[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verantwoordingsdebat Slotwet 2011 en Jaarverslag OCW 2011

Stenogram

Nummer: 2012D26948, datum: 2012-06-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 20
juni 2012 overleg gevoerd met minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en staatssecretaris Zijlstra van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de Slotwet 2011 en het Jaarverslag
OCW 2011.

(De volledige agenda is opgenomen aan het eind van dit verslag.)

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,

Van Bochove

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,

De Kler

**

Voorzitter: Van Bochove

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten:

Van Bochove, Beertema, Biskop, Jasper van Dijk, Elias en Çelik,

en mevrouw Van Bijsterveldt-Vliegenthart, minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap, en de heer Zijlstra, staatssecretaris van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

alsmede mevrouw Roeters, inspecteur-generaal van de Inspectie van het
Onderwijs.

De voorzitter: Ik heet de bewindslieden, hun medewerkers en in het
bijzonder de inspecteur-generaal van de onderwijsinspectie en haar
medewerker van harte welkom, net als de belangstellenden op de publieke
tribune en mijn collega's. Zoals op de convocatie is vermeld, bedraagt
de spreektijd vier minuten, maar ik heb het verzoek gekregen om de
spreektijd te verlengen naar maximaal zes minuten. Dat wil ik best doen,
maar ik stel dan wel voor dat de interventies ten opzichte van elkaar
worden beperkt. Immers, ook twee bewindslieden moeten antwoorden. Op
deze manier kunnen we de tijd goed besteden.

**

De heer Beertema (PVV): Voorzitter. De beperkte spreektijd vraagt om een
scherpe keuze aan onderwerpen uit deze berg stukken. De verhoging van de
kwaliteit van het onderwijs is het belangrijkste speerpunt geweest van
de afgelopen kabinetsperiode, niet alleen wat de PVV betreft, maar ook
wat deze minister betreft. Daar hebben we als coalitie en als
gedoogpartner gezamenlijk aan gewerkt. Dat gebeurde niet alleen in
gezamenlijkheid, maar ook vaak tegen de verdrukking in. Wat nodig was en
is, is een cultuurverandering in het brede veld van het onderwijs. Maar
toch, de exameneisen werden aangescherpt. Verwacht werd overigens dat
veel meer leerlingen zouden zakken. Het ziet ernaar uit dat dit wel
meegevallen is. En dan nog zeg ik: wat is er mis mee als een groter
percentage leerlingen zakt voor het eindexamen? Veel erger is het als
100% slaagt. Slagingspercentages van 98% tot zelfs 100% op individuele
scholen lijken mooi, maar houden ook in dat er wel wat meer uitdaging op
haar plaats was geweest. Als de slagingspercentages niet tegenvallen --
dat verwacht ik -- terwijl we toch scherpere eindnormen hebben gesteld,
houdt dat in dat we op de goede weg zijn. Dan is er harder en slimmer
gewerkt omdat de politiek extra eisen heeft gesteld. Dat is heel mooi.

	Van alle schoolsoorten staat wat de PVV betreft de kwaliteit van het
voortgezet onderwijs het minst ter discussie. Dat komt door de tucht van
de landelijke examens. Enerzijds is dat een simpel instrument dat de
scholen dwingt om toe te werken naar een bepaald niveau. Anderzijds
houden de scholen toch veel vrijheid in de manier waarop ze dit willen
bereiken. Dat was dan ook aanleiding voor de PVV om, samen met de VVD,
een tweetal moties in te dienen over de eindnormering van het
basisonderwijs en het hbo. In het basisonderwijs wordt gewerkt aan een
eindnorm en in het hbo is werk gemaakt van de scherpere examennormen.
Het rapport Vreemde ogen dwingen is onlangs aangeboden aan de HBO-raad.
We kijken daar kritisch naar, maar het is in ieder geval een heel goede
richting. Dat is allemaal winst.

	Een belangrijke voorwaarde voor de kwaliteit van het onderwijs is
natuurlijk ook het aantal contacturen. Het aantal was al teruggebracht
van 1072 naar 1040. De PVV verzette zich toen tegen de verdere
uitkleding naar 1000 uur. Onze leerlingen verdienen voldoende
onderwijstijd die deel uitmaakt van het onderwijsprogramma en die
inspirerend en uitdagend is. We hebben dan ook bij het wetsvoorstel Wet
onderwijstijd een amendement ingediend om de 1040 uur te handhaven.
Uiteindelijk komen we met deze wet op 980 uur onderwijs en 60 uur
maatwerk voor het repareren van achterstanden. Dat is goed te realiseren
als scholen hun zaakjes op orde hebben en als er rust en structuur in de
school is gerealiseerd door competente schoolleiders. Die zijn er steeds
meer.

	Afgelopen vrijdag werd in Rotterdam in Hotel New York de zomerschool
gepresenteerd, die deze zomer weer op vrijwillige basis gevolgd gaat
worden door veel leerlingen die zelf sterk gemotiveerd zijn om hun
achterstanden weg te werken. Alle lof daarvoor. Het gaat daarbij om het
wegwerken van achterstanden die zo basaal zijn dat ze niet zouden mogen
voorkomen: simpel rekenen, breuken, procenten, basistaalvaardigheid, de
d's, de t's, de dt's, intensief lezen enzovoorts. 980 lesuren op
jaarbasis en aansluitend die 60 maatwerkuren zouden zomerscholen
overbodig moeten maken, hoe goed ze ook bedoeld zijn. Juist om het
basisniveau te halen, is het goed om vast te houden aan de 980 uur
lestijd en de 60 maatwerkuren. De weerstand bij leraren, bij bestuurders
en bij politici om daar zo sterk tegen te ageren, betekent voor ons
alleen maar dat de cultuurverandering die zo hard nodig is, nog lang
niet is gerealiseerd.

	We zijn blij dat de taaleisen die we stellen aan de leidsters in de
voorschoolse educatie zijn opgeschroefd naar niveau 3F. Willen we
verantwoord taalbeleid waarmaken -- daarvoor is de vve in laatste
instantie bedoeld -- dan is niveau 3F echt het minste. In hoeverre is al
werk gemaakt van de uitvoering van de motie daarover? Ik vind het jammer
dat gisteren de motie over de verplichting om ouders te betrekken bij de
voorschoolse educatie is gestrand. Het CDA vond het niet nodig om ouders
op hun verantwoordelijkheid voor het ontwikkelingsproces van hun eigen
kinderen aan te spreken. Waarom dat zo is, is mij een volstrekt raadsel.

	De aangenomen PVV-motie waarin wordt geregeld dat hbo-instellingen
minimaal twaalf contacturen moeten verzorgen, kan op warme steun van
veel studenten rekenen, maar ook van veel ouders. Momenteel staat bij
60% van de opleidingen minder dan dit aantal op het lesrooster. Bij 13%
worden zelfs nog steeds minder dan tien contacturen gegeven. Heeft de
staatssecretaris er zicht op in hoeverre die motie al is uitgewerkt in
het hbo? Kan hij een overzicht geven?

	Het aantal voortijdige schoolverlaters is enigszins gedaald, maar in de
G-4, de grote steden, nog niet voldoende. Vooral Den Haag en Rotterdam
blijven achter. Daar stokt het op een of andere manier. Wat kan de
minister ons daarover vertellen? Wat zijn de oorzaken en wat gaat de
minister eraan doen?

	De conclusies van het evaluatieonderzoek Pilots gemengde scholen zijn
warrig. De evaluatie negeert zelfs onderzoek dat uitwijst dat mengen een
slechtere onderwijskwaliteit oplevert. Dat is overigens te vinden op
pagina VI. Ik herinner nog maar even aan de bevindingen van professor
Dronkers uit 2010. Zijn onderzoek toont aan dat zowel autochtone
kinderen als kinderen met een migrantenachtergrond slechtere resultaten
behalen op etnisch sterk gemengde scholen dan op etnisch homogene
scholen. Het effect dat Dronkers constateert, treedt het sterkst op in
landen met een onderwijsstelsel met een hiërarchisch model, zoals het
Nederlandse. Een van de conclusies in het rapport Tegengaan segregatie
in het basisonderwijs, dat is opgesteld door Regioplan, is
ontluisterend: "Doordat onderzoek tot nu toe niet uitwijst dat gemengde
scholen gunstiger of ongunstiger zijn voor de resultaten van leerlingen
bij de cognitieve vakken, is de keuze voor het bevorderen van gemengde
scholen vooral een keuze die wordt ingegeven door andere motieven, zoals
integratie en kansengelijkheid." Die motieven zijn ideologisch geladen.
Het mengen van scholen is gebaseerd op ideologisch wensdenken en zeker
niet in het belang van de leerling, allochtoon of autochtoon. Bovendien
raakt verplichte menging de keuzevrijheid van ouders, een van de
fundamenten van ons onderwijsstelsel. Ik vraag de minister of de stad
Nijmegen nog altijd werkt met bestuurlijke dwang bij de keuze voor een
school, terwijl andere steden dergelijke experimenten vaarwel hebben
gezegd. Zijn er nog meer experimenten met menging gaande? Functioneert
bijvoorbeeld het Kenniscentrum Gemengde Scholen nog steeds en, zo ja,
waarom? Wordt de Stichting Kleurrijke Scholen ook nog steeds
gesubsidieerd?

De heer Biskop (CDA): Voorzitter. Ik had de neiging om te starten met
een klein feestje. Er is over het Nederlandse onderwijs heel veel te
zeggen. Dat gebeurt ook, hier en in de samenleving. Naast het weer en de
voetbalresultaten is er over niets zo veel te klagen als over het
onderwijs, terwijl er juist heel veel goed gaat. Ieder jaar weer leren
jonge kinderen in enkele maanden tijd de kunst van het lezen. In
augustus zijn de letters nog vreemde dingetjes en in december worden de
eerste boekjes gelezen. Als dat geen wonder is! Het feestje zou ik
voornamelijk willen vieren omdat er een enorme teruggang is in het
aantal zwakke en zeer zwakke scholen. Er waren 107 of 108 zeer zwakke
scholen in 2009 en 26 in 2011. Petje af voor die scholen en petje af
voor de minister, die hier fors op ingezet heeft. De vliegende brigades
hebben hun werk goed gedaan, zo lijkt het. Eind van dit jaar gaan we de
evaluatie zien. Kunnen we dan nu rustig achteroverleunen? Nee, want er
is nog veel te doen.

	Bij het aanspreken van het bevoegd gezag op een zwakke school is het
van belang dat ook de schoolleider erbij betrokken wordt. Kan de
minister bevestigen dat bij het gesprek van de inspectie met het bevoegd
gezag ook de schoolleider nadrukkelijk wordt betrokken? Collega De Rouwe
heeft een motie ingediend over de kwaliteit van toezichthouders in het
hoger onderwijs. Die moet natuurlijk in het hele onderwijs goed zijn. Ik
vraag de minister daarom of zij bereid is, deze motie te verbreden naar
het hele onderwijs.

	De Algemene Rekenkamer constateert ook bij het ministerie van OCW een
beperkt inzicht in de verantwoording van de beschikbaar gestelde
middelen in relatie tot de te bereiken en bereikte doelen. Hoe kijkt de
minister daarnaar? Wat zijn de consequenties van de opmerkingen van de
Algemene Rekenkamer over de verantwoording voor de komende jaren?

	Voor een verdere verbetering van het onderwijs wordt vooral ingezet op
de versterking van de kwaliteit van de leraar. Dat is een verstandige
keuze als je bijvoorbeeld kijkt naar de onderzoeken van Robert Marzano.
De vraag is wel of het recentelijk gesloten bestuursakkoord Beroepsgroep
leraren daarvoor voldoende basis biedt. Is de verbetering van de
kwaliteit alleen maar een kwestie van meer opleiding en een
lerarenregister of moet er meer gedaan worden? We hebben bijvoorbeeld
een discussie gehad over de kennisbasis, die mijns inziens te laat wordt
ingevoerd. Zou dit niet een reden zijn om deze wat eerder in te voeren?

	In een rapport van de SBL wordt gewaarschuwd voor een ernstige
terugloop van het aantal leraren in 2015. Nu verlaten veel mensen het
onderwijs terwijl we hen straks nodig hebben. Welke mogelijkheden ziet
de staatssecretaris om deze mensen te behouden voor het onderwijs? Een
mogelijkheid is om ze, terwijl ze wachtgeld hebben, op te leiden via een
lerarenbeurs. We hebben in de krant kunnen lezen dat de animo voor de
pabo terugloopt. Wat zijn de oorzaken daarvan? Kan de staatssecretaris
daar iets over zeggen?

	Ik heb een vraag over het groene onderwijs. Daarvoor moeten we
eigenlijk de minister van EL&I aanspreken, die vervolgens met de AOC
Raad aan de slag gaat. Het lijkt erop dat sommige dingen dubbel
gebeuren. Ziet de minister dit als een probleem of ziet zij juist
voordelen in de constructie van het verdelen van onderwijs over EL&I en
OCW?

	De minister gaat in de beantwoording van schriftelijke vragen in op de
verschillen in perceptie tussen feitelijke en waargenomen kwaliteit van
onderwijs. De minister schrijft dat ouders van schoolgaande kinderen
vooral tevreden zijn, maar hoe komt het dan dat het beeld van slecht
onderwijs in Nederland toch zo hardnekkig is? Ik was daar zelf
slachtoffer van op Hemelvaartsdag, toen ik bij Stand.nl de kwaliteit van
het Nederlandse onderwijs mocht verdedigen.

	Uit de krant hebben we moeten vernemen dat het aanscherpen van
exameneisen heeft gezorgd voor flink wat gezakte leerlingen, met name in
het vmbo. Daar komt nog een rekentoets bij. Hoe kijkt de minister naar
de resultaten van de verscherpte eisen? Gaan we volgend jaar een echt
slagveld tegemoet?

	Kan de minister aangeven waarom zo vaak een verband wordt gelegd tussen
klassengrootte en onderwijskwaliteit terwijl alle onderwijskundige
onderzoeken van de laatste 40 jaar dat verband steeds niet aantonen?
Datzelfde zou gezegd kunnen worden over de omvang van schoolbesturen in
relatie tot het hebben van zwakke scholen.

De heer Beertema (PVV): Ik begrijp de opstelling van het CDA nog steeds
slecht. Er wordt wel gepleit voor een stevige kennisbasis enzovoorts,
maar als het erop aankomt om eindnormen te stellen en dat te toetsen,
dan is het CDA weer niet thuis. Het moet dan allemaal weer leuk zijn en
dergelijke. Ik begrijp dat de heer Biskop kennelijk heel hardnekkig
blijft wegkijken van de verslechterende kwaliteit van het onderwijs. Ik
heb het over de d's en t's en het uitrekenen van procentjes et cetera.
Dat is toch een gegeven? Of wordt dat gewoon weer gebagatelliseerd en
weggeredeneerd in de beste CDA-traditie?

De heer Biskop (CDA): Nee. Ik heb in mijn inleiding al gezegd dat het
geen reden is om achterover te leunen en niks te doen. Ja, wij maken ons
ook zorgen om de d's en t's en over het woord "niveaus", zoals helaas
vanochtend in Trouw -- misschien wel de beste krant van Nederland --
weer fout stond. Wat betreft het functioneren van het Nederlandse
onderwijs in het algemeen heb ik het teruglopend aantal zwakke scholen
genoemd. Er wordt ingezet op kwaliteit. De heer Beertema roemde dat aan
het begin van zijn betoog. Het werpt ook vruchten af. Ik ben geen
pleitbezorger voor het verlagen van de exameneisen. De vraag is wel wat
we doen als we zien dat er een kaalslag zou ontstaan. Krijgen we met het
huidige beleid de scholen zover dat ze de kinderen tot het goede niveau
brengen dat de heer Beertema ook wil hebben, waarbij de d's en de t's
allemaal op de goede plek staan?

