Lijst van vragen over Toekomst pensioenstelsel
Lijst van vragen
Nummer: 2012D26066, datum: 2012-06-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W. van Gent, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit GL kamerlid)
- Mede ondertekenaar: W.A. Lips, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2012Z10807:
- Indiener: H.G.J. Kamp, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2012-06-05 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-06-06 10:00: Extra procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2012-06-15 17:00: Hoofdlijnennota herziening financieel toetsingskader pensioenen (32043-113) (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2013-09-24 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011-2012 32 043 Toekomst pensioenstelsel Inbreng voor een Nr. LIJST VAN VRAGEN Vastgesteld ā¦ 2012 Naar aanleiding van de brief van 30 mei 2012 (Kamerstukken II, 2011/12, 32043, 113), van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben enkele fracties binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid de behoefte om de regering enkele vragen en opmerkingen voor te leggen. De vragen en opmerkingen zijn op ā¦. 2012 aan de regering voorgelegd. Bij brief van .... zijn deze vragen beantwoord. De voorzitter van de commissie, Van Gent Adjunct-griffier van de commissie, Lips Nr Vraag Blz van tot 1 In het rapport-Goudswaard wordt beweerd dat de pensioenpremies niet omhoog kunnen gezien de internationale concurrentie. Noch in het rapport-Goudswaard noch ergens anders is dit feitelijk onderbouwd. Kan de regering een nadere en overtuigende argumentatie geven waarom een premieverhoging rampzalig zou zijn voor het land in de internationale context, mede gezien tegen de achtergrond van het feit dat bijna alle westerse landen, alsmede Japan en China worden geconfronteerd met veel ernstigere vergrijzing, terwijl hun pensioenstelsel veel meer dan bij ons is gebaseerd op een omslagstelsel? 0 2 Door bedrijfstakpensioenfondsen (BPF) is op dit moment dispensatie gegeven aan een aantal werkgevers, die dan door het ondernemingspensioenfonds wordt uitgevoerd. Hoe gaat dit bij het nieuwe contract? Moet de gedispenseerde hetzelfde contract kiezen als het BPF en zo nee, hoe wordt de gelijkwaardigheid nog getoetst? 0 3 In hoeverre is het reĆ«le contract te vergelijken met een defined contribution-regeling (DC-regeling)? 0 4 Mag in het nominale contract bij een lage dekkingsgraad volledig geĆÆndexeerd worden indien de werkgever die kosten volledig betaalt? 0 5 Ingeval er gekozen is voor het reĆ«le contract, is er in dat geval sprake van demping van de premie door toepassing van de ultimate forward rate (UFR) en door toepassing van het verwachte rendement? 0 6 Mag in de situatie van het reĆ«le contract de rentetermijnstructuur (RTS) worden gedempt, bijvoorbeeld op basis van de gemiddelde historische rente? 0 7 Wordt er in het nieuwe financiĆ«le toetsingskader (FTK) ook rekening gehouden met solidariteit binnen generaties, of alleen tussen generaties? 0 8 Bij welke onderdelen uit het FTK hebben decentrale partijen (sociale partners) keuzemogelijkheden? 0 9 Welke onderdelen van het FTK moeten nog nader uitgewerkt worden in het in te dienen wetsvoorstel? 0 10 Bij welke onderdelen uit het FTK kan het bestuur afwijken van de wettelijke regels? 0 11 Met welke verplichtingen krijgt de werkgever te maken in het nieuwe FTK? 0 12 Wat staat er in het huidige en het nieuwe FTK opgenomen over een bijstortverplichting door de werkgever? 0 13 Heeft de werkgever meer of minder verplichtingen in het reĆ«le contract ten opzichte van verplichtingen in het nominale contract? 0 14 Wat zijn de gemiddelde pensioenpremies (in procenten) over de periode 1980 tot nu? 0 15 Wat zijn de voor- en nadelen van een collectief en solidair pensioenstelsel voor de verschillende generaties? 0 16 Wat is een evenwichtige belangenafweging voor alle generaties? 0 17 Wat betekent premiestabiliteit? 0 18 Voor welke generatie(s) is de doorsneepremie gunstig? 0 19 Welke gevolgen heeft het afschaffen van de doorsneepremie voor de verschillende generaties? 0 20 Hoe kunnen financiĆ«le risicoās worden gecommuniceerd aan deelnemers? 0 21 Hoe worden pensioencontracten gecontroleerd op een realistische indexatieambitie? 0 22 Wie voert de haalbaarheidstoets naar een realistische en haalbare pensioenambitie uit, en gebeurt dit vooraf? 0 23 Is het mogelijk dat er meer procent wordt geĆÆndexeerd dan de indexatieambitie en afslag wordt verlaagd, of is de indexering gemaximeerd tot de verlaging van de indexatieambitie? 0 24 Gaat een lagere indexatieambitie verplicht gepaard met een defensievere beleggingsmix of een lagere pensioenpremie? Zo nee, waarom niet? 0 25 Hoe worden de kosten van een toenemende levensverwachting door het levensverwachtingsaanpassingsmechanisme verdeeld over alle generaties? 0 26 Heeft een verlaging van de maximale opbouwpercentages een effect op de premie-inkomsten? Zo ja, welk effect? 0 27 Heeft een verlaging van de maximale opbouwpercentages een effect op de dekkingsgraad? Zo ja, welk effect? 0 28 Kan de regering nader toelichten wat wordt bedoeld met het vervallen van wachttijden voor het indienden van herstelplannen en het doorvoeren van onverhoopte kortingen? 0 29 Welke gevolgen heeft het vervallen van wachttijden voor het indienen herstelplannen en het doorvoeren van onverhoopte kortingen? 