[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband met de uitvoering van het kabinetsstandpunt ‘Spoor in beweging’

Eindtekst

Nummer: 2012D14684, datum: 2012-03-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2011Z04002:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

Wijziging van de Spoorwegwet en de Wet personenvervoer 2000 in verband
met de uitvoering van het kabinetsstandpunt ‘Spoor in beweging’







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
Spoorwegwet en de Wet Personenvervoer 2000 aan te passen in verband met
de uitvoering van het kabinetsstandpunt ‘Spoor in beweging’;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Spoorwegwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1 

	1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

	aangemelde instantie: aangemelde instantie als bedoeld in artikel 2,
onderdeel j, van richtlijn 2008/57/EG; 

	beheerder: houder van een concessie als bedoeld in artikel 16, eerste
lid;

	bevoegdheidsbewijs: bevoegdheidsbewijs als bedoeld in artikel 3,
onderdeel j, van richtlijn 2007/59/EG;

	capaciteit: capaciteit van de hoofdspoorweginfrastructuur;

	gebruik van een hoofdspoorweg: het met een spoorvoertuig rijden over of
stilstaan op een hoofdspoorweg;

	gebruiksvergoeding: vergoeding als bedoeld in artikel 8 van richtlijn
91/440/EEG en hoofdstuk 2 van richtlijn 2001/14/EG;

	gerechtigde: gerechtigde als bedoeld in artikel 57;

	hoofdspoorweg: op grond van artikel 2 als hoofdspoorweg aangewezen
spoorweg; 

	hoofdspoorweginfrastructuur: spoorweginfrastructuur, waarbij de
spoorwegen als hoofdspoorwegen zijn aangewezen;

	interoperabiliteitsonderdeel: interoperabiliteitsonderdeel als bedoeld
in artikel 2, onderdeel f, van richtlijn 2008/57/EG;

	kaderovereenkomst: kaderovereenkomst als bedoeld in artikel 17 van
richtlijn 2001/14/EG;

	keuringsinstantie: instantie aangewezen op grond van artikel 93;

	lidstaat: lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij
is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

	machinistenvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 4 van
richtlijn 2007/59/EG;

	netverklaring: netverklaring als bedoeld in richtlijn 2001/14/EG;

	Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

	raad van bestuur NMa: raad van bestuur van de mededingingsautoriteit,
bedoeld in artikel 2 van de Mededingingswet;

	rechthebbende: eigenaar, bezitter of degene die een recht van erfpacht,
opstal, vruchtgebruik, gebruik, huur of pacht heeft;

	spoorvoertuig: voertuig, bestemd voor het verkeer over spoorwegen;

	spoorweg: weg bestemd voor verkeer over spoorstaven of geleiderails;

	spoorweginfrastructuur: spoorwegen en de daarvan deel uitmakende
elementen van spoorweginfrastructuur als bedoeld in bijlage I, onderdeel
A, van Verordening (EG) nr. 851/2006 van de Europese Commissie van 9
juni 2006 betreffende de vaststelling van de inhoud van de verschillende
posten van de boekhoudkundige schema’s bedoeld in bijlage I bij
Verordening (EEG) nr. 1108/70 van de Raad (PbEU L 158;

	spoorwegonderneming: spoorwegonderneming als bedoeld in richtlijn
95/18/EG, alsmede iedere andere onderneming die gebruik maakt of beoogt
te maken van de spoorweg en daarvoor de beschikking heeft over tractie;

	subsysteem: subsysteem van structurele aard als bedoeld in bijlage II
van richtlijn 2008/57/EG;

	technische specificatie inzake interoperabiliteit: technische
specificatie inzake interoperabiliteit als bedoeld in artikel 2,
onderdeel i, van richtlijn 2008/57/EG;

	toegangsovereenkomst: toegangsovereenkomst als bedoeld in artikel 59;

	veiligheidsfunctie: functie van bestuurder van een spoorvoertuig of een
andere, bij algemene maatregel van bestuur omschreven, functie binnen
het spoorwegverkeerssysteem die van aanmerkelijke invloed is op de
veiligheid van het spoorverkeer;

	verbetering: verbetering als bedoeld in artikel 2, onderdeel m, van
richtlijn 2008/57/EG;

	vernieuwing: vernieuwing als bedoeld in artikel 2, onderdeel n, van
richtlijn 2008/57/EG.

