Toelichtende nota
Bijlage
Nummer: 2012D20315, datum: 2012-05-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: U. Rosenthal, minister van Buitenlandse Zaken ()
Preview document (🔗 origineel)
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur inzake het vestigen en functioneren van het “International Groundwater Resources Assessment Centre” in Nederland als een categorie 2 centrum onder auspiciën van UNESCO; Parijs, 15 november 2011 (Trb. 2011, 256 en Trb. 2012, 23) TOELICHTENDE NOTA Inleiding IGRAC (“International Groundwater Resources Assessment Centre”) komt voort uit een initiatief van de waterprogramma’s van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO). Dit kenniscentrum richt zich op de grondwaterproblematiek in met name ontwikkelingslanden en landen in transitie. Vooral de kennis over grensoverschrijdende grondwatervoorraden heeft een politiek strategisch karakter. Het kenniscentrum is gevestigd in Delft. De status van IGRAC is in november 2007 vastgesteld tijdens de 34e Algemene Conferentie van UNESCO. Mede op verzoek van Nederland heeft de Algemene Conferentie ermee ingestemd om IGRAC onder auspiciën te brengen van UNESCO als instituut met een categorie 2 status. Dit houdt in dat er gebruik gemaakt kan worden van de naam, het logo en de netwerken van UNESCO. Het centrum maakt echter institutioneel geen deel uit van UNESCO en ontvangt ook geen structurele financiële UNESCO-bijdrage. De status is in mei 2011 herbevestigd in de Uitvoerende Raad van UNESCO (document 186 EX/14, part IX). Met het onderhavige verdrag worden de bepalingen en voorwaarden ten aanzien van IGRAC vastgelegd tussen het Koninkrijk der Nederlanden en UNESCO (zie artikel 3 van het verdrag). Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 omschrijft drie begrippen die in het verdrag gebruikt worden. Met het Centrum wordt IGRAC bedoeld. In artikel 2 wordt verwezen naar maatregelen die nodig zijn voor de oprichting van het Centrum in Nederland. Daaronder worden in ieder geval verstaan maatregelen die het Centrum in staat stellen de activiteiten uit te voeren waarmee de doelen van het Centrum worden bereikt. In artikel 4 wordt de juridische status van het Centrum bepaald. Het Centrum zal onder Nederlands recht opereren als een onafhankelijke stichting. Het Centrum functioneert onafhankelijk van UNESCO. In artikel 5 wordt de inhoud van de oprichtingsakte bepaald. Zo moet de akte bepalingen bevatten inzake de bevoegdheid om rechtshandelingen te verrichten die nodig voor zijn het functioneren van de stichting zoals het ontvangen van gelden, het ontvangen van betalingen voor geleverde diensten en het verkrijgen van alle voor het functioneren noodzakelijke middelen. Het Centrum heeft een Raad van Bestuur waarin UNESCO vertegenwoordigd zal zijn. Volgens artikel 6 is het doel van het Centrum om bij te dragen aan de wereldwijde beschikbaarheid van relevante informatie en kennis op het gebied van grondwaterlichamen wereldwijd, in het bijzonder in ontwikkelingslanden, met de bedoeling duurzaam gebruik en beheer van grondwaterlichamen te ondersteunen en ter bevordering van de rol van grondwater binnen integraal waterbeheer en ter verduidelijking van de functie van grondwater op ecosystemen wereldwijd. In het tweede lid worden de concrete activiteiten beschreven waarmee het Centrum zijn doelstellingen wil bereiken. Het Centrum zal bij de uitoefening van zijn activiteiten nauw samenwerken met het Internationale Hydrologische Programma van UNESCO (UNESCO IHP). Op grond van artikel 7 functioneert het Centrum onder toezicht van een Raad van Bestuur. Deze maakt geen deel uit van de stichting. Het tweede lid bevat een overzicht van de taken van de Raad. In het derde lid wordt de samenstelling van de Raad gegeven. Een vertegenwoordiger van het ministerie van Infrastructuur en Milieu is voorzitter van de Raad van Bestuur. Ingevolge het vierde lid komt de Raad van Bestuur tenminste een maal per jaar bijeen. De Raad kan bijeen komen voor een buitengewone vergadering op verzoek van de voorzitter of de Directeur-generaal van UNESCO of op verzoek van de meerderheid van de leden. Volgens het vijfde lid voorziet de Raad van Bestuur in een eigen reglement. De bijdrage van UNESCO zal volgens artikel 8 bestaan uit het geven van advies of het verlenen van ondersteuning in de vorm van het uitlenen van experts die technische assistentie verlenen. UNESCO geeft geen financiële bijdrage voor administratieve en institutionele doeleinden. Artikel 9 gaat in op de Nederlandse bijdrage. Zo is bepaald dat voor de jaren 2011 tot en met 2015 jaarlijks € 500.000 beschikbaar wordt gesteld. Dit bedrag wordt middels een subsidie aan de stichting beschikbaar gesteld ten behoeve van de realisatie van de doelen van IGRAC. Deze doelen zijn door UNESCO in haar vergadering van mei 2011 vastgelegd. Ingevolge artikel 10 stimuleert het Centrum deelname van de Lidstaten en geassocieerde Leden van UNESCO aan de activiteiten van het Centrum. Artikel 11 bepaalt dat het Centrum onafhankelijk opereert van UNESCO. UNESCO is juridisch niet verantwoordelijk voor het handelen van het Centrum. Op grond van artikel 12 heeft UNESCO het recht om een evaluatie uit te voeren. Indien er sprake is van het niet voldoen aan de in het eerste lid genoemde omstandigheden kunnen beide verdragspartijen dit verdrag opzeggen, met als gevolg de opheffing van het Centrum. Een opzegging heeft geen rechtstreekse doorwerking op de subsidierelatie met de stichting. In artikel 13 is vastgelegd dat IGRAC gebruik kan maken van de naam, het logo en de netwerken van UNESCO. Dit is van belang omdat gebleken is dat de UNESCO categorie 2 status met zich meebrengt dat meer partners vertrouwen hebben in en medewerking willen geven aan de werkzaamheden van een dergelijk instituut. Het verdrag bevat de gebruikelijke slotbepalingen. Artikel 16 geeft aan dat het verdrag vanaf de datum van inwerkingtreding een looptijd heeft van 4 jaar, waarna het stilzwijgend wordt verlengd met eenzelfde termijn, behoudens opzegging met een termijn van dertig dagen. Artikel 19 behandelt de geschillenbeslechting. Geschillen die niet door middel van onderhandeling of anderszins kunnen worden opgelost, worden ter arbitrage voorgelegd. Koninkrijkspositie Ingevolge artikel 14 zal het verdrag, voor wat het Koninkrijk betreft, uitsluitend voor het Europese deel van Nederland gelden. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, De Minister van Buitenlandse Zaken, Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).