33268 Adv RvSt inzake Wijziging van de Kieswet
Wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2012D21629, datum: 2012-05-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2012Z10240:
- Indiener: J.W.E. Spies, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2012-05-23 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-05-29 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-05-31 10:00: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2012-06-14 12:00: Wijziging Kieswet maatregelen eenvoudiger maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2012-10-04 10:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2012-10-10 13:30: Aanvang middagvergadering; regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-03-06 10:45: Wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen (33268) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2013-03-07 11:30: Procedurevergadering cie. Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2013-03-12 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W04.12.0034/I 's-Gravenhage, 6 april 2012 Bij Kabinetsmissive van 13 februari 2012, no.12.000303, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen, met memorie van toelichting. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de Kiesraad, met name op het punt van zijn wettelijke vormgeving, het kiesrecht voor het Europees Parlement in Aruba, Curaçao en Sint Maarten, de positie van waarnemers en de verhoging van de kiesdrempel in de eilanden van Caribisch Nederland. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. De Kiesraad 1.1. Functies en vormgeving In 2007 is de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet zbo's) in werking getreden. Die wet bepaalt dat binnen een jaar na haar inwerkingtreding aan de Staten-Generaal wordt meegedeeld welke zelfstandige bestuursorganen onder de werking van de Kaderwet zbo's worden gebracht. In dat licht zijn de taak en positionering van de Kiesraad heroverwogen. Volgens de regering is de Kiesraad zowel een adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges als een zelfstandig bestuursorgaan. Als adviescollege heeft de Kiesraad de taak om de regering en de beide Kamers der Staten-Generaal te adviseren over uitvoeringstechnische aangelegenheden die het kiesrecht of de verkiezingen betreffen. Hiernaast heeft de Kiesraad als zelfstandig bestuursorgaan diverse taken in zijn hoedanigheid van centraal stembureau voor de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer, de Eerste Kamer en het Europees Parlement. Uitkomst van de heroverweging is dat de taak van de Kiesraad als centraal stembureau moet worden aangemerkt als de primaire taak; de adviestaak is daarvan een afgeleide. In de wettelijke taakomschrijving worden de twee taken van de Kiesraad daarom omgedraaid: de rol als centraal stembureau wordt als eerste genoemd. De adviestaak blijft niettemin – zo stelt de toelichting – de hoofdtaak, zodat de Kaderwet adviescolleges – met enkele uitzonderingen – van toepassing blijft, naast de Kaderwet zbo's. a. Functies van de Kiesraad Met de hiervoor aangehaalde typering van taken – de ene taak is de 'primaire taak', de andere taak is de 'hoofdtaak' – ontstaat naar het oordeel van de Afdeling semantische mist. De vraag welke van de twee kaderwetten in welke gevallen van toepassing is op de Kiesraad, wordt daardoor vooral een wetstechnische kwestie. De Afdeling acht daarentegen een meer principiële benadering geboden, die uitgaat van de beide functies van de Kiesraad. Zij merkt daartoe het volgende op. In ons staatkundig bestel vervult de Kiesraad twee functies. De eerste en belangrijkste functie is die van centraal stembureau bij de verkiezingen voor de Eerste en Tweede Kamer en het Nederlandse deel van het Europees Parlement. Deze functie is wezenlijk: in een democratie moet volstrekt zijn gewaarborgd dat verkiezingen eerlijk