[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Uitvoering van het huidige Europees Sociaal Fonds (ESF) programma 2007-2013 in Nederland en informatie over de afsluiting van de oude programmaperiodes ESF en EQUAL

Bijlage

Nummer: 2012D25966, datum: 2012-06-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Uitvoering van het huidige Europees Sociaal Fonds (ESF) programma 2007-2013 in Nederland en informatie over de afsluiting van de oude programmaperiodes ESF en EQUAL (2012D25965)

Preview document (🔗 origineel)


1.	ESF-programma 2007-2013: economische groei versterken

Met het programma ESF 2007-2013 wil Nederland de economische groei
vergroten. Het ESF wordt ingezet op geconstateerde zwakten van de
arbeidsmarkt zoals de beperkte arbeidsparticipatie van ouderen (55+) en
mensen met een arbeidsbelemmering. Sinds september 2009 wordt het ESF
ook ingezet voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid. Tevens stimuleert
het ESF sociale innovatie en duurzame arbeidsinzet in bedrijven.
Daarnaast investeert het ESF in de scholing van lager opgeleide
werkenden en in de arbeidstoeleiding van gedetineerden en van leerlingen
in het Praktijkonderwijs en Voortgezet speciaal onderwijs.

Het ESF 2007 – 2013 programma in hoofdlijnen:

	

Prioriteit 1: vergroten arbeidsaanbod





Actie A	

Doel

Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (ouderen,
arbeidsbeperkten, niet-uitkeringsontvangers) naar werk begeleiden

	

Aanvragers

Gemeenten, UWV, Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen)

Actie J	Bestrijden en voorkomen jeugdwerkloosheid

	Gemeenten, O&O-fondsen

	

Prioriteit 2: bevorderen insluiten op de arbeidsmarkt van kansarmen



Actie B	

Doel

Gedetineerden, tbs'ers en jongeren in jeugdinrichtingen voorbereiden op
werk en opleiding

	

Aanvragers

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Actie C	Moeilijk lerende leerlingen begeleiden naar werk of
vervolgopleiding	Scholen voor praktijk en voortgezet speciaal onderwijs
(PRO- en VSO-scholen)



	

Prioriteit 3: Vergroten aanpassingsvermogen en investeren in menselijk
kapitaal



Actie D

	

Doel

Scholing lager opgeleide werknemers	

Aanvragers

O&O-fondsen

Actie E	Sociale innovatie	Werkgevers (rechtspersonen), O&O-fondsen



In paragraaf 2 wordt een aantal Actieoverstijgende onderwerpen belicht.
Daarna wordt in paragraaf 3 t/m 8 per Actie de stand van zaken
beschreven. In bijlage 1 bij deze voortgangsrapportage zijn de
achterliggende tabellen opgenomen met tot nu toe behaalde resultaten. De
website van het Agentschap SZW ( HYPERLINK "http://www.agentschapszw.nl"
www.agentschapszw.nl ) bevat aanvullende informatie over de onderwerpen
die in deze paragrafen aan de orde komen, zoals overzichten van
gesubsidieerde projecten, het CBS-rapport ‘Kenmerken van deelnemers
aan ESF-projecten in 2011’ en de evaluaties van de Acties B, C en E.

2.	ACTIEOVERSTIJGENDE ONDERWERPEN

2.1      Benutting

De ESF-programmaperiode kent een looptijd van zeven jaar. Het 
financieringssysteem is daarop afgestemd. Het budget komt beschikbaar in
zeven jaarlijkse tranches. Elke tranche moet uiterlijk twee jaar na het
jaar van ontvangst zijn omgezet in concrete projecten, waarvan de
werkelijk gemaakte kosten zijn verantwoord en gedeclareerd bij het
Agentschap SZW. Alleen door Agentschap SZW gecontroleerde kosten worden
vervolgens opgenomen in een zogeheten betaalaanvraag gericht aan de
Europese Commissie. Het gedeelte van de tranche dat niet tijdig is
besteed en verantwoord komt automatisch te vervallen. Dit heet
decommittering. Het geld schuift dus niet door naar volgende jaren en
valt terug in de algemene middelen van de Commissie. In de afgelopen
jaren (2007 - 2011) is er in het Nederlandse ESF-programma geen sprake
geweest van decommittering. Ook in 2012 wordt geen decommittering
verwacht.

In de eerste jaren van het ESF-programma heeft de nadruk gelegen op het
tijdig genereren en starten van projecten. De resterende jaren ligt de
nadruk op het voorkomen dat aan het einde van de programmaperiode te
veel of te weinig geld zal zijn uitgegeven ten opzichte van het
beschikbare budget van € 830 miljoen. Daarvoor wordt per subsidielijn
nauwgezet gemonitord welk bedrag daadwerkelijk is besteed en verantwoord
door subsidieontvangers. De ervaring leert dat gedurende een
programmaperiode gemiddeld circa 55% van de aangevraagde subsidie ook
echt wordt gerealiseerd. Er wordt dus meer geld aangevraagd dan
uiteindelijk wordt besteed. Op basis van deze ervaring wordt daarom voor
elke aanvraagperiode meer geld beschikbaar gesteld dan er feitelijk aan
subsidie beschikbaar is. Om het totale ESF-subsidiebudget van € 830
miljoen daadwerkelijk te besteden, verleent SZW circa € 1.535 miljoen
aan subsidies. Dit kan leiden tot zogenoemde overcommittering als in de
praktijk onverwachts projecten meer subsidie realiseren dan het
verwachte realisatiepercentage. Anderzijds is het onwenselijk dat door
de Europese Commissie aan Nederland toegekend budget onbenut blijft.
Beheersing van het budget is daarom een lastige aangelegenheid. De
daadwerkelijke realisatie door projecten wordt maandelijks gemonitord en
de verwachting is dat we dichtbij de beoogde € 830 miljoen zullen
uitkomen. 

