[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 24 april 2012

Bijlage

Nummer: 2012D17070, datum: 2012-04-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 24 april 2012 (2012D17069)

Preview document (🔗 origineel)


Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 24 april 2012

Op de agenda van de aanstaande Raad Algemene Zaken (RAZ) staan twee
onderwerpen:

Het Meerjarig Financieel Kader (MFK). De RAZ zal deze maal spreken over
de onderdelen: cohesiebeleid, de Connecting Europe Facility (CEF) en het
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De discussie zal zich daarbij
onder andere toespitsen op de criteria voor verdeling van
structuurgelden tussen de lidstaten en op de macro-economische
conditionaliteit.

Het tweede agendapunt betreft het pakket verordeningsvoorstellen van de
Commissie voor inhoudelijke vormgeving van het Cohesiebeleid voor de
periode 2014-2020 .

Hieronder worden beide agendapunten nader toegelicht. 

Meerjarig Financieel Kader

De vorige RAZ (26 maart jl.) sprak over de deelonderwerpen: onderzoek,
onderwijs & innovatie (Categorie 1); veiligheid en justitie inclusief
immigratie, asiel & grensbewaking en burgerschap (Categorie 3); extern
beleid (Categorie 4) en; administratieve uitgaven (Categorie 5). Uw
Kamer ontving inmiddels een verslag van deze RAZ-bijeenkomst (Kamerstuk
21501-02 nr. 1140).

Tijdens RAZ van 24 april a.s. worden de eerste concept-onderdelen van
‘onderhandelingsbox’ voor de structuurfondsen, de CEF en het GLB
besproken. De ‘onderhandelingsbox’, waaraan thans onder leiding van
het Deense voorzitterschap wordt gewerkt, vormt in feite de basis van
een conceptakkoord binnen de Raad. Per categorie worden daarin de
belangrijkste uitgangspunten, toewijzingsformules en plafonds
weergegeven alsook de afspraken ten aanzien van de Eigen Middelen. 

Het is de ambitie van het Deense voorzitterschap om in juni uitsluitend
de inhoud en structuur van de onderhandelingsbox, dus zonder cijfers,
aan de Europese Raad (ER) voor te leggen. Het Cypriotisch
voorzitterschap zal vervolgens, in samenwerking met de voorzitter van de
ER, in de tweede helft van dit jaar de cijfers moeten invullen. De
Nederlandse inzet ten aanzien van de MFK-onderhandelingen is verwoord in
de Kamerbrieven van maart en september 2011 (Kamerstuk 21501-20, nrs.
529 en 553). Uitgangspunt daarbij is dat er, naast behoud van de huidige
korting en een moderne EU-begroting, 100 miljard euro in betalingen
bespaard dient te worden op het Commissievoorstel, om de
hoofddoelstelling van het kabinet (substantieel lagere afdrachten) te
realiseren. 

Cohesiebeleid

Het kabinet vindt dat een groot deel van de besparingen gerealiseerd zal
moeten worden bij het Cohesiebeleid. De Nederlandse lijn is bekend: het
Cohesiebeleid zou idealiter beperkt moeten blijven tot de armste
regio’s in de armste lidstaten. Dit betekent dat een belangrijk deel
van de besparingen gevonden zal moeten worden bij de rijke regio’s en
de rijke lidstaten. In dit verband is Nederland dan ook tegen de
oprichting van een nieuwe categorie regio’s die in aanmerking komen
voor convergentiesteun, de zogenaamde transitieregio’s (regio’s met
een BNI tussen 75% en 90% van het EU-gemiddelde). Dit betekent echter
niet dat Nederland uitsluit dat er ook besparingen nodig zullen zijn bij
armere regio’s en armere lidstaten. Mocht gaande de onderhandelingen
blijken dat er toch geld naar rijke regio’s gaat, zal Nederland ervoor
pleiten dat de Europa 2020 doelstelling voor onderzoek en innovatie als
criterium wordt toegevoegd bij de allocatie van middelen.

Daarnaast zal Nederland zich sterk maken voor een stevige
macro-economische conditionaliteit. In dit verband wil Nederland conform
de EMU-brief van 7 september 2011 dat structuurfondsen niet alleen
opgeschort kunnen worden, maar ook dat toebedeelde fondsen bij het
herhaaldelijk schenden van de regels van het SGP kunnen worden gekort. 