0 30 Hoe kunnen deelnemers zich voorbereiden op een eventuele korting als wachttijden komen te vervallen? 0 31 Welke termijn acht de regering realistisch voor deelnemers om zich te kunnen voorbereiden op een onverhoopte korting? 0 32 Op welke wijze heeft de regering voor ogen om adequaat in de wet te regelen dat deelnemers aan een pensioenfonds zich kunnen voorbereiden op een onverhoopte korting? 0 33 Hoeveel voorbereidingstijd is naar verwachting wenselijk en realistisch voor eventuele kortingen? 0 34 Is het waar dat door af te zien van de koppeling van het AOW-pensioen aan de verdiende lonen (voorjaarsnota 2012) het opbouwpercentage voor het tweede pijler pensioen binnen het Witteveenkader met bijna 5% wordt verlaagd? Komt deze verlaging van 5% boven op de verlaging van de maximale opbouw met 0,1%? 0 35 Is het waar dat jongeren 10% minder pensioen opbouwen dan de huidige generaties, door af te zien van de koppeling van het AOW-pensioen aan de verdiende lonen (voorjaarsnota 2012), de verlaging van de maximale opbouw met 0,1% (Begrotingsakkoord 2013) en de overgang naar een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar in 2014? 0 36 Kan de regering een nadere toelichting geven op de keuze om binnen het Witteveenkader het maximale opbouwpercentage met bijna 5% te verlagen met ingang van 2014? 0 37 Hoe kijkt de regering aan tegen de beperking, die de keuze om binnen het Witteveenkader het maximale opbouwpercentage met bijna 5% te verlagen met ingang van 2014 te verlagen met zich meebrengt voor jongere generaties in hun opbouw van aanspraken? 0 38 Is de regering bereid te onderzoeken hoe de beperking voor jongeren kan worden ondervangen, zodat ook deze groep deelnemers een adequaat pensioen kan opbouwen? 0 39 Waarom hebben werknemers en gepensioneerden niet de mogelijkheid om hun bestaande aanspraken over te laten gaan naar een ander pensioenfonds, terwijl werknemers, die van baan veranderen, dat wel hebben? 0 40 Kan de regering toelichten hoe pensioenfondsen dienen om te gaan met hun dekkingsgraad ultimo 2013 en wat dat betekent voor de overgang naar het nieuwe financieel toetsingskader? 0 41 Kan de regering ten aanzien van de overgang naar het nieuwe financieel toezichtskader tevens toelichten hoe eventuele korting van nominale rechten en een overgang naar een nieuw financieel kader zich tot elkaar verhouden? 0 42 De sociale partners en pensioenfondsen moeten in de toekomst afspraken maken over de toedeling van risico's. Wordt ook gecontroleerd of deze afspraken redelijk zijn? Wordt daarbij bijvoorbeeld gecontroleerd of de risicoās al dan niet doorslaan naar een jongere of oudere generatie? 2 43 Hoe wordt de zekerheidsmaatstaf berekend? 3 44 Wat is de toegevoegde waarde om over te stappen naar het reĆ«le contract? Wat zijn de grootste bezwaren tegen deze overstap? Bestaan deze bezwaren met name uit juridische aspecten? 4 45 Is het waar dat in de visie van de regering het nieuwe contract naar alle waarschijnlijkheid als een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet (PW) moet worden gezien? Bestaat er geen risico dat het spreken over een reĆ«el contract in dit opzicht versluierend werkt? 4 46 Is het mogelijk het risico op juridische procedures voor pensioenfondsen weg te nemen door āinvarenā verplicht te stellen en daarmee het juridisch risico bij de overheid neer te leggen? 4 47 Is het nominale contract nu compleet gemaakt? 4 12 48 Verdwijnt de mogelijkheid van het nominale pensioencontract op termijn? Zo ja, op welke termijn? 4 12 49 Wat zijn de voor- en nadelen voor de verschillende generaties van het verplichten van het levensverwachtingsaanpassingsmechanisme in het nominale contract als deze ook geldt voor rechten, die reeds zijn opgebouwd? 4 12 50 Zijn de termijnen voor het levensverwachtingsaanpassingsmechanisme en voor het uitblijven van indexatie even lang als deze maatregelen tevens een zelfde stijging van de levensverwachting moeten verwerken? Of is het zo dat Ć©Ć©n van beide maatregelen voor een snellere verwerking van de stijging van de levensverwachting zorgt in de dekkingsgraad? 4 12 51 Welke juridische obstakels voor de reeds opgebouwde rechten en aanspraken zijn er naar verwachting bij het gebruik van het levensverwachtingsaanpassingsmechanisme in het nominale contract? 4 12 52 Heeft de regering overwogen om het aangepaste nominale contract symmetrisch te maken, waarin de hersteltermijn van meevallers gelijk is aan de hersteltermijn van tegenvallers? Indien dit niet het geval is, welke argumenten heeft de regering om een asymmetrisch contract in stand te houden? 4 12 53 Voor welke generaties pakt een asymmetrisch nominaal contract positief uit? 4 12 54 Wat gebeurt er als de dekkingsgraad van een pensioenfonds met een nominaal contract na 12 jaar (dan wel 15 jaar) hersteltermijn niet op het niveau zit van het vereiste eigen vermogen? 4 12 55 Wie bepaalt de hoogte van de jaarlijkse indexatie in het reĆ«le pensioencontract? 4 12 56 Op welke wijze wordt de hoogte van de jaarlijkse indexatie in het reĆ«le pensioencontract bepaald? 4 12 57 Wie bepaalt de lengte van de herstelperiode bij het reĆ«le contract? 4 12 58 Is er ook een minimum spreidingsperiode in het reĆ«le contract? 4 12 59 Wat zijn de effecten van een lange en een korte hersteltermijn in het reĆ«le contract voor de verschillende generaties? 