[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake het Besluit tot beperking van bijbetalingslasten voor werkgevers bij waardeoverdracht van pensioen (Kamerstuk 32043, nr. 108)

Toekomst pensioenstelsel

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2012D25196, datum: 2012-06-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2012Z08002:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal

2



	Vergaderjaar 2011-2012



	32 043	 Toekomst pensioenstelsel







	Inbreng voor een

Nr. 	VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

	Vastgesteld … 2012





Naar aanleiding van de brief van 16 april 2012 (Kamerstukken II,
2011/12, nr. 108), van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
vergezeld van een ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Besluit
uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in
verband met tijdelijke beperking van de plicht tot waardeoverdracht bij
bijbetalingslasten, hebben enkele fracties binnen de vaste commissie
voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid de behoefte om de regering enkele
vragen en opmerkingen voor te leggen.

De vragen en opmerkingen zijn op 13 juni 2012 aan de regering
voorgelegd. Bij brief van ... zijn deze vragen beantwoord.





De voorzitter van de commissie,

Van Gent





Adjunct-griffier van de commissie,

Lips







	

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit.
Deze leden onderschrijven dat het belangrijk is om tot een goede
oplossing te komen voor de problemen, die kunnen optreden bij een
waardeoverdracht. Zij kunnen zich vinden in de voorgestelde oplossing,
mede daar het ook een tijdelijke oplossing is. Wel hebben deze leden nog
de volgende vragen ter verduidelijking.

1.

De leden van de VVD-fractie gaan ervan uit dat de voorgestelde oplossing
geldt voor bijbetaling door zowel de oude als de nieuwe werkgever of
pensioenuitvoerder. Kan de regering dit bevestigen? 

2.

Wat betekent het maximeren van de hoogte van de bijbetalingslast voor
werknemers? 

3.

Kan de regering uiteenzetten hoe de rekenrente voor de waardeoverdracht
(door de De Nederlandsche Bank) wordt bepaald en hoe de rekenrente van
de afkoopwaarde bepaald wordt? Hoe verhouden beide rentes zich tot
elkaar? 

4.

Welke redenen zijn er voor pensioenuitvoerders om niet te hoeven voldoen
aan de verplichting om mee te werken aan een verzoek tot
waardeoverdracht? Betreft dit enkel situaties waarin de financiële
toestand van de werkgever het betalen van de bijbetalingslasten niet
toelaat of zijn er ook andere situaties mogelijk?

5.

Wat betekent de voorgenomen maatregel voor bedrijven, die in de
financiële problemen dreigen te komen wanneer deze bedrijven worden
geconfronteerd met een voor hen te grote bijbetalingslast? Kunnen deze
bedrijven in dat geval (alsnog) in aanmerking komen voor de uitzondering
op de plicht om mee te werken bij een verzoek tot waardeoverdracht? 

6.

Is bij de regering al meer bekend over de toekomstige definitieve
maatregel betreffende de problematiek rond bijbetalingslasten bij
waardeoverdrachten? Indien dit het geval is, kan de regering de leden
van de VVD-fractie hierover informeren? Worden pensioenuitvoerders ook
betrokken bij de definitieve oplossing?

7.

De leden van de VVD-fractie constateren dat verzekeraars hebben laten
weten dat het voorgenomen besluit voor hen uitvoerbaar is. Deze leden
vernemen graag of bij de regering bekend is hoe andere
pensioenuitvoerders tegen het voorgenomen besluit aankijken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van het
ontwerp-besluit. Het voorgenomen besluit roept bij deze leden een aantal
vragen op.

8.

De regering ligt toe dat het voorgenomen besluit niet kan rekenen op
unanieme steun van de sociale partners. Wie van de sociale partners
steunt het besluit en wie niet? Op welke punten verschillen de sociale
partners van mening? 

9.

Zijn er alternatieven aangedragen door sociale partners om tot
unanimiteit te komen? Zo ja, welke alternatieven zijn dat?

10.

Hoeveel procent van de pensioenfondsen heeft op dit moment (ultimo mei
2012) een voldoende dekkingsgraad om überhaupt aan waardeoverdracht mee
te mogen werken?

11.

Waarom heeft de regering gekozen voor de definitie van “kleine
werkgever” volgend uit het Besluit Wet financiering sociale
verzekeringen? Welke overige gangbare definities van “kleine
werkgever” kunnen als alternatief worden gebruikt?

12.

Hoeveel werknemers zijn er in totaal in dienst bij de groep kleine
werkgevers, waarop het voorgenomen besluit is gericht?

13.

In hoeveel gevallen van individuele waardeoverdracht in 2010, 2011 en
2012 (ultimo mei) was sprake van een bijbetalingslast van meer dan €
15.000,- en meer dan 10% van de overdrachtswaarde? In hoeveel gevallen
waren kleine werkgevers hierbij betrokken?