en controleerbaar verlopen, en dat de wettelijke regelingen ten aanzien van het kiesrecht en de stemprocedures nauwgezet worden uitgevoerd. Om dat te verzekeren, is het van groot belang dat de Kiesraad bij landelijke en Europese verkiezingen zijn taak kan verrichten onafhankelijk van de organen die hun legitimatie direct of indirect aan verkiezingen ontlenen. Dat stelt bijzondere eisen aan de positie van de Kiesraad en zijn institutionele vormgeving. In zijn hoedanigheid van centraal stembureau is de Kiesraad bevoegd tot het nemen van besluiten die zijn gericht op rechtsgevolg, en waartegen beroep open staat op de Afdeling bestuursrechtspraak. De tweede functie van de Kiesraad is die van expertisecentrum. De Kiesraad is een bron van expertise en ervaring ten aanzien van het kiesrecht en de uitvoering daarvan. Deze expertise zal niet alleen worden ingezet ten behoeve van de eigen taakvervulling als centraal stembureau, maar staat ook, zoals de ervaring leert, ten dienste van de beantwoording van vragen van stembureaus, hoofdstembureaus en alle anderen die betrokken zijn bij de uitvoering van de Kieswet. Daarnaast kan de Kiesraad zijn kennis inbrengen in adviezen – spontaan of op verzoek – aan de regering en de beide Kamers der Staten-Generaal inzake uitvoeringstechnische aspecten van het kiesrecht en het verkiezingsproces. De functie van expertisecentrum is belangrijk en waardevol, maar een afgeleide van de constitutioneel relevante hoofdtaak van de kiesraad als centraal stembureau. b. Vormgeving De regering kiest ervoor delen van zowel de Kaderwet zbo's als de Kaderwet adviescolleges van toepassing te verklaren op de Kiesraad. Daarbij worden de bepalingen die niet passen bij de beide functies van de Kiesraad van toepassing uitgesloten. De Afdeling meent daarentegen dat de beide hiervoor besproken functies uitgangspunt moeten zijn voor de institutionele vormgeving van de Kiesraad. Daarbij dient de nadruk te liggen op de hoofdfunctie van de Kiesraad, die van centraal stembureau. Naar het oordeel van de Afdeling is deze hoofdfunctie niet goed verenigbaar met een status als zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Een zbo is een juridische constructie waarin een deel van de uitvoerende taak van de regering wordt neergelegd bij een organisatie met relatieve zelfstandigheid ten opzichte van de minister die het (primair) aangaat. In het stelsel van de Kaderwet zbo’s behoudt de minister echter een aantal bevoegdheden ten opzichte van het desbetreffende zbo, die de zelfstandigheid van dit zbo relativeren. Voor de Kiesraad geldt daarentegen dat zijn onafhankelijkheid als centraal stembureau van zodanig principiële aard is, dat deze vraagt om een mate van zelfstandigheid die treedt buiten het stelsel van de Kaderwet zbo's. Naar het oordeel van de Afdeling komt dit het best tot uitdrukking als de Kiesraad wordt aangemerkt als college sui generis. Toepassing (al is het partieel) van beide kaderwetten op de Kiesraad kan dan het misverstand wekken als zou de Kiesraad toch goeddeels een zbo respectievelijk een adviesorgaan zijn zoals andere. De Afdeling merkt in dit verband verder nog op dat artikel 79 van de Grondwet (inzake vaste colleges van advies in zaken van wetgeving en bestuur) niet dwingt tot het toepassen van de Kaderwet adviescolleges. Die wet is immers niet van toepassing op een adviescollege waarvan advisering niet de hoofdtaak is. Gezien het voorgaande adviseert de Afdeling af te zien van de voorgestelde artikelen A 3 en A 4 van de Kieswet, en te kiezen voor een eigen, geheel uitgeschreven, wettelijke regeling voor functies, positie, structuur en werkwijze van de Kiesraad, vast te leggen in de Kieswet. 