4 12 60 Bij welke lengte van een hersteltermijn in het reĆ«le contract is er sprake van een eerlijke verdeling tussen de verschillende generaties? 4 12 61 Kunnen pensioenfondsen in het reĆ«le contract maatregelen in de spreidingsperiode tot het eind van maximaal tien jaar uitstellen, of moeten de pensioenfondsen de maatregelen geleidelijk over de maximale spreidingsperiode verdelen? 4 12 62 Welke randvoorwaarden legt marktconformiteit op aan de te hanteren indexatieafslag en risico-opslag in het reĆ«le contract? 4 12 63 Op welke wijze wordt de UFR voor pensioenfondsen vastgesteld? 4 12 64 Wordt de methodiek om tot de UFR te komen in de wet vastgelegd? Zo, nee, waarom niet? 4 12 65 Is de regering van plan om een grondige effectenanalyse te verrichten alvorens tot invoering van de introductie van de UFR over te gaan? 4 12 66 Is de regering voornemens om met de pensioensector en de pensioenfederatie in overleg te treden over de vaststelling van de UFR? Zo nee, op welke wijze zal de regering komen tot een eenvoudige en praktische methodiek voor de UFR? 4 12 67 Blijft er een onderscheid bestaan tussen de renten voor de bezittingen en de verplichtingen voor pensioenfondsen? 4 12 68 Geldt de nieuwe discontovoet ook voor de bezittingen van pensioenfondsen, of alleen voor de verplichtingen? 4 12 69 Welke relatie hebben de pensioenfondsen met Solvency II? 4 12 70 Welk standpunt heeft Nederland ingenomen in de discussie over Solvency II in relatie tot de pensioenfondsen? 4 12 71 Welke relatie heeft de UFR met Solvency II? 4 12 72 Er wordt op zeer lange termijn uitgegaan van een forward rate van 4,2% die bestaat uit 2% inflatie en 2,2% reĆ«le rente. Op basis van welke berekeningen is de inflatie 2% en de reĆ«le rente 2,2%? 4 12 73 Welke horizon (aantal jaren) wordt gebruikt om het niveau van 4,2% te bereiken? 4 12 74 Wordt wettelijk vastgelegd op welke manier de UFR aangepast wordt indien de reĆ«le rente of de inflatie langdurig op een hoger of lager niveau ligt? Zo nee, op welke manier wordt voorkomen dat fondsen zich ārijk kunnen rekenenā? 4 12 75 Indien er geen duidelijkheid is over de manier en de frequentie van aanpassing van de UFR, is het voor fondsen dan mogelijk zich in te dekken tegen en te anticiperen op dergelijke aanpassingen? 4 12 76 Is het voor fondsen mogelijk om het renterisico af te dekken indien er geen wettelijke regel is voor aanpassing van de UFR? 4 12 77 Welke gevolgen heeft het ontbreken van een wettelijke regel voor aanpassing van de UFR voor het risicobeheer van fondsen? 4 12 78 Stijgt de (gemiddelde) dekkingsgraad direct met 5%-punt als de UFR wordt geĆÆntroduceerd? Of stijgt de dekkingsgraad met 5%-punt over de horizon, die wordt gebruikt om het niveau van 4,2% te bereiken? 4 12 79 Het Centraal Planbureau (CPB) heeft becijferd dat voor de rentecurve ultimo 2010 en 2011 de generatie-effecten maximaal 2% Ć” 3% zijn. Ten gunste van welke generaties komt dit effect? Hoeveel bedraagt dit generatie-effect in euroās? 4 12 80 Welke rente wordt gebruikt in de IORP-richtlijn? 4 12 81 Hoe verhoudt de rente in de IORP-richtlijn zich tot de marktrente? 4 12 82 Hoe heeft de rente in de IORP-richtlijn zich de afgelopen twintig jaar bewogen ten opzichte van de marktrente en de UFR? Kan de regering dit weergeven in een grafiek? 4 12 83 Wat zijn de gevolgen voor de huidige gemiddelde dekkingsgraad (ultimo mei 2012) van de aanvulling van de rentetermijnstructuur met de systematiek van de rente in de IORP-richtlijn? 4 12 84 Wat zijn de gevolgen voor de huidige gemiddelde dekkingsgraad (ultimo mei 2012) van de aanvulling van de rentetermijnstructuur met de systematiek van de UFR? 4 12 85 Wat zijn de gevolgen voor de verschillende generaties van de aanvulling van de rentetermijnstructuur met de systematiek van de rente in de IORP-richtlijn? 4 12 86 Wat zijn de gevolgen voor de verschillende generaties van de aanvulling van de rentetermijnstructuur met de systematiek van de UFR? 4 12 87 Hoe is het verloop van de UFR geweest vanaf 1 april 2012? Kan de regering dit in een grafiek weergeven? 4 12 88 Hoeveel handel moet er plaatsvinden wil er nog sprake zijn van āmarktā? 4 12 89 Bij hoeveel jaar houdt de markt voor de interbancaire swaprente ongeveer op te bestaan als echte markt? 4 12 90 Wat bedoelt de regering met āde gebrekkige werking in het lange einde van de interbancaire swapmarktā? 4 12 91 Heeft de regering overwogen om de overloop van de marktrente naar de UFR geleidelijker te laten verlopen dan in de huidige voornemens in Ć©Ć©n keer bij twintig jaar? 4 12 92 Wat zijn de voor- en nadelen van een geleidelijkere overloop van de marktrente naar de UFR? 4 12 93 Zorgt het loskoppelen van de rentecurve van de marktcurve na het laatste liquide punt (twintig jaar) in de verwachting van de regering tot marktverstoring bij renteswaps met een looptijd van precies twintig jaar? 4 12 94 Wat is het verschil in volatiliteit tussen de interbancaire swaprente, de UFR en de rente in de IORP-richtlijn over de afgelopen tien jaar? 4 12 95 In welk opzicht zorgt de interbancaire swaprente āin tijden van turbulente financiĆ«le marktenā voor een meer stabiele rente voor lange looptijden? 4 12 96 Wat is het verschil tussen de interbancaire swaprente en de UFR voor lange looptijden? 4 12 97 Wat verstaat de regering onder ālange looptijdenā in relatie tot de UFR? 4 12 98 Wat betekent een ālooptijdafhankelijkeā discontovoet? 