Indien onderbenutting dreigt kan binnen de drie hoofdprioriteiten van
het ESF-programma worden geschoven. Ook tussen de prioriteiten kan
worden geschoven. Dit vergt expliciete toestemming van de Europese
Commissie. 

In het najaar van 2011 is op basis van de beschikbare inzichten in de
realisaties van de verschillende subsidielijnen vastgesteld dat er
binnen Prioriteit 1 (Vergroten arbeidsaanbod) bij de beide Acties A en
Jeugd sprake was een lichte onderbenutting (€ 19 respectievelijk 17
mln). Door de middelen samen te voegen is ruimte gecreëerd voor een
extra aanvraagronde voor gemeenten en UWV. Binnen Prioriteit 3
(Vergroting aanpassingsvermogen en investeren in menselijk kapitaal) was
bij Actie D sprake van onderbenutting (raming € 91 mln).
Tegelijkertijd was binnen dezelfde Prioriteit sprake van een grote
overtekening op het beschikbare budget voor sociale innovatie door
bedrijven (Actie E, onder meer gericht op duurzame inzetbaarheid van
werkenden). Gelet hierop heb ik binnen deze Prioriteit €51 mln
verschoven naar Actie E. Tenslotte heeft een reallocatie van middelen
plaatsgevonden naar twee Acties ten behoeve van kwetsbare mensen, in het
bijzonder jongeren: re-integratie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten en
wajongeren door het UWV (€20 mln) en arbeidstoeleiding van leerlingen
uit het Praktijkonderwijs en Voortgezet Speciaal Onderwijs (Actie C: 20
mln). Hiervoor is toestemming verleend door de Europese Commissie.

Eind 2012 zal opnieuw op basis van de dan beschikbare inzichten in de
realisaties worden vastgesteld of sprake is van een te verwachten
onderbenutting en zullen zo nodig aanvullende maatregelen worden
getroffen.

2.2       Transnationaliteit

In het Operationeel Programma is ruimte gemaakt voor transnationale
samenwerking. Daarbij is gekozen om deze samenwerking vooral te richten
op de onderstaande drie thema’s: (1) re-integratie van
(ex-)gedetineerden, (2) sociale innovatie in arbeid en (3) langer
doorwerken van ouderen. Nederland participeert voor de eerste twee
thema’s in transnationale netwerken en is ten behoeve van het derde
thema voorzitter van het Europese ‘ESF Age Network’. Het netwerk
bestaat uit ministeries en ESF-autoriteiten van 14 lidstaten en
regio’s. Met subsidie van de Europese Commissie wisselt dit netwerk
tot 2013 kennis uit over effectieve overheidsprogramma’s voor duurzame
inzetbaarheid: langer, productief en gezond werken (zie ook  HYPERLINK
"http://www.esfage.eu" www.esfage.eu ). 

Het jaar 2012 (het Europese Jaar voor actief ouder worden en
solidariteit tussen generaties) is het laatste jaar van het huidige
werkprogramma van het netwerk. Dit jaar worden de aanbevelingen en
praktische handreikingen van het netwerk voor ministeries en ESF
Autoriteiten gepubliceerd. De Europese Commissie bereidt inmiddels een
nieuwe subsidieronde voor 2013 en 2014 voor.

2.3      Administratieve lastenverlichting

Het gebruik van ESF-middelen brengt administratieve lasten met zich mee
voor de aanvragers. De belangrijkste eis is dat een inzichtelijke en
controleerbare administratie met betrekking tot de uitvoering van het
project moet worden bijgehouden. Deze administratie bestaat uit een
projectadministratie (waaronder een deelnemersadministratie) en een
financiële administratie. Het zo beperkt mogelijk houden van deze
lasten heeft doorlopende aandacht. Op basis van opgedane ervaringen is
eind  2010 een aantal vereenvoudigingen in de ESF-subsidieregeling
doorgevoerd, die hun weerslag hebben op de resterende programmaperiode.
De belangrijkste vereenvoudigingen zijn de introductie geweest van een 
standaardopslag werkgeverslasten, waardoor het berekenen en controleren
van het uurloon sterk vereenvoudigd is en een standaardprijs voor
BBL-trajecten. Daarnaast is in oktober 2011 een sterk vereenvoudigde
subsidiemogelijkheid voor bedrijven gecreëerd ten behoeve van sociale
innovatie. 

2.4      Terugvordering voorschotten

In het kader van de uitvoering van het ESF kunnen aanvragers gebruik
maken van dienstverleners, zoals administratiekantoren of andere
intermediairs. 

Een van deze intermediairs, die voor een aantal O&O-fondsen (verder te
noemen ‘de fondsen’) de administratie en het financiële beheer van
ESF-projecten voert, heeft op 11 juni jongstleden aangekondigd wegens
betalingsonmacht faillissement aan te vragen.

De fondsen die met dit administratiekantoor werken, zijn
eindverantwoordelijk voor de goede uitvoering van de projecten en
daarmee ook voor een oplossing van de ontstane situatie. Zij hebben er
inmiddels voor zorg gedragen dat de administratie van de ESF-projecten
wordt overgenomen door een specifiek voor dit doel opgerichte stichting.
Dit met als doel de lopende projecten af te ronden, de gevoerde
administratie te kunnen laten controleren, en om de administratie te
kunnen behouden tot 2021. Dit laatste is een strikte voorwaarde in de
Europese regelgeving en is noodzakelijk om de subsidiegelden
daadwerkelijk te kunnen declareren bij de Europese Commissie. 