	2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt voorts verstaan
onder:

	richtlijn 91/440/EEG: richtlijn nr. 91/440/EEG van de Raad van de
Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van
de spoorwegen in de Gemeenschap (PbEG L 237);

	richtlijn 95/18/EG: richtlijn nr. 95/18/EG van de Raad van de Europese
Unie van 19 juni 1995 betreffende de verlening van vergunningen aan
spoorwegondernemingen (PbEG L 143);

	richtlijn 96/48/EG: richtlijn nr. 96/48/EG van de Raad van de Europese
Unie van 23 juli 1996 betreffende de interoperabiliteit van het
transeuropees hogesnelheidsspoorwegsysteem (PbEG L 235);

	richtlijn 2001/14/EG: richtlijn nr. 2001/14/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2001 inzake de
toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van
rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur (PbEG L 75);

	richtlijn 2001/16/EG: richtlijn nr. 2001/16/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 maart 2001 betreffende
de interoperabiliteit van het conventionele trans-Europese
spoorwegsysteem 

(PbEG L 110);

	richtlijn 2004/49/EG: richtlijn nr. 2004/49/EG van het Europees 
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake de
veiligheid op communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn
95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan
spoorwegondernemingen en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de
toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van
rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake
veiligheidscertificering (Spoorwegveiligheidsrichtlijn) (PbEU L 220);

	richtlijn 2007/59/EG: richtlijn nr. 2007/59/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 inzake de
certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het
spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen (PbEU L 315);

	richtlijn 2008/57/EG: richtlijn nr. 2008/57/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juni 2008 betreffende
de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PbEU L
191).

B

	Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

	Onze Minister draagt zorg voor de aanleg en het beheer van
hoofdspoorweginfrastructuur.

C 	[Vervallen]

D	[Vervallen]

E

	Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdelen a en b, wordt het woord
“infrastructuur” telkens vervangen door:
hoofdspoorweginfrastructuur.

	2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt de zinsnede “de veiligheid
van hoofdspoorwegen” vervangen door: “de veiligheid van de
hoofdspoorweginfrastructuur”.

	3. Onder vernummering van het derde lid tot het zesde lid worden drie
leden ingevoegd, luidende: 

	3. Aan een concessie kan het voorschrift worden verbonden dat de
beheerder, indien hij tekortschiet in het verrichten van een bepaalde
prestatie, gehouden is een geldsom te voldoen aan Onze Minister.

	4. Indien toepassing is gegeven aan het derde lid is de
concessieverlener niet bevoegd ten aanzien van het verrichten van de
desbetreffende prestatie aan de concessiehouder een last onder dwangsom
op te leggen. Artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht is niet van toepassing.

	5. Onze Minister kan aan een beheerder een bijzondere volmacht als
bedoeld in artikel 32, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001
verlenen met betrekking tot hoofdspoorweginfrastructuur die aan de Staat
toebehoort. 

F

	Na artikel 17 worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 17a

	1. De beheerder stelt een beheerplan op conform de in de hem verleende
concessie vastgelegde voorschriften.

	2. Aan de concessie wordt een voorschrift verbonden ten aanzien van de
duur van het beheerplan.

Artikel 17b

	1. De beheerder vraagt advies aan de gerechtigden, bedoeld in artikel
57, met uitzondering van de concessieverlener, bedoeld in artikel 20,
eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000, over de bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur aangewezen onderdelen van het beheerplan,
bedoeld in artikel 17a.

	2. De beheerder stelt de gerechtigden in de gelegenheid met hem overleg
te voeren voordat advies wordt uitgebracht.

	3. Het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt op een zodanig tijdstip
gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het door de
beheerder op te stellen beheerplan.

	4. Indien na het advies van de gerechtigden een beslissing wordt
genomen ten aanzien van de onderdelen van het beheerplan, bedoeld in het
eerste lid, worden de gerechtigden door de beheerder zo spoedig
mogelijk, doch uiterlijk vier weken voor deze gevolg geeft aan de
beslissing, schriftelijk hiervan in kennis gesteld. Indien het advies
van de gerechtigden niet of niet geheel is gevolgd, wordt aan hen tevens
meegedeeld, waarom van dat advies is afgeweken en wordt hen de
gelegenheid geboden binnen vier weken nader te overleggen met de
beheerder alvorens deze gevolg geeft aan de beslissing.

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over de termijnen die bij de adviesprocedure en de
overlegprocedure, bedoeld in dit artikel, in acht worden genomen.