De heer Beertema (PVV): Ik constateer toch een manier van denken die ik
typisch CDA vind. Het is zo genuanceerd dat niemand er meer iets van
begrijpt. Dat is misschien een beetje in de traditie van dagblad Trouw,
dat zich "misschien wel de beste krant van Nederland" noemt. Je bent óf
de beste krant óf je bent het niet.

De heer Biskop (CDA): Een ding is duidelijk: als je voor de beste partij
wilt gaan, moet je bij het CDA zijn.

De voorzitter: De heer Biskop vervolgt zijn betoog.

**

De heer Biskop (CDA): Voor leerlingen die niet goed in staat zijn om
zich te kwalificeren in de kernvakken, maar die wel uitstekend uit de
voeten kunnen met de beroepsvaardigheden, rest aan het eind van de
opleiding geen diploma maar een schoolverklaring terwijl op basis van de
kwalificatiedossiers de vakvaardigheden wel getoetst zijn. Ik spoor de
minister nogmaals aan om voor deze vakvaardigheden samen met de
brancheorganisaties te komen tot certificering daarvan.

	In november 2011 is een motie van mijn hand aangenomen over het
verdelen van de onderwijstijd over alle 52 weken van het jaar, waardoor
scholen ook onderwijstijd kunnen plannen in vakantieweken. Hoe staat met
de uitvoering van die motie?

	Ik heb afgelopen maandag een gesprek gevoerd met drie hoogbegaafde
meisjes. Zij hebben mij een boodschap meegegeven. De vragen daarin deel
ik. Mede namens hen stel ik ze. "Beste minister, wij zijn slimme
leerlingen en willen heel graag leren. Op speciaal voor hoogbegaafden
opgerichte scholen lukt dat wel, maar op de gewone scholen is dat echt
moeilijk. Kunt u juffen en meesters verplichten om slimme kinderen ook
echt voor de hele schoolweek een voor hen interessant lesprogramma te
geven, dus niet de biebboeken sorteren of alleen maar twee uur plusklas?
Verder zouden we heel graag meer met computers in de klas werken, want
de leerkracht kan maar op één niveau uitleg geven. Met de computer
kunnen we dan alvast met moeilijkere lesstof aan de gang. Wat we vooral
nog niet zo goed geregeld vinden, zijn de overgangen tussen basisschool,
middelbare school en universiteit. Sterre -- een van de drie meiden --
was met negen jaar al klaar met de stof van de basisschool, maar zij
wilde wel heel graag bij haar vrienden in de klas blijven. Zij wilde dus
graag lesstof van het gymnasium doen op de basisschool. Dat mocht niet,
want dat vonden onze school en het gymnasium moeilijk met geld. Ook mag
je op de middelbare school niet versneld examens voor je sterke vakken
doen, bijvoorbeeld alvast examen Frans doen in de tweede klas, of alvast
vakken van de universiteit halen. Die mag je soms volgen, maar je mag
geen tentamen doen, waardoor je geen studiepunten krijgt. Waarom niet?
Wij willen graag snel en goed leren. Hoe komt het dan dat het zo lastig
wordt gevonden door de mensen op scholen en wat gaat u daaraan doen?
Groetjes, Ilse, Fenna en Sterre."

De voorzitter: Ik zie nu een heleboel woordmeldingen terwijl we hadden
afgesproken geen of heel weinig interventies te plegen. Mijnheer Van
Dijk, kort en krachtig.

**

De heer Jasper van Dijk (SP): Kort en krachtig dan maar, want ik had dit
betoog niet willen missen. Ik vraag mij af waar het deltaplan ICT in het
onderwijs van het CDA blijft. Ik neem aan dat de heer Biskop nu gaat
voorstellen dat alle leerlingen laptops et cetera krijgen, maar dat heb
ik nog niet in het CDA-verkiezingsprogramma gezien.

De heer Biskop (CDA): Nee, maar dat kan nog komen, want het is nog niet
helemaal klaar. Er wordt gepleit, ook door kinderen, voor meer ICT, maar
niet voor uitsluitend ICT. Er zijn veel meer oplossingen mogelijk, ook
door toe te staan dat bepaalde lessen gevolgd worden vanuit een andere
locatie, bijvoorbeeld het volgen van lessen van het gymnasium op de
basisschool. Daar kan soms ICT voor worden gebruikt, maar dat hoeft niet
altijd. Je hoeft daar ook niet de hele tijd laptops voor alle leerlingen
te hebben. Het is geen pleidooi om alles via ICT te doen, maar een
beetje meer ICT in het onderwijs kan geen kwaad.

De heer Beertema (PVV): Ik heb nog een korte vraag. De heer Biskop pleit
er wel voor om meesters en juffen te verplichten om meer aandacht te
hebben voor hoogbegaafde meisjes zoals Sterre. Tegelijkertijd blokkeert
hij echter de ouderbetrokkenheid in het laagste niveau bij de
voorschoolse educatie. Ik kan dat niet met elkaar rijmen. Ik zou daar
toch wel heel graag een antwoord op willen.

De heer Biskop (CDA): Het gaat erom waar je de verantwoordelijkheid
neerlegt. Die verantwoordelijkheid ligt op het lokale niveau, zeker als
het gaat om de vroeg- en voorschoolse educatie. Dat moeten we niet
vanuit Den Haag regelen.

De heer Beertema (PVV): Het gaat nota bene om de betrokkenheid van
ouders. Dat is een CDA-speerpunt, zou je zeggen.

De heer Biskop (CDA): Ook die is heel erg belangrijk. Dat hebt u niet
alleen kunnen merken aan de inzet van het CDA, maar ook aan de inzet van
de minister.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik werd even getriggerd door de opmerking
over Trouw, maar ik heb hem niet bij me. Misschien heeft iemand anders
hem? Ik wilde even wijzen op de geniale kop van een van de artikelen,
maar ik zie dat niemand de krant bij zich heeft. De VVD gaat ervoor
zorgen, hoor ik.

	Voorzitter. We spreken vandaag over de verantwoording over het jaar
2011, het enige jaar waarin deze twee bewindspersonen volledig in dienst
waren. Eigenlijk heeft de SP-fractie niet zo veel met dit soort
verantwoordingsdebatten, want we spreken het kabinet altijd aan als dat
nodig is. We stellen vast dat er een vermindering is van het aantal
zwakke scholen. Dat is goed nieuws. In het onderwijsverslag staan enkele
ernstige conclusies over de basisvaardigheden van leraren. We zien dat
maar liefst 55% tot 70% van de leraren basisvaardigheden mist. Te denken
valt aan het niet goed feedback geven, het niet nagaan of de uitleg is
begrepen of het ontbreken van planmatige zorg. Dit vraagt natuurlijk om
verbetering. Betere leraren krijg je wat ons betreft niet door
vrijblijvende oproepen aan schoolbesturen, maar door duidelijke eisen.

	We moeten echt af van het grote aantal onbevoegde leraren in het
voortgezet onderwijs. De staatssecretaris weet niet hoeveel geld er
precies naar bijscholing gaat. Is dat juist? Graag krijg ik hierover
duidelijkheid, want dan kunnen we nagaan hoe we dat kunnen verbeteren.
Vooral nieuwe leraren hebben begeleiding nodig. Zet de regering daarop
in? Daarnaast moeten we goede mensen verleiden om het onderwijs in te
gaan. Dit kabinet jaagt leraren eerder weg, want de lerarensalarissen
zijn al twee jaar bevroren en de Kunduzcoalitie gaat hier vrolijk mee
verder: nog eens twee jaar nullijn. Dat is per jaar een korting van
circa 250 mln. of meer. Dat is in totaal een bezuiniging van maar liefst
1 mld. Hoe gaat de regering dan nieuwe leraren aantrekken? Ik zou het
niet weten. Het gebeurt in ieder geval niet met het prestatieloon; dat
idee is gelukkig van tafel. Ik verneem echter dat er nog op twee scholen
experimenten met prestatiebeloning lopen. Is dat waar? Wat gaat de
regering daarmee doen? Worden die experimenten stopgezet?

	Dan is er nog de miskleun rond het wetsvoorstel over onderwijstijd.
Aanvankelijk zou het aantal uren teruggaan van 1040 naar 1000, zoals
werd geadviseerd, maar via een onbegrijpelijk voorstel van de
PVV-fractie is het aantal uren weer naar 1040 gegaan. Wat een farce! Al
dat werk is voor niets gedaan. Het onderwijs is weer terug bij af.
Hierover zijn veel leraren en leerlingen boos. Is de minister bereid om
deze wet in te trekken? Ik weet dat zij er zelf ook niet gelukkig mee
is.

De heer Beertema (PVV): Ik heb al ontzettend vaak uitgelegd wat de ratio
was achter het aantal van 1040 uren. Ik heb dat zojuist ook nog gedaan.
Als de heer Van Dijk het nu nog steeds onbegrijpelijk vindt, zegt dat
meer over hem dan over mijn uitleg.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik snap dat de heer Beertema hierop wat
kattig reageert. Hij heeft natuurlijk enorm spijt van zijn ongelooflijk
onverstandige voorstel. De hele onderwijssector is hier doodongelukkig
mee; niemand steunt het; niemand snapt het. Ik zou zeggen: red uw eer en
trek het amendement alsnog in.

De heer Beertema (PVV): De heer Van Dijk trekt een heel grote broek aan.
Er zijn genoeg mensen die dit begrijpen. Heel veel ouders vinden het een
uitstekend voorstel. Ouders doen ook mee, al laat de SP-fractie de oren
nogal hangen naar al die zogenaamd kritische leraren.

De heer Jasper van Dijk (SP): Als de PVV-fractie nog enige steun in het
onderwijs wil hebben, moet zij dit ongelooflijk slechte voorstel
onmiddellijk intrekken. Als zij dat niet doet, heeft zij geen enkel
verstand van onderwijs.

	Voorzitter. Ook al is de bezuiniging op passend onderwijs
teruggedraaid, er worden nog steeds mensen ontslagen. Weet de minister
hoeveel? Graag krijg ik een update. De wachtlijsten zouden verdwijnen
met het passend onderwijs, maar de omvang van de wachtlijsten is in 2009
voor het laatst gemeten. Dat is nogal ridicuul. Hoe weet je nu welk
probleem je oplost, als je dat niet meer meet? Wij willen graag zo snel
mogelijk een onderzoek naar de omvang van de wachtlijsten in het
speciaal onderwijs.

	De inspectie zegt dat de kwaliteit van zorg en begeleiding op slechts
één derde van de basisscholen op alle onderdelen voldoende is. Dit is
er ook niet beter op geworden. In het vmbo zien we dat 60% van de
scholen bij de instructie geen rekening houdt met verschillen. Dit is
cruciaal voor de invoering van passend onderwijs, die het kabinet graag
wil. Gelooft de minister, met deze cijfers, dat het goed gaat komen met
het zogenaamde passend onderwijs? Graag krijg ik hierop een reactie.

	Tijdens het verantwoordingsdebat, op gehaktdag, heeft mijn
fractievoorzitter al een punt gemaakt van de schaalvergroting. Uit het
onderwijsverslag blijkt dat grote schoolbesturen meer zwakke scholen
onder zich hebben dan gemiddeld. Besturen met maar één school onder
zich zijn daarentegen nooit zwak of zeer zwak. Welke conclusie trekt het
kabinet hieruit? Ik zou zeggen: maak werk van schaalverkleining. De
premier was het hiermee eens. Hij maakte zich ook zorgen over de
schaalvergroting. Hij heeft gezegd dat hij een deel van het verslag van
het debat zou doorsturen naar de onderwijsbewindslieden. Het ging om een
passage over schaalverkleining, de aanpak van bureaucratie en de aanpak
van toetsgekte. Hebben de bewindslieden dit deel van het verslag
ontvangen? Zo ja, wat hebben zij ermee gedaan? Welke voorstellen zijn
hieruit voortgekomen? Ik ben benieuwd.

	Tot slot heb ik een vraag over buitensporige salarissen in het
onderwijs, waar we Kamerbreed tegen zijn. De voormalige hoofddirecteur
van de Dienst Uitvoering Onderwijs -- ik zal zijn naam niet noemen --
ontving vorig jaar maar liefst €226.000 als adviseur. Kassa! Dat
salaris is boven de afgesproken norm en is nog tot stand gekomen onder
oud-bewindspersoon Plasterk. Ik weet echter dat de staatssecretaris geld
kan terugvorderen van bestuurders die te veel geld verdienen. Gaat de
staatssecretaris of de minister dit doen bij deze persoon? Wij vinden
dit namelijk onaanvaardbaar.

De heer Elias (VVD): Voorzitter. Wij hebben het vandaag over controle.
Dat is de belangrijkste functie van het parlement. Daarom is het ook
onaanvaardbaar dat de stoel naast mij leeg is. D66 heeft zichzelf het
etiket van dé onderwijspartij opgeplakt. Dat sloeg sowieso al nergens
op, maar dat etiket kan nu definitief verwijderd worden, want als er
verantwoording kan worden afgelegd, geeft men niet thuis. Hetzelfde
geldt voor een andere lege stoel: de stoel van de fractie van de
ChristenUnie. Zij heeft een grote mond over het belang van onderwijs,
zij beweert ervoor te zorgen dat de pacificatie wordt bevorderd en zij
heeft een nationale onderwijsdag uitgeroepen om de publiciteit te halen.
Dat is allemaal prima -- ik ben ook braaf naar die bijeenkomst gegaan --
maar zodra het erop aankomt, geven ze niet thuis. Stijlloos! Dat wilde
ik vooraf even zeggen.

De heer Beertema (PVV): Ik ondersteun de observaties van collega Elias
van harte. Hij heeft groot gelijk.

De voorzitter: Dat was geen vraag, maar een mededeling.

De heer Elias (VVD): Het gaat niet over partijpolitiek, maar over een
opvatting over de wijze waarop dit parlement dient te functioneren.

	De onderwijssector lijkt de door de VVD-fractie gewenste en de door dit
kabinet ook regelmatig ingezette cultuuromslag nog steeds onvoldoende te
snappen. Ik geef een voorbeeld. Twee weken geleden werd een motie van
mijn hand aangenomen met de strekking dat de minister de sector moet
bewegen om financieel incompetente schoolleiders te ontslaan. De VO-raad
heeft een en ander in de media echter naar voren gebracht alsof ik de
minister opriep om de mensen zelf te ontslaan, waardoor de autonomie van
de scholen zou worden aangetast. Het lijkt dus een kwestie van heel
lange adem te worden voordat de onderwijswereld een beetje meedoet met
de cultuurverandering.

	Dat betreft in hoge mate ook het lerarenbeleid. Op vrijwel alle scholen
staan leraren voor de klas die niet over de basiscompetenties
beschikken. Ten minste een op de acht leraren in het basisonderwijs mist
basisvaardigheden. Dat geldt voor een op de vier leraren in het havo en
voor een op de vijf leraren in het vwo. Dat blijft zorgelijk en is
aanleiding om dit punt opnieuw onder de aandacht te brengen. Er zijn
heel veel goede docenten die prachtig werk doen. Het is geen
lippendienst dat ik dit zeg; ik meen het. Dat wil echter niet zeggen dat
wij, politici, niet hardop moeten blijven zeggen dat ook de beroepsgroep
zelf deze problemen moet willen oplossen en dat het normaal moet zijn en
worden dat wij daar vanuit de politiek om blijven vragen, om redenen van
kwaliteit en voor een goede inzet van onderwijseuro's. Bijscholing is
belangrijk. Desnoods kan ontslag plaatsvinden.