1.2. Benoeming, schorsing en ontslag Het voorstel voorziet erin dat de leden van de Kiesraad bij koninklijk besluit worden benoemd en wel voor ten hoogste vier jaar. Zij worden benoemd op grond van de deskundigheid die nodig is voor de advisering op het beleidsterrein waarvoor het adviescollege is ingesteld, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring. Zij kunnen voorts bij koninklijk besluit worden geschorst en ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden. a. Benoemingstermijn De Afdeling merkt op dat met de hiervoor bedoelde bepalingen niet is gegarandeerd dat de Kiesraad kan functioneren "in absolute onafhankelijkheid van de minister van BZK of andere politieke organen", zoals de regering wil. Een benoemingstermijn van vier jaar betekent immers dat elk kabinet – behoudens vervroegde verkiezingen – in beginsel over de mogelijkheid beschikt tot herbenoeming dan wel vervanging van de voltallige Kiesraad. De Afdeling is van oordeel dat aan benoeming, schorsing en ontslag van de leden van de Kiesraad vorm moet worden gegeven op een manier die ten volle recht doet aan de positie van de Kiesraad als het orgaan dat op landelijk niveau verantwoordelijk is voor het verkiezingsproces en dat die taak moet vervullen in volstrekte onafhankelijkheid. Deze onafhankelijkheid kan worden gewaarborgd door te voorzien in een benoemingstermijn die zo gekozen is dat zij altijd een langere termijn omvat dan één kabinetsperiode. b. Benoemingseisen De benoemingseisen worden nu gericht op deskundigheid die nodig is voor de adviestaak. Het zou daarentegen – ook gelet op het gestelde onder 1. – in de rede liggen de deskundigheid die nodig is voor de taak als centraal stembureau voorop te stellen. c. Schorsing en ontslag Schorsing en ontslag van de leden van de Kiesraad zijn, zoals opgemerkt, niet alleen mogelijk wegens ongeschiktheid en onbekwaamheid, maar ook op "andere zwaarwegende gronden". De Afdeling is van oordeel dat deze laatste ontslaggrond te ruim en te onbepaald is en adviseert daarom deze te schrappen, met het oog op de onafhankelijke positie van de Kiesraad. Om diezelfde reden zou ontslag alleen mogelijk moeten zijn op aanvraag van het lid zelf; schorsing en ontslag zou alleen mogelijk moeten zijn op voordracht van de Kiesraad. De Afdeling adviseert in de toelichting op het voorgaande in te gaan en het voorstel op de genoemde punten aan te passen. 2. Het kiesrecht voor het Europees Parlement Vóór 2006 hadden Nederlanders die niet in Nederland wonen kiesrecht voor het Nederlandse deel van het Europees Parlement, tenzij zij hun werkelijke woonplaats hadden in de Nederlandse Antillen of Aruba en niet ten minste tien jaar ingezetene van Nederland waren geweest. In 2006 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat dit verschil in behandeling tussen de Nederlanders die in een derde land wonen en de Nederlanders die in de Nederlandse Antillen of in Aruba wonen, niet objectief gerechtvaardigd is. In reactie op deze uitspraak werd de uitzondering geschrapt. Het kiesrecht voor Nederlanders in de Nederlandse Antillen en Aruba werd geregeld op dezelfde wijze als voor Nederlanders in het buitenland: de kiesgerechtigde dient zich te laten registreren als kiezer en stemt dan per post of via internet. In zijn advies over de desbetreffende wetswijziging merkte de Raad destijds op dat de strijdigheid met het communautaire gelijkheidsbeginsel ook zou zijn op te heffen door Nederlanders die wonen in de Nederlandse Antillen of Aruba een oproepkaart te sturen en hen hun stem te laten uitbrengen in een stembureau, zoals ook bij Nederlanders in Nederland gebeurt. Wel constateerde de Raad dat zo’n regeling omvangrijk en complex zou zijn, en bovendien bij rijkswet tot stand zou moeten komen. Hij had er begrip voor dat zo'n regeling niet al met het oog op de toen aanstaande Europese verkiezingen tot stand kon worden gebracht, maar adviseerde dit alternatief uitdrukkelijk te betrekken bij de beloofde evaluatie van de verkiezingen. De regering heeft dit toegezegd, maar niet uitgevoerd. Wel werd