4 12 99 Welk effect heeft het gebruik van de UFR op het afgedekte renterisico? 4 12 100 Wat zijn op termijn de gevolgen van het gebruik van de UFR als de marktrente over een langere periode laag blijft staan? 4 12 101 Wat zijn op termijn de gevolgen van het gebruik van de UFR als de marktrente over een langere periode laag blijft staan voor de verschillende generaties? 4 102 Heeft de regering overwogen om een gemiddelde marktrente te gebruiken van 5, 10, 20 of een willekeurige andere termijn in plaats van het gebruik van de UFR? 4 12 103 Wat zijn de gevolgen voor de huidige gemiddelde dekkingsgraad (ultimo mei 2012) als er gerekend zou worden met een gemiddelde marktrente over respectievelijk 5, 10, 20 en 50 jaar? 4 12 104 Kan de regering ingaan op de vraag waarom het levensverwachtingsaanpassingsmechanisme in het reĆ«le contract verplicht wordt en in het nominale contract niet? 5 105 Verwacht de regering problemen als het levensverwachtingsaanpassingsmechanisme ook verplicht wordt gesteld bij het nominale contract? Zo ja, welke problemen? 5 106 Is de regering voornemens een checklist of ander hulpmiddel te introduceren waarmee inzichtelijk wordt wat de risicoās zijn om bij een nominaal contract het levensverwachtingsaanpassingsmechanisme te kiezen? 5 107 Indien de dekkingsgraad niet voldoende is voor volledige indexatie, hoe wordt dan bepaald hoe hoog de gedeeltelijke indexatie mag zijn? 5 108 Hoe hoog is gemiddeld de normdekkingsgraad bij nominale contracten om te mogen indexeren? Hoe hoog is deze dekkingsgraad bij een groen fonds? Hoe hoog is deze dekkingsgraad bij een grijs fonds? 5 109 In hoeverre verschilt deze normdekkingsgraad ten opzichte van de huidige situatie? 5 110 Aan deelnemers van een pensioenfonds moet worden vermeld hoe de risicoās worden verdeeld. Wat hebben de deelnemers daar aan? 5 111 Welke acties kunnen de deelnemers ondernemen als deze deelnemers het niet eens zijn met de verdeling van de risicoās van een pensioenfonds? 5 112 Zou een wettelijk verplicht collectief invaren de besturen van de pensioenfondsen ontslaan van een zorgvuldig afwegen en aantonen aan de belanghebbenden, dat de belangenafweging voor alle groepen evenwichtig is? 5 113 Als de sociale partners kiezen voor premiestabilisatie als uitgangspunt, worden dan niet alle risicoās gelegd bij werknemers, slapers en pensioengerechtigden? Moeten in dat geval niet alle indexaties en afstempelingen voor alle groepen geschieden met een gelijk percentage, tenzij de werkgever voor het onderscheid betaalt? 5 114 Moet niet het adagium zijn: āGelijke monniken, gelijke kappenā? Betekent dat niet, dat een onderscheid tussen indexatie op basis van lonen voor de ene groep en indexatie op basis van prijzen voor de andere groep in strijd is met voornoemd adagium? 5 115 Waarom heeft de regering vooruitlopend op het onderzoek van de sociale partners over hoe het beoogde levensverwachtingsaanpassingsmechanisme zich verhoudt tot het Witteveenkader al een keuze gemaakt? Verwacht de regering nog aanpassingen naar aanleiding van het onderzoek van de sociale partners? 6 116 Hoe ziet het vervolgproces eruit om te komen tot een discontocurve voor het reĆ«le contract? 7 117 Kan in de PW worden opgenomen dat kortingen in de bestaande nominale kortingen op een later tijdstip kunnen worden gecompenseerd? Zo ja, hoe zou dit kunnen? 7 118 Hoe verhouden de premiekosten zich in relatie tot het huidige economisch klimaat? 8 119 Hoe hoog is het overrendement? Is dit overrendement gemaximeerd? 8 120 Is het overrendement afhankelijk van de beleggingsmix? Zo ja, bestaat er een prikkel om de beleggingsmix dusdanig aan te passen dat de regering een hoger overrendement verwacht? 8 121 Wanneer sociale partners afspreken dat ze minder dan 100% prijsinflatie nastreven, betekent dit dat de desbetreffende pensioenafspraken niet onder het reĆ«le contract kunnen vallen? 8 122 Heeft de regering overwogen om alleen conform de prijsinflatie te indexeren? 8 123 Heeft de regering wat het invaren van oude rechten betreft gekozen voor de route, die de pensioenfondsen maximale zekerheid geeft dat claims van rechthebbenden dienaangaande kansloos zullen zijn? 8 124 Heeft de regering het vertrouwen dat pensioenfondsen daadwerkelijk en op grote schaal van de overwogen mogelijkheid om collectief in te varen (zonder individuele raadpleging en instemming deelnemers, slapers en gepensioneerden) gebruik zullen maken? Kan er een kwantitatieve inschatting worden gegeven van het aantal pensioenfondsen dat zal overstappen? 8 125 Kan de regering nogmaals uiteen zetten wat precies de nadelen zijn van een normale, artikel 83 PW, route voor het invaren van oude rechten, eventueel herhaald in een tweede jaar? 8 126 Kan de regering helder maken of de mogelijkheid bestaat dat sociale partners nieuwe fondsen oprichten? 127 Kan de regering toelichten of de mogelijkheid bestaat dat via artikel 83 van de PW waarde wordt ingevaren en dat oude pensioenfondsen na enige jaren liquideren en via artikel van de 84 PW de resterende waarden eveneens overdragen? 8 128 Wanneer kan de Kamer de berekening van de afslag (en de relatie met inflatie) verwachten? 9 129 Hoe verhoudt de indexatie zich tot de buffer? 9 130 Wanneer er eerst een buffer moet worden opgebouwd, is het dan niet te verwachten dat (zeker in deze economische situatie) er voorlopig niet wordt geĆÆndexeerd? 