[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2012D24756, datum: 2012-06-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Protocol tot wijziging van de Overeenkomst met Vietnam inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden (2012D24754)

Preview document (🔗 origineel)


Protocol tot wijziging van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der
Nederlanden en de Socialistische Republiek Vietnam inzake luchtdiensten
tussen en via hun onderscheiden grondgebieden; ’s-Gravenhage, 28
september 2011 (Trb. 2011, 173 en Trb. 2012, 90)

Toelichtende nota

Inleiding

Op 25 en 26 februari 2010 vonden te Hanoi bilaterale onderhandelingen
plaats tussen de luchtvaartautoriteiten van Nederland en Vietnam. Deze
besprekingen hebben geresulteerd in een Protocol tot wijziging (hierna:
het “Protocol”) van de op 1 oktober 1993 te Hanoi tot stand gekomen
Overeenkomst  tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Socialistische
Republiek Vietnam inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden
luchtgebieden (Trb. 1993, 167) (hierna: de “Overeenkomst”). 

Om te voldoen aan de gevolgen van de uitspraak van het Europese Hof van
Justitie van 5 november 2002 in de zogenaamde “Open Skies” zaken, is
op 29 april 2004 Verordening (EG) nr. 847/2004 (PbEU L 157) inzake
onderhandelingen over en de uitvoering van overeenkomsten inzake
luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen door het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie (EU) vastgesteld. 

Teneinde de verenigbaarheid van de Overeenkomst met het recht van de EU
te waarborgen, hebben de Nederlandse en Vietnamese delegaties de op 18
februari 2009 geïnitieerde Overeenkomst tussen de Europese Unie en de
Regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake bepaalde
aspecten van luchtdiensten (PbEU 2010, L 288) erkend. Deze Overeenkomst
tussen de EU en Vietnam is op 4 oktober 2010 ondertekend en op 11 mei
2011 in werking getreden, waardoor de toepasselijke EU-regelgeving in de
Overeenkomst is geïncorporeerd (zie Trb. 2011, 132). 

Daarnaast zijn in het licht van de door beide partijen gewenste
vernieuwing en expansie van de luchtvaartbetrekkingen tussen Vietnam en
Nederland, bepaalde andere wijzigingen van de Overeenkomst voorgesteld. 

Omdat de relevante markt van luchtverbindingen uitsluitend bestreken
wordt door het Europese deel van Nederland enerzijds en Vietnam
anderzijds, wordt de reikwijdte van de Overeenkomst niet uitgebreid tot
het Caribische deel van Nederland. Praktisch gezien heeft dit tot gevolg
dat Nederland op grond van artikel 4 van de Overeenkomst slechts
luchtvaartmaatschappijen kan aanwijzen die gevestigd zijn in het
Europese deel van Nederland.

Artikelsgewijze toelichting 

Artikel 4 van de Overeenkomst (artikel 3 van het Protocol)

In artikel 4, eerste lid, is het aantal luchtvaartmaatschappijen dat
door elke Partij mag worden aangewezen verhoogd van één naar twee
luchtvaartmaatschappijen ter uitbreiding van de wederzijdse markttoegang
tot elkaars grondgebied.

Artikel 6 van de Overeenkomst (artikel 4 van het Protocol)    

Artikel 6 dat uitging van verplichte goedkeuring door de
luchtvaartautoriteiten van de door de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen gehanteerde tarieven voor vervoer tussen hun
grondgebieden, wordt integraal vervangen door een liberaler
tarievenregime. 

Ingevolge het eerste lid staat het aan aangewezen
luchtvaartmaatschappijen vrij om hun tarieven vast te stellen op basis
van commerciële marktoverwegingen. De mogelijkheid van interventie door
de Partijen is daarbij beperkt tot bepaalde specifiek omschreven
gevallen.

Het tweede lid biedt de mogelijkheid aan elke Partij om notificatie van
de te hanteren tarieven aan haar luchtvaartautoriteiten te eisen. 

Het derde lid belet een Partij eenzijdig actie te ondernemen ter
voorkoming van het instellen of voortzetten van een bepaald tarief door
de aangewezen luchtvaartmaatschappij (en) en voorziet hiertoe in een
consultatieprocedure met de andere Partij. 

Het vierde lid verklaart voor het Europese deel van Nederland het
Europese recht van toepassing op de door de aangewezen
luchtvaartmaatschappij (en) te hanteren tarieven voor vervoer dat geheel
binnen de Europese Unie plaatsvindt. 