Connecting Europe Facility

Het kabinet heeft een positieve grondhouding tegenover een steviger
accent in de Europese begroting ten aanzien van infrastructuur. Dit
omdat goede infrastructuur de interne markt en daarmee de Europese
concurrentiekracht versterkt. Daarom staat het kabinet open voor
stroomlijning van de inspanningen op dit gebied door middel van de CEF.
Wel moet dit instrument ingepast worden binnen een als geheel krappere
EU-begroting. De Commissie stelt evenwel een forse verhoging voor ten
opzichte van de huidige middelen terwijl Nederland van mening is dat ook
hier besparingen moeten worden gevonden. Nederland vindt dat
verhoudingsgewijs meer middelen gaan naar vervoersinfrastructuur dan
naar energie- en ICT-netwerken, aangezien financiering van energie- en
ICT-infrastructuur primair bij marktpartijen ligt.

Gemeenschappelijk Landbouw- en Visserijbeleid (GLB)

Het kabinet is van mening dat het landbouwbudget niet boven een nominaal
constant niveau mag uitkomen. Als in de loop van de onderhandelingen de
Nederlandse inzet om besparingen te realiseren niet haalbaar blijkt,
waardoor de hoofddoelstelling (substantieel lagere afdrachten) niet kan
worden gerealiseerd, zal het kabinet bezien of een inzet op verdere
verlaging van de landbouwuitgaven wenselijk is. Daarnaast staat het
kabinet modernisering van het GLB voor. De Commissie zet een goede
eerste stap naar meer doelgerichte betalingen in plaats van generieke
betalingen. De voorstellen voor vergroening van directe betalingen
kunnen in grote lijnen op steun van het kabinet rekenen, maar het
kabinet wenst meer flexibiliteit in de toepassing per land.

De Commissie stelt ook een herverdeling van directe betalingen tussen
lidstaten voor. Nederland ontvangt nu relatief veel steun per hectare.
Het kabinet heeft begrip voor een zekere mate van herverdeling van de
directe betalingen maar de Commissie legt de rekening van herverdeling
te eenzijdig neer bij een beperkte groep lidstaten. Nederland zal zich
daarom inspannen voor een meer evenwichtige herverdeling.

Verder acht Nederland het van groot belang dat de regels gemoeid met
uitgave en beheer van GLB-fondsen vereenvoudigd worden, zodat
uitvoeringskosten beperkt kunnen worden en het risico op fouten afneemt.
Het Commissievoorstel gaat nog niet ver genoeg op dit punt.

Cohesiebeleid Verordeningen

Voor dit agendapunt informeer ik uw Kamer mede namens staatssecretaris
Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Het Deense voorzitterschap streeft er naar om ten aanzien van de door de
Commissie voorgestelde Cohesie-verordeningen een zogenaamde “partial
general approach’ te bereiken. Dat wil zeggen: een akkoord op
specifieke deelonderwerpen van het pakket. Daarbij geldt het principe
dat "nothing is agreed until everything is agreed". Zo zal de
Raadspositie nog kunnen veranderen als gevolg van de lopende
onderhandelingen over andere onderdelen van de Cohesie-verordeningen,
over het financiële reglement en over het MFK. Deelakkoorden op de
resterende onderdelen van de Cohesie-verordeningen zullen naar
verwachting volgen in de loop van 2012. 

Tijdens deze RAZ worden de volgende drie onderwerpen besproken: (i)
strategisch programmeren; (ii) conditionaliteiten en; (iii)
vereenvoudiging en administratieve lasten. Hierop zal hieronder nader
worden ingegaan. De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie zal uw Kamer separaat informeren over de inzet van het kabinet
over de voortgang in de onderhandelingen in den brede alsook ten aanzien
van de toekomst van het Cohesiebeleid.

Strategisch programmeren

Strategisch programmeren betreft het in onderlinge samenhang vaststellen
van doelen en investerings-doeleinden voor Cohesiebeleid in lijn met de
Europa 2020-strategie en op basis van een door de Commissie voorgesteld
‘Gemeenschappelijk Strategisch Kader’. Dit Gemeenschappelijk
Strategisch Kader (GSK), dat voor alle lidstaten geldt, geeft de
richting aan hoe structuurfondsen bij kunnen dragen aan de doelen van de
Europa 2020-strategie.