9 131 Kan de regering toelichten waarom de vermogenseisen in het reĆ«le contract vergelijkbaar moeten zijn aan de vermogenseisen in het nominale contract? 9 132 Wat zijn de mogelijkheden om een checklist op te stellen onder welke voorwaarden pensioenfondsen alle pensioenrechten kunnen overbrengen naar een reĆ«el pensioencontract, zodat het risico op juridische procedures voor pensioenfondsen wordt weggenomen? 9 133 Is het waar dat de verantwoordelijkheidsverdeling tussen pensioenfondsen en werkgevers rondom de toeslagverlening in de huidige PW niet helder is geregeld? 9 134 Is het waar dat de PW niet met zoveel woorden voorschrijft dat slechts de pensioenfondsen over de toeslagverlening gaan? 9 135 De regering vermeldt dat sociale partners afspraken kunnen maken over verwerking van toenemende levensverwachting in bestaande aanspraken en uitkeringen. Heeft de regering dit bewust zo beschreven of moet dit het bestuur van het pensioenfonds zijn? 10 136 Wat heeft de regering voor ogen voor de nadere uitwerking van de premiesystematiek? Is de regering het ermee eens dat het van groot belang is dat er snel meer duidelijkheid komt over de premiesystematiek? 10 137 Is de regering van plan, dan wel bereid, de pensioensector nauw te betrekken bij de nadere uitwerking hiervan? 10 138 Is de regering zich ervan bewust dat het wijzigen van de berekeningsmethodiek voor de kostendekkende premie grote premiestijgingen met zich mee kan brengen? 10 139 In hoeverre worden grote premieschokken nu vermeden? 10 140 Wat is de verwachting van de regering ten aanzien van de ontwikkeling van de kostendekkende premie in 2013? 10 141 Is het mogelijk voor de regering om bij De Nederlandsche Bank (DNB) te bevorderen dat de eis dat kostendekkende premie bijdragen aan herstel in het geval van een korte termijn herstelplan achterwege blijven als die eis leidt tot aanzienlijke premiestijgingen? 10 142 In hoeverre is een hersteltermijn van zeven jaar voor de genoemde alternatieve benadering bij het aanpassingsmechanisme boven de 105% in nominale contracten onhaalbaar? 10 11 143 Kan de regering een voorbeeldberekening laten zien waaruit de haalbaarheid blijkt? 10 11 144 Welke criteria hanteert de regering om te komen tot een keuze voor de genoemde alternatieve benadering? 10 11 145 Is het mogelijk dat in een nominaal contract nominaal gekort wordt bij een dekkingsgraad van boven de 105 als het lange termijn herstelplan niet wordt behaald? 10 11 146 Wat bedoelt de regering met de opmerking dat wanneer er bij het nominale contract sprake is van een dekkingstekort of onderdekking, dat er een actuele indexatiestaffel moet worden bepaald? 11 147 Wanneer kan de regering toelichting hoe de regering wil verzekeren dat de UFR onder de huidige economische omstandigheden realistisch is? 11 148 Kan de regering Ć©Ć©n instantie aanwijzen op basis van wiens inzichten de verplichtingen moeten worden aangepast aan veranderende levensverwachting? 11 12 149 Wat zijn de mogelijkheden om te komen tot meer stabiliteit rondom de aanpassing van de levensverwachting? 150 Uitgangspunt voor beide contracten blijft een loongerelateerde opbouw. Hoe ziet deze loongerelateerde opbouw er in het reĆ«le contract uit? Welk uitgangspunt wordt gehanteerd? 12 151 De rapporten van de commissies Frijns en Goudswaard hebben aangetoond dat het opvangen van stijgingen in de levensverwachting via de buffers van pensioenfondsen afbreuk doet aan de duurzaamheid van het stelsel en een eerlijke verdeling van lasten en lusten tussen generaties. In hoeverre worden onverwachte schokken in de levensverwachting via het levensverwachtingaanpassingsmechanisme verplicht opgevangen in zowel nominale als reĆ«le contracten? 12 152 Wat zijn de effecten van de invoering van de UFR? 12 153 Kan de regering een effectenanalyse uitvoeren naar de effecten van de UFR? 12 154 Is het mogelijk om het rendementsaanpassingsmechanisme toe te passen en daarbij enige ruimte te laten voor discretionaire bevoegdheid van het bestuur van een pensioenfonds? 12 13 155 Is het mogelijk om bij de nadere uitwerking van het toetsingskader een staffelmethodiek als alternatief voor het rendementsaanpassingsmechanisme te onderzoeken? 156 Door wie wordt de haalbaarheidstoets opgesteld? 13 157 Hoe wordt bepaald of een pensioenfonds nog binnen de kaders van de haalbaarheidstoets opereert? 13 158 Wat zijn de sancties als een pensioenfonds niet binnen de kaders van de haalbaarheidstoets functioneert? 13 159 Is de regering bereid om pensioenfondsen eenmalig de keuze te bieden om gebruik te blijven maken van de huidige rentetermijnstructuur (ongemiddeld), zonder UFR? 13 160 Via de voorgestelde beperking van het Witteveenkader zou het maximale opbouwpercentage met bijna 5% worden verlaagd per 2014. Wat zijn de gevolgen hiervan voor jonge generaties? 13 161 Is de regering voornemens om duidelijk toe te lichten wat de juridische risico's zijn om de oude rechten in te varen? Hoe kan de regering voorkomen dat er jarenlange procedures zullen komen? 14 162 Invaren heeft volgens de regering en het Centraal Planbureau (CPB) enorme voordelen. Waarom worden fondsen niet verplicht om de oude rechten in te varen? 14 163 Collectief invaren is noodzakelijk om de intergenerationele solidariteit te waarborgen. Betekent dit -als er ingevaren wordt - dat dit altijd collectief dient te gebeuren? 