Ter toelichting geldt het volgende. In de periode 2007 - 2011 is aan de
betrokken fondsen voor de uitvoering van in totaal 80 scholingsprojecten
subsidie toegekend. Toegekend wil in dit geval zeggen dat dit bedrag is
gereserveerd voor de uitvoering van deze projecten. Of subsidie
daadwerkelijk wordt verleend is afhankelijk van de resultaten (werkelijk
gemaakte subsidiabele kosten). Om concreet tot uitvoering van de
projecten te kunnen komen hebben de fondsen conform de regels
voorschotten ontvangen (in totaal ruim € 29 miljoen), die als de
einddeclaraties lager zijn, kunnen worden teruggevorderd. Bij de
ontvangst van einddeclaraties bleek dat deze in een aantal gevallen
lager waren dan de uitgekeerde voorschotten. Het Agentschap SZW heeft in
september 2011 het verschil (een bedrag ter hoogte van 7,7 miljoen euro)
teruggevorderd bij de desbetreffende fondsen. Deze fondsen gaven toen
aan niet tot terugbetaling in staat te zijn omdat het
administratiekantoor, waaraan zij de voorschotten ter uitvoering van de
projecten hadden doorbetaald, dit bedrag niet kon terug betalen. 

Ik heb de besturen van de betreffende O&O-fondsen hierop uiteraard
aangesproken en hen gevraagd met een plan van aanpak te komen om de
situatie op te lossen. Ik heb daarbij aangegeven dat ik bereid ben om
ondersteuning te bieden  teneinde de projecten succesvol af te ronden.
In dat kader heb ik voor het terugbetalen van de voorschotten aan SZW
voorlopig uitstel verleend. 

2.5	Auditrapport en Nationale verklaring

Jaarlijks voert de Rijksauditdienst van het Ministerie van Financiën
een systeemaudit betreffende de effectieve werking van het beheers- en
controlesysteem (een verplichting op grond van artikel 62 lid 1a van
EG-Verordening 1083/2006). Op 4 april 2012 is een positief oordeel
afgegeven (systeem functioneert, enkele verbeteringen nodig). 

Het kabinet heeft op 16 mei 2012 de Nationale Verklaring 2012 over het
financieel beheer van de Europese Fondsen in gedeeld beheer aangeboden
aan de Tweede Kamer en daarnaast ook aan de Europese Commissie ten
behoeve van haar verantwoording over de Europese begroting aan het
Europees Parlement. Het betreft de verantwoording over de uitgaven
inzake de Landbouwfondsen, het Europees Visserij Fonds, de
Migratiefondsen en de Structuurfondsen: Europees Fonds voor Regionale
Ontwikkeling en Europees Sociaal Fonds over de periode januari 2010 tot
en met december 2010. De Rijksauditdienst heeft ten behoeve van deze
Nationale Verklaring aanvullend verklaard dat de in 2010 bij de Europese
Commissie gedeclareerde uitgaven in alle materiële opzichten wettig en
regelmatig zijn op basis van de geldende Europese en nationale
voorschriften tot op het niveau van begunstigden.

 

3.	MENSEN MET EEN GROTE AFSTAND TOT DE ARBEIDSMARKT NAAR WERK BEGELEIDEN
(ACTIE A)

Deze subsidielijn richt zich op doelgroepen zonder baan met een afstand
tot de arbeidsmarkt. SZW stelt deze subsidie beschikbaar om gemeenten en
het bedrijfsleven te stimuleren aandacht aan deze groepen te besteden.
Het betreft re-integratietrajecten waarbij deelnemers scholing, training
en individuele en/of groepsbegeleiding krijgen.

________________________________________________________________________
_______

________________________________________________________________________
_______

Doelstelling:	langdurig werklozen aan een baan helpen



Doelgroepen:	niet-uitkeringsontvangers; 

mensen met een arbeidsbelemmering (100% WWB); 

gedeeltelijk arbeidsgeschikten met een aanvullende WWB, IOAW of IOAZ
uitkering of een uitkering van het UWV; 

personen met een Wajong uitkering;

55-plussers met een WWB, IOAW of IOAZ uitkering of een uitkering van het
UWV.



Aanvragers:	gemeenten

UWV;

erkende opleidings- en ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen).





Actualiteiten

Per 1 mei 2012 is een nieuw aanvraagtijdvak voor gemeenten opengesteld.
De belangstelling hiervoor is groot geweest. Het subsidieplafond van €
50 miljoen aan aanvragen is inmiddels bereikt. Uiterlijk 1 september
2012 zullen alle aanvragen door het Agentschap SZW zijn beoordeeld en
beschikt.

Budget

In de zeven aanvraagtijdvakken die in de jaren 2007 tot en met 2012
binnen Actie A zijn opengesteld, is in totaal € 287 miljoen aan
subsidies toegekend. Zoals in paragraaf 2.1 toegelicht wordt in de
praktijk slechts een gedeelte van de toegekende (in feite:
gereserveerde) middelen daadwerkelijk benut. Aanvragers hebben circa €
24 miljoen aan projecten ingetrokken. Daarnaast blijkt uit de tot nu toe
gecontroleerde einddeclaraties van de projecten uit de jaren 2007-2010
dat het realisatiepercentage gemiddeld op 44% ligt. Met de openstelling
van het aanvraagtijdvak in mei jongstleden zullen naar verwachting de
laatste beschikbare middelen worden benut.

Resultaten

In het Operationeel Programma ESF 2007 – 2013 zijn drie kwantitatieve
doelstellingen opgenomen voor Actie A:

Jaarlijks nemen 4.730 mensen deel aan een project;

75% van de ingestroomde deelnemers rondt het voor hem of haar beoogde
re-integratietraject binnen het ESF-project af;

8% van de ingestroomde deelnemers stroomt uit naar arbeid.

Twee van de drie doelstellingen zijn nu, op ruim tweederde van het
programma, gehaald.

In de jaren 2007 tot en met 2011 hebben 86.486 mensen met een grote
afstand tot de arbeidsmarkt meegedaan in een door ESF gefinancierd
project. Dat betekent dat tot nu toe aanzienlijk meer werkzoekenden zijn
bereikt dan aan het begin van de programmaperiode was ingeschat. Het
openstellen van additionele aanvraagtijdvakken in 2012 zal verder
bijdragen aan een toename van het aantal mensen dat met ESF extra
ondersteuning heeft (gehad) bij het vinden van een baan.