G

	Na artikel 18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18a

	Een besluit tot verlening of wijziging van een concessie kan worden
genomen indien de beheerder niet binnen vier dagen na de dag waarop het
voorgenomen besluit aan hem is bekendgemaakt aan de concessieverlener
heeft doen blijken dat hij de concessie niet zonder voorbehoud
aanvaardt.

H

	Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid, onderdeel d, wordt “veiligheidsattest”
vervangen door: veiligheidscertificaat.

	2. In het tweede lid, onderdeel d, wordt “proefattest” vervangen
door: proefcertificaat.

	3. Onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma wordt
aan artikel 22, tweede lid, een onderdeel toegevoegd, luidende:

	g. de uitoefening van overige activiteiten in opdracht van de
beheerder.

I

	In artikel 27, tweede lid, onderdeel b, wordt “veiligheidsattest of
proefattest” vervangen door: veiligheidscertificaat of
proefcertificaat.

J

	De paragraafaanduiding boven artikel 32 komt te luiden:

§3. Het veiligheidscertificaat

K

	Artikel 32 komt te luiden:

Artikel 32

	1. Onze Minister verleent op aanvraag van een spoorwegonderneming een
veiligheidscertificaat als bedoeld in artikel 10 van richtlijn
2004/49/EG bestaande uit:

	a. een A-certificaat voor het veiligheidsbeheersysteem dat wordt
verleend indien het veiligheidsbeheersysteem voldoet aan artikel 9 en
bijlage III van richtlijn 2004/49/EG;

	b. een B-certificaat voor de voorzieningen die de spoorwegonderneming
overeenkomstig bijlage IV van richtlijn 2004/49/EG heeft getroffen om te
voldoen aan de bij of krachtens deze wet gestelde voorschriften.

	2. Een veiligheidsbeheersysteem waarvoor door een daartoe bevoegde
instantie in een andere lidstaat van de Europese Unie een certificaat
als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel a, van richtlijn
2004/49/EG is afgegeven, wordt voor de verlening van het
veiligheidscertificaat gelijkgesteld met een A- certificaat als bedoeld
in het eerste lid, onderdeel a.

L

	Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het vierde tot en met het zevende lid tot
tweede tot en met het vijfde lid vervallen het tweede en derde lid.

	2. In het eerste, tweede (nieuw), derde (nieuw) en vijfde lid (nieuw)
wordt “veiligheidsattest” telkens vervangen door:
veiligheidscertificaat.

	3. In het derde lid, onderdeel c (nieuw), wordt “attesthouder”
vervangen door: certificaathouder.

	4. Onder vervanging van de punt aan het slot van het derde lid,
onderdeel c (nieuw), door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd,
luidende:

	d. indien het certificaat, bedoeld in artikel 32, tweede lid, door een
daartoe bevoegde instantie in een andere lidstaat van de Europese Unie
is ingetrokken.

	5. In het vijfde lid (nieuw) wordt “vierde lid” vervangen door:
tweede lid.

M

	Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste en tweede lid wordt “veiligheidsattest” telkens
vervangen door: veiligheidscertificaat.

	2. In het eerste lid wordt “attesthouder” vervangen door:
certificaathouder.

	3. In het eerste, tweede, derde en vierde lid wordt “proefattest”
telkens vervangen door: proefcertificaat.

N

	Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel a wordt “van een veiligheidsattest en van een
proefattest” vervangen door: van een veiligheidscertificaat en van een
proefcertificaat.

	2. In onderdeel b wordt “een veiligheidsattest en een proefattest”
vervangen door: een veiligheidscertificaat en een proefcertificaat.

	3. In onderdeel c wordt “veiligheidszorgsysteem” vervangen door:
veiligheidsbeheersysteem.

O

	Artikel 56 vervalt.

P

	Artikel 57 komt te luiden:

Artikel 57

	1. Gerechtigd tot het sluiten van een toegangsovereenkomst en een
kaderovereenkomst met de beheerder zijn de partijen, bedoeld in het
tweede lid.

	2. Als aanvrager als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van richtlijn
2001/14/EG worden aangemerkt:

	a. spoorwegondernemingen die in het bezit zijn van een
bedrijfsvergunning of deze hebben aangevraagd, voorzover zij daarmee
gerechtigd zijn van de hoofdspoorwegen gebruik te maken op de wijze
waarvoor zij de overeenkomst willen sluiten;

	b. concessieverleners als bedoeld in artikel 20 van de Wet
personenvervoer 2000 ten behoeve van openbaar vervoer per trein;

	c . andere natuurlijke personen of rechtspersonen die om commerciële
redenen aantoonbaar belang hebben bij de verwerving van capaciteit voor
het doen vervoeren van personen of lading door middel van
spoorvervoerdiensten.

