[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Oorspronkelijke tekst

Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek omdat het wenselijk is de langstudeerdersmaatregel voor gehandicapten, chronisch zieken en deeltijdstudenten aan te passen

Bijlage

Nummer: 2012D22477, datum: 2012-05-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Memorie van toelichting (2012D20762)

Preview document (🔗 origineel)


Voorstel tot wijziging van de

Wet op het hoger onderwijs en

wetenschappelijk onderzoek omdat 

het wenselijk is de 

langstudeerdersmaatregel voor

gehandicapten, chronisch zieken 

en deeltijdstudenten aan te passen

VOORSTEL VAN WET

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
maatregelen met betrekking tot langstudeerders (Stb. 2011, 368) op een
drietal onderdelen aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als
volgt gewijzigd:

A

Artikel 7.45a wordt als volgt gewijzigd: 

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede “voor een
inschrijving aan een bacheloropleiding niet eerder een bachelor- of een
mastergraad heeft behaald” vervangen door: voor een inschrijving aan
een bacheloropleiding niet eerder een bachelorgraad heeft behaald.

2. In het achtste lid wordt de zinsnede “wordt met een student die een
mastergraad heeft behaald, gelijkgesteld” vervangen door: wordt met
een student die een bachelor- en mastergraad heeft behaald,
gelijkgesteld.

B

Artikel 7.45b wordt gewijzigd als volgt:

1. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Onze minister vermeerdert eenmalig op aanvraag van een student het
aantal studiejaren, bedoeld in het eerste lid, voor een opleiding als
bedoeld in de onderdelen a, b of c van dat lid, met een jaar indien de
student blijkens gedagtekende verklaringen van een arts en van het
bestuur van de onderwijsinstelling waar hij is ingeschreven, als gevolg
van een handicap of chronische ziekte niet in staat is het afsluitend
examen met goed gevolg af te ronden binnen het genoemde aantal jaren. 

2. Na het vijfde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

5a. Indien een student als direct gevolg van een tijdens zijn studie
verworven handicap, ten gevolge van een zich tijdens de studie
verergerde handicap of ten gevolge van een zich tijdens de studie
manifesterende chronische ziekte genoodzaakt is een reeds begonnen
opleiding te beëindigen, telt Onze minister de inschrijvingen van deze
student in het Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs
voorafgaand aan de beëindiging niet mee bij het bepalen van het aantal
inschrijvingen voor een opleiding als bedoeld in de onderdelen a, b, of
c van het eerste lid.  

C

Artikel 7.51 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt door “, of”
aan het einde van onderdeel e een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. aan de desbetreffende instelling voor hoger onderwijs, bedoeld in
artikel 1.2, onderdeel a, is ingeschreven voor een deeltijdopleiding
waarvoor aan hem nog geen graad is verleend en verhoogd wettelijk
collegegeld verschuldigd is, in verband met de aanwezigheid van een
bijzondere omstandigheid de opleiding niet of niet geheel volgt en
studievertraging heeft opgelopen of naar verwachting zal oplopen als
gevolg van bijzondere omstandigheden. 

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt “bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c”
vervangen door: bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, c en f.

2. Onderdeel f komt te luiden:

f. een onvoldoende studeerbare opleiding,.

3. In het vierde lid wordt na de laatste volzin een zin toegevoegd,
luidende:

De financiële ondersteuning, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f,
bedraagt maximaal de hoogte van de opslag, bedoeld in artikel 7.45,
eerste lid. 

ARTIKEL II

1. Deze wet treedt inwerking met ingang van 1 september 2012 en werkt
voor wat betreft artikel I, onderdeel B, terug tot en met 1 januari
2011.