Van alle deelnemers is van 28% vastgesteld (in plaats van de 75% die als
kwantitatieve doelstelling geldt) dat zij inmiddels een
(re-integratie)traject hebben afgerond. Dit is de verhouding tussen het
aantal afgeronde re-integratietrajecten en het totaal aantal deelnemers.
Dat dit percentage niet hoog is valt voor een deel te verklaren uit het
feit dat een aantal deelnemers het ESF-project nog niet heeft afgerond.
Belangrijker is echter dat het re-integratietraject van veel deelnemers
meer omvat dan binnen het ESF-project wordt aangeboden. Als het
ESF-project stopt  loopt het re-integratietraject gewoon door (nu geheel
ten laste van de gemeente). De meting van de resultaten aan het einde
van het ESF-project geeft daarmee een ontoereikend beeld. Aan het CBS is
daarom inmiddels opdracht gegeven om via een pilot te onderzoeken of en
in hoeverre aan de hand van het burger servicenummer ex-deelnemers aan
een ESF-project nog enige tijd gevolgd kunnen worden, om vast te stellen
wat hun arbeidsmarktpositie is. In de volgende voortgangsbrief zal uw
Kamer worden geïnformeerd over de uitkomsten van deze pilot.

De derde doelstelling wordt gehaald. Van alle deelnemers heeft 9% een
baan (8.194). Hoewel in absolute zin toegenomen is dit aantal op het
totaal aantal deelnemers iets teruggelopen (vorig jaar: 12%). Verwacht
mag worden dat naarmate meer deelnemers hun traject hebben afgerond dit
percentage gedurende de programmaperiode verder zal oplopen.

Tot slot is ook gemeten hoeveel deelnemers duurzaam aan het werk
geholpen zijn. Duurzaam betekent dat iemand minimaal zes maanden in een
bepaalde baan werkzaam is. Tot en met 2010 is 84% van de deelnemers die
na het afronden van hun re-integratietraject een baan hebben gekregen,
langer dan zes maanden werkzaam. Voor 2011 zijn deze gegevens nog niet
beschikbaar.

In tabel 2 van bijlage 1 staan meer resultaten over Actie A. 

4.	BESTRIJDEN EN VOORKOMEN VAN JEUGDWERKLOOSHEID (ACTIE J)

Het vorige kabinet heeft de ESF-subsidies Jeugd 1 en Jeugd 2 in het
leven geroepen om jeugdwerkloosheid te bestrijden en een oploop ervan te
voorkomen. Onder de noemer Actie J zijn twee subsidielijnen opengesteld.

Doelstelling:

Bestrijden en voorkomen jeugdwerkloosheid

Doelgroepen:

jongeren van 15 tot en met 27 jaar

Aanvragers:

gemeenten

erkende opleidings- en ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen)





Jeugd 1

Voor de subsidielijn Jeugd 1 (J1) heeft het kabinet dertig
coördinerende gemeenten aangewezen. Deze gemeenten hebben in 2009 en
2010/2011 subsidie ontvangen om samen met andere gemeenten op lokaal
niveau projecten te financieren die aansluiten bij het landelijke en de
regionale Actieplannen Jeugdwerkloosheid.

Jeugd 2

Sectoren (in casu O&O-fondsen) hebben in dezelfde periode eveneens
ESF-subsidie kunnen aanvragen om jongeren aan werk te helpen. Deze
subsidielijn betreft Jeugd 2 (J2). Voorwaarde was dat zij een
sectorarrangement hadden afgesloten met de VNG (of met één of meer
door de VNG aangewezen gemeenten) of met het UWV. De ESF-subsidie kan
worden ingezet om projecten uit te voeren die in deze arrangementen zijn
afgesproken.

Actualiteiten

Met het oog op de stijgende jeugdwerkloosheid is in mei 2012 de
mogelijkheid geopend voor gemeenten om de looptijd van hun project te
verlengen met maximaal zes maanden. Deze looptijdverlenging stelt
gemeenten in staat de realisatie van de projecten te verhogen en zo alle
beschikbare middelen te benutten.

 

Budget

In de twee aanvraagtijdvakken die in de jaren 2009 en 2010 binnen Actie
J zijn opengesteld, is in totaal bijna € 103 miljoen aan subsidie
toegekend. Door aanvragers is voor € 3 miljoen aan projecten
ingetrokken. De realisatie voor eindcontrole door het Agentschap SZW van
de tot nu toe ingediende einddeclaraties ligt op gemiddeld 78%. 

Resultaten

In het Operationeel Programma ESF 2007 – 2013 is de volgende
kwantitatieve doelstelling opgenomen:

Jaarlijks nemen 20.000 werkloze jongeren deel aan een door ESF Actie J1
of J2 gefinancierd project.

Door het bereiken van 38.035 werkloze jongeren in 2011 is deze
doelstelling ruimschoots gehaald. 

In tabel 3 in bijlage 1 staan meer resultaten ten aanzien van Actie J. 

5.	GEDETINEERDEN, TBS’ERS EN JONGEREN IN JEUGDINRICHTINGEN
VOORBEREIDEN OP WERK EN OPLEIDING (ACTIE B)

De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), onderdeel van het ministerie
van Veiligheid en Justitie, kan ESF-subsidie aanvragen. Met de subsidie
kan DJI extra middelen inzetten om de arbeidsmarktpositie van
gedetineerden, tbs-gestelden en jongeren in een jeugdinstelling of
jeugdinrichting zodanig te verbeteren dat zij uiteindelijk naar werk
bemiddelbaar zijn of na detentie direct inpasbaar zijn in een
arbeidsmarkt gerelateerd programma of regulier opleidingstraject.