	3. Overdracht van capaciteit als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van
richtlijn 2001/14/EG is verboden.

	4. De spoorwegonderneming doet uiterlijk tien maanden voor aanvang van
de geldigheidsperiode van de dienstregeling, bedoeld in artikel 2,
onderdeel m, van richtlijn 2001/14/EG waarin hij met het
grensoverschrijdend personenvervoer wil aanvangen aan de raad van
bestuur NMa en de beheerder melding van het voornemen om voor dat
vervoer capaciteit aan te vragen.

	5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing voor wijzigingen
van het grensoverschrijdend personenvervoer.

Q

	Artikel 59, tweede lid, komt te luiden:

 	2. In de toegangsovereenkomst wordt voor het gebruik van capaciteit
voor in opdracht van de beheerder uit te voeren werkzaamheden op of aan
hoofdspoorweginfrastructuur ten behoeve van de uitoefening van de taken,
bedoeld in artikel 16, eerste lid, een gebruiksvergoeding van nihil
overeengekomen.

R

	Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het tweede en derde
lid, vervalt artikel 60, tweede lid.

S

	Artikel 64 komt te luiden:

Artikel 64

	1. De beheerder draagt er zorg voor dat werkzaamheden aan en nabij de
hoofdspoorweg ten behoeve van de hoofdspoorweginfrastructuur veilig
plaatsvinden. De beheerder treft hiertoe maatregelen waardoor het
spoorverkeer en de uitvoering van werkzaamheden geen gevaar voor elkaar
opleveren.

	2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de
veilige uitvoering van werkzaamheden aan of nabij de hoofdspoorweg.

T

	Artikel 77 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van
overtreding van de artikelen 19, 21, 33, vijfde lid, 36, eerste lid, 37,
eerste lid, 37b, eerste en achtste lid, 51, vierde lid, 53, 65, tweede
lid en 96, tweede lid, alsmede ter zake van overtreding van de krachtens
hoofdstuk 2 en de artikelen 64, tweede lid, en 65, eerste lid,
vastgestelde voorschriften, voor zover die overtreding daarbij
uitdrukkelijk als beboetbaar feit is aangemerkt.

	2. Er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

	3. Een overtreding die krachtens het eerste lid als beboetbaar feit is
aangemerkt, wordt niet tevens als strafbaar feit krachtens artikel 87,
eerste lid, aangemerkt.

U

	Artikel 80 komt te luiden:

Artikel 80

	1. De bestuurlijke boete die ten hoogste voor een overtreding als
bedoeld in artikel 77, eerste lid, kan worden opgelegd, is indien begaan
door:

	a. een natuurlijke persoon, niet zijnde een onderneming, gelijk aan de
geldsom van ten hoogste € 5.700,-;

	b. een onderneming, gelijk aan de geldsom van ten hoogste €
225.000,-.

	2. De hoogte van de bestuurlijke boete wordt in ieder geval afgestemd
op de omzet van een onderneming indien de overtreder een onderneming is.

	3. Onverminderd het eerste lid en tweede lid kan de op te leggen
bestuurlijke boete met 50% worden verhoogd, indien op de dag van het
constateren van de overtreding nog geen 24 maanden zijn verstreken nadat
een eerdere overtreding bestaande uit het niet naleven van eenzelfde
wettelijke verplichting is geconstateerd en de bestuurlijke boete wegens
de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden.

	4. Indien de gegevens omtrent de omzet van een onderneming, bedoeld in
het tweede lid,  niet aan Onze Minister beschikbaar zijn gesteld, kan
Onze Minister aan degene aan wie de bestuurlijke boete wordt opgelegd
verzoeken deze gegevens binnen een door hem te stellen termijn te
verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn
voldoet aan dit verzoek, is de hoogte van de boete gelijk aan het
maximale boetebedrag, bedoeld in het eerste lid, onder b.

	5. De in het eerste lid genoemde bedragen kunnen elke twee jaar, met
ingang van 1 januari van een jaar, bij algemene maatregel van bestuur
worden gewijzigd  ten gevolge van de ontwikkeling van de
consumentenprijsindex sinds de vorige wijziging  van deze bedragen. Bij
deze wijziging wordt het geldbedrag op een veelvoud van € 5 naar
beneden afgerond.