op verzoek van de Eerste Kamer onderzocht of de materie van het Europese kiesrecht van Nederlanders in de Nederlandse Antillen en Aruba kan worden geregeld bij rijkswet, of dat elk van de landen van het Koninkrijk dit zelfstandig behoort te regelen. De Afdeling adviseert alsnog op deze vraag in te gaan. 3. Nationale en internationale waarnemers In 1997 is in de Kieswet de mogelijkheid geopend om, ter uitvoering van een verdrag of een internationale afspraak, internationale waarnemers toe te laten bij verkiezingen. Nu wordt daaraan toegevoegd dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook nationale waarnemers kan aanwijzen. a. Rapportage De – nationale en internationale – waarnemers zenden hun rapport aan "Onze Minister die hen heeft aangewezen" en maken het op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Volgens de toelichting zullen internationale waarnemers hun rapportage zenden aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Ingevolge het voorgestelde artikel J 39, eerste lid, wijst de Minister van Buitenlandse Zaken internationale waarnemers niet aan, maar laat hij hen toe. Dat is, zo merkt de Afdeling op, ook in overeenstemming met het karakter van een internationale waarnemingsmissie: die dient onafhankelijk te zijn van de regering. Het is echter eveneens met dat karakter in overeenstemming dat de waarnemers hun rapportage zenden aan de organisatie die hen heeft uitgezonden. De zendende organisatie zal dan, zo valt aan te nemen, de Nederlandse regering op de hoogte stellen van de bevindingen. Dat is echter aan die organisatie; het ligt niet in de rede dat dit wordt geregeld in de Kieswet. De Afdeling adviseert niet in het wetsvoorstel te regelen hoe internationale waarnemers over hun bevindingen rapporteren. b. Toegang waarnemers In het voorstel wordt bepaald dat waarnemers getuige mogen zijn van "het verkiezingsproces". Uit de toelichting blijkt dat waarnemers alle voorbereidende werkzaamheden van de verkiezingen moeten kunnen bijwonen: transparantie en controleerbaarheid zijn juist in het proces van uitslagvaststelling cruciaal. De Afdeling merkt op dat uit de term "verkiezingsproces" niet zonder meer blijkt dat waarnemers ook toegang hebben tot besloten zittingen van het hoofd- en centraal stembureau. Zij adviseert het voorstel op dit punt te verduidelijken, door het begrip verkiezingsproces te preciseren. 4. Kiesdrempel in de eilanden van Caribisch Nederland Een politieke groepering die deelneemt aan de eilandraadsverkiezingen op de BES-eilanden moet ten minste de kiesdeler halen om direct een zetel te behalen. Bij de verdeling van restzetels (volgens het systeem van grootste overschotten) is ten minste 75% van de kiesdeler vereist om te kunnen meedingen. Dit systeem is ontleend aan de bepalingen zoals die gelden voor de verkiezing van kleinere gemeenteraden (minder dan 19 zetels). Voorgesteld wordt om dit laatste percentage te stellen op 100, zoals dat gold voordat de BES-eilanden deel gingen uitmaken van het staatkundig bestel van Nederland. Dit wordt gedaan naar aanleiding van de evaluatie: de verlaging van de kiesdrempel van 100 naar 75% heeft ertoe geleid dat nu meer partijen in de eilandraden vertegenwoordigd zijn dan in het verleden. Dat heeft een negatief effect gehad op de bestuurbaarheid van de eilanden, aldus de toelichting. De Afdeling merkt op dat bij de overgang van de BES-eilanden naar het staatkundig bestel van Nederland in beginsel ook is aangesloten bij het kiesstelsel van Nederland, inclusief de kiesdrempel voor kleinere gemeenteraden. Die kiesdrempel is nog maar één keer toegepast. De regels die gelden bij verkiezingen dienen een zekere bestendigheid te hebben, omdat anders de schijn kan ontstaan dat de regels worden afgestemd op politieke wenselijkheden. Wel kan het kiesstelsel van de BES-eilanden aan de orde komen bij de evaluatie van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Daarbij kan dan, in samenhang met onder meer het functioneren van het stelsel van dualisering, ook de kiesdrempel worden meegenomen. Het enkele argument in de toelichting van bestuurbaarheid biedt onvoldoende basis om nu van de gemaakte keus af te wijken. De Afdeling adviseert het voorgestelde artikel Ya 18 te schrappen. 