Doelstelling:

gedetineerden, tbs'ers en jongeren in jeugdinrichtingen

voorbereiden op werk en opleiding

Doelgroepen:

gedetineerden, tbs’ers en jongeren in jeugdinrichtingen

Aanvrager:

Ministerie van Veiligheid en Justitie





Actualiteiten

De aanvraag van het Ministerie van Veiligheid en Justitie uit het
aanvraagtijdvak oktober 2011, ter grootte van € 15 miljoen, is
toegekend. In oktober 2012 zal het laatste aanvraagtijdvak worden
geopend. Het hiervoor beschikbare budget zal afhankelijk zijn van de
realisatie van het 2011 project. 

Budget

In de vier aanvraagtijdvakken die in de jaren 2007 tot en met 2011
binnen Actie B zijn opengesteld, is in totaal € 77.3 miljoen aan
subsidie toegekend. Uit de tot nu toe gecontroleerde einddeclaraties
blijkt dat gemiddeld 74% van de verleende subsidie daadwerkelijk wordt
benut. 

Resultaten

In het Operationeel Programma zijn twee kwantitatieve doelstellingen
opgenomen: 

Streven is dat jaarlijks 1.580 mensen deelnemen aan een ESF Actie B
project;

80% van de ingestroomde deelnemers rondt het voor hem of haar beoogde
traject binnen het ESF-project af.

In de jaren 2007 tot en met 2011 zijn in totaal 13.115 personen bereikt,
waar 7.900 personen als doel was gesteld. Dit betekent dat de
doelstelling ten aanzien van het aantal deelnemers ruimschoots is
gehaald. 

Uit de tot nu toe beschikbare gegevens tot en met 2010 (cijfers over
2011 zijn nog onvolledig) is op te maken dat 67% van de ingestroomde
deelnemers het re-integratietraject inmiddels heeft afgerond (6.556 van
de 9.769).  De doelstelling is daarmee niet behaald. Net als bij Actie A
geldt ook hier dat een deel van de ESF-projecten nog loopt en dat
mogelijk sprake is van een ontoereikende meting (dit wordt onderzocht in
de eerdergenoemde CBS-pilot). 

Op basis van de definitieve gegevens over de jaren 2008 - 2009 uit de
projecten en van het CBS is vastgesteld dat circa 15% van de deelnemers
direct na afronding van hun traject een baan heeft gevonden (1.495).
Daarnaast vindt in een aantal gevallen uitstroom plaats naar een
vervolgopleiding (bijna tweederde van de deelnemers zit in de
leeftijdscategorie 15 - 24 jaar). Voor 2010 en 2011 zijn deze gegevens
nog niet beschikbaar.

In tabel 4 in bijlage 1 staan meer resultaten ten aanzien van Actie B.

6.	LEERLINGEN BEGELEIDEN NAAR WERK OF VERVOLGOPLEIDING (ACTIE C)

Actie C biedt subsidie aan scholen voor praktijkonderwijs en voortgezet
speciaal onderwijs. De 

scholen zetten de subsidie in om leerlingen voor te bereiden op of te
begeleiden naar een functie op de reguliere arbeidsmarkt, of te
begeleiden naar een vervolgopleiding op mbo-1 niveau of naar het
beroepsbegeleidend onderwijs.

Doelstelling:

leerlingen begeleiden naar een baan of een vervolgopleiding

Doelgroepen:

leerlingen in het praktijk en voortgezet speciaal onderwijs

Aanvragers:

scholen voor praktijk en voortgezet speciaal onderwijs (PRO- en
VSO-scholen)





Actualiteiten

Medio maart is het aanvraagtijdvak 2012 opengesteld. Ten opzichte van
eerdere jaren is sprake van een ophoging van het budget geweest van €
24 naar € 48 miljoen. Er zijn 244 aanvragen ingediend met een totale
ESF omvang van bijna € 42 miljoen. Dit is iets minder dan het
beschikbare budget, waardoor ieder project in beginsel voor ESF in
aanmerking kan komen, indien aan de voorwaarden uit de
ESF-subsidieregeling wordt voldaan. De aanvragen zullen uiterlijk eind
juni van dit jaar zijn beoordeeld en beschikt.

Budget

In de zes aanvraagtijdvakken die in de periode 2007 tot en met 2012
binnen Actie C zijn opengesteld, is bijna € 193 miljoen aan subsidie
toegekend.  Het aantal intrekkingen is laag, er is een bedrag van €
1,9 miljoen mee gemoeid. Op basis van de tot nu toe gecontroleerde 
einddeclaraties is het realisatiepercentage 66%.

Resultaten

In het Operationeel Programma zijn twee gekwantificeerde doelstellingen
voor deze Actie opgenomen: 

Streven is dat jaarlijks 750 leerlingen in een ESF Actie C project
worden voorbereid op een functie op de reguliere arbeidsmarkt of
toegeleid naar een vervolgopleiding op mbo-1 niveau of naar het
beroepsbegeleidend onderwijs;

94% van de ingestroomde deelnemers rondt het voor hem of haar beoogde
traject binnen het ESF-project af.

Met behulp van ESF hebben in de huidige periode 46.566 leerlingen
arbeidsmarktgerichte scholing gekregen. De eerste doelstelling voor de
jaren 2007 tot en met 2011 is daarmee ruimschoots behaald.

Op basis van de tot nu toe beschikbare gegevens blijkt dat 36% van de
totaal ingestroomde leerlingen een traject heeft afgerond. De
doelstelling is daarmee niet behaald. Ook hier geldt dat er sprake is
van lopende projecten en het risico van onderregistratie. Onderzoek
hiernaar is onderdeel van de eerdergenoemde CBS-pilot. 

Er zijn ook metingen verricht op het gebied van uitstroom naar
vervolgopleidingen of naar werk. Van de 16.690 deelnemers die tot
dusverre hun traject hebben afgerond is ruim de helft doorgestroomd naar
een vervolgopleiding (MBO-1 of BBL), en is ruim een derde doorgestroomd
naar werk.  