14 164 De regering licht toe dat het invaren van bestaande aanspraken en rechten inbreuk maakt op het eigendomsrecht van gepensioneerden en (gewezen) deelnemers. Deze maatregel wordt echter, zo schrijft de regering, gerechtvaardigd vanuit een algemeen belang, namelijk het toekomst bestendig maken van arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen. Zijn er juridische implicaties te verwachten? En zo ja welke? 14 165 Kan de regering toelichten waarom de inbreuk op bestaande aanspraken en rechten vanwege het toekomstbestendig maken van arbeidsrechtelijke pensioenregelingen van algemeen belang is? Het nominale contract blijft immers bestaan. Is dat nominale contract dan niet toekomstbestendig? 14 166 Is het waar dat indien pensioenfondsen overstappen op het reĆ«le contract, pensioenfondsen verplicht zijn om de oude rechten in te varen? Zo ja, waarom heeft de regering gekozen voor verplicht invaren? 14 167 Is het waar dat het juridische risico van āinvarenā volledig bij decentraal bij sociale partners en pensioenfondsen ligt? 14 16 168 Hoeveel (procent van de) pensioenfondsen zullen naar verwachting overstappen naar het nieuwe reĆ«le contract? 14 16 169 Kunnen pensioenfondsen in juridische zin een beroep doen op het algemeen belang bij invaren, of kan alleen de rijksoverheid een beroep doen op het algemeen belang? 14 16 170 Wat zijn de voor- en nadelen van twee pensioencontracten naast elkaar? 14 16 171 Worden in de voorgeschreven procedures van het besluitvormingsproces rondom het āinvaren van rechtenā, de toetsingscriteria gesteld voor een zorgvuldige afweging voor de belangen en de eisen omtrent de toezichtregels, die de toezichthouder dient te hanteren, vastgelegd wet- en regelgeving? Zo nee, is de regering bereid dit alsnog te overwegen? 14 16 172 Is de regering voornemens om pensioenfondsen voorafgaand aan de definitieve besluitvorming over invaren een (externe) toets te laten verrichten en dit vast te leggen in wet- en regelgeving? Zo nee, op welke manier wordt een voorgenomen besluit over wel of niet invaren gecontroleerd? 14 16 173 In hoeverre is het juridisch houdbaar om de nieuwe regels van het FTK ook toe te passen op reeds opgebouwde rechten en aanspraken? 14 16 174 Beziet de regering bij het invaren alleen de voor- en nadelen van de bestaande aanspraken en rechten? 14 16 175 Welke rol spelen toekomstige rechten en opbouw bij de discussie over invaren? 14 16 176 Zijn er juridische problemen te voorzien indien niet alle fondsen op dezelfde manier omgaan met collectief invaren? 14 16 177 Welke voor- en nadelen hebben werkgevers bij het invaren van opgebouwde rechten en aanspraken in het reĆ«le contract? 14 16 178 Welke voor- en nadelen hebben werkgevers bij het verplicht invoeren van het levensverwachtingsaanpassingsmechanisme van opgebouwde rechten en aanspraken in het reĆ«le contract? 14 16 179 Aandachtspunt bij het invaren is āeen rechtsgeldige wijziging van de pensioenovereenkomst/ pensioenreglementā. Wat bedoelt de regering hiermee? 14 16 180 Aandachtspunt bij het invaren is āhet voorkomen van leeftijdonderscheidā. Wat bedoelt de regering hiermee? 14 16 181 Kan een pensioenfonds weigeren om een aangepaste pensioenovereenkomst uit te voeren? 14 16 182 Wat gebeurt er als sociale partners ervoor kiezen om over te stappen naar het reĆ«le contract, maar het pensioenfonds dit op basis van de wettelijke taak āevenwichtige belangenbehartigingā niet wenselijk acht? 14 16 183 Stelt de regering wettelijke verplichte minimumeisen om de generatie-effecten bij invaren te beperken, of is dit een keuze op decentraal niveau? 14 16 184 Is het denkbaar dat sociale partners wachten met de besluitvorming over invaren tot de stand van de dekkingsgraden gunstiger is? 14 16 185 De regering licht toe dat de beslissing om collectief invaren van bestaande rechten op het niveau van pensioenfonds dient worden genomen. Op welke wijze wordt de afweging inzichtelijk gemaakt voor sociale partners en deelnemers? 15 186 Wat verstaat de regering onder open en eerlijk informeren over de gevolgen van invaren bestaande afspraken en rechten in reĆ«el pensioencontract? Bedoelt de regering hiermee tevens dat een financieel overzicht dient te komen voor de gevolgen van de beide contracten, zowel nominaal als reĆ«el? 15 187 Is het waar dat de nieuwe PW geen aparte bepaling zal bevatten, die voorschrijft dat generaties evenwichtig behandeld worden? Zo ja, waarom niet? 15 188 Is de omvang van de egalisatiereserve vastgelegd en zo ja hoe wordt deze berekend? 16 189 Waartoe dient de egalisatiereserve? Hoe kan deze worden ingezet? Mag deze reserve meteen worden aangesproken om te indexeren? 16 190 Waaruit bestaan de beperkte risico's voor het reĆ«le pensioencontract, die voortkomen uit de IORP-richtlijn? 16 191 Waaruit bestaan de grotere risico's voor het nominale pensioencontract, die voortkomen uit de IORP-richtlijn? 16 192 Wanneer wordt de Kamer geĆÆnformeerd over het antwoord of de vraag of het Witteveenkader voldoende flexibiliteit biedt om de fiscale richtleeftijd te verhogen? 17 193 Wat zijn de gevolgen voor de huidige pensioencontracten als het wetsvoorstel, dat volgt uit dit hoofdlijnenakkoord, niet op tijd in werking treedt? 17 194 Is de regering voornemens om de problematiek rond de huidige tekorten van de pensioenfondsen op te lossen met andere maatregelen dan de huidige? 