	Mijn volgende punt is het toezicht. Toezichthouders vinden zelf dat zij
tijdig over voldoende juiste informatie beschikken. De grootste valkuil
in het onderwijstoezicht is echter de informatieachterstand op het
schoolbestuur. De boel is niet op orde, terwijl de toezichthouders zelf
in de veronderstelling verkeren dat zij prima functioneren. Uit recent
wetenschappelijk onderzoek, verricht door het Centrum voor Bestuur van
de Maatschappelijke Onderneming, CBMO, onderdeel van de TiasNimbas
Business School in Tilburg, blijkt het volgende. Ik citeer pag. 158: De
respondenten blijken zeer tevreden over het op tijd en in voldoende mate
over de juiste informatie kunnen beschikken; dit is opmerkelijk omdat in
de literatuur juist de evidente informatieachterstand op de bestuurders,
de information gap -- ik citeer, anders zou ik het anders zeggen --
wordt beschreven als een van de valkuilen of knelpunten voor intern
toezicht. In gewoon Nederlands: het zit niet goed, maar de betrokkenen
hebben het niet in de smiezen. Dat is zorgelijk en daar moeten we meer
aandacht aan besteden.

	Ik kom op het hoger onderwijs. De VVD-fractie wil dat de miljarden op
de onderwijsbegroting aan de juiste dingen worden besteed. Bij het
begrotingsonderzoek is door ons al aandacht gevraagd voor de
internationale uitgaven bij OCW. Er gaat veel geld naar de Nuffic,
terwijl onduidelijk is wat de taakverdeling is tussen de Nuffic en de
instellingen zelf ten aanzien van internationalisering. Ook de inspectie
en de NVAO zijn grote kostenposten, terwijl onlangs opnieuw duidelijk is
geworden dat de taakverdeling tussen beide in het toezicht in het hoger
onderwijs onduidelijk is. In de schriftelijke vragenronde heeft collega
Lucas een algemeen overzicht gevraagd van alle zbo's die gefinancierd
worden door OCW om daar bij de begrotingsbehandeling komend najaar
eventueel een begrotingsonderzoek naar te laten verrichten.

	Verder wil ik graag een reactie op het volgende. Veel studenten zijn
ontevreden over de dienstverlening van DUO. De Rekenkamer constateert in
het subsidiebeheer door DUO onvolkomenheden die gevolgen hebben voor de
rechtmatigheid en/of deugdelijke weergave. Ik verwijs naar het
tabelletje op pag. 13 van het rapport van de Rekenkamer. De minister
heeft naar aanleiding van dat rapport nagelaten om vragen hierover te
beantwoorden. Om welke bedragen gaat het? In de reactie van de minister
op pag. 9 ontbreekt het antwoord. Waarom is sprake van onvolkomenheden?
Waarom heeft de minister hier niet op gereageerd? Dat verbaast ons zeer.

	Ik heb nog een klein punt uit het Jaarverslag Landelijke
Klachtencommissie Onderwijs 2011. Voor mij is dit een mentaliteitspunt;
daarom stel ik het aan de orde. In 2011 zijn bij de Landelijke
Klachtencommissie Onderwijs, die administratief en juridisch ondersteund
wordt door de Stichting Onderwijsgeschillen, 153 klachten ingediend en
afgehandeld. Het secretariaat van de stichting bestaat uit 17 personen.
Voorts heeft de commissie een voorzitter, vijf vicevoorzitters en negen
leden. Waarom is er in hemelsnaam zo'n groot aantal mensen bezig met
slechts 153 klachten? Kan dat niet wat efficiënter en goedkoper
geregeld worden? Wat kost ons dit eigenlijk? Dit is zomaar een
willekeurig puntje uit de kluwen wol van de onderwijswereld.

	Ik maak nog enkele financiële kanttekeningen.

De voorzitter: U bent al over uw zes minuten spreektijd heen, dus u moet
het dan wel heel snel doen.

De heer Elias (VVD): Dat zal ik doen. De Rekenkamer constateert dat de
doelstellingen in de begroting lastig te controleren zijn. De inzet is
met name gericht op het wegnemen van drempels, zonder dat duidelijk is
over welke drempels het gaat en of het geld dat daaraan uitgegeven
wordt, goed wordt besteed. Is de minister het met de VVD-fractie eens
dat doelen helderder geformuleerd moeten worden?

	De Rekenkamer constateert voorts dat gegevens vaak niet actueel zijn.
Dat gold vorig jaar ook al. Daarover hebben wij toen ook vragen gesteld.
Hoe denkt de minister de Kamer beter en met recentere cijfers te gaan
informeren?

	De bedrijfsvoering is onvoldoende verbeterd. Het aantal onvolkomenheden
is van drie naar zes gestegen. Het financieel beheer op scholen moet
verbeteren. Daar heb ik vaak op gewezen. Graag zien wij meer aandacht
voor dit punt.

De heer Çelik (PvdA): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de complimenten
aan de minister en de staatssecretaris. Wij waren het op een aantal
onderdelen niet eens, maar eerlijk is eerlijk: op heel veel terreinen
heeft de minister succes geboekt. Dat geldt zeker voor het terugdringen
van het aantal zeer zwakke scholen, het terugdringen van het aantal
voortijdige schoolverlaters en het verbeteren van de kwaliteit op
allerlei terreinen. Wij zijn geen coalitiepartner, maar het is altijd
goed om complimenten te geven als die kloppen. Desalniettemin vind ik
zelf dat in een beschaafd en rijk land als Nederland helemaal geen
zwakke scholen horen te zijn. Natuurlijk is dat een utopie; dat snap ik
ook wel. Het zou echter wel ons streven moeten zijn om in Nederland,
zo'n rijk land, op educatief gebied alles uit een kind te halen,
ongeacht op welke school een kind is ingeschreven. Op dit punt wil ik de
minister alle medewerking verlenen om, als het nodig is, eventueel
instrumenten te verbreden. Ik vind namelijk oprecht dat iedere
gemeenschapscent goed besteed moet worden.

	Als ik terugkijk op mijn eigen jeugd, kan ik zeggen dat ik de kansen
die het onderwijssysteem in Nederland biedt, heb gegrepen. Ik heb kunnen
stapelen: na vmbo, mbo en hbo heb ik post-hbo gedaan. Ik zou graag
willen dat ook toekomstige generaties kunnen blijven stapelen. De
minister weet waar ik op doel. Ik maak mij grote zorgen over de
veranderde bekostiging in het mbo. Ik ben bang dat andere generaties
niet dezelfde kans zullen krijgen die ik heb gekregen. Wil de minister
hier nog eens goed naar kijken?

	Datzelfde geldt ook voor het betaalbaar houden van onderwijs. Ook dat
is een punt van zorg. Ik heb drie kinderen die voortgezet onderwijs
volgen. Ik kan aardig wat geld bijbetalen, maar ik kan mij niet
voorstellen dat iemand met een middeninkomen het voortgezet onderwijs
voor drie kinderen op die manier kan blijven bekostigen. Het kost echt
veel meer dan we allemaal denken. Het wordt steeds duurder. Sommigen
opleidingen zijn duurder dan andere. Wil de minister ook hiernaar nog
eens goed kijken?

	Ik was afgelopen maandag in Venlo op bezoek bij het roc van
Gildeopleidingen. Gisteren werd ik gebeld door het Thorbecke College uit
Rotterdam. Het gesprek ging toevallig over hetzelfde onderwerp, namelijk
dat docenten, als zij academisch geschoold willen worden -- wat de Kamer
ook graag wil -- €8000 moeten betalen aan de universiteit. Ook dat is
weer een belemmering om in het onderwijs alles uit iedereen te halen.
Wij willen dat docenten verder studeren, dat zij nog meer bagage
meenemen de klas in, dat zij verdergaan dan hun hbo-pabo en zich
academisch scholen. Ik krijg echter het signaal dat zij daarvoor dan
€8000 moeten betalen. Klopt dat?

	Het verhaal van collega Elias over de klachten, die allemaal zijn
afgehandeld, is fascinerend. Bij vrijwel ieder werkbezoek vraag ik naar
de klachtenregeling en naar hoe snel een klacht wordt afgehandeld. Op
papier klopt het allemaal, maar ik zou graag openheid van zaken willen
hebben in de klachtenafhandeling. Hoe kijkt de minister aan tegen een
regeling waarbij de scholen in het jaarverslag niet alleen melden
hoeveel klachten zij hadden en binnen welke termijn die zijn
afgehandeld, maar ook waar de klachten over gingen? Hoeveel klachten
waren er bijvoorbeeld over thuiszitten of over een bepaalde docent? Dat
zou ik graag willen weten. Kan de minister hierin meegaan met de Partij
van de Arbeid en aansturen op het meer differentiëren van de klachten
in het jaarverslag?

	Het is al gezegd, maar ik wil het nog een keer noemen. Als wij bij de
top vijf van de wereld willen horen, als wij op educatief gebied alles
uit een kind willen halen, als wij kinderen kansen willen bieden, als
wij de zware eisen die wij hebben gesteld om een diploma een papier van
waarde te maken -- wat ik volledig ondersteun -- dan moeten wij ook op
de langere termijn nadenken over het docententekort dat zal ontstaan.
Het is heel erg gemakkelijk om te zeggen dat scholen over
personeelsbeleid gaan. Dat klopt wel, maar ik zou graag willen dat het
signaal wordt afgegeven dat het personeelsbestand het laatste is waarin
gesneden moet worden. Jonge docenten zijn nu misschien overbodig voor de
scholen, maar over drie à vier jaar niet meer. Met de nullijn, waarover
ik het niet eens ben met het kabinet, maak je het alleen maar erger. Ik
zou daarom graag van de minister willen weten hoe wij bij de top vijf
kunnen behoren als het lerarenvak zo onaantrekkelijk wordt gemaakt,
terwijl de docenten feitelijk het onderwijs maken.

	In dit kader doe ik nogmaals een appel op de minister om niet zo nauw
te kijken naar het oormerken van geld op sommige terreinen. Als wij echt
alles willen halen uit kinderen, zowel uit hoogbegaafde kinderen als uit
kinderen die achterlopen, moet er maatwerk geleverd worden en moeten
kinderen individueel begeleid worden. Dat kan alleen als je zeker weet
dat het geld hiervoor wordt gebruikt. Wij hebben nu geconstateerd dat
achterstandsgelden niet goed zijn gebruikt. Ik roep mijn collega's
nogmaals op om de lumpsum niet heilig te verklaren, maar het geld op
sommige onderdelen te oormerken.

	Tot slot.

De voorzitter: U bent inmiddels ver over uw tijd heen.

De heer Çelik (PvdA): Ik heb niet geïnterrumpeerd en ben ook niet van
plan om dat te gaan doen.

	Tot slot wil ik reageren op de brief van de PO-Raad over de volledige
decentralisatie van arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs. Ik ben
het niet eens met wat de PO-Raad hierin vraagt. De motie hierover was
glashelder: alleen als er geen sprake meer is van een volledige nullijn
voor de docenten, als er geld bij komt, kan pas worden overgegaan tot
volledige decentralisatie en niet eerder.

De heer Biskop (CDA): Ik heb een vraag over dit laatste punt. Ziet de
heer Çelik geen belemmeringen omdat men zo op twee plekken blijft
onderhandelen? Is het niet beter om toch te doen wat de PO-Raad vraagt?

De heer Çelik (PvdA): Nee, want dat doen we al een tijd en dat kan ook
nog twee jaar wachten. Dat is pech. Het is niet leuk, maar hierover
heeft de Kamer wel een motie aangenomen. Als wij de Kamer serieus nemen,
moeten wij hieraan vasthouden en consequent zijn. Dit betekent gewoon
dat ze pech hebben, tenzij de Kunduzcoalitie of een nieuw kabinet
besluit om de nullijn te schrappen. Dan bestaat er opnieuw een kans om
verder te gaan met de decentralisatie.

De heer Biskop (CDA): Het is toch raar om te zeggen dat ze dan gewoon
pech hebben? De omstandigheden rondom deze motie zijn inmiddels
gewijzigd. Toen de motie werd aangenomen, was de verwachting dat de
lonen door zouden kunnen stijgen. Daar was de motie op gebaseerd. Nu is
dat niet het geval. Het is toch slim om dan te bekijken hoe de situatie
nu is? Je zegt toch niet alleen maar dat ze dan pech hebben? Beleid
maken betekent toch dat je op basis van de omstandigheden dingen
doorvoert die je goed vindt?

De heer Çelik (PvdA): Alleen als de nullijn van tafel is, valt hierover
te praten. We worden het niet eens. Ik vind dat vervelend, want ik ben
het vaak met collega Biskop eens over allerlei zaken, maar niet
hierover. Dat is jammer, maar mijn standpunt gaat niet wijzigen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik zou deze vraag precies van de andere
kant willen benaderen. Wat is het standpunt van de PvdA over het
decentraliseren van de arbeidsvoorwaarden en de salarissen? Wij zijn van
mening dat je dit in handen moet leggen van het ministerie, de beheerder
van het budget, en niet bij een schimmige bestuursraad, waar de PvdA en
de SP regelmatig kritiek op hebben.

De heer Çelik (PvdA): Dat is een lastige vraag omdat ik geen
woordvoerder docenten ben en dus ook geen woordvoerder personeelsbeleid.
Ik heb dit debat niet gevoerd. Ik weet dat hierover een motie is
ingediend en ik weet wat de strekking daarvan was. Het enige wat ik hier
zeg, is dat wij vasthouden aan die strekking. Ik ben gewend om vragen
gewoon te beantwoorden, maar in dit geval kan ik mijn collega tot mijn
spijt geen volledig antwoord geven.

De vergadering wordt van 10.45 uur tot 10.50 uur geschorst.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Voorzitter. Ik bedank de geachte
afgevaardigden voor hun bijdrage in eerste termijn. Hieruit spreekt
betrokkenheid. Hoewel het bijna zomervakantie is, blijven enkele
laatsten der Mohikanen fris en fruitig. De heer Elias heeft daar al het
nodige over gezegd. Dat zal vast wel aankomen bij degenen tegen wie hij
gesproken heeft, hetzij rechtstreeks, hetzij via de postduif.

De heer Elias (VVD): Heeft de minister hier zelf ook nog opvattingen
over?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik laat het wel uit mijn hoofd
om de Kamer hierover te beoordelen. Ik laat dat graag aan u over. Ik
vind het in elk geval plezierig dat u er bent. Het werk wordt niet voor
niks gedaan en dit geeft uw betrokkenheid bij het veld aan, maar een
minister moet altijd op afstand blijven van het beoordelen van
Kamerleden. De Kamer beoordeelt de regering en niet andersom.

De heer Elias (VVD): Maar op een heel vriendelijke, sympathieke manier
zegt u dus dat u het vervelend vindt dat anderen er niet zijn, toch?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Meestal raak ik mijn boodschap
op de een of andere manier wel kwijt.

	Voorzitter. We hebben nog heel veel stukken aan de orde, maar
uiteindelijk is het één groot stuk, De staat van het onderwijs. Dit
stuk is door onze eigen inspectie geleverd. Onze inspecteur-generaal en
haar medewerkers zijn ook present in deze zaal. Het feit dat er zo
weinig vragen over het rapport zijn, geeft aan dat er in het rapport
heel veel duidelijkheid geboden wordt. In de discussie over de WOT en in
andere discussies hebben wij het afgelopen jaar gemerkt dat er
buitengewoon veel waardering voor de inspectie is. Dat werd vorige week
nog gezegd toen de hoofdinspecteur voor primair onderwijs aanwezig was
tijdens het debat in een kleiner zaaltje in de Kamer. Zowel de
staatssecretaris als ik deelt de waardering die de Kamer voor de
inspectie heeft. Wij mogen heel trots zijn op onze inspectie. Wij merken
dat de inspectie internationaal ook zeer gezien is en op een heel hoog
niveau is. Daardoor kan zij vaak behulpzaam zijn aan andere inspecties
in de wereld. Dat is een goede zaak, want adel verplicht. Je moet je
kennis en knowhow doorgeven. Het leek me goed om dat even te melden. Het
lijkt vanzelfsprekend, maar het is een groot goed dat wij dit in
Nederland in huis hebben. Overigens zal ik dit vanmiddag nogmaals
melden, wanneer de hoofdinspecteur van het primair onderwijs afscheid
neemt. Dan weet de hele inspectie het direct.