Op lidstaatniveau worden in samenspraak met regionale en lokale
overheden, sociale partners en maatschappelijke organisaties zogenaamde
‘Partnerschapovereenkomsten’ gesloten. Deze bevatten een vertaling
van het GSK naar het niveau van de individuele lidstaten. Tevens stelt
elke lidstaat zogenaamde Operationele Programma’s op, die gelden voor
één of meer fondsen en die op nationaal of regionaal niveau op
nauwkeurige wijze de uitvoering van projecten vaststellen. 

Het voorzitterschapsvoorstel dat aan de RAZ voorligt, biedt ten opzichte
van de oorspronkelijke Commissievoorstellen een aantal duidelijke
verbeteringen:

de vereisten ten aanzien van de inhoudsbeschrijving van de Operationele
Programma’s zijn verduidelijkt en vereenvoudigd;

ten aanzien van het GSK stelt het voorzitterschap voor dat deze op basis
van de gewone besluitvormingsprocedure moet worden vastgesteld -- dus
met wetgevende betrokkenheid van zowel Europees Parlement als Raad -- en
niet op basis van gedelegeerde bevoegdheid door de Commissie.

Nederland kan de voorzitterschapsvoorstellen in grote lijnen steunen.
Van belang is wel te voorkomen dat het GSK en de Partnerschaps
Overeenkomsten worden opgetuigd tot een topzwaar bureaucratisch
bouwwerk. 

Conditionaliteiten

In de oorspronkelijke Commissievoorstellen is een aantal randvoorwaarden
neergelegd -- de zogenaamde ex-ante conditionaliteiten -- waaraan
lidstaten moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor
gebruikmaking van structuurfondsen. Nederland en vele andere lidstaten
ondersteunen het onderliggende principe, namelijk verhoging van de
effectiviteit en efficiency van investeringen, maar vinden de invulling
die de Commissie hieraan geeft te bureaucratisch en te omslachtig.

Het voorzitterschap heeft een aantal van de door de Commissie
voorgestelde ex-ante conditionaliteiten geschrapt, aangezien deze niet
bijdragen aan de gewenste effectiviteit- en efficiencyverbetering. Ook
stelt het voorzitterschap een dialoog voor tussen lidstaat en Commissie
vóórdat de laatste tot schorsing van betalingen mag overgaan wanneer
zij van mening is dat niet aan de ex-ante conditionaliteit is voldaan.
Op beide punten steunt Nederland, net als vele andere lidstaten, het
voorstel van het voorzitterschap. Nederland blijft evenwel kritisch ten
aanzien van de randvoorwaarden op gebieden waar sprake is van nationale
bevoegdheden, bijvoorbeeld onderwijs en gezondheidszorg. Het stellen van
ex-ante randvoorwaarden op deze terreinen is dan ook niet gepast. 

Zoals hierboven reeds vermeld, worden de macro-economische
conditionaliteiten besproken in het kader van het agendapunt MFK (zie
hierboven).

Vereenvoudiging en administratieve lasten 

Het is nog onduidelijk of de Commissievoorstellen ook daadwerkelijk
zullen leiden tot de gewenste verlaging van administratieve lasten. De
staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft
hiertoe een onderzoek ingesteld. De resultaten van lopend onderzoek
hiernaar worden dit voorjaar verwacht.

Een belangrijke oorzaak van administratieve lasten is de Europese
controlesystematiek. Zo zijn in het Europese systeem gedetailleerde en
uitgebreide audits verplicht en wordt het merendeel van de projecten ten
minste twee keer gecontroleerd door verschillende instanties. De
Nederlandse controlesystematiek gaat daarentegen uit van doelmatigheid
en het principe van high trust. Een belangrijk resultaat in de
onderhandelingen tot nu toe, dat mede door Nederlandse inspanning  is
behaald, zijn meer proportionele, op risicoanalyse gebaseerde audits
door de lidstaat en de Commissie.  Nederland zal zich ook in het vervolg
van het onderhandelingstraject consequent blijven inzetten voor
vereenvoudiging van regelgeving en lagere administratieve lasten.