17 195 Is de regering voornemens om bijvoorbeeld elementen uit de hoofdlijnennotitie al in werking te laten treden? 196 Heeft de regering inzicht in de verwachte replacement rate (pensioen als percentage van het laatstverdiende loon) voor verschillende leeftijdscategoriĆ«n? Kan de regering dit presenteren in tabel- of grafiekvorm? 18 197 Kan de regering ingaan op elk van de vijf aandachtspunten voor de verdere uitwerking die het CPB noemt op pagina 51 van hun notitie (uniforme indexatie-afslag, realisitische UFR, automatische actualisatie discontocurve, afstemming aanpassingsmechanisme op leeftijdsopbouw en communicatie van aanspraken in waarde). Kan de regering per aanbeveling toelichten of de regering van plan is de desbetreffende aanbeveling over te nemen en uit te werken? 18 198 Waarom blijft het nominale contract bestaan? 19 199 Mogen meevallers ook gebruikt worden om niet gegeven indexatie uit het verleden te compenseren? 19 200 Mogen meevallers ook gebruikt worden om meer te indexeren dan het prijsniveau? 19 201 Wat gebeurt er als de haalbaarheidstoets niet realistisch wordt geacht? 20 202 Wat zijn de gevolgen als de aanpassing van de stijgende levensverwachting ook voor het nominale contract verplicht gesteld wordt? 20 203 Kan de regering een objectieve vergelijking maken tussen de gevolgen van nominaal en reĆ«el contract bij het bij de een verplicht stellen van de aanpassing stijgende levensverwachting en bij de ander niet? 21 204 De dekkingsgraad is meteen na aanpassing van het aanpassingsmechanisme altijd weer 100% reĆ«el. Hoe verhoudt zich dat tot het hanteren van een gemiddelde dekkingsgraad in het reĆ«le contract? 21 205 De dekkingsgraad is meteen na aanpassing van het aanpassingsmechanisme altijd weer 100% reĆ«el. Betekent dit ook dat er gesproken kan worden over een 100% reĆ«el contract terwijl er al jaren niet meer geĆÆndexeerd wordt? 21 206 Wordt de UFR gekoppeld aan de gehanteerde beleggingsmix? Wordt de UFR gekoppeld aan het type fonds (grijs of groen)? 22 207 Wat houdt de vuistregel van Bovenberg, Nijman en Werker in? 22 208 Met welke frequentie wordt de risico-opslag aangepast? Wordt het de taak van DNB om de risico-opslag vast te stellen? 22 209 Heeft de regering overwogen om de UFR op een generatieneutrale wijze in te voeren, bijvoorbeeld door de aanspraken op symmetrische wijze te verhogen? 22 210 Kan de regering nader ingaan op het proces rondom de UFR? Wie stelt de UFR vast? Met welke frequentie wordt de UFR vastgesteld? Op basis van welke economische indicatoren wordt de UFR bepaald? Is vaststelling van de UFR een objectief proces of komen daarbij ook individuele afwegingen kijken? 22 211 Is het waar dat de introductie van de UFR de vraag naar twintigjaarsleningen doet stijgen? 22 212 Is het waar dat de twintigjaarsrente ten opzichte van de vijftigjaarsrente met twintig basispunten omlaag is geduikeld toen de contouren van het FTK2 bekend werden? Is het waar dat op deze manier een verstoring van de twintigjaarsrente wordt gecreĆ«erd? 22 213 Is het waar dat de UFR op dit moment uitgaat van een structurele rente van 4,2%? Op basis van welke feiten en verwachting is deze waarde vastgesteld? 22 214 Hoe kan het dat de verwachte structurele rente zo fors afwijkt van de huidige rente? 22 215 Hoe verhoudt de verwachte structurele rente zich tot de rente in de afgelopen 100 jaar? 22 216 Gaat de risico-opslag zowel voor de aanspraken als het bezit gelden? 22 217 Kan de regering nader ingaan op de discussie over de waarderingsmethode uit het artikel Bovenberg, Kocken, Nijman en Van Wijnbergen die op pagina 29 van de CPB-notitie wordt genoemd? Is het waar dat beide methodes (opslag versus risicovrij) geen verschil maakt wanneer het gaat om nieuwe opgebouwde aanspraken, maar dat er wel verschillen ontstaan wanneer deze methodes worden toegepast op al bestaande aanspraken? Kan de regering ingaan op het verschil in generationele effecten bij de toepassing van beide methodes op bestaande aanspraken? 22 218 Is het waar dat de dekkingsgraden plotsklaps verspringt als de UFR wordt vastgesteld? Of worden de pensioenaanspraken symmetrisch aangepast (marktwaardeslot)? 22 219 Wordt de haalbaarheidstoets verplicht elk jaar uitgevoerd? Zo nee, waarom, niet? 23 220 In hoeverre verschilt de kostendekkende premie voor een "grijs" fonds van een "groen" fonds? 23 221 Ieder jaar wordt de reĆ«le dekkingsgraad 100%. Wat betekent dit? Aanpassing vindt plaats door bijstelling van de verplichtingen aan de deelnemers. Is het waar dat wat eerst 100% was, wordt bijgesteld naar beneden bijvoorbeeld 90%? Wordt die 90% wordt dan gezien als 100%? Als dat zo is, waarom is er dan neen gemiddelde dekkingsgraad? 23 222 Wat zijn de spelregels, als de feitelijke premie afwijkt van de gedempte kostendekkende premie in het reĆ«le contract? 23 223 Hoe luidde het advies van DNB over het voorgestelde nieuwe FTK? Wat is specifiek het oordeel van DNB over de introductie van de UFR? 24 224 Wordt DNB betrokken bij de verdere uitwerking van de hoofdlijnen die in deze notitie worden geschetst? 24 225 Was het advies van de begeleidingsgroep over het ingediende voorstel unaniem? Zo nee, welke leden van de begeleidingscommissie stemden tegen of op welke punten weken zij af? 24 226 Betekent de zekerheidsbuffer van 25% dat er voorlopig niet meer geĆÆndexeerd gaat worden (gezien de stand van de pensioenfondsen en de economische situatie)? In hoeverre verstoort dit de verhouding en de risico's tussen jong en oud? 25 227 Moet de feitelijke premie in het reĆ«el contract ook even hoog zijn als de kostendekkende premie? 