	De PVV vraagt aandacht van ouders voor de vve. Ik sta zeer achter die
oproep, hoewel ik ook begrijp dat de heer Biskop stelt dat dit een zaak
van het lokaal bestuur is. Toch waardeer ik het signaal dat ouders
medeverantwoordelijk zijn voor de vve en dat zij een bijdrage moeten
leveren om kinderen de basisschoolperiode zo goed mogelijk in te laten
rollen. Dat kun je niet genoeg onderstrepen. Ik heb de motie van de heer
Beertema hierover dan ook van harte ondersteund. Ik zit er precies
hetzelfde in en was hier dus al mee bezig, maar deze motie heeft ertoe
geleid dat ik heldere afspraken heb gemaakt met de G37: de convenanten
rond de vve moeten mede door de ouders worden gedragen.

	De heer Beertema heeft ook gevraagd hoe het zit met de uitvoering van
de motie over de pedagogische medewerkers in de vve. Op dit moment
worden zij bijgeschoold. Ik weet dat men er in Rotterdam en Amsterdam
mee bezig is, maar weet niet precies hoe het er nu mee staat. Dit is nu
aan de 37 middelgrote en grote gemeenten. Ik heb afgesproken dat in 2015
90% van de vve-medewerkers geschoold moet zijn. Wij zullen dan de balans
opmaken. Wij monitoren dit wel.

De heer Beertema (PVV): Ik begrijp hieruit dat de motie, die niet
aangenomen is, in ieder geval in de G37 wel wordt uitgevoerd, ondanks de
obstructie van het CDA. Klopt dat?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ja, maar wacht even … Ik geef
aan hoe ik erin zit. Pedagogisch medewerkers worden geschoold.

De heer Beertema (PVV): Ik doel op de motie over ouderbetrokkenheid.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Die heb ik verwerkt. Volgens mij
had u dit al een keer met een motie geregeld.

De heer Beertema (PVV): Hartelijk dank.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Voorzitter. De pilots voor
segregatie zijn eind 2011 afgerond. Vanaf 1 januari 2012 worden er door
OCW geen experimenten of pilots meer gefinancierd. Ook het Kenniscentrum
Gemengde Scholen en de Stichting Kleurrijke Scholen ontvangen vanaf die
datum geen subsidie meer van OCW. Wij zien dit als een lokale taak. Als
dit gebeurt, vind ik het prima. Ik ben pas nog bij een heel leuke school
geweest waar de wijk een initiatief heeft genomen. Dat vind ik
uitstekend; doen! Een stad als Nijmegen is dit niet verplicht. Men maakt
met elkaar een afspraak en uiteindelijk wordt niet van bovenaf bepaald
hoe het moet gaan. Dat is de informatie die ik erover heb.

	Het punt van het primaire proces en de overhead wordt door de heer
Beertema altijd aangestipt. De cijfers en de kerncijfers gaan uit van
een bekostiging door OCW, de lumpsumsystematiek. Instellingen weten
uiteraard wel hoe zij hun geld precies besteed hebben. Ik zal nagaan of
wij op dit terrein beschikken over een onderverdeling naar sectorniveau.
Als ik die kan vinden, kom ik hierop terug.

	De heer Beertema heeft ook een vraag gesteld over het vsv-beleid. De
grote steden vragen inderdaad onze aandacht. Als wij het daar goed doen,
doen wij het voor een groot deel goed. Ik ben buitengewoon blij met onze
wethouders, die enorm aan de weg timmeren. Zij weten heel goede dingen
tot stand te brengen, bijvoorbeeld in de aanpak van zwakke scholen. Ik
bedank de Kamer voor alle complimenten, maar dit is teamwork. Ik doe dit
echt samen met mijn wethouders, om het maar even zo te zeggen, hoewel ze
niet allemaal mijn partijkleur hebben. Wij moeten scherp zijn in het
vsv-beleid en blijven kijken of we meer kunnen doen dan nu. Wij doen al
veel. De convenanten zijn weer aangepast, aanscherpt en verbeterd naar
aanleiding van de opgedane ervaringen. Ik heb per brief aangekondigd dat
ik een onderzoek ga doen naar de verhoging van de leerplichtige
leeftijd. De heer Beertema heeft mij gevraagd om daar met coulantie naar
te kijken. Ik ga dit onderzoek doen. Ik heb al aangegeven dat er veel
haken en ogen aan zitten, maar ik vind het de moeite waard, want
eigenlijk zou geen elke jongere van school moeten gaan zonder een
diploma.

	Hoe is de ontwikkeling in de G4? De ene keer gaat het wat beter en de
andere keer wat minder, maar de hoeveelheid vroegtijdige schoolverlaters
is in al deze steden gedaald: in Amsterdam 7,8% naar 5,0%, in Den Haag
van 7,1% naar 5,1%, in Rotterdam van 7,0% naar 6,0% en in Utrecht van
5,9% naar 5,0%. De landelijke score is gedaald van 4,0% naar 2,9%. We
doen het dus echt goed, ook internationaal gezien. Dat hebben wij ook
vanuit Europa gehoord.

De heer Beertema (PVV): Hartelijk dank voor het beantwoorden van deze
vragen. Ik heb nog een laatste vraag.

De voorzitter: Kan dat niet in de tweede termijn?

De heer Beertema (PVV): Laten we dat doen.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dan houden we dat tegoed.

	De heer Biskop heeft gevraagd of de schoolleider van een zwakke school
bij het gesprek aanwezig is. Dat is zeker het geval. Schoolleiders zijn
van cruciaal belang. Daarom gaan wij met de middelen van het
Lenteakkoord ook extra investeren in schoolleiders. De leraren zijn de
sleutel tot succes, maar een schoolleider die zijn docenten in hun
kracht zet, aanspreekt en zo nodig scherp aanspoort, wat soms nodig is,
kan wonderen verrichten. Een aantal goede docenten met een zwakkere
schoolleider is een veel moeilijker verhaal dan andersom. De
schoolleider is belangrijk en hoort bij een gesprek betrokken te zijn.
Alleen wanneer er een probleem is met de schoolleider zelf, kan het
weleens zijn dat de inspectie apart bij het bestuur langsgaat. Dat is
dan natuurlijk heel goed.

	De heer Biskop heeft ook gevraagd of ik bereid ben om de actie op de
motie-De Rouwe over toezicht houden in het hoger onderwijs te verbreden.
De staatssecretaris zal hier ongetwijfeld ook iets over zeggen. De actie
op de motie-De Rouwe heeft vooral te maken met het algemene profiel van
onze eigen instellingen, waar wij zelf toezichthouders benoemen,
bijvoorbeeld bij de rijksuniversiteiten. Het Rijk heeft zelf een profiel
nodig om dat te doen, om het maar zo te zeggen. Er zijn voldoende
profielen waar de toezichthouders aan moeten voldoen. Die gaan over
deskundigheid, functioneren, competenties, aanvullende eisen en
dergelijke. Wij hebben al eerder over deze zaken gesproken. Wij hebben
vastgesteld dat je als toezichthouder nog steeds lid van een politieke
partij mag zijn, hoewel de heer Beertema dat liever niet zou zien. Ik
heb het idee dat er best goede profielen liggen.

	Het zit hem vooral in het punt dat de heer Elias naar voren heeft
gebracht. Daarom heb ik beloofd dat ik met mensen ga praten. Voor de
zomervakantie lukt mij dat niet meer vanwege de vele geplande AO's, maar
ik zal het direct daarna doen. De gesprekken worden nu gepland. Wij
moeten bij de raden van toezicht veel meer tussen de oren krijgen dat
zij een heel scherpe functie hebben. Zij moeten als horzel functioneren.
Zij moeten niet primair maatjes willen zijn met iedereen. Het is mooi
als dat kan, maar ze moeten ook kritisch zijn. Ze moeten de schoolleider
en de voorzitter van het college van bestuur durven confronteren. Anders
gaat het niet goed en zijn de checks-and-balances niet op orde. Bij
dezen onderstreep ik die noodkreet van de VVD. We zullen samen aan een
cultuuromslag moeten werken. Alle aanwezigen weten dat een cultuur vaak
zeer weerbarstig is. Papier is geduldig. De mensen moeten het doen.

	Mij is ook gevraagd wat ik vind van de keuze ten aanzien van groen
onderwijs. Ik ben er altijd voor geweest om groen onderwijs bij de
specifieke instellingen hiervoor te laten liggen. Over het algemeen
functioneren deze instellingen heel goed. Het is zonde om alles uit
elkaar te halen omdat er zo nodig eenvormigheid moet ontstaan. Ik ben
een van de eerste ministers die dit zo ziet. Voor mijn tijd was het doel
altijd om dit zo snel mogelijk naar ons toe te trekken, maar ik heb dat
nooit gewild. Het gaat goed zoals het is. Dat moeten we vooral zo
houden.

	Er is ook gesproken over de perceptie van de kwaliteit. Burgers zonder
schoolgaande kinderen en anderen maken zich zorgen over de kwaliteit van
het onderwijs. Met onderwijs is het net als met het weer: iedereen heeft
er verstand van. Je hebt zelf op school gezeten, je hebt een kind of een
kleinkind op school, je hebt een zus die lerares is, je bent zelf leraar
geweest en noem maar op. Iedereen vindt er wat van. Dat komt doordat het
ons allemaal ter harte gaat. Voor veel jufs en meesters, moeders,
vaders, zussen et cetera is dat het punt. We hebben er allemaal op een
of andere manier ervaring mee. Het is hierbij belangrijk dat wij twee
dingen helder uitstralen. Ten eerste doen wij het in Nederland goed met
ons onderwijs. Dat blijkt ook uit de beoordeling van de OESO. Met het
geld dat wij investeren, waarvoor wij ons niet hoeven te schamen omdat
het iets boven het gemiddelde zit, presteren wij bovengemiddeld. Ten
tweede weten wij dat de wereld niet stilstaat. Er komen nieuwe
werelddelen op, waar jonge mensen klaarstaan met heel veel discipline en
inzet om zich mondiaal te positioneren. Nederland is geen eiland. Wij
moeten ons dus op een goede manier met de rest van de wereld meten. Wij
zullen op dat gebied slagen moeten maken. Wij zijn geen land met lage
lonen of met een enorme hoeveelheid natuurlijke hulpbronnen. Wij moeten
het hebben van excellent vakmanschap en goede kennis. Dat vergt heel
goed onderwijs en dat vergt dat wij de lat nog hoger leggen.

	De heer Biskop heeft ook gesproken over het aanscherpen van de
exameneisen en daarbovenop een rekentoets. Over de rekentoets en de
taaltoets heb ik een brief gestuurd. Ik zet de zaken eerst goed op een
rij en kom in het najaar met de volgende besluiten. Wij moeten even
afwachten hoe het verloopt met de exameneisen. De slagvelden waarover de
voorzitter van de VO-raad het had, hebben wij nog niet zien ontstaan.
Wij moeten doorgaan met het stellen van heldere normen aan het eind van
ons middelbaar onderwijs. Dat is heel goed. We hebben het daarbij niet
over achten en negens, maar over een vijfenhalf. Ik ben van plan om aan
het eind van de maand de drieslagregeling van Engels, wiskunde en
Nederlands af te tikken in een Koninklijk Besluit. Ik wil die regeling
daadwerkelijk door laten gaan. Ik ben er namelijk van overtuigd dat het
heel goed is voor onze leerlingen om met een goede startpositie te
beginnen in het vervolgonderwijs: mbo, hbo en universiteit. Zodra ik de
Kamer meer informatie kan geven, zal ik dat zeker niet nalaten. Het
duurt wel tot september voor ik harde cijfers heb.

	Over beeldvorming en realiteit, klassengrootte en onderwijskwaliteit
ben ik het eens met de heer Biskop. Deze zaken worden heel vaak met
elkaar vergeleken. Als de klassen kleiner worden, zou de kwaliteit
omhoog moeten gaan. Wij hebben hier in het begin van deze eeuw honderden
miljoenen in geïnvesteerd en dat heeft niet aantoonbaar tot meer
kwaliteit geleid. Je moet goed bekijken waar je je geld op inzet. Als de
klassen heel erg klein zijn, kan er inderdaad een kwaliteitsslag gemaakt
worden, maar dat vergt zo'n gigantische investering op 7000 basisscholen
in Nederland dat wij dit niet kunnen bekostigen. We zullen het op andere
manieren moeten doen. We doen dat bijvoorbeeld door aan de kwaliteit van
de leraar te werken; de staatssecretaris zal daar straks uitgebreid op
ingaan. We doen het ook door opbrengstgericht werken. Uit het bestaande
willen wij nog betere resultaten halen. In deze crisistijd vind ik dat
een goede zaak.

	Aan de motie van de heer Biskop is voldaan. Het wetsvoorstel over
onderwijstijd is gisteren in de Eerste Kamer behandeld. Ik ben niet
helemaal negatief over de uitslag, die volgende week nog moet volgen.
Het was een mooi, scherp en goed debat. Als dit rond is, is ook het punt
van de heer Biskop geïncasseerd.

	De heer Biskop heeft ook nog wat over hoogbegaafden gevraagd en heeft
gewezen op de punten die de jongelui naar voren brachten. Het is heel
leuk dat het op die manier kan. Ik kan onderwijzers niet verplichten om
een uitdagend lesprogramma samen te stellen, want het "hoe" ligt bij de
scholen. Dat weet de heer Biskop, als christendemocraat, als geen ander.
Wij formuleren het "wat" hier met elkaar. Dat vind ik een goede zaak.
Scholen moeten zelf bepalen hoe zij het doen. Dit is het eerste kabinet
dat hoogbegaafden stimuleert door scholen extra te ondersteunen. Dat is
hard nodig. Ook dat zegt de OESO ons. Wij doen het goed met de kwetsbare
kinderen, maar laten het er aan de bovenkant te veel bij zitten.

	Mijn laatste antwoord op de vragen van de heer Biskop gaat over
certificering in het mbo. De heer Biskop wil weten hoe het met de
uitwerking staat. Ik heb nog niets met de motie hierover gedaan. Ik heb
die afgewezen en zie de uitwerking daarvan echt niet zitten.

De heer Biskop (CDA): De minister legt uit dat de kwaliteit van het
Nederlandse onderwijs goed is, dat Nederland het goed doet op de
PISA-ranglijst en dat er nieuwe landen bij komen, maar dat was mijn punt
helemaal niet en daarvan hoeft de minister mij niet te overtuigen. Ik
ben ervan overtuigd dat het Nederlandse onderwijs kwalitatief goed is,
hoewel er best nog een paar dingen verbeterd kunnen worden. Mij gaat het
echter om de beeldvorming die ontstaat, omdat iedereen er verstand van
heeft. Wat is de inzet van de minister om die beeldvorming aan te
passen, zodat meer mensen er echt van overtuigd raken dat het in de
basis goed zit met het Nederlandse onderwijs?

	Voor mijn tweede vraag sluit ik aan op de motie waarnaar de minister
verwees, over de certificering van de basisvaardigheden. Die motie is
nooit in stemming gebracht in de Kamer.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat laatste is misleidend. Ik
vroeg mijzelf nog af of zij was aangenomen of niet. De motie is dus niet
aangenomen. Ik denk dat dit is omdat ik haar ontraden heb. Dat kan
zomaar zijn. Dan wordt zij ook niet uitgewerkt, zoals de heer Biskop
weet.