	6. Onze Minister stelt een beleidsregel vast voor de toepassing van dit
artikel.

V

	Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste respectievelijk het tweede lid komt te luiden:

	1. Overtreding van artikel 4, vierde lid, en artikel 22, eerste lid,
onderdelen c en d, alsmede overtreding van de krachtens hoofdstuk 2 en
de artikelen 64, tweede lid, en 65, eerste lid, vastgestelde
voorschriften, voor zover die overtreding daarbij uitdrukkelijk als
strafbaar feit is aangemerkt, wordt gestraft met hechtenis van ten
hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

	2. Overtreding van de artikelen 3 en 22, eerste lid, onderdelen a en b,
wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete
van de derde categorie.

	2. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. Een overtreding die krachtens het eerste lid als strafbaar feit is
aangemerkt, wordt niet tevens als beboetbaar feit krachtens artikel 77,
eerste lid, aangemerkt.

W

	In artikel 120, eerste en tweede lid, wordt “veiligheidsattest”
telkens vervangen door: veiligheidscertificaat.

X

	In artikel 124, tweede lid, wordt de zinsnede ‘1 januari 2010’
vervangen door: 1 januari 2013.

Y

	In artikel 125, derde lid, wordt “is geen overdrachtsbelasting of
omzetbelasting verschuldigd.” vervangen door: is geen
dividendbelasting, omzetbelasting of overdrachtsbelasting verschuldigd.

ARTIKEL II

	De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1, onderdeel a, wordt “Onze Minister van Verkeer en
Waterstaat” vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en
Milieu.

B

	In artikel 27a, eerste lid, wordt “Onze Minister” vervangen door:
de concessieverlener.

C

	In hoofdstuk II, paragraaf 3, wordt na artikel 35 een artikel
toegevoegd, luidende:

Artikel 35a

	1. De concessiehouder van een concessie voor openbaar vervoer per trein
als bedoeld in artikel 20, eerste lid, stelt een vervoerplan op conform
de in de hem verleende concessie vastgelegde voorschriften.

	2. Aan de concessie, bedoeld in het eerste lid, wordt een voorschrift
verbonden ten aanzien van de duur van het vervoerplan.

ARTIKEL III

  

	Indien artikel I, onderdelen B, L, O, S, U, DD en EE, van de wet van 16
december 2010 tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer
2000 en de Wet op de economische delicten ter implementatie van de
richtlijnen 2007/58/EG, 2007/59/EG, 2008/57/EG en 2008/110/EG (Stb.
2011, 218) in werking treedt of is getreden, wordt de Spoorwegwet als
volgt gewijzigd:

A

	Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het vierde lid wordt “ontheffing verlenen van die regels”
vervangen door: ontheffing te verlenen van die regels.

	2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	5. Een wijziging van de technische of functionele eigenschappen van de
hoofdspoorweginfrastructuur die de gebruiksmogelijkheden van de
hoofdspoorwegen aanmerkelijk verandert, behoeft de voorafgaande
instemming van Onze Minister. De beheerder vermeldt in zijn verzoek om
instemming de zienswijzen van betrokken gerechtigden en, voor zover de
wijziging afwijkt van die zienswijzen, een deugdelijke motivering van
die afwijking.

	6. Het vijfde lid geldt niet voor een wijziging van de technische of
functionele eigenschappen, indien het een verbetering of vernieuwing
betreft waarvoor Onze Minister een vergunning voor indienststelling
respectievelijk een nieuwe vergunning voor indienststelling als bedoeld
in artikel 9, derde lid, heeft verleend.

B

	In artikel 16a, tweede lid, aanhef, vierde en vijfde lid, wordt
“veiligheidszorgsysteem” telkens vervangen door:
veiligheidsbeheersysteem.

C

	Aan artikel 27, wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:  

	4. Een beheerder heeft in afwijking van het tweede lid, onder d, ten
behoeve van de uitoefening van de taken, bedoeld in artikel 16, eerste
lid, als spoorwegonderneming toegang tot hoofdspoorwegen zonder dat het
recht rechtstreeks voortvloeit uit een toegangsovereenkomst met dien
verstande dat de beheerder, voor zover het de activiteiten, bedoeld in
artikel 28 van richtlijn 2001/14/EG betreft, beschikt over verdeelde
capaciteit. 

D

	Aan artikel 32 worden twee leden toegevoegd, luidende:

	3. Onze Minister verleent op aanvraag aan een beheerder, in afwijking
van het eerste lid, een veiligheidscertificaat, indien hij beschikt over
een op grond van artikel 16a verleende veiligheidsvergunning. 