2.  Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt
uitgegeven na 1 september 2012 treedt zij in werking met ingang van de
dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt
geplaatst en werkt voor wat betreft artikel I, onderdelen A en C, terug
tot en met 1 september 2012 en voor wat betreft onderdeel B terug tot en
met 1 januari 2011.Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal
worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en
ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand
zullen houden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, 

Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Economische zaken, 

Landbouw en Innovatie,MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen 

Inleiding en beleidsachtergrond

Dit wetsvoorstel strekt tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek. De voorgestelde wijziging behelst een
drietal aanpassingen met betrekking tot de langstudeerdersmaatregel (Stb
2011, 368). De eerste aanpassing betreft studenten die een niet
bekostigde maar wel geaccrediteerde opleiding hebben gevolgd; de tweede
wijziging betreft gehandicapte en chronisch zieke studenten; de derde
aanpassing heeft betrekking op  deeltijdstudenten. Alle voorgestelde
wijzigingen zijn begunstigend voor de genoemde categorieën en zijn tot
stand gekomen op verzoek van de Tweede Kamer (TK 2011/12, nrs. 493 en
494;) en de Eerste Kamer (EK 2010-2011, 32 618, handelingen nr. 8 en
toegezegd in de brief EK 2011/12, 32 618, L). Deze wijzigingsvoorstellen
maken op dit moment deel uit van het wetsvoorstel Studeren is investeren
(TK 2011/12, 33 145 nr. 2). Beoogd was de parlementaire behandeling van
dat wetsvoorstel voor het zomerreces 2012 af te ronden, zodat de
desbetreffende begunstigende aanpassingen van de
langstudeerdersmaatregel direct met ingang van 1 september 2012 in
werking zouden kunnen treden. Op dat moment wordt het verhoogde
wettelijk collegegeld materieel ook ingevoerd. Als gevolg van de huidige
politieke situatie is onzeker geworden of dat wetsvoorstel nog tijdig
afgerond kan worden. Omdat het van belang is dat de begunstigende
aanpassingen zo snel mogelijk van kracht worden, is er voor gekozen om
de desbetreffende wijzigingen in een apart wetsvoorstel onder te
brengen. Het betreft de wijzigingsvoorstellen opgenomen in artikel II
van het eerder genoemde wetsvoorstel. Door deze maatregelen in een apart
wetsvoorstel onder te brengen, wordt tevens tegemoet gekomen aan een
wens van de Eerste Kamer geuit in het mondeling overleg van 17 april
2012. Indien dit wetsvoorstel door alle betrokken instanties met de
hoogst mogelijke voorrang wordt behandeld, zullen de hiervoor genoemde
categorieën studenten met ingang van het volgend studiejaar van de
aanpassingen kunnen profiteren.

  

Financiële consequenties, uitvoerbaarheid, administratieve lasten en
gevoerd overleg

De wijzigingen in dit wetsvoorstel hebben per saldo geen gevolgen voor
de rijksbegroting. De voorgestelde aanpassingen hebben geen aanvullende
informatieverplichtingen tot gevolg. De aanpassingen liggen in het
verlengde van de aanvullende handelingen die instellingen toch al moeten
verrichten vanwege de langstudeerdersmaatregel, waaronder:

a.	tijdige algemene voorlichting geven over de wijzigingen in dit
wetsvoorstel;

b.	de vaststelling of een student verhoogd wettelijk collegegeld is
verschuldigd;	

c.	het beoordelen en doorgeleiden aan DUO van de verzoeken van studenten
in verband met extra rechten in geval van een handicap of chronische
ziekte;

d.	de aanpassing van de instellingsregels inzake financiële
ondersteuning en aanvullende ondersteuning op basis van het
profileringsfonds.

DUO heeft aangegeven de wetswijziging uit te kunnen voeren. 

De ondertekening van deze memorie van toelichting geschiedt mede namens
de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Artikelsgewijs

Onderdeel A, artikel 7.45a

Het eerste en achtste lid van dit artikel worden aangepast om te
bewerkstelligen dat een student die geen bekostigde bachelor heeft
gevolgd, maar wel een bekostigde masteropleiding, alsnog een bekostigde
bachelor tegen wettelijk collegegeld kan volgen. De Kamerleden
Jadnanansing en Lucas hebben hier eerder al vragen over gesteld (TK
2011/12, nrs. 493 en 494). Studenten die een bekostigde mastergraad
behaald hebben, maar geen door de Nederlandse overheid bekostigde
bachelorgraad behaald hebben, kunnen door de voorgestelde wetswijziging
ook een bacheloropleiding tegen wettelijk collegegeld volgen. De
situatie van studenten die een ongedeelde opleiding hebben gevolgd,
blijft gelijk. Zij worden voor de uitvoering van de wet geacht een
bachelor- en mastergraad behaald te hebben en komen dus niet in
aanmerking voor een bachelor- of masteropleiding tegen wettelijk
collegegeld. 