De heer Biskop (CDA): Nee, dat komt omdat ik de motie aangehouden heb.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Zelfs aangenomen moties worden
niet altijd uitgewerkt, want de regering heeft een eigenstandige
verantwoordelijkheid. Voor verworpen moties is het helemaal moeilijk,
maar dat weet de heer Biskop wel. Het is wel goed geprobeerd.

	Wat doet de minister aan de beeldvorming? Ik vertel een genuanceerd
verhaal en werk elke dag aan de kwaliteit van het onderwijs. Als er
berichten naar buiten gaan dat het aantal zeer zwakke scholen daalt --
ik heb daarvoor breed waardering gehoord, maar ik hoor ook dat wij er
nog niet zijn; dat gaf de heer Çelik duidelijk aan -- helpt dat ook
weer. Wij moeten dus gewoon keihard werken aan ons onderwijs. Dat doen
de mensen in het veld en dat doen wij ook.

De heer Elias (VVD): De minister zei in een bijzin dat het slagveld dat
de VO-raad voorspelde vanwege de zwaardere eisen voor de examens, is
uitgebleven. Gelukkig is dat zo. Hoe beoordeelt zij met terugwerkende
kracht de paniekzaaierij van de VO-raad? Ik heb die zelf ervaren als een
bewuste poging van obstructie van de kern van het beleid door een van de
sectorraden.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Eén. Tot nu toe heeft zich dit
niet getoond. Ik wacht natuurlijk echter de definitieve cijfers af, want
dat behoor ik te doen. Wij moeten ook even de herexamens et cetera
afwachten. Twee. Ik vond die uitspraak buitengewoon onverstandig --laat
ik daarover helder zijn -- omdat hij heel veel ruis geeft in een veld
waar kinderen straks hun examens moeten doen. Als wij tijdens de examens
de spelregels hadden aangepast, zoals iemand op tv beweerde, dan is er
terecht ruis. Drie jaar geleden is er gecommuniceerd in een
klip-en-klare brief. Ook twee jaar geleden is er gecommuniceerd. Een
jaar geleden is er nog een keer gecommuniceerd en buitengewoon goed
actie gevoerd samen met het LAKS om iedereen op de hoogte te stellen.
Dan mag je toch verwachten dat de kinderen klaar zijn voor deze slag?
Dat hebben zij gelukkig voor een heel groot deel ook laten zien, maar ik
wil wel even de definitieve cijfers afwachten.

De heer Elias (VVD): En wat vindt de minister van mijn punt over de
richting van politieke obstructie door de sectorraden? Dat is overigens
iets wat ik vaker waarneem.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Die kwalificatie wil ik er niet
aan geven. Ik vond het gewoon een onverstandige uitspraak. Leiderschap
vergt ook dat je er heel goed over nadenkt wat je in de krant zet. Je
moet er namelijk op rekenen dat alles wat je doet op een hoog niveau
opvalt en zijn uitwerking heeft in het veld, waar het gebeurt. Voor ons
allemaal geldt dat wij buitengewoon zorgvuldig moeten zijn in onze
bewoordingen. Dat geldt in dit geval ook voor de voorzitter van de
VO-raad.

De heer Elias (VVD): Ik begrijp wel dat de intentie van de oproep van de
heer Biskop goed is om ervoor te zorgen dat er niet zo'n negatief beeld
bestaat over het Nederlandse onderwijs enzovoorts. Daarin zit een beetje
vervat dat het allemaal wel goed gaat. De ChristenUnie doet dat ook in
haar verkiezingsprogramma, want daarin staat: laat de scholen en de
leraren met rust, want dan komt alles vanzelf goed. Dat is een beetje
gemakzuchtig. Zolang één op de vier leraren op de havo geen
basisvaardigheden bezit, kun je toch niet zeggen dat het met ons
onderwijs wel op orde is?

De heer Biskop (CDA): Dit is een discussie over de vraag of het glas
halfvol is of halfleeg. Natuurlijk heeft de heer Elias gelijk. Ik heb al
twee keer gezegd dat er nog een heleboel te doen is in het Nederlandse
onderwijs. Iets wat goed is, kan natuurlijk beter. Er zijn plekken waar
het echt beter moet, maar het beeld waartegen ik mij verzet, is dat er
in het Nederlandse onderwijs helemaal niets goed gaat en dat het
Nederlandse onderwijs van labbekakkerigheid aan elkaar hangt. Daarom heb
ik expres gezegd dat ik iedere keer weer geniet van die paar maanden in
groep 3. Leerlingen komen dan zonder één letter te kunnen lezen,
binnen. In een paar maanden tijd lezen zij hun eerste boekjes. Docenten
hebben zich uit de naad gewerkt om dat voor elkaar te krijgen. De heer
Elias heeft dus gelijk dat er nog een boel te doen is, maar ik laat het
beeld niet ontstaan dat het één grote treurnis is in het Nederlandse
onderwijs.

De heer Elias (VVD): Dat ben ik met de heer Biskop eens. Ik ga gelijk
met hem op, als hij ook wil zien dat er feilen zijn die wij moeten
benoemen. Als je van een onderdeel van de onderwijswereld zegt dat dit
niet in orde is, moet zij zelf niet iedere keer gekwetst zijn en het
idee hebben dat zij als geheel wordt aangevallen.

De heer Biskop (CDA): Wij worden vrienden vandaag.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: De heer Van Dijk zei dat
minister-president Rutte een vraag over bureaucratie had doorgespeeld
naar OCW. Ik heb hier een flinke lel van een tekst, maar ik zal de Kamer
voor de zomervakantie een brief sturen. Dat zullen de staatssecretaris
en ik gezamenlijk doen. Ik kan mij voorstellen dat de leden in de brief
zullen lezen wat ik nu ga zeggen. Mag ik deze vraag afdoen met de
belofte dat er een brief ligt voor de zomervakantie?

De heer Jasper van Dijk (SP): Ja, maar ik vind het wel spannend. Kan de
minister niet een klein beetje van de kern of een cliffhanger geven?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Nu probeer ik een beetje
efficiënt om te gaan met de tijd, voorzitter. Wat gaat de minister doen
aan het tegengaan van bureaucratie? Ik ga er even goed voor zitten. Wij
werken langs drie sporen. Het eerste spoor is minder en betere regels.
Daarmee zijn wij al langer bezig. Dit is overigens een gezamenlijke
verantwoordelijkheid van de Kamer en de regering. Het behelst het
terugdringen van de administratieve lasten. Dat is heel belangrijk. In
de afgelopen jaren hebben wij dat voor 45% weten te doen. De beleefde
regeldruk is het tweede spoor. Daarvoor hebben wij de afgelopen tijd een
onderzoek gedaan. Daarvoor worden ook nog gesprekken gevoerd. Wij
proberen de Kamer daarover voor de zomervakantie, en als dat niet lukt
na de zomervakantie, te informeren. Het derde spoor zijn andere actoren.
Dat zijn bijvoorbeeld andere ministeries of het is in het kader van de
arbeidsomstandigheden et cetera. Van de administratieve lasten komt
namelijk 40% van OCW. De goede rekenaar weet dan dat 60% van elders
komt. Tot slot is het volgende heel relevant. Scholen moeten zelf ook
nadenken over hun administratieve lasten. Daarover willen wij natuurlijk
spreken met scholen. Niet alles wat bedacht is op school, komt van het
ministerie. Wij komen met een brief langs die lijnen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik dank de minister daarvoor. Ik wacht de
brief met spanning af. Als dit werkelijk de reactie is op de toezegging
naar aanleiding van het debat van de premier met de heer Roemer, wijs ik
wel op het volgende. Deze twee personen hadden het ook over de
toetsgekte. Daarover waren zij het eens. Ook hadden zij het over de
schaalvergroting.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Daar kom ik nu op. Ik heb nog
een heel stapeltje.

De voorzitter: Ik nodig de minister uit om het kort en krachtig te
houden.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Het is van tweeën één. Of
mijn bondige voorstelletjes worden opgevolgd, of het verhaal wordt
langer.

	Het ging over het voorkomen van bureaucratie die ontstaat door een te
grote nadruk op toetsen. Ik denk dat toetsen niet hoeven te leiden tot
veel bureaucratie. Het toetsen, het volgen van een kind en vervolgens
het analyseren en het bijstellen van het beleid zijn gewoon belangrijke
punten die inherent zijn aan goed onderwijs. Daarom willen wij ook
opbrengstgericht onderwijs. Overigens hebben heel veel scholen daarom
een leerlingvolgsysteem, terwijl OCW daarop nooit echt heeft gedrukt. Ik
las vanochtend dat vrije scholen het Cito Volgsysteem hebben. Hoera! Het
is heel goed dat men dat overal oppakt en dat men ermee bezig is. Die
zorg heb ik dus niet zo. Ikzelf voeg een eindtoets toe -- daar sta ik
100% achter -- en een diagnostische toets die alleen benut wordt voor
het volgen van het kind zelf. Dat vind ik meevallen. Daaruit zie ik dus
geen bureaucratie ontstaan.

	Wat doe ik om ongewenste schaalvergroting tegen te gaan? Daarvoor is de
wet op de fusietoets heel belangrijk. Daarmee zijn wij op dit moment
volop bezig. Wij hebben inmiddels de eerste afwijzingen binnen. Dat is
zuur voor de scholen, want zij gaan vanzelf in hoger beroep om te
bekijken of zij toch nog wat verder kunnen komen.

	Hoe is de stand van zaken op dit moment en wat heeft het opgeleverd? Op
7 juni 2012 waren er 36 aanvragen, waarvan 1 buiten behandeling is
gesteld vanwege onvolledigheid. Er zijn 18 adviezen waarvan 6 niet
toetsplichtig. Dan zijn er 17 besluiten, waarvan 3 negatief. Er zijn nog
2 adviezen in behandeling door mijzelf. Dat is de stand van zaken. Dat
vind ik genuanceerd. Wij hebben een heel bevlogen commissie, die ik deze
week nog spreek. Ik merk dat wij buitengewoon scherp zijn op deze
materie.

	Dan kom ik op de 1040 urennorm. Ik heb eigenlijk al gezegd dat ik
daarover een heel plezierig, scherp en goed debat heb gehad gisteren in
de Eerste Kamer. Ik wacht nu heel deemoedig de stemming af die dinsdag
zal plaatsvinden. Ik kan nog heel lang of kort over de 1040 urennorm
praten. Die is ontstaan met een democratische meerderheid in de Tweede
Kamer en was nodig omdat anders de rest van het voorstel niet zou
doorgaan. Gisteren heb ik vastgesteld dat 90% van het wetsvoorstel
volledig aansluit bij datgene dat Clemens Cornielje had bedacht. Dat
werd niet weersproken. De GroenLinks-woordvoerder in de Eerste Kamer zei
dat het een zeer uitgebalanceerd en gewogen advies is. Daarvan heb ik
90% weten overeind te houden in het wetsvoorstel, maar 10% heb ik
aangepast. Dat wilde ikzelf niet, hoewel ik wel voorstander ben van een
pittige urennorm. Ik had mij namelijk graag gehouden bij het evenwicht,
maar ook voor een minister is democratie werkelijkheid. Dat is maar goed
ook.

	De bezuinigingen op het passend onderwijs zijn teruggedraaid, niet ten
dele maar volledig. Er worden echter nog steeds mensen ontslagen. Ik heb
alle scholen geïnformeerd dat het passend onderwijs geen aanleiding is
om te ontslaan. Het kan zijn dat scholen dit om andere redenen doen,
bijvoorbeeld vanwege krimp, en dat zij te lang hebben gewacht om daarop
te anticiperen. Wij zien ook bij mbo-instellingen dat er dan opeens veel
mensen uit moeten. Dat is moeilijk. Ik heb aangegeven in de brief dat
scholen erop moeten letten dat een aantal zaken zal verschuiven naar het
samenwerkingsverband. Wij brengen niet een pot met mensen over maar een
pot met geld, zodat men de ruimte heeft. In dat licht kan het
bijvoorbeeld rond de ambulante begeleiding zijn dat er in the end toch
ontslagen zullen vallen, nadat wij met de bonden goede en zorgvuldige
regelingen hebben afgesproken. Dit is om scholen de ruimte te geven om
het op hun eigen manier in te vullen. Dat beogen wij met passend
onderwijs.

	De wachtlijsten zouden verdwijnen, maar de wachtlijsten zijn in 2009
voor het laatst gemeten. Hoe weet je welk probleem je oplost? Dat wil ik
gaan doen met de Evaluatiecommissie passend onderwijs. Er komt een
nulmeting voor de evaluatie van het passend onderwijs. Hierin zullen ook
de wachtlijsten worden meegenomen. Op basis hiervan zal na invoering
vanaf 2014 worden nagegaan hoe dat verloopt. Dan kunnen wij goed de
vinger aan de pols houden, beter dan dat wij nu doen via de
REC-informatie die wij hebben op allerlei manieren.

	Hoe zit het met het toezichtskader van de inspectie? Dat ontwikkelt de
inspectie in samenspraak met het veld. Zij verwacht het
concepttoezichtskader eind dit jaar te hebben. In 2013 zullen er pilots
plaatsvinden om het uit te proberen. Het zal risicogericht toezicht zijn
op de samenwerkingsverbanden, waarbij met name de taakverdeling tussen
scholen en samenwerkingsverbanden scherp bekeken zal worden. Natuurlijk
vallen er leerlingen tussen wal en schip. Ook dat is een belangrijk
punt. Als dat niet goed gaat, zal de inspectie daarop dieper ingaan,
zoals zij dat bij scholen ook doet. Eerst komen de resultaten en
vervolgens gaat zij de diepte in. Dat is op dit moment de stand van
zaken.

	De situatie ten aanzien van de topinkomens, die de heer Van Dijk
beschrijft, betreur ik ook. Formeel heb ik de afspraak gemaakt, hoewel
mijn rechtsvoorganger die feitelijk heeft gemaakt. Ik heb geen poot om
op te staan. Wij maken dit soort afspraken niet meer. Het kon wel
volgens de Wopt maar het kan straks niet meer in het kader van de WNT.
Wij doen het ook niet meer. Ik heb daarover heel heldere afspraken
gemaakt met de sg. Als degene die de afspraak gemaakt heeft, in ieder
geval als rechtspersoon, kan ik die nu niet ongedaan maken. Dat gaat bij
de rechter echt de bietenbrug op.

	De heer Van Dijk vroeg hoe het zit met het bestuur en de schaalgrootte.
De cijfers waarover de heer Van Dijk spreekt gaan over het vo. In het po
is er niet echt een relatie tussen schaalgrootte en kwaliteit. Wij zien
hoogstens dat de kwaliteit op heel kleine scholen procentueel minder is
dan op heel grote scholen. In het voortgezet onderwijs zien wij bij
grotere scholen wel meer problemen, maar wij zien ook een verbetering.
Dat is te lezen in het Onderwijsverslag op pag. 107-108.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik dank de minister voor deze vlotte
beantwoording. De minister beantwoordde ook wat vragen die ik helemaal
niet gesteld heb, zoals die over het toezichtskader. Ik vond het
buitengewoon interessant.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik wil de heer Van Dijk altijd
goed informeren! Dat vind ik heel belangrijk.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik kijk ook even naar de staatssecretaris.
Ten aanzien van de schaalverkleining noemde de minister allerlei
fusieaanvragen en had zij het over de voortgang daarvan. Zijn die
openbaar? Kan de Kamer die zien? Hoe staat het met het voorstel om
defusie mogelijk te maken? Daarvoor is volgens mij een wetsvoorstel in
de maak.