Artikel 7 van de Overeenkomst (artikel 5 van het Protocol)     

Teneinde de commerciële mogelijkheden voor de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen te verruimen is artikel 7 gereviseerd.

De huidige mogelijkheden omvatten onder meer het recht van de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen om kantoren te vestigen op het grondgebied van
de andere Partij ter promotie en verkoop van luchtdiensten en andere
daaraan gerelateerde producten. Deze activiteiten mogen zowel door de
desbetreffende luchtvaartmaatschappij zelf als door haar agenten worden
ontplooid. Tevens voorziet artikel 7 in de mogelijkheid voor
luchtvaartmaatschappijen om eigen specialistisch personeel op het
grondgebied van de andere Partij te laten werken met inachtneming van de
geldende wet- en regelgeving op dat terrein.

Artikel 10bis van de Overeenkomst (artikel 6 van het Protocol)     

Om te voorzien in nadere regels over luchthavengelden en heffingen is
een nieuw artikel 10bis overeengekomen. Hierin wordt onder meer
verankerd dat de luchthavengelden en gebruikersheffingen die door de
Partijen in rekening worden gebracht aan de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen transparant, redelijk, non-discriminatoir en
kostengerelateerd zijn en proportioneel verdeeld worden over alle
categorieën gebruikers van de desbetreffende luchthaven(s) of
luchthavensystemen. Daarbij worden de Partijen aangespoord om
consultaties tussen de bevoegde autoriteiten en de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen te entameren. 

Artikel 14bis van de Overeenkomst (artikel 7 van het Protocol)     

Er is eveneens een veiligheidsartikel opgenomen, aangezien dit nog
ontbrak in de Overeenkomst. Naast de primaire verantwoordelijkheid die
in de Overeenkomst wordt toegekend  aan de Partij die de betrokken
luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen, bieden de bepalingen in het
nieuwe artikel ook mogelijkheden consultaties aan te vragen inzake de
gehanteerde veiligheidsstandaarden op elk terrein (eerste en tweede
lid). Daarnaast zijn er specifieke bepalingen inzake
veiligheidsonderzoek naar onder meer door de desbetreffende aangewezen
luchtvaartmaatschappij gebruikte toestellen, bijvoorbeeld op grond van
een lease-overeenkomst (derde tot en met vijfde lid). 

In voorkomende gevallen kan de toestemming om te opereren aan de
luchtvaartmaatschappij(en) van de andere Partij worden gewijzigd of
geschorst (zesde lid).

Artikel 15 van de Overeenkomst  (artikel 8 van het Protocol)    

Artikel 15 van de Overeenkomst inzake beveiliging is aangepast aan de
meest recente beveiligingsvereisten voor de internationale
burgerluchtvaart.

Bijlage (artikel 9 van het Protocol)

De bijlage bij de Overeenkomst is eveneens herzien: de routetabel is
aangepast en de uitoefening van vijfde vrijheidsrechten door de
aangewezen luchtvaartmaatschappijen kan nu op basis van reciprociteit
door de Partijen worden overeengekomen.

De bijlage, die een integrerend onderdeel van de Overeenkomst vormt, is
voor zover het de routes betreft aangemerkt als zijnde van uitvoerende
aard (zie Kamerstukken II 1993/94, 23 668, nr 1). Het deel van het
Protocol dat de routes wijzigt behoeft derhalve, ingevolge artikel 7,
onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen  geen
parlementaire goedkeuring. Voor de wijziging van het andere deel van de
bijlage wordt thans de goedkeuring gevraagd.

Voorlopige toepassing

De wijzigingen in de Overeenkomst worden door de Partijen voorlopig
toegepast. Dit werd noodzakelijk geacht met het oog op de toepassing van
EU-, vooral veiligheids-, clausules. Daarnaast is met name de verruiming
van de luchtvaartbetrekkingen met Vietnam voor Nederland van economisch
belang.

Koninkrijkspositie

De wijzigingen van de Overeenkomst zullen voor wat betreft het
Koninkrijk der Nederlanden, evenals de Overeenkomst van 1993, alleen
voor het Europese deel van Nederland gelden. Zie voor het Caribische
deel van Nederland ook de laatste alinea van de inleiding van deze
toelichting.

   

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

                  

                

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt  niet
openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele
aard bevat (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad
van State).