14.

Waarop is de grens van € 15.000,- gebaseerd? Waarom heeft de regering 
bijvoorbeeld niet voor een grens van € 25.000,- gekozen?

15.

Is de regering voornemens om het advies van de Stichting van de Arbeid
over waardeoverdracht aan de Kamer toe te zenden, zodra dat advies is
ontvangen? Wanneer verwacht de regering dit advies?

16.

Op welke manier kan de bijbetalingsproblematiek structureel worden
opgelost? 

17.

Welke gevolgen heeft het vervangen van de vaste rente in de
marktconforme rekenrente waarmee pensioenfondsen rekenen voor
verzekeraars, en hierbij aangesloten deelnemers en werkgevers?

18. 

Wat gebeurt er met de bijbetalingsproblematiek als de renten, waarmee
bij waardeoverdracht wordt gerekend, weer uit elkaar gaan lopen? Is de
regering voornemens om dan het voorgenomen besluit tussentijds aan te
passen? 

19.

Krijgen personen, die door het voorgenomen besluit geen gebruik kunnen
maken van waardeoverdracht, de kans om dit na afloop van deze tijdelijke
maatregel alsnog te doen? Of blijft ook voor hen de maximale tijd voor
overdracht zes maanden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het
ontwep-besluit. Deze leden hebben dit onderwerp ook al meerdere keren
aan de orde gesteld. Alles afwegende stellen zij grote vraagtekens bij
het nut en de noodzaak van het voorgenomen besluit. Zij verzoeken de
regering dan ook het ontwerp-besluit in de huidige vorm terug te
trekken.

 

Deze leden willen bovendien graag enkele vragen bij het voorgenomen
besluit naar voren brengen. 

20.

De leden van de CDA-fractie merken op dat het voorgenomen besluit een
tijdelijk besluit betreft in afwachting van de uitkomsten van een meer
fundamentele discussie over de waardeoverdracht. Tegelijkertijd is er op
dit moment sprake van een situatie met veelal lage dekkingsgraden. 

In hoeverre speelt op dit moment het probleem van de waardeoverdracht
een dergelijke grote rol dat hiervoor nu een dergelijke maatregel zou
moeten worden getroffen? Waarom kan niet ervoor worden gekozen om de
fundamentele discussie af te wachten?

21.

De leden van de CDA-fractie constateren dat er zeer recent een
hoofdlijnennotitie naar de Kamer is gezonden in verband met een nieuw
financieel toetsingskader. Hoe verhouden de ontwikkelingen op dit
terrein zich tot de voorliggende problematiek?

22.

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de problematiek rondom de
waardeoverdracht het gevolg is van een verschil in rekenregels bij
pensioenfondsen en verzekeraars. In het ene geval wordt met de
wettelijke rente gerekend en in het andere geval met de rekenrente. Op
welke wijze heeft de regering bij de gekozen oplossingsrichting met de
oorzaak van het probleem rekening gehouden?

23.

De leden van de CDA-fractie constateren dat dit besluit leidt tot forse
extra nalevingskosten. Waarom worden ontvangende pensioenfondsen met
grote lastenverhogingen geconfronteerd, terwijl het desbetreffende
pensioenfonds in feite helemaal geen relatie heeft met de werkgever? Wat
is de achtergrond van deze keuze?

24.

Op welke gronden heeft de regering gekozen voor de definitie van
“kleine werkgevers”? 

25.

Op welke gronden heeft de regering gekozen voor een gemaximeerd loon van


€ 755.000? Hoe heeft deze keuze te maken met de problematiek van de
waardeoverdracht?

26.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de gekozen ondergrens
van

 € 15.000 een zekere mate van willekeur in zich draagt. Waarom is voor
deze ondergrens gekozen? Waarom is bijvoorbeeld niet gekozen voor een
grens van € 25.000?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie.

27.

Op welke wijze zal de premiestabilisatie worden vormgegeven?

28.

Het Pensioenakkoord is door de voornemens van de Kunduz-coalitie van de
baan. Welke invloed heeft dit feit op de inhoud en het draagvlak voor
een nieuw financieel toetsingskader?

29.

Waarom is de regering voornemens om te kiezen voor de prognoses van het
Centraal Bureau voor de Statistiek en niet voor de prognoses van het
Actuarieel Genootschap?

30.

Is het juist dat het beleggingsbeleid van pensioenfondsen invloed kan
hebben op de ultimate forward rate? Zo ja, wat zijn hiervan de nadelen?

31.

Heeft de regering een discontovoet overwogen waarop het beleggingsbeleid
van pensioenfondsen geen invloed heeft? Zo ja, welke en waarom heeft de
regering hiervoor niet gekozen? Zo nee, waarom niet?









	

 PAGE    

 PAGE   1