25 228 In het bestaande FTK wordt aan voorwaardelijke toeslagen niet de eis gesteld, dat die toeslagen ook voor de toekomst veiliggesteld moeten zijn. Waarom wordt deze eis nu wel gesteld? 25 229 Waarom wordt er gekozen voor een herstelperiode van zeven jaar? 26 230 Hoe wordt de indexatieambitie meegenomen in de kostendekkende premie voor het nominale contract? 26 231 Als voor het LAM wordt gekozen voor het nominale contract, is dan voor het invaren van bestaande rechten dezelfde procedure van toepassing als voor het reĆ«le contract? 26 232 Ten aanzien van toeslagen in het nominale kader wordt een beleidsstaffel voorgeschreven als een fonds in herstel is, waarbij pas volledige toeslagen mogen worden verleend als een bepaald eigen vermogen is bereikt. Dat lijkt te veronderstellen dat toeslagen alleen uit beleggingsrendement of reserves van het fonds kunnen worden gefinancierd, maar er zijn meer financieringsbronnen zoals bijvoorbeeld premie. Als specifiek betaald wordt voor toeslagen, dan lijkt dat geld ook te moeten worden besteed voor toeslagen. Kan de regering dit nader toelichten? 26 233 Aangenomen dat in het reĆ«le contract een korting doorgevoerd wordt gespreid over tien jaar, moet deze korting dan ook worden doorgevoerd in de opbouw van nieuwe deelnemers, dat wil zeggen personen, die ergens de komende tien jaar deelnemer worden? 26 234 Nominaal korten blijft āultimum remediumā. Betekent dit, dat in goede tijden de kortingen van de aanspraken en rechten van hen, wier aanspraken en rechten gekort zijn, hersteld worden, voordat aan alle groepen een indexatie wordt toegekend? 26 235 Bij de toepassing van het automatisch mechanisme op reeds opgebouwde pensioenafspraken en -uitkeringen kunnen zich vergelijkbare vragen kunnen voordoen bij het genoemde invaren. In dat geval zullen partijen ook rekening moeten houden met de juridische randvoorwaarden die daarvoor gelden. Waaruit bestaan deze juridische randvoorwaarden? 27 236 De regering licht toe dat het niet de bedoeling is dat fondsen weer overstappen op de feitelijke, volatiele dekkingsgraad als deze op dat moment hoger ligt dan de beleidsdekkingsgraad op basis van het twaalfmaands voortschrijdend gemiddeld. Hoe gaat de regering dit waarborgen? Wordt dit (wettelijk) verankerd? 28 237 Wat gebeurt er als de dekkingsgraad van een pensioenfonds met een nominaal contract na 12 jaar (dan wel 15 jaar) hersteltermijn niet op het niveau zit van het vereist eigen vermogen (VEV)? Hoe kijkt de regering aan tegen deze situatie? 28 238 Welke effectieve instrumenten heeft een pensioenfonds in de visie van de minister om het vereiste herstel te bewerkstelligen binnen de gestelde periode? 28 239 Deelt de regering de mening dat een hersteltermijn van zeven jaar voor de genoemde alternatieve benadering bij het aanpassingsmechanisme boven de 105% in nominale contracten onhaalbaar is? 28 240 Kan de regering een voorbeeldberekening laten zien waaruit de haalbaarheid van de hersteltermijn blijkt? 28 241 Kan de regering toelichten welke criteria de regering zal hanteren om te komen tot een keuze voor de genoemde alternatieve benadering? 28 242 Acht de regering het voorstelbaar dat in een nominaal contract nominaal gekort wordt bij een dekkingsgraad van boven de 105 als het lange termijn herstelplan niet wordt behaald? 28 243 Het recente verleden heeft geleerd, dat voor het herstel van een financiĆ«le calamiteit een lange tijd benodigd is. Is het niet redelijker de termijn van drie jaar in de wet te verlengen naar vijf jaar, zoals een eerdere regering dat heeft gedaan voor de vigerende herstelplannen? 28 244 Kan de regering onderbouwen, waarom de zekerheidsmaat op 97,5% is gesteld? 28 245 Wat is het antwoord van de regering op de vraag, wat de consequenties zijn, als een financiĆ«le calamiteit zich voordoet in jaar elf van het herstelplan dan wel indien de dekkingsgraad slechts 115% is in jaar zes van het herstelplan? 28 246 In hoeverre leidt de introductie van de UFR tot een sterke concentratie van de rentegevoeligheid op Ć©Ć©n looptijdsegment van de rentecurve? 28 247 In de hoofdlijnennotitie staat dat nadere beschouwing leert dat ook rechtstreeks verzekerde regelingen kunnen worden ingericht zodat het pensioen meebeweegt met de ontwikkeling van de gemiddelde levensverwachting en de hoogte afhankelijk is van beleggingsresultaten. Hierbij behoort wel een verzekerd element, bijvoorbeeld het individuele langleven risico, deel van de regeling uit te maken.ā In de visie van de regering ontbreekt een dergelijk verzekerd element in het nieuwe pensioencontract voor de reguliere aanspraken. Waarop is dit standpunt gebaseerd? 29 248 De regering licht toe dat een levensverzekeraar het nieuwe, reĆ«le, contract wel volledig zou kunnen uitvoeren in de vorm van een tontine. Hoe ziet de regering de uitwerking van deze mogelijkheid? 30 249 Op welke wijze is de methode van een tontine geschikt voor het uitvoeren van een pensioenregeling waarbij door in- en uittreders per definitie geen sprake is van een gesloten groep? Hoe wordt in deze vorm omgegaan met waardeoverdracht, flex-mutaties (uitstel of vervroegen) en het verzekeren van een partnerpensioen? 30 FILENAME GRT_RGR_SZW_32043-113 PAGE 13 / NUMPAGES 13