	Ook dank ik de minister voor het antwoord over de salarisaanpassing bij
de meneer bij DUO. Ook hierbij kijk ik naar de staatssecretaris, want
hij heeft weleens eerder geld teruggevorderd toen geld ondoelmatig was
besteed, als ik het goed heb. Hoe zit dat bij deze persoon? Kan dit bij
hem op die grond gebeuren?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik kan moeilijk geld
terugvorderen van mijn eigen organisatie. Dat is natuurlijk de situatie
die ontstaat. Als er nog een hogere macht was boven mij, zou dit
ongetwijfeld worden weggehaald, maar dat is niet gebeurd. Bij de scholen
kunnen wij het wel doen en dat hebben wij dus ook gedaan, wanneer dat
nodig was. Scholen weten overigens al heel lang de regels. De heer
Plasterk heeft al helder gecommuniceerd waaraan zij moeten voldoen. In
dit geval is het gewoon fout gegaan. Ik kan het niet anders zeggen. Geld
van mijzelf terugvorderen is dus heel lastig.

De heer Jasper van Dijk (SP): Zou het van de persoon kunnen? Of kan dat
pas met de WNT?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dan loop je ertegenaan dat de
rechtspersoon van de minister deze afspraak heeft gemaakt. Dezelfde
rechtspersoon kan dan niet vervolgens zeggen dat hij het niet meer wil.
De rechter zal dat niet accepteren.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik had nog naar de fusietoets gevraagd.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Het lijkt mij goed dat de
staatssecretaris dat meeneemt. In het mbo zien wij het op het ogenblik
gebeuren.

De heer Jasper van Dijk (SP): De minister noemde een lijstje waarop te
lezen is hoe het ervoor staat met de fusies. Is dat openbaar?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ja, dat zijn openbare
beslissingen.

De heer Jasper van Dijk (SP): De Kamer kan die dus ook zien.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ja, de Kamer kan die ook zien.

De voorzitter: Dat zoeken wij uit. De minister komt hierop in tweede
termijn terug.

**

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dank voor het compliment van de
vlotte beantwoording.

	Dan kom ik bij de VVD. De heer Elias bracht naar voren dat de
Rekenkamer constateert dat veel gebruikte informatie in het jaarverslag
niet actueel is. Ik benadruk dat in het onderwijsveld over het algemeen
geen snelle resultaten te behalen zijn. Het kost tijd om slagen te
maken. Als wij iets kunnen melden over zwakke scholen et cetera, zullen
wij absoluut niet nalaten om zo veel mogelijk actuele informatie te
geven. Het effect van het beleid kost echter vaak meer tijd. Wij
proberen via de publicaties wel kerncijfers bekend te maken, namelijk in
Trends in Beeld. Die komen altijd mee met de stukken voor Prinsjesdag.
Daarin proberen wij de informatie scherp te geven aan de Kamer, zodat
zij op die manier up-to-date is. Mijn ervaring met deze commissie is dat
zij zelf veel informatie opvraagt. De leden krijgen dus heel veel
brieven van mij. Die bespreken wij ook heel uitgebreid. In de loop van
het jaar is er veel actuele informatie op tafel. Ik heb het gevoel dat
de Kamer buitengewoon scherp en controlerend bezig is. Dat is een
compliment aan de commissie.

	Ten aanzien van de bedrijfsvoering bestond er zorg over de
onvolkomenheden. Die zijn van drie naar zes gegaan. Nul is het
allerbeste. Ik weet zeker dat de heer Elias streeft naar het optimum.
Dat vind ik een buitengewoon goed streven dat mensen op scherp zet.
Overigens geeft de Algemene Rekenkamer aan dat het financieel beheer is
verbeterd, maar dat het nog onvoldoende is. Het moet dus nog beter. Een
aantal zaken is echt de goede kant op gegaan, maar er blijft vaak iets
liggen. Dat is niet alleen bij OCW het geval, maar eigenlijk ook bij
alle andere departementen.

	Mijn grote aandacht gaat uit naar de inkoop. Daar is de verbetering
echt zichtbaar geworden. Die is echter nog onvoldoende; het moet nog
sterker. Wij besteden veel extra aandacht aan centraal toezicht. Dat
heeft de Algemene Rekenkamer ons aanbevolen. We doen dus echt wel wat de
Rekenkamer ons adviseert. Het blijft echter mensenwerk. Ik ben het ermee
eens dat we hier nooit genoegen mee moeten nemen en dat we eraan moeten
blijven werken. Dat doen we ook.

De heer Elias (VVD): Wil de minister misschien concrete verbetercijfers
noemen in plaats van alleen brave intenties uitspreken?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat doe ik dan even, als het
mogelijk is, in de tweede termijn.

	Voorzitter. Ik kom op de vragen van de heer Çelik. Hij heeft een
beleidsmatig verhaal verteld. Hij maakt zich zorgen over de kansen van
jongeren. Hij vroeg of jongeren in het middelbaar beroepsonderwijs in de
toekomst dezelfde kansen krijgen als hij heeft gekregen. Jazeker. Ook
met de bekostiging volgens de cascade -- ik weet dat de heer Çelik
daarover goed geïnformeerd is -- wordt aan jongeren alle kansen
geboden. Als het kan, willen we jongeren wel gelijk in de goede
opleidingsstroom zetten. Dat scheelt uiteindelijk jaren. We willen ook
efficiënt met belastinggeld omgaan. Dat heeft de heer Çelik zelf ook
gezegd.

	Er werd beweerd dat kinderen in het voortgezet onderwijs duur zijn. Ik
pleit voor het behoud van gratis schoolboeken. Er wordt hier
verschillend over gedacht. De maatregel voor gratis schoolboeken is nog
niet zo lang geleden ingevoerd, maar is een enorme steun in de rug voor
ouders. Ik ben benieuwd hoe het straks op dit punt zal gaan bij de
verkiezingen.

	Kan de klachtenafhandeling niet worden gedifferentieerd naar onderwerp
in de jaarverslagen? Het is een sympathiek idee, maar wij willen onze
scholen wel administratief een beetje ontlasten. Het zou weer iets zijn
wat erbij komt. Op de vraag van de heer Van Dijk heb ik net geantwoord
dat we de administratieve lasten zo veel mogelijk willen terugdringen.
Als ik dit soort dingen vraag, betekent dat toch weer een bladzijde
erbij. Wil het echt zinvol zijn, dan moet je namelijk een hele
beschrijving geven. We zorgen dan toch voor meer administratieve
lastendruk voor de scholen. Dat wil ik voorkomen.

	De top vijf is absoluut nog onze wens; daar moeten we voor blijven
gaan. Het kabinet trekt zich de motie van de PvdA hierover aan. Wij zijn
nog steeds gehecht aan lumpsum, omdat scholen daarmee "in hun kracht
worden geplaatst" om het zelf te doen. De OESO meldt dat wij het
daardoor beter doen met de euro dan andere landen. Die vrijheid van
besteding is dus erg belangrijk.

	Daarmee heb ik de vragen beantwoord.

De voorzitter: Dan gaan we nu over naar de antwoorden van de
staatssecretaris in eerste termijn.

**

Staatssecretaris Zijlstra: Voorzitter. Ik zal de vragen per Kamerlid
beantwoorden.

	De heer Beertema zei dat in het kader van de examinering in het hbo en
het rapport Vreemde ogen dwingen van de commissie-Bruijn een positieve
ontwikkeling te zien is. Dat zien wij ook. De HBO-raad heeft gemeld dat
die het advies zal overnemen en de implementatie zal oppakken. Als de
HBO-raad ons duidelijk maakt op welke wijze dat zal gebeuren, zal ik dat
communiceren naar de Kamer. Het is namelijk belangrijk om de kwaliteit
in het hoger onderwijs nog verder te waarborgen.

	Ik heb nog één punt en dan ben ik klaar met de beantwoording van de
vragen van de heer Beertema. Hoe gaat het met de motie-Beertema (31288,
nr. 225) over twaalf uur? Daarmee gaat het heel goed; die wordt
uitgevoerd. In de prestatieafspraken die wij maken met instellingen voor
hoger onderwijs zit de vereiste van twaalf uur. Men komt tegemoet aan
alle ingediende prestatieafspraken. Sterker nog, vele presteren zelfs
hoger.

De heer Beertema (PVV): Ik dank de staatssecretaris voor de
beantwoording. Hij is een heel blijmoedig mens, want hij begrijpt uit
mijn woorden dat ik heel erg positief ben over het rapport Vreemde ogen
dwingen. We zijn er echter nog volop naar aan het kijken. We hebben een
positieve grondhouding, maar wij hebben absoluut nog wel wat op te
merken.

Staatssecretaris Zijlstra: Je kunt dit vergelijken met een Fries die
zegt "it koe minder". Als de heer Beertema zegt dat hij een positieve
grondhouding heeft, dan word ik daar al optimistisch van.

	Ik feliciteer de heer Biskop met het feit dat zijn
initiatiefwetsvoorstel gisteren door de Tweede Kamer is aangenomen. Het
is heel goed als Kamerleden erin slagen om dat soort zaken voor elkaar
te krijgen. Ik hoop voor de heer Biskop dat de Eerste Kamer een beetje
opschiet.

	De heer Biskop stelde een vraag over de terugloop van het aantal
leraren. Er dreigt een tekort. De leraren stromen nu voor een deel al
uit. Voor het zomerreces zal ik de Kamer een brief sturen over nieuwe
cijfers op het gebied van lerarentekorten, wat we daaraan kunnen doen en
welke mogelijkheden en onmogelijkheden er zijn op dat punt. Ik zal
daarin ook ingaan op de vraag hoe je ermee kunt omgaan dat er heel kort
sprake is van de mogelijkheid dat leraren uitstromen, terwijl je ze over
een paar jaar weer nodig hebt. Dat is een terecht punt. Het zou een vorm
van kapitaalvernietiging zijn als mensen nu weggaan en je over twee of
drie jaar nieuwe mensen moet laten instromen.

	De heer Biskop vroeg hoe het zit met de pabo's. Het gaat namelijk ook
om nieuwe instroom in de toekomst. Hij vroeg naar de teruglopende
leerlingenaantallen. We moeten er rekening mee houden dat het hierbij
gaat om voorlopige cijfers. Voorlopige cijfers kunnen in daadwerkelijke
situaties weleens enorm anders uitvallen. Ik geef hier een voorbeeld
van. Vorig jaar was er veel commotie over het hoge aantal
vooraanmeldingen van buitenlandse studenten. Er zou sprake zijn van 38%
groei. Uiteindelijk was de groei nog geen procent. Ik wil daarom wachten
met conclusies totdat de definitieve cijfers er zijn. Wij hebben
inderdaad veel discussies gevoerd over de kwaliteit van het onderwijs en
over zaken als het aanscherpen van de vereisten voor de pabo's. Dat
zorgt ervoor dat de beeldvorming niet per definitie positief is. Dat
brengt absoluut het risico met zich dat mensen wat minder snel het vak
durven in te stappen. De bewindspersonen en de Kamer moeten, ook bij de
maatschappelijke discussie hierover, in de gaten houden dat er sprake
kan zijn van een selffulfilling prophecy als zaken vaak genoeg negatief
naar voren worden gebracht. Zowel de Kamer als het kabinet zien echter
ook positieve ontwikkelingen. Ik hoop dat het omhoogschroeven van de
eisen zich zal vertalen in een hogere status van het beroep. Ik hoop dat
men in de toekomst meer interesse zal krijgen voor dit beroep. We
wachten de definitieve cijfers af.

	De heer Çelik vroeg hoe het zit met de cao. De heer Dijsselbloem heeft
hierover een motie ingediend, die vervolgens is aangenomen. Die motie is
helder. Wij voeren haar uit. Er is nu wel een nullijn voor twee jaar. In
de motie staat dat er in principe niet overgedragen hoeft te worden als
er geen financiële ruimte is. Ik maak daar wel een kanttekening bij. Ik
ga in die lijn mee, maar wat mij betreft staat de deur open als beide
partijen in de sector, dus werkgevers en werknemers, gezamenlijk aan de
overheid duidelijk maken dat zij bijvoorbeeld in een tripartite
samenstelling willen bekijken hoe het zit met primair en secundair. Ik
vind het namelijk belangrijk om dit vanuit het veld te faciliteren, maar
dit gebeurt alleen als het veld zelf, zowel werkgevers als werknemers,
het willen. Als dit het geval is, zal ik het melden aan de Kamer. Als de
werkgevers of de werknemers zeggen dat dit aan hen niet is besteed, zal
ik de motie van de Kamer gewoon uitvoeren.

De heer Çelik (PvdA): Ik heb begrepen dat de AOb tegen is. Ik ben
namelijk nagegaan hoe men hierover denkt. Ik neem kennis van de reactie
van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Zijlstra: Het is mij nog niet bekend of men hiertegen
is of dat men vindt dat het per se moet. Ik wacht dus af wat het veld op
dit punt te melden heeft.

	Voorzitter. Ik kom op de vragen van de heer Van Dijk. Ik denk dat ik
ook namens de minister kan zeggen dat wij teleurgesteld zijn over het
feit dat wij ons goede beleid slechts één volledig jaar konden
uitvoeren. Wij hebben gelukkig toch veel zaken bereikt, zoals ook de
heer Çelik zei.

De heer Elias (VVD): Dit is meer een vraag voor de heer Beertema.

Staatssecretaris Zijlstra: Debatten in de Kamer gaan tussen Kamerleden.
Ik wil hier verder niet op ingaan.

De heer Jasper van Dijk (SP): De VVD heeft heimwee naar de PVV.

De heer Elias (VVD): Nee, ik refereerde aan het weglopen van de heer
Wilders en de vraag waardoor dat kwam.

De heer Beertema (PVV): Wij zijn niet zozeer weggelopen; de VVD is
blijven zitten.

De voorzitter: We stoppen met deze discussie. Iedereen heeft zijn kans
gehad. De staatssecretaris gaat verder.

**

Staatssecretaris Zijlstra: Dat lijkt mij verstandig.

	Voorzitter. De heer Van Dijk vroeg hoeveel geld er gaat naar
bijscholing. Hij ging ervan uit dat ik dat niet weet. Ongeveer 1,4% van
de loonsom is bestemd voor bijscholing, 80% van de scholen heeft een
nascholingsplan en 96% van de leraren neemt deel aan
nascholingsactiviteiten zoals cursussen, coaching, teamscholing en
dergelijke. Desondanks zien we dat leraren onvoldoende beschikken over
een aantal basisvaardigheden en complexere vaardigheden; daar is het
Onderwijsverslag buitengewoon helder over. Daarom hebben wij
prestatieafspraken gemaakt met de PO-Raad en de VO-raad, bijvoorbeeld
over het omgaan met verschillen. Dat is heel belangrijk. Het omgaan met
verschillen is namelijk een van de competenties die onvoldoende worden
beheerst. De heer Biskop gaf een mooi voorbeeld over hoogbegaafde
leerlingen. Dat heeft ook te maken met het omgaan met verschillen. Daar
is dus heel sterk op ingezet. In de prestatieafspraken ligt ook helder
vast welke doelen er bereikt moeten worden. Het gaat dus niet alleen om
mooie intenties, maar ook om afrekenen aan het eind van de streep. Een
en ander zal dus moeten gebeuren.