Tot slot is onderzoek gedaan naar de bereikte duurzame uitstroom naar
werk door de leerlingen die een traject hebben afgerond. Duurzaam is
hierbij gedefinieerd als zes maanden werkzaam op een arbeidsplaats.
Ongeveer 67% van de leerlingen die in 2008 t/m 2010 na beëindiging van
het project zijn uitgestroomd naar werk (6.372), heeft na zes maanden
nog steeds een baan.

In tabel 5 van bijlage 1 staan meer resultaten ten aanzien van Actie C.

7.	SCHOLING LAGER OPGELEIDE WERKENDEN (ACTIE D)

Eén van de doelen van het ESF is om een betere arbeidsmarktpositie te
creëren voor laagopgeleide werknemers. Werkgevers kunnen via de
Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen subsidie aanvragen voor het scholen
van hun werknemers met een opleiding op maximaal mbo-4 niveau.
Werknemers volgen met deze subsidie opleidingen, trainingen en
cursussen.

Doelstelling:

scholen van laagopgeleide werknemers

Doelgroepen:

laaggeschoolde werknemers

Aanvragers:

erkende opleidings- en ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen)





Budget

In de zes aanvraagtijdvakken die in de periode 2007 tot en met 2011
binnen Actie D zijn opengesteld, is totaal € 742 miljoen aan subsidie
toegekend. Daarvan hebben aanvragers circa € 53 miljoen (i.e. 7%) aan
subsidietoekenningen ingetrokken. Op basis van de tot nu toe
gecontroleerde einddeclaraties is het realisatiepercentage circa 30%.
Zoals aangegeven in paragraaf 2.1 is een bedrag van € 91 miljoen
gerealloceerd naar andere programma-onderdelen om onderbenutting te
voorkomen.

Resultaten

In het Operationeel Programma zijn drie kwantitatieve doelstellingen
opgenomen:

Jaarlijks worden 18.000 werknemers geschoold in een ESF Actie D project;

85–90% van de ingestroomde deelnemers rondt het voor hem of haar
beoogde traject binnen het ESF-project af;

10% van de deelnemers, die voor aanvang van het project nog geen
startkwalificatie had, behaalt deze kwalificatie.

In de uitvoeringsjaren 2007 tot en met 2011 hebben in totaal ruim
547.816 personen deelgenomen aan ESF Actie D, waar 90.000 als doel was
gesteld voor deze vijf jaren. Dit fors hogere aantal ten opzichte van de
doelstelling in het OP is te verklaren doordat de kosten per opleiding
of training alsook de opleidingsduur te hoog zijn ingeschat. Met
hetzelfde geld kunnen dus meer werknemers worden geschoold.

De tweede doelstelling wordt in de jaren 2007 t/m 2010 behaald. Iedere
deelnemer kan binnen een ESF-project meerdere trajecten afronden. Dit
betekent dat het aantal afgeronde trajecten hoger kan zijn dan het
aantal unieke deelnemers. Dat was in 2010 het geval. Daarmee wordt de
doelstelling van 85-90% ruimschoots gehaald. Voor 2011 zijn nog geen
cijfers beschikbaar.

Ten opzichte van de totale instroom heeft slechts 3% een
startkwalificatie behaald. De doelstelling van 10% zal naar verwachting
niet worden gehaald. Dit blijkt alleen haalbaar, indien een aanzienlijk
deel van de deelnemers bij aanvang een mbo-1 niveau heeft. Alleen dan is
het realistisch dat binnen een trajectduur van maximaal 1,5 jaar een
startkwalificatie (mbo-diploma vanaf niveau 2) wordt behaald (tijdens of
naast werktijd). Hier staat tegenover dat 24% van de deelnemers een
deelkwalificatie behaalt op niveau 2 t/m 4. In de praktijk blijkt vooral
behoefte te zijn aan korte, functiegerichte scholingstrajecten. 

 

In tabel 6 van bijlage 1 staan meer resultaten ten aanzien van Actie D.

8.	SOCIALE INNOVATIE (ACTIE E)

Deze subsidielijn is gericht op het bevorderen van sociale innovatie.
Werkgevers kunnen subsidie aanvragen om binnen hun organisatie te
experimenteren met het slimmer organiseren van werkprocessen en
werkomstandigheden.

Doelstelling:

sociale innovatie

Doelgroepen:

werkgevers die bedrijfsprocessen verbeteren en duurzame inzetbaarheid
vergroten om effectiever te werken

Aanvragers:

werkgevers (arbeidsorganisaties), O&O-fondsen





Actualiteiten

Actie E1 

In oktober 2011 is het aanvraagtijdvak voor Actie E1-Vitale bedrijven
opengesteld. De belangstelling van bedrijven voor de subsidie bleek
bijzonder groot en hebben er 4.288 aanvragers voor bijna € 77,2
miljoen aangevraagd. Doordat er nog financiële ruimte beschikbaar was
(zie hiervoor paragraaf 2.1) is het subsidieplafond opgehoogd tot €
77,2 miljoen. Door de ophoging hebben de 4.288 aanvragers in aanmerking
kunnen komen voor subsidie.

Imiddels zijn de aanvragen uit aanvraagtijdvak oktober 2011 beschikt. 

Actie E2:

Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen (O&O fondsen) kunnen vanaf 1 mei
2012 subsidie aanvragen voor het bevorderen van duurzame inzetbaarheid
in hun sector. Subsidie kan worden aangevraagd van 1 mei 2012 tot en met
31 december 2013, zolang er budget beschikbaar is. Het totale budget is
€ 20 miljoen. Per project is minimaal € 90.000 en maximaal €
160.000 subsidie beschikbaar. Uitsluitend erkende O&O fondsen, al dan
niet in een samenwerkingsverband, komen voor subsidie in aanmerking. Tot
op heden zijn er 26 aanvragen ingediend voor een totaal bedrag van
€3.618.693. 				

