling adviseert in de toelichting nader op dit aspect in te gaan
en daarbij tevens aandacht te besteden aan de omstandigheden waarin
maatregelen die in het kader van het ESM worden genomen met het oog op
de stabiliteit van de euro als geheel, niet in de weg staan aan de
overwegingen die destijds ten grondslag lagen aan de
‘no-bail-out’-bepaling.  

3.	Inwerkingtreding 

Blijkens de toelichting is de achtergrond van de wijziging van artikel
136 van het VWEU dat die wijziging nodig wordt geacht voor de oprichting
van het ESM. Aanleiding was dat in sommige lidstaten de vraag rees of
een permanent stabiliteitsmechanisme wel in overeenstemming is met het
VWEU. Tegen deze achtergrond wijst de Afdeling op het volgende. 

Blijkens de toelichting bij het wetsvoorstel tot goedkeuring van het
ESM-Verdrag is het de bedoeling dat het ESM per 1 juli 2012 in werking
treedt. De voorliggende verdragswijziging die artikel 136, derde lid,
van het VWEU in het leven roept, treedt echter een half jaar later in
werking dan het ESM, namelijk op 1 januari 2013. In de toelichting
wordt op deze verschillende data voor inwerkingtreding en op de
consequenties daarvan, niet ingegaan. 

De Afdeling adviseert de toelichting met inachtneming van het
vorenstaande aan te vullen. 

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State,

(get.) Donner

	Voorstel van wet houdende goedkeuring van het op 2 februari 2012 te
Brussel tot stand gekomen Verdrag tot instelling van het Europees
Stabiliteitsmechanisme tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek
Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het
Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de
Republiek Cyprus, het Groothertogdom Luxemburg, Malta, het Koninkrijk
der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de
Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en de Republiek Finland
(Trb. 2012, 28) (W06.12.0042/III). 

	Zie in dit verband Raadsbesluit nr. 9614/10 van 10 mei 2010. 

	Zie memorie van toelichting, onderdeel ‘Doel en betekenis van artikel
136, derde lid, van het EU-Werkingsverdrag’. 

	Zie memorie van toelichting bij het voorstel van wet houdende
goedkeuring van het op 2 februari 2012 te Brussel tot stand gekomen
Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme tussen
het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek
Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de
Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, het
Groothertogdom Luxemburg, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de
Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de
Slowaakse Republiek en de Republiek Finland (Trb. 2012, 28), paragraaf
III (Verhouding met het EU-Werkingsverdrag). 

  PAGE  2 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........