	4. Een beheerder gebruikt een op grond van het derde lid verleend
veiligheidscertificaat slechts ten behoeve van de uitvoering van de
taken, bedoeld in artikel 16, eerste lid. 

E

	In artikel 36, vijfde lid, wordt “een aanvullende vergunning voor
indienststelling voor een spoorvoertuig” vervangen door: een
aanvullende vergunning voor indienststelling.

F

	Artikel 37a, derde lid komt te luiden:

	3. Onze Minister kan de vergunning voor indienststelling voor een type
respectievelijk de aanvullende vergunning voor indienststelling voor een
type schorsen of intrekken, indien het type niet of niet langer voldoet
aan de bij of krachtens artikel 36 geldende eisen.

G

	Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd: 

	

	1. Onder vernummering van het zesde tot en met negende lid tot zevende
tot en met tiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

6. Onze Minister kan een onderhoudscertificaat schorsen of intrekken
indien de houder niet of niet meer voldoet aan de krachtens het vijfde
lid bij regeling van Onze Minister vastgestelde eisen.

  

	2. In het negende lid (nieuw) wordt “niet voldaan wordt aan het
zevende lid” vervangen door: niet voldaan wordt aan het achtste lid.

H

	Artikel 48, tweede lid, komt te luiden:

	2. Een erkenning wordt verleend indien wordt voldaan aan de daarvoor
bij regeling van Onze Minister gestelde eisen.

ARTIKEL IV

	Indien artikel I, onderdeel M, van de wet van 16 december 2010 tot
wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op
de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG,
2007/59/EG, 2008/57/EG en 2008/110/EG (Stb. 2011, 218) later in werking
treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt, als
artikel I, onderdeel E, van deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:


	Artikel I, onderdeel M, komt te luiden:

M

	Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Aan de concessie worden voorts in elk geval voorschriften verbonden
ten aanzien van:

	a. door de beheerder te berekenen tarieven voor diensten aan derden;

	b. het verstrekken van gegevens aan Onze Minister ten behoeve van:

	1°. het toezicht op de naleving van de concessie;

	2°. het voldoen aan de verplichtingen die Onze Minister met betrekking
tot de hoofdspoorwegen heeft ingevolge de artikelen 116, 118 en 122 van
de Wet geluidhinder ter uitvoering van richtlijn nr. 2002/49/EG van het
Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002
inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);

	3°. het voldoen aan de verplichtingen die Onze Minister met betrekking
tot de hoofdspoorwegen heeft ingevolge artikel 12.13, eerste lid, van de
Wet milieubeheer;

	c. het opstellen van een financiële verantwoording van het uitvoeren
van de concessie, welke verantwoording gescheiden is van die voor andere
werkzaamheden, en

	d. wijzigingen van hoofdspoorweginfrastructuur die de beheerder
aanbesteedt en als een verbetering of een vernieuwing als bedoeld in
artikel 9, eerste lid, worden aangemerkt.

	2. Het zesde lid vervalt.

ARTIKEL V

	Indien artikel I, onderdeel M, van de wet van 16 december 2010 tot
wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en de Wet op
de economische delicten ter implementatie van de richtlijnen 2007/58/EG,
2007/59/EG, 2008/57/EG en 2008/110/EG (Stb. 2011, 218) eerder in werking
treedt dan artikel I, onderdeel E, van deze wet, wordt deze wet als
volgt gewijzigd:

	Artikel I, onderdeel E, komt te luiden:

E

	Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdelen a en b, wordt het woord
“infrastructuur” telkens vervangen door:
hoofdspoorweginfrastructuur.

	2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt de zinsnede “de veiligheid
van hoofdspoorwegen” vervangen door: “de veiligheid van de
hoofdspoorweginfrastructuur”.

	3. Het derde en vierde lid, komen te luiden:

	3. Aan een concessie kan het voorschrift worden verbonden dat de
beheerder, indien hij tekortschiet in het verrichten van een bepaalde
prestatie, gehouden is een geldsom te voldoen aan Onze Minister.

	4. Indien toepassing is gegeven aan het derde lid is de
concessieverlener niet bevoegd ten aanzien van het verrichten van de
desbetreffende prestatie aan de concessiehouder een last onder dwangsom
op te leggen. Artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht is niet van toepassing.

	4. Er wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

	5. Onze Minister kan aan de beheerder een bijzondere volmacht als
bedoeld in artikel 32, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001
verlenen met betrekking tot hoofdspoorweginfrastructuur die aan de Staat
toebehoort.

ARTIKEL VI

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

 

 

 PAGE    

 PAGE   14