Budget

Voor Actie E (oude stijl) zijn tot nu toe drie tijdvakken opengesteld in
de jaren 2008, 2009 en 2010. In totaal is € 25,4 miljoen aan subsidie
toegekend. Daarvan hebben aanvragers voor een bedrag van circa  € 2
miljoen aan subsidietoekenningen ingetrokken. Uit de tot nu toe
gecontroleerde einddeclaraties van de projecten uit 2008 en 2009 blijkt
dat gemiddeld 72% van de verleende subsidie daadwerkelijk wordt benut.
Voor Actie E1 en E2 zijn deze gegevens nog niet beschikbaar.

Resultaten

In het Operationeel Programma zijn voor Actie E de volgende
doelstellingen opgenomen: 

Jaarlijks zullen ongeveer 40 projecten Sociale Innovatie starten

Van het beoogde aantal projecten levert 90% een implementatieplan op

Binnen Actie E is er geen sprake van deelnemers, maar van
implementatieplannen op het gebied van sociale innovatie. De
aanvraagtijdvakken in 2008, 2009, 2010 en 2011 zijn jaarlijks overtekend
zodat de Actie kan worden aangemerkt als succesvol.  De doelstelling dat
jaarlijks minimaal 40 projecten zullen starten met de uitvoering van het
project wordt steeds gehaald.

Van de gestarte E (oude stijl) projecten heeft tot nu toe 88% een
implementatieplan opgeleverd. Dit resultaat zal naar verwachting oplopen
wanneer de laatste einddeclaraties van het ESF- programma (gespreid over
dit kalenderjaar) worden ingediend.

Sociale innovatie, Vitale bedrijven, Actie E1, is in 2011 opgezet om
sociale innovatie toegankelijk te maken voor het midden- en kleinbedrijf
middels een ESF-bijdrage van maximaal € 18.000 per aanvraag. Deze
projecten hebben een relatief korte looptijd. Zij zijn in 2011 en 2012
verleend en zullen naar verwachting gespreid over 2012 en begin 2013 een
einddeclaratie (met eindproduct) indienen.

9.	OUDE PROGRAMMAPERIODES EN EQUAL

9.1 	ESF en EQUAL 2000-2006

De Europese Commissie heeft de eindverslagen van de programma’s ESF
2000-2006 en EQUAL goedgekeurd. De Europese Commissie dient nu nog de
winding up declaration van deze programma’s te beoordelen; dit betreft
de verklaring van de Auditdienst Rijk. De Commissie heeft volgens de
Europese Verordening formeel de tijd tot medio 2013.

9.2 	ESF 1994-1999

Uit deze periode is nog één beroepszaak in behandeling. Binnenkort zal
een laatste rapportage aan de Europese Commissie worden gezonden over de
slotstand van de nabetalingen inzake bezwaar, beroep en hoger beroep.

10.	Nieuwe programmaperiode 2014-2020

De vraag of, en zo ja hoeveel Structuurfondsmiddelen beschikbaar komen
voor Nederland, wordt bepaald in het kader van het nieuwe Meerjarig
Financieel Kader (MKF) voor de periode 2014-2020. Op 29 juni 2011 heeft
de Europese Commissie haar voorstellen gepresenteerd. De
onderhandelingen hierover zijn volop gaande. Het streven is dat in
december 2012 een akkoord bereikt is. Zoals bekend streeft het kabinet
naar een daling van het Europese budget voor structuurfondsen door het
beleid enkel te richten op de armste regio’s in de armste lidstaten.
Concreet houdt dit in dat het kabinet geen ESF meer in rijke landen
zoals Nederland wil uitvoeren. Dit standpunt maakt onderdeel uit van de
Nederlandse inzet betreffende het MFK 2014 - 2020, die gericht is op een
hervorming van de financiering van de EU-begroting en die moet leiden
tot een substantiële afdrachtenbesparing voor Nederland. Denkbaar is
niettemin dat de uitkomsten van deze onderhandelingen over het MFK met
zich meebrengen dat er toch ESF-middelen beschikbaar komen voor
Nederland. 

Om voorbereid te zijn op een nieuwe ESF-periode is gestart met het
verkennen van thema’s. Leidend hiervoor zijn kaders die zijn
neergelegd in de concept-structuurfondsenverordeningen. Kern daarvan is
de focus op de Europa2020-doelstellingen. In de concept ESF-verordening
2014-2020 is deze focus uitgewerkt in een menustructuur van drie
thematische doelstellingen, gericht op (a) de bevordering van de
werkgelegenheid en ondersteuning van de arbeidsmobiliteit, (b)
investering in onderwijs, vaardigheden en leven lang leren en (c)
bevordering van sociale inclusie en bestrijding van armoede. De
concept-ESF verordening schrijft voor dat binnen deze drie thema’s nog
weer een nadere prioritering moet worden aangebracht. In overleg met
gemeenten, UWV, sociale partners en departementen wordt een verkenning
uitgevoerd naar een mogelijk invulling op het terrein van re-integratie
van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, kwetsbare jongeren en
het bevorderen van een duurzame arbeidsinzet van werkenden. Bij de keuze
en vormgeving van de thema’s zijn een verhoging van (financiële)
beheersbaarheid, een verlaging van administratieve lasten en
uitvoeringskosten, en een grotere resultaatgerichtheid voor mij leidende
randvoorwaarden. Het streven is erop gericht in maart 2013 een formeel
voorstel voor de invulling van een nieuw ESF-programma 2014-2020 aan de
Europese Commissie te kunnen voorleggen ter goedkeuring. Voorafgaand
hieraan wordt dit voorstel aan de Tweede Kamer voorgelegd. De
haalbaarheid van deze planning is afhankelijk van de voortgang van de
onderhandelingen over het MFK en daaraan gekoppeld de onderhandelingen
over de nieuwe Algemene Structuurfondsenverordening en nieuwe
ESF-verordening.   Bijlage 1: Wat zijn de resultaten van het ESF
programma tot nu toe? 