5. Beslistermijn Een kiezer kan bij de burgemeester een kiezerspas aanvragen, waarmee hij zijn stem in een willekeurig stembureau kan uitbrengen. Een schriftelijk verzoek moet uiterlijk vijf dagen voor de stemming zijn ontvangen; een mondeling verzoek wordt uiterlijk op de dag voor de stemming voor twaalf uur gedaan. Volgens de geldende regeling wordt op een schriftelijk verzoek zo spoedig mogelijk beslist; op een mondeling verzoek wordt "terstond" beslist. In het voorstel vervalt de termijnaanduiding "terstond"; op alle verzoeken (mondeling en schriftelijk) moet zo spoedig mogelijk worden beslist. De Afdeling merkt op dat de tijdsaanduiding "zo spoedig mogelijk" de kiezer onvoldoende rechtszekerheid biedt. De kiezer kan daaraan niet de zekerheid ontlenen dat hij de kiezerspas dan wel het briefstembewijs op tijd voor de stemming ontvangt. De Afdeling adviseert te voorzien in een termijn waarbinnen in ieder geval op een verzoek moet zijn beslist, en die termijn zo te kiezen dat de kiezer nog op tijd van zijn kiezerspas of briefstembewijs gebruik kan maken. 6. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W04.12.0034/I met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft. Artikel I De herordening van artikel D 3 (die niet berust op een inhoudelijke verandering) herzien: in de geldende tekst wordt de hoofdregel van het derde lid meteen gevolgd door de uitzonderingen (vierde en vijfde lid), maar door de herordening komen de hoofdregel en de uitzonderingen uit elkaar te staan (artikel D 3, vierde en vijfde lid, keren terug als artikel D 3a, tweede en derde lid), zodat de samenhang minder goed zichtbaar wordt. In artikel D 6 "de gemeentelijke administratie, respectievelijk het register, bedoeld in artikel D 3a," overeenkomstig artikel D 8 wijzigen in: het register, bedoeld in artikel D 3, eerste lid, respectievelijk artikel D 3a, . De inhoud van artikel E 4, tweede lid, verdelen over twee artikelleden. In het nieuwe tweede lid de eisen vermelden die genoemd worden in de aanhef; in een nieuw derde lid de uitzonderingsgronden noemen die onder a tot en met c staan vermeld. In artikel H 9, eerste lid, de woorden "op deze lijst" niet vervangen zoals voorgesteld, maar laten vervallen. In artikel K 1 de zinsnede "in een andere gemeente dan waar hij als kiezer is geregistreerd" laten vervallen. Artikel L9, eerste lid, als volgt redigeren: De kiezer die zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft en bij volmacht wenst te stemmen, voegt een verzoek daartoe bij het registratieverzoek, bedoeld in artikel D 3 of artikel D 3a. (Dat het verzoek schriftelijk wordt ingediend, volgt uit het derde lid.) Gelet op artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel Q 6, vijfde lid, tweede volzin, vervangen door: "In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift vijf dagen." De termijn vangt dan aan met ingang van de dag na die waarop het besluit in de Staatscourant is bekendgemaakt (artikel 6:8, eerste lid, Awb). Voorts uitdrukkelijk voorzien in een beslistermijn, zodat bepaalbaar is wanneer het besluit niet tijdig is genomen. Deze opmerkingen tevens betrekken op artikel G 5, tweede lid. Artikel Y 5a herzien. In het eerste lid moet "artikel D 3a" luiden "artikel D 3a, eerste lid"; door het ontbreken van regels die hoofdstuk D aanvullen moeten kiezers die in Aruba, Curaçao of Sint Maarten in openbare dienst zijn zich voor de Europese verkiezingen laten registreren bij de minister onder wiens verantwoordelijkheid zijn werkzaamheden