Onderdeel B, artikel 7.45b 

Studenten die op grond van artikel 5.6, tiende lid, van de Wet
studiefinanciering 2000 (WSF 2000) een extra jaar prestatiebeurs
toegekend krijgen, krijgen ook een extra studiejaar toegekend om tegen
wettelijk collegegeld volgens basistarief te studeren. Deze mogelijkheid
was al in de WHW geïncorporeerd. Om ook een extra studiejaar te kunnen
toekennen aan studenten die geen aanspraak maken op studiefinanciering
wordt en de voorwaarden die hieraan gesteld worden in artikel 7.45b tot
uitdrukking gebracht en wordt niet langer volstaan met een verwijzing
naar de WSF 2000. Het betreft een extra jaar in de bachelorfase of in de
masterfase. De eisen waarvoor een extra jaar kan worden toegekend,
worden niet verscherpt. De doelgroep is slechts vergroot. Deze
toezegging is gedaan in het plenaire debat in de Eerste Kamer over de
Wet verhoging collegegeld langstudeerders (EK 2010/11, 32 618,
handelingen nr. 8, pagina 60). 

Voorgesteld wordt voorts een nieuw lid 5a dat er voor zorgt dat de
inschrijvingsjaren van studenten in het verleden niet meetellen indien
zij vanwege een tijdens de studie verworven handicap of chronische
ziekte niet in staat zijn die opleiding met goed gevolg af te sluiten.
Dit geldt zowel voor alle studenten die wettelijk collegegeld
verschuldigd zijn en die vanwege een tijdens de opleiding verworven of
verergerde handicap of chronische ziekte genoodzaakt zijn een passendere
opleiding te kiezen. Hun inschrijvingsjaren in het CRIHO vóór de
opleidingswissel worden niet meegeteld.

Onderdeel C, artikel 7.51

Door de voorgestelde wijziging wordt het profileringsfonds ook
opengesteld voor deeltijdstudenten die langer studeren dan wenselijk is
vanwege bijzondere omstandigheden. Door de voorgestelde wijziging kunnen
alle deeltijdstudenten die langstudeerder zijn in geval van bijzondere
omstandigheden aanspraak maken op ondersteuning uit het
profileringsfonds. Een deeltijdstudent heeft net als een voltijdstudent
in geval van bijzondere omstandigheden recht op een compensatie voor de
opslag. Door de toevoeging aan het vierde lid van artikel 7.51 wordt de
vergoeding gemaximeerd ter hoogte van de opslag (het verschil tussen het
verhoogd wettelijk collegegeld en het wettelijk collegegeld tegen
basistarief). 

In onderdeel f van het tweede lid van artikel 7.51 wordt de term
“onvoldoende studeerbare opleiding” opnieuw geïntroduceerd. Deze
term was eerder opgenomen in de WHW. Omdat het toentertijd geen gangbare
formulering werd geacht, is deze bij de Wet versterking besturing
vervangen door een andere formulering (studievertraging die het gevolg
is van de wijze waarop de instelling de opleiding feitelijk verzorgt).
Die formulering blijkt echter onbedoeld breder uitgelegd te (kunnen)
worden. Voor de instellingen bleek de term “onvoldoende studeerbare
opleiding” goed werkbaar, ook in de toepassing van hun regels omtrent
het profileringsfonds. Met de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van het
accreditatiestelsel (Stb. 2010, 293) – die nadien in werking is
getreden – is de term “studeerbaarheid” ook weer gebruikt in de
wet (artikel 5a.10a). 

Onvoldoende studeerbaarheid is een van de bijzondere omstandigheden op
grond waarvan de student financiële ondersteuning kan krijgen van een
instelling. De student, ook de deeltijdstudent, dient in de gelegenheid
te worden gesteld om zijn opleiding binnen een zodanige periode af te
ronden zonder langstudeerder te worden. 

De Staatssecretaris van Onderwijs, 

Cultuur en Wetenschap,

Halbe Zijlstra

OCW  10929

	W 10222.K-1	  PAGE  1 

OCW 22126

	WP 1234.K-.	  PAGE  1