Inleiding

De doelstellingen van de ESF-programmaperiode 2007-2013 in Nederland
zijn neergelegd in het Operationeel Programma (OP) en vertaald naar
indicatoren. In dit overzicht wordt ingegaan op de resultaten die tot nu
toe beschikbaar zijn ten aanzien van deze indicatoren.

Toelichting en leeswijzer

Het ESF-programma is naar doelgroep en doelstelling onderverdeeld in zes
Acties: 

	Doel	Uitvoerders

Actie A	Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (ouderen,
arbeidsbeperkten, niet-uitkeringsontvangers) naar werk begeleiden
Gemeenten, UWV, Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen)

Actie J	Bestrijden en voorkomen jeugdwerkloosheid	Gemeenten, O&O-fondsen

Actie B	Gedetineerden, tbs'ers en jongeren in jeugdinrichtingen
voorbereiden op werk en opleiding	Ministerie van Veiligheid en Justitie

Actie C	Moeilijk lerende leerlingen begeleiden naar werk of
vervolgopleiding	Scholen voor praktijk en voortgezet speciaal onderwijs
(PRO- en VSO-scholen)

Actie D	Scholing lager opgeleide werknemers	O&O-fondsen

Actie E	Sociale innovatie	Werkgevers (rechtspersonen), O&O-fondsen



In het OP is per Actie een onderscheid gemaakt tussen drie soorten
indicatoren, te weten: output-, resultaat-, en impactindicatoren. De
output- en resultaatindicatoren zijn bedoeld om de uitkomsten van
ESF-projecten te meten. Het gaat hierbij met name om het aantal bereikte
personen uit de betreffende (sub-) doelgroepen en hoeveel personen een
traject hebben afgerond, dan wel aan het einde van de projecten zijn
doorgestroomd naar arbeid. De impactindicatoren zijn benoemd om de
impact van dit ESF-programma te meten en worden gebruikt voor de
evaluatie van het ESF-programma 2007-2013.

In dit overzicht zijn de resultaten weergegeven voor de ESF Acties A,
Jeugd, B, C en D, waarbij de resultaten zijn gespecificeerd naar de
indicatoren uit het OP. De Actie E komt in dit overzicht niet aan bod.
Actie E richt zich niet op deelnemers en daarom zijn hiervoor geen
resultaten met betrekking tot deelnemers te meten. 

Het overzicht is opgebouwd uit zes tabellen. Tabel 1 betreft de impact
van het ESF-programma tot nu toe. Bij de Acties A, Jeugd, C en D wordt
de duurzame uitstroom naar arbeid gemeten. Duurzaam betekent in dit
geval dat iemand minimaal zes maanden na afloop van zijn traject in een
bepaalde baan werkzaam is. Bij Actie B wordt gemeten wie na afloop van
zijn traject een baan heeft. De percentages geven weer hoeveel procent
van de mensen met een afgerond traject zijn doorgestroomd naar
(duurzame) arbeid. De tabellen 2 tot en met 6 geven voor de Actie A,
Jeugd, B, C en D de uitkomsten van de ESF-projecten weer aan de hand van
output- en resultaatindicatoren. 

De weergegeven resultaten betreffen een momentopname. Voor een groot
aantal ESF-projecten zijn op de betreffende momentopname nog niet alle
resultaten bekend. Daarnaast is sprake van onderregistratie. Trajecten
kunnen langer duren dan de looptijd van een ESF-project, deelnemers
stromen vaak gedurende de gehele looptijd van een ESF-project in. Als
het ESF-project afloopt, neemt de subsidie-aanvrager (gemeente, school,
justitiële instelling) de afronding van het traject geheel voor eigen
rekening. De deelnemer en diens afronding van het traject zijn dan
echter buiten beeld van ESF. Het CBS gaat op verzoek van SZW in 2012 een
pilot uitvoeren om na te gaan in hoeverre het mogelijk is een
ex-deelnemer nog enige tijd te volgen. Aan de hand van deze resultaten
kunnen nog geen conclusies worden getrokken. Ten aanzien van de
impactindicatoren geldt bovendien dat het meten van de impact pas echt
nuttige informatie geeft aan het einde van de programmaperiode. Dit
overzicht is dan ook bedoeld om een eerste indruk te krijgen van de
behaalde resultaten met betrekking tot de doelstellingen van de
ESF-programmaperiode 2007-2013.



Bijlage 2: Wat zijn de resultaten van het ESF programma tot nu toe? 

Tabel 1: Impact 2007 -2011 (duurzaamheid van de bereikte uitstroom naar
arbeid)

1. Bron: CBS rapport (ESF-monitor deelnemerskenmerken 2011), peildatum
31 december 2011

2. NB Het percentage bij de impactindicator voor Actie B is niet zonder
meer vergelijkbaar met de impactindicatoren bij Actie A, C en D. Bij de
impact van Actie B wordt immers gekeken naar uitstroom naar arbeid,
terwijl bij de overige drie impactindicatoren wordt gekeken naar welk
percentage van het aantal uitstromers naar arbeid na zes maanden nog
steeds werkzaam is.

3. Dit percentage is relatief laag, omdat veel bereikte deelnemers (na
afronding van het ESF-project) doorstromen in een daaropvolgend nieuw
ESF-project. Hier is dus eigenlijk geen sprake van uitstroom, maar van
doorstroom. Daarnaast is uit de tussenevaluatie van Actie B in 2010
gebleken dat een deel van de deelnemers uitstroomt naar een
vervolg-opleiding, hetgeen in de rede ligt omdat ruim 60 % van de
deelnemers een jongere is in de leeftijdscategorie 15-24 jaar). Exacte
cijfers zijn niet bekend.	

Tabel 2: Actie A   2007 – 2011



Tabel 3: Actie J  2007 – 2011



Tabel 4: Actie B   2007 – 2011



Tabel 5: Actie C  2007 - 2010



Tabel 6: Actie D  2007 – 2011

	

Pagina  PAGE 1  van  NUMPAGES 19