ressorteren (artikel D 3a, vijfde lid); niet is geregeld waar de Nederlander die wel kiesrecht heeft voor het Europees Parlement maar niet voor de Tweede Kamer zich moet laten registreren. Indien mogelijk aansluiten bij de geldende tekst van artikel Y 5a. In artikel Y 12 "de hoofdstukken H en I" wijzigen in: de hoofdstukken H, I en J. Artikel Y 22a schrappen. In artikel Ya 14, tweede lid, onderdeel a, "overeenkomst" vervangen door de grondwettelijke term "verdrag", die wordt aanbevolen in de toelichting op aanwijzing 304 van de Aanwijzingen voor regelgeving (Ar) en ook in artikel J 39 wordt gebruikt. Deze opmerking tevens betrekken op artikel B 3, tweede lid, onderdeel a. Overige artikelen In artikel II, eerste lid, de onnauwkeurige aanduiding "een maand" wijzigen in: dertig dagen. Voorts aan het slot van het tweede lid toevoegen: zoals dat hernummerd is in artikel I, onderdeel G. In artikel III, eerste lid, onderdeel A, "onderdeel X" wijzigen in: onderdeel CX. Voorts in onderdeel B, in artikel IVa, eerste lid, "de bijlage" wijzigen in: Bijlage 1: , en in het tweede lid "de bijlage" wijzigen in: Bijlage 2: . Artikel III, tweede lid, onderdeel A, op gelijke wijze aanpassen. In artikel V "overeenkomst" vervangen door "verdrag". Toelichting In de toelichting de artikelen niet parafraseren (toelichting op aanwijzing 217 Ar). Het opschrift van § 2.6.3 ("Het rode potlood") aanpassen om de indruk te vermijden dat de kiezer in het buitenland zijn keuze alleen met potlood mag inkleuren. In de tabel in § 2.9 (Aanpassing verkiezingsdata) van de toelichting de aanduiding "Maa 9 maart 2014" wijzigen in: Maa 9 maart 2015. Artikel 42 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. Artikel A 2, eerste lid, van de Kieswet. Artikelen A 2, tweede lid, E 11, tweede lid, S 1, eerste lid, Y 9, eerste lid. Voorgesteld artikel A 2 van de Kieswet. De voorgestelde artikelen A 3 respectievelijk A 4 van de Kieswet. Artikel 3 van de Kaderwet adviescolleges. In artikel A 4 van het voorstel wordt artikel 12 (met uitzondering van het tweede lid) van de Kaderwet adviescolleges van toepassing verklaard; artikel 12 van de Kaderwet zbo's wordt van toepassing uitgesloten. Artikel 12, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges. Artikel 13 van de Kaderwet adviescolleges. "De taken van het centraal stembureau dienen in absolute onafhankelijkheid van de minister van BZK of andere politieke organen te worden uitgevoerd. " (Toelichting, § 2.11 (De Kiesraad als ZBO)). Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 november 2006, zaaknrs. 200404446/1 en 200404450/1, LJN: AZ3202. Hof van Justitie EG (Grote kamer), 12 september 2006, zaak C-300/04. Artikel Y 3. Er is nu nog één uitzondering: de Nederlander die elders in de Europese Unie woont, kan niet voor het Nederlandse deel van het Europees Parlement stemmen als hij al stemt voor het land waar hij woont (artikel Y 6). Artikel Y 5a. Kamerstukken II 2007/08, 31 392, nr. 5, punt 1. Kamerstukken II 2007/08, 31 392, nr. 5, punt 1. Brief van 30 oktober 2009, kenmerk BPR2009/U57363. Kamerstukken I 2010/11, 31 392, I. In de toelichting wordt de uitkomst van deze discussie niet weergegeven. Artikel J 39. Toelichting, § 2.3 (Nationale waarnemers), laatste tekstblok. Voorgesteld artikel J 39, eerste en tweede lid. Toelichting, § 2.3 (Nationale waarnemers), tweede tekstblok. Artikel P 8, tweede lid, in combinatie met artikel Ya 1. Artikel P 8. Voorgesteld artikel Ya 18. Toelichting, § 2.10 (Kiesgerechtigdheid niet-Nederlanders bij eilandsraadsverkiezingen), slotalinea. Artikel 239 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Artikelen K 1 (gewijzigd) en K 3 (tekst opnieuw vastgesteld). Artikelen K 8, eerste lid, en K 10, derde lid. Voorgesteld artikel K 8, eerste lid. Artikel M 4, eerste lid. PAGE PAGE 7 PAGE II AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........