	De beroepsgroep heeft hierin een belangrijke verantwoordelijkheid.
Daarom vindt het kabinet het zo ontzettend belangrijk dat bijvoorbeeld
het lerarenregister vanuit de beroepsgroep wordt opgezet. Pas als de
beroepsgroep het niet oppakt, zal er, wat het kabinet betreft, een
publieke regeling moeten komen. De beroepsgroep moet gewoon zelf een
register opzetten. Zij moet dat serieus oppakken net zoals de
gezondheidssector dat heeft gedaan. De beroepsgroep zal bijscholing en
nascholing moeten regelen en zal moeten bekijken hoe dat zich vervolgens
vertaalt in personeelsbeleid. De beroepsgroep moet zelf zorgen voor
intervisie en peer review, dus de deuren van het klaslokaal moeten open
en collega's moeten van elkaar leren. Dat maakt het interessanter. Ik
ben er heilig van overtuigd dat een leraar veel meer wordt gemotiveerd
als hij met zijn collega's een wisselwerking heeft. Een persoon ervaart
minder werkdruk -- hiervoor zeg ik sorry tegen de inspectie -- als hij
aan zijn collega moet melden wat hij doet en niet doet in plaats van aan
een inspecteur. Er is dus ook een wisselwerking: als we dat goed
oppakken, waar de inspectie enorm bij kan helpen, dan is er ook veel
minder druk van de inspectie nodig, want de beroepsgroep doet het dan
zelf. Daar heeft het kabinet sterk op ingezet. De beroepsgroep moet
daarin echt nog steeds een slag maken. Een aantal politieke discussies
zijn van tafel verdwenen, of je daar nou blij mee bent of niet. Ik hoop
dat dit ertoe zal leiden dat de beroepsgroep en de bonden, die daar een
rol in spelen, ook echt die verantwoordelijkheid zullen oppakken. Als
men namelijk denkt dat de overheid dit moet doen, dan ben ik bang dat
het niet gaat lukken. De mensen in het onderwijs zelf moeten dat
oppakken. Schoolleiders spelen daar een belangrijke rol in. De minister
zei al dat we daarom bij die extra investering van 75 mln. zo veel
nadruk leggen op schoolleiders. Dat hele pakket moet ervoor zorgen dat
het werkt.

	Een van de zaken die even van de agenda af is, is de prestatiebeloning.
De heer Van Dijk vroeg of het klopt dat er nog twee experimenten lopen.
Dat klopt, want wij zijn al met twee experimenten gestart. Daar zijn
middelen voor uitgegeven. Die experimenten zullen voor de loop van dit
jaar netjes worden bekostigd, want afspraak is afspraak. Ik heb ervoor
gekozen om geen nieuwe experimenten op te zetten, omdat er geen
langjarige financiering is. Het heeft weinig zin om voor één jaar
experimenten op te starten, waar ik op zich nog wel financiële middelen
voor had, en dan na een jaar te moeten stoppen. Wij hebben de
prestatiebeloning neergezet als experiment om à la het advies van de
commissie-Dijsselbloem uiteindelijk evidence-based het besluit te kunnen
nemen of prestatiebeloning wel werkt of niet. Daarom hebben wij
experimenten opgezet. Ik vind het jammer dat dit is verdwenen, maar dat
is gewoon de politieke werkelijkheid. Het had namelijk enorm geholpen
als we goed zouden onderzoeken wat wel en niet werkt en als we op basis
van feiten politieke conclusies hadden kunnen trekken in plaats van op
basis van beelden. Helaas is de situatie zoals die is. We zullen zien
wat de toekomst brengt.

	Er werd een vraag gesteld over het vorderen van geld. Wij vorderen geld
terug bij DUO en vervolgens komt het bij onszelf weer op het bordje. Ik
kan terugvorderen bij hogeronderwijsinstellingen. Dat doe ik ook
consequent. Op dit punt is het echter moeilijk.

	De wet inzake defusie is in de maak. Pabo Thomas More wordt als
zelfstandige entiteit afgesplitst van de Hogeschool Leiden. Dat kon
wettelijk niet. Naar aanleiding daarvan wilden wij het wettelijk
mogelijk maken. Wij vonden dat er meer moet kunnen. Die wet is in
ontwikkeling. Er zitten nog allerlei prachtige haken en ogen aan. Het
wetsvoorstel wordt echter naar de Kamer gestuurd, maar dat lukt niet
voor de zomer. In het najaar zal het na advisering van de Raad van State
en dergelijke het traject ingaan.

	De heer Elias stelde een vraag over de cultuurverandering. Die is op
dat punt nodig.

	Er werd gezegd dat te veel leraren basisvaardigheden missen. Dat is
waar. Daarom hebben wij de prestatiebox ingezet en nadere afspraken
gemaakt. Dit moet namelijk beter. Een van de belangrijkste punten
daarbij, misschien wel de allerbelangrijkste, is opbrengstgericht
werken. Dat geldt niet alleen voor de onderkant -- daar is veel aandacht
voor -- maar ook voor de bovenkant. De heer Biskop gaf daar voorbeelden
van. We moeten veel meer halen uit excellente leerlingen in Nederland.
Zij moeten de mogelijkheid krijgen om gedurende hun hele schoolloopbaan
uitgedaagd te worden en met een goed gevoel van school af te gaan en
niet af te haken omdat ze onvoldoende worden uitgedaagd.

	Het kabinet besteedt serieus aandacht aan toezicht. Als universiteiten
bijvoorbeeld nieuwe leden van de raden van toezicht voor benoeming
voordragen, dan nodig ik die mensen in veel gevallen uit om eens te
komen praten over de wijze waarop ze denken toezicht te houden en over
tijdsbesteding en dergelijke. De rol van de toezichthouder is namelijk
buitengewoon belangrijk. We hebben een aantal voorbeelden gezien waaruit
blijkt dat toezicht onvoldoende wordt opgepakt. De algemene
universiteiten en de bijzondere universiteiten zullen gezamenlijk een
profiel opstellen. Dit is een beetje conform de motie van de heer De
Rouwe. Dit kan natuurlijk ook in andere vormen van onderwijs. Daar is de
sector zelf grotendeels aan zet. De vrijheid van onderwijs strekt zich
uit naar bijzondere instellingen. In het hoger onderwijs zijn
bijvoorbeeld alle scholen bijzonder. Dat is op zichzelf ook bijzonder.
Het zal echter vanuit de sector zelf moeten komen. De HBO-raad heeft
daar met de Code Goed Bestuur lijnen voor uitgezet en gezegd dat veel
scherper te willen neerzetten. De sector is zich er dus steeds meer van
bewust dat het beter moet.

	Ik deel de mening van de heer Elias dat er te veel voorbeelden zijn
waarin -- de minister zei het goed -- de onderlinge verhouding tussen
het college van bestuur en raad van toezicht wat amicaal is, terwijl er
enige distantie moet zijn. Ze moeten goed samenwerken, maar de raad van
toezicht houdt toezicht, ook namens de regering. Als het daar misgaat,
dan moet de staatssecretaris of de minister namelijk aan het parlement
uitleggen waarom het misgegaan is. Dat willen wij zo veel mogelijk
voorkomen. We moeten overigens niet de illusie koesteren dat er nooit
meer een incident zal zijn. Er zijn ontzettend veel
onderwijsinstellingen. De minister zei het zo mooi: het is mensenwerk.
Tegen slechte mensen is geen systeem opgewassen. Af en toe zit er
weleens iemand op een plek die daar misschien beter niet had kunnen
zitten.

	Ik kom op de klachten van studenten over de dienstverlening van DUO.
Dit onderwerp komt elk jaar voorbij. Er zitten absoluut gerechtvaardigde
klachten tussen, maar grosso modo is het dienstverleningsniveau van DUO
in de loop der jaren steeds verder verbeterd en neemt het aantal
klachten af. De intensiteit van de klachten is ook afgenomen. Dat laat
onverlet dat ook daar af en toe dingen mis gaan.

	De heer Elias vroeg ook naar onvolkomenheden. Dat betreft grotendeels
administratieve fouten bij DUO. Er zijn echter in geen geval onjuiste
bedragen uitgekeerd. Er zijn ook geen bedragen uitgekeerd aan
instellingen die daar geen recht op hadden. Dat is dus een
geruststelling. Ook hierbij geldt echter dat een aantal zaken ter
verbetering moeten worden opgepakt. Daar zijn wij het gesprek over
aangegaan met de verantwoordelijken binnen DUO.

	Ik dank de heer Çelik voor de complimenten. De €8000 voor leraren
die doorstuderen …

De heer Elias (VVD): Is de staatssecretaris klaar met de beantwoording
van de vragen over DUO?

Staatssecretaris Zijlstra: Ik was daarmee klaar.

De heer Elias (VVD): Ik had gevraagd waarom de minister of de
staatssecretaris niet heeft gereageerd op de kritiek van de Rekenkamer
in het antwoord op pag. 13.

Staatssecretaris Zijlstra: Ik kijk met heel grote blauwe ogen naar de
heer Elias, omdat ik dat even niet paraat heb. Ik kom daar graag in
tweede termijn op terug.

	Ik zeg het volgende tegen de heer Çelik. De €8000 voor leraren kan
ik niet anders plaatsen dan dat het leraren betreft die een tweede
studie doen en die een eerste studie hebben gedaan die ook op het gebied
van lesgeven of zorg ligt. Tweede studies zijn volgens mij in 2009 naar
instellingscollegegeld gegaan. Vanuit onze verantwoordelijkheid voor
overheidssectoren, zorg en onderwijs, hebben wij gezegd: als mensen op
die gebieden een tweede studie willen volgen, ook gezien de
arbeidsmarkttekorten op dat gebied, betalen zij wettelijk collegegeld;
dat financieren wij. Dat geldt niet voor studenten die al voor de zorg
of het onderwijs een opleiding hebben gevolgd. Dan trek je namelijk geen
extra mensen naar de sector. Als je namelijk al een lerarenopleiding
hebt gehad, heb je dus al gebruikgemaakt van het wettelijk collegegeld.
De algemene regel is één bachelor en één master tegen wettelijk
collegegeld. Dat uitgangspunt passen wij in de volle breedte toe. Voor
bijscholing ligt er dus een verantwoordelijkheid voor scholen. Wij
hebben de lerarenbeurs verhoogd om in sommige gevallen op te vangen dat
het collegegeld omhoog is gegaan. Er zullen echter zeker gevallen zijn
waarin mensen een verhoogd collegegeld dienen te betalen. Dat kan ik
niet bestrijden.

Wij hebben het net al even over de beeldvorming gehad dat het lerarenvak
onaantrekkelijk zou zijn. Het betreft ook de nullijn. De heer Çelik
sprak daarover. Ik hoef er helemaal niet geheimzinnig over te doen: de
nullijn zal niet bevorderen dat meer mensen voor het vak van leraar
kiezen. Wij moeten het effect echter ook niet overschatten, gelet op de
intrinsieke motivatie van docenten. De salariscomponent is natuurlijk
belangrijk -- men gaat niet voor niets werken -- maar je ziet dat bij
heel veel docenten het salaris uiteindelijk van ondergeschikt belang is
in allerlei keuzes die zij maken. Je moet het vak alleen niet té
onaantrekkelijk maken. Dat doen wij ook niet, want de gehele
overheidssector staat op de nullijn.

Wij gaan door met het Actieplan LeerKracht van toenmalig minister
Plasterk. Dat actieplan voeren wij helemaal uit. De functiemix om
leraren die voor de klas staan meer doorgroeimogelijkheden te geven
blijft ook intact. Het lerarenvak is dus nog steeds een fantastisch
beroep. Je krijgt als leraar redelijk betaald. Zonder de nullijn zouden
leraren goed betaald krijgen. Dat geef ik toe, maar de rijksoverheid
moet keuzes maken. Ondanks die keuzes raad ik het iedereen aan om leraar
te worden, omdat de omgang met kinderen en het naar een hoger niveau
brengen van kinderen een van de dankbaarste zaken is waar je aan kunt
werken. Daar mogen wij op beleidsniveau aan werken in de Kamer en
leraren mogen daar in de praktijk aan werken. Ik kan iedereen aanraden
om daar voor te gaan.

De voorzitter: Ik constateer dat er nog één vraag onbeantwoord is
gebleven. Die had te maken met 153 klachten waar ten minste zeventien
mensen en vijf vicevoorzitters aan werken. De vraag was of dat niet
anders kon.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Die vraag kunnen wij niet
helemaal herleiden en dus ook niet goed beantwoorden. Wij ontvangen
daarover heel graag meer informatie van de heer Elias.

Een ander punt is de onvolkomenheid in het subsidiebeheer bij de Dienst
Uitvoering Onderwijs. In paragraaf 2.1.2 ga ik daar op in. De Algemene
Rekenkamer constateert fouten bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. Daarop
staat er: "OCW onderkent de bevindingen van de Algemene Rekenkamer. Om
de onvolkomenheid op te lossen wordt in 2012 een plan van aanpak
uitgevoerd. Hierin zijn interne maatregelen voor het verder verscherpen

van het toezicht nader uitgewerkt." Dat staat in de bestuurlijke reactie
in de achtergronddocumenten.

Tot slot kom ik op de vraag over de zes gevallen waarin het niet goed
gaat. Waar hebben wij het dan over? In drie gevallen gaat het niet goed
bij de inkoop: op het departement, bij de DUO en bij het Nationaal
Archief. Centrale inkoop was daarbij een van de aanbevelingen van de
Algemene Rekenkamer. Die aanbeveling is ook overgenomen door het
ministerie. In twee gevallen betreft het de beveiliging: het departement
en de DUO. In één geval betreft het subsidies, namelijk bij de DUO.

De voorzitter: Het antwoord op de vraag van de heer Elias komt eraan.
Dat wordt allemaal uitgezocht. Er volgt nog een tweede termijn.

Dit is het einde van de eerste termijn van de staatssecretaris en de
minister. Wij hebben zojuist geconstateerd dat er verder geen reactie
nodig is van de inspecteur-generaal, mede op basis van de vragen die de
leden hebben gesteld.

Wij gaan nu verder met de tweede termijn van de kant van de Kamer, met
spreektijden van twee minuten per fractie, inclusief het indienen van
moties. Dat is gebruikelijk.

De heer Beertema (PVV): Voorzitter. Ik dien geen moties in, maar ik wil
wel een aantal opmerkingen maken. Ik dank beide bewindslieden hartelijk
voor hun mooie, bondige beantwoording van al onze vragen. Dit
parlementaire jaar heeft voor de PVV één echte teleurstelling
opgeleverd, namelijk de onderbesteding aan onderwijshuisvesting. Wij
komen daar binnenkort nog op terug in een algemeen overleg.

	Ik kom nog even terug op de stokkende terugdringing van schooluitval in
de grote steden. Die terugdringing stuit op bepaalde grenzen. Er wordt
nu nagedacht over heel ingrijpende maatregelen, zoals de uitbreiding van
de leerplicht naar 23 jaar. Dat is heel interessant en zeer out of the
box gedacht. Ik geef de minister echter wel mee dat de rol van de
overheid z'n grenzen kent. Datzelfde geldt overigens voor de zegeningen
van het onderwijs. Iedereen heeft z'n talenten -- dat hoef ik een
gereformeerde natuurlijk niet vertellen -- maar niet iedereen gaat daar
even zorgvuldig mee om. Ik verwijs uit m'n hoofd naar het evangelie van
Matteüs; het talent dat begraven werd. In Lucas staat overigens een
mooie variant daarop, die ik ook kan aanraden. Wij moeten misschien
gewoon eens erkennen dat niet iedereen met z'n talenten woekert.

Het antwoord daarop moet niet een heel ingewikkeld proces van wetgeving
ten aanzien van volwassenheid en handhaving zijn, gelet op de kosten die
daarmee gepaard gaan en de opbrengsten die wij daarvan moeten
verwachten. Niet in de laatste plaats moeten wij ons realiseren welke
gevolgen het zal hebben voor scholen en leraren op roc's. Ik geef het je
namelijk te doen. Ik doe er nog geen uitspraken over, maar ik geef het
wel mee. Wij denken daar heel hard over na.

Ik heb nog een slotopmerking over de verwevenheid van de werelden van
bestuurders, politici en toezichthouders uit dezelfde denominatie en
politieke richting. Hoe oordeelt de staatssecretaris bijvoorbeeld over
de benoeming van een bekende ex-politicus die nu het onderzoek naar de
gang van zaken in het openbaar onderwijs in Rotterdam gaat leiden?
Uiteindelijk is dat wat ons betreft toch weer een slager die z'n eigen
vlees gaat keuren. Ik krijg daarover graag een oordeel van de
staatssecretaris.

De heer Biskop (CDA): Het volgende is een beetje teleurstellend. De heer
Beertema ging eerst in op de geringere terugloop van het aantal
voortijdige schoolverlaters in de grote steden. Daarna ging hij in op
het initiatief van CDA-wethouder Hugo de Jonge over leeftijdsverhoging
voor de kwalificatieplicht. De minister heeft gezegd naar dat voorstel
te willen kijken. Vervolgens zei de heer Beertema: daar zeg ik nog maar
niets over. Het is toch van tweeën één? Als hij werkelijk vindt dat
het aantal voortijdige schoolverlaters in de grote steden moet worden
teruggedrongen en er zo'n briljant plan op tafel komt, dan moet hij dat
toch met beide handen aangrijpen en daar achter gaan staan?

De heer Beertema (PVV): Ik waardeer de zorg van de heer Biskop over de
grote steden. Ik heb echter nog helemaal geen finaal oordeel
uitgesproken over de plannen van wethouder De Jonge. Ik heb alleen een
aantal zorgen met deze Kamer gedeeld die wij op voorhand al hebben. Het
gaat om een heel moeilijke groep. Ik verwijs zelfs de heer Biskop naar
Matteüs. Het verhaal over talenten staat daar niet voor niets in. De
overheid en het onderwijs stuiten op een gegeven moment op grenzen. Er
zijn tal van andere mogelijkheden om uitvallende jongeren later nog via
het vavo en dergelijke kansen te bieden. Misschien is dat veel
vruchtbaarder. Ik denk dat wij tegen een grote berg wetgeving en
handhavingskosten aankijken. Nogmaals, wij zadelen de scholen en vooral
de leraren die voor de klas staan met een heel moeilijke groep
leerlingen op. Waarschijnlijk zal het dus niet effectief uitpakken.

De heer Biskop (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister en de
staatssecretaris voor hun beantwoording van de vele vragen die zijn
gesteld. Ik ben heel blij dat de staatssecretaris zegt dat hij met een
brief komt over de leraren die er nu vervroegd uit moeten, maar die wij
straks weer hard nodig hebben. Hij gaat erover nadenken hoe wij dat
probleem moeten oplossen. Die brief wachten wij met belangstelling af.

	Wij steunen de opstelling van de staatssecretaris inzake de
decentralisatie van arbeidsvoorwaarden. Hij zegt: als het uit het veld
komt, zal ik er welwillend naar kijken. Dat is de opstelling van de
overheid die wij graag zien als het veld met iets komt.

	Ik heb nog een paar vragen voor de minister. Zij geeft aan dat
schoolleiders worden betrokken bij de inspectiegesprekken. De Algemene
Vereniging Schoolleiders geeft echter aan dat de schoolleider er in meer
dan 10% van de gevallen niet bij is. Dat is een zwaktebod. Het betreft
een uitlating van de heer Duif, voorzitter van de Algemene Vereniging
Schoolleiders. Graag zie ik dat er op dat punt actie wordt ondernomen.

	Ik dien nu de volgende motie in voordat ik tot een afsluiting kom.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het behalen van een vakdiploma van groot belang is
voor het succesvol deelnemen aan de samenleving;

constaterende dat jongeren met een diploma minder gemakkelijk hun baan
verliezen;

constaterende dat het voor sommige leerlingen helaas niet mogelijk is,
een volledige beroepsopleiding voldoende af te sluiten ondanks hun goede
resultaten in beroepsgerichte vakken;

overwegende dat het voor een werkgever van belang is, de
beroepsvaardigheid van een jongere beoordeeld te zien;

overwegende dat het van belang is, de beroepsgerichte vakken van een
gewaarmerkte certificering te voorzien;

verzoekt de regering, na te gaan wat de mogelijkheden zijn om te komen
tot een afzonderlijke waardering van de beroepsgerichte vakken binnen
een beroepsopleiding en de Kamer daarvan voor de behandeling van de
Onderwijsbegroting 2013 op de hoogte te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Biskop. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 9 (33240-VIII).

**

De heer Biskop (CDA): Met die motie wil ik een link leggen met een motie
die ik eerder samen met de heer Van der Ham heb ingediend. Die motie
ging over het invoeren van een meestertitel. Het uitgangspunt daarvan
was dat vakvaardigheden echt moeten worden gewaardeerd.

	Ik kom op de vragen van drie hoogbegaafde leerlingen. Zij vroegen
namelijk: mogen wij alstublieft in het basisonderwijs al voortgezet
onderwijs volgen of mogen wij op het voortgezet onderwijs alstublieft al
vakken volgen van de universiteit volgen die dan ook studiepunten
opleveren? Graag krijg ik daarop nog een antwoord. Alvast dank voor de
beantwoording namens Ilse van 9 jaar, Fenna van 10 jaar en Sterre van 10
jaar.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. De bewindslieden hebben hun
beleid toegelicht. Ik constateer dat het soms wel veel management by
speech is. Ik ben het met de staatssecretaris eens dat het initiatief
voor bijscholing bij leraren zelf vandaan moet komen. Dat is het beste.
Het is heel moeilijk om vanuit Den Haag te vertellen: u zult bijscholen.
Je blijft echter altijd met de lastige vraag zitten: wat als ze het niet
doen? Daarom vraag ik het volgende. Hoe beziet de staatssecretaris het
met name voor nieuwe leraren? Die worden namelijk nogal eens in de steek
gelaten als zij net op een school aan het werk zijn. Die leraren wil je
natuurlijk behouden.

	Dezelfde vraag kun je over het toezicht stellen. Daarbij is ook veel
sprake van management by speech. De minister gaat volgens mij nog een
tour doen, maar wat doe je als een raad van toezicht niet functioneert?
Daarover is gisteren toevallig een motie van mijn hand aangenomen.
Daarin vroeg ik om manieren te onderzoeken hoe je het bestuur kunt
verbeteren. Ik zie alleen maar uit naar de uitvoering daarvan.

	De minister zei dat de wachtlijsten voor het passend onderwijs pas
vanaf 2014 weer worden bijgehouden. Dat vind ik te laat en daarom dien
ik de volgende motie in.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de wachtlijsten in het speciaal onderwijs in 2009 voor
het laatst zijn gemeten;

overwegende dat het "passend onderwijs" als doel heeft elke leerling een
passende plaats in het onderwijs te bieden;

van mening dat hiervoor inzicht nodig is in de omvang van wachtlijsten;

verzoekt de regering, jaarlijks te rapporteren over de omvang van de
wachtlijsten in het speciaal onderwijs en de Kamer hierover te
berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 10 (33240-VIII).

**

De heer Jasper van Dijk (SP): Wat de SP betreft kan de regering niet
genoeg tegen schaalvergroting doen. Dat onderwerp hoeft helemaal niet
controversieel te worden verklaard. Als wij aan schaalverkleining gaan
werken, ben ik uw man. Ik zeg: fusietoets, opsplitsing, kleine scholen
bouwen en defuseren. Als een soort steun in de rug dien ik de volgende
motie in.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de schaalvergroting in het onderwijs is doorgeslagen;

verzoekt de regering, snel met een voorstel te komen waardoor het
mogelijk wordt dat een individuele school uit een groter schoolbestuur
kan stappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 11 (33240-VIII).

**

De heer Jasper van Dijk (SP): Het volgende dient ter ontspanning. Ik
doel op de verrassende, leerzame en onthullende kop in Trouw: Jongen
heeft baat bij goede les, meisje ook. Dit had het thema van de SP kunnen
zijn.

De heer Elias (VVD): Voorzitter. Nu de heer Beertema uit de Bijbel heeft
geciteerd, is het extra jammer dat de mannenbroeders van de heer Slob
vandaag afwezig zijn. De fractie van GroenLinks is ook niet aanwezig.
GroenLinks bestaat uit recidivisten, want vorig jaar waren zij er ook
niet. Toen ben ik daar ook over gevallen, omdat onze belangrijke
controlerende taak dan niet serieus wordt genomen. Ik kan het niet vaak
genoeg herhalen.

	Ik stel vast dat dit wetgevingsoverleg prima verloopt en binnen de drie
uur die daarvoor is gereserveerd is, klaar is. Dat zouden wij vaker zo
moeten doen.

	De minister zei dat zij veel waardering voor de inspectie heeft. Dat
ben ik met haar eens. De inspectie heeft een helder rapport afgeleverd,
waar de Kamer echt blij mee is. Wel vraag ik mij af of de
bureaucratische last voor het onderwijs niet onnodig groter wordt. Ik
bedoel daar het volgende mee. Er wordt vaak vanuit het onderwijs gepiept
dat er door de informatie-uitvraag van de inspectie te veel bureaucratie
ontstaat. Dat vind ik vaak overdreven of men wil gewoon niet dat er in
de keuken wordt gekeken. Als het simpeler zou kunnen, roep ik ertoe op
om daar nog eens goed naar te kijken. Het moet echter niet ten koste
gaan van de gegevens die op tafel moeten komen. Wij zijn zeer blij met
het rapport.

	Het is natuurlijk doodzonde dat dit kabinet niet door kan, gelet op het
enthousiasme van de staatssecretaris. Daarmee wil ik de minister niet
tekort doen, want zij kan er ook wat van. Ik doel op het lerarenbeleid
en de manier waarop de beroepsgroep in actie moet komen. Daarom is het
echt doodzonde dat dit kabinet niet verder kan. Volgens mij moeten wij
in de komende jaren "kapitaliseren" op de vijf actieplannen die met een
veel bredere steun in de Kamer zijn aangenomen dan je weleens zou denken
gelet op het politieke gekrakeel over het onderwijsbeleid.

	Het heeft zeer sterk onze instemming dat de inspectie scherp aan de
wind zeilt bij het informeren van scholen die het niet goed doen, en dan
vooral bij schoolleiders.

	Ik kom op het toezicht. De minister zei: papier is geduldig, maar de
mensen moeten het doen. Ja, maar als zij het echt niet doen moet je de
mensen vervangen; daar moet je dan voor pleiten.

	De minister zei iets over het driesporenbeleid voor de aanpak van
bureaucratie. Voor de zomer krijgen wij daarover nog een brief. Het ook
over de beleefde regeldruk. Ik vind het allemaal prima, als het maar
niet ellende zoals met de geluidsmetingen bij Schiphol oplevert. Het was
een pokkenherrie, maar de metingen wezen uit dat er geen overlast was.
Pas daar alstublieft voor op en neem serieus waar het veld over klaagt.

	Ik heb in tweede termijn ook nog een antwoord over de klachtencommissie
tegoed. Ik dank de bewindslieden alvast voor de antwoorden.

De voorzitter: De heer Çelik ziet af van een tweede termijn. Hebben de
bewindslieden de tekst van de moties al?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Nee, voorzitter. Maar ik begin
alvast met de beantwoording. Ondertussen komen de moties vanzelf wel
binnenstromen.

Voorzitter. We gaan het huisvestingsverhaal inderdaad nog eens overdoen.
Wij hebben er al een uitgebreid debat over gevoerd. Dat wil de heer
Beertema nu opnieuw doen met beide ministers. De Kamer kan er overigens
voor kiezen om dit keer alleen de minister van BZK uit te nodigen. Ik
heb er twee weken geleden namelijk al drie uur met de Kamer over
gesproken. Misschien is het goed om daar even op te wijzen.

Ik ga het voortijdig schoolverlaten in de grote steden onderzoeken. Er
zitten veel haken en ogen aan. Het verzoek is mij door de steden gedaan.
Ik wil de wethouders, die er hard aan trekken, zeker ook wethouder De
Jonge in Rotterdam, echt van dienst zijn. We hebben er eerder over
gesproken en het eerder bekeken. Juristen geven aan dat er best
mogelijkheden zijn, naast datgene dat wij al wisten. Ik wil het daarom
goed in kaart brengen. Dan kan een volgend kabinet bekijken of het er
iets mee doet.

Matteüs of Lucas; ik vind ze oprecht allebei prachtig. Het is heel
belangrijk dat je talenten benut en ontplooit. Ik heb er ooit eens een
heel mooie preek over gehoord van een pastoor in de katholieke kerk.
Mijn man is katholiek. Ik ben er elke dag blij mee. Met mijn man! Maar
ook met het feit dat hij katholiek is. Dat is heel goed voor
gereformeerde mensen. Je wordt er echt vrolijker van. Maar wat zei die
pastoor? Bij talent gaat het er niet om dat je coûte que coûte het
onderste uit de kan haalt om dat talent te ontwikkelen, maar dat je de
plicht hebt om niet bang te zijn om je talent te benutten. Ik vond dat
zo mooi. Veel mensen durven niet en geloven niet genoeg in zichzelf. Dat
is het verhaal van de talenten. Een heel mooi verhaal. Ik vind dit een
mooie gelegenheid om het aan u allen mee te geven. Het is namelijk de
enige preek die ik onthouden heb van een pastoor.

Via de pastoor kom ik vanzelf bij het CDA. De heer Biskop had het over
10%. Wat was dat precies?

De heer Biskop (CDA): Meer dan 10% van de schoolleiders zijn volgens de
Algemene Vereniging van Schoolleiders (AVS) niet betrokken bij het
nabespreken met de inspecteur.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: U citeert uit de enquête van de
AVS, neem ik aan. Precies kan ik het niet duiden, maar het kan zijn dat
het bestuursgesprekken betreft over specifieke zaken, bijvoorbeeld
financiën of een periodiek gesprek. Dat kan zijn. De inspectie heeft
een paar jaar geleden met warme instemming van het ministerie en de
bewindslieden besloten om het bestuur veel meer aan te spreken en bewust
te maken van zijn taak. In dat kader kan men dit type gesprek voeren.
Als er echt iets aan de hand is op de school, als de leidinggevende een
rol kan spelen en zelf het probleem niet is, is die erbij.

	De bureaucratische lasten van de inspectie zijn de afgelopen jaren met
30% gedaald. Dit betreft een punt van de heer Elias: let op dat je niet
te gedetailleerd bent. Doordat veel informatie via het Basisregister
Onderwijs en risicogericht toezicht beschikbaar komt, lukt het om steeds
meer informatie te verkrijgen zonder scholen te belasten. En men maakt
natuurlijk veel gebruik van de aanwezige middelen, zoals het
Geïntegreerd Jaardocument van het mbo, Vensters voor Verantwoorden. Het
po gaat zoiets ook ontwikkelen. Dat geeft de inspectie alle informatie
die ze moet hebben. Ze hoeft niet elke dag bij scholen langs om het
allemaal op te halen.

	De heer Biskop vraagt of de studiepunten meegenomen kunnen worden. Dat
is lastig. Ik weet dat scholen proberen om beter aan te sluiten. De drie
jonge dames -- 10 jaar, heel leuk en lekker pittig; goed dat ze er al zo
bovenop zitten -- hebben natuurlijk een punt. Ze moeten voldoende
uitgedaagd worden. Ik heb eergisteren geluncht met drie
examenkandidaten. Een van hen was een jongedame uit de omgeving van het
Gooi. Zij had een heel goed examen gedaan. Ik geloof dat ze summa cum
laude was geslaagd. Ze deed economie nog over. Ze had een acht, maar ze
wilde liever een negen halen. Heerlijk! Dat was een vak waarvoor ze geen
lessen had gevolgd, maar gewoon erbij had gedaan. Ik meen dat ze dat
gedaan had op de universiteit van Utrecht. Daar heeft ze extra
natuurkunde en dergelijke gevolgd. Ze kreeg daar een getuigschrift voor.
Het is al een kunst om in het voortgezet onderwijs de daar doorlopende
leerlijnen en klassen niet te zeer beperkend te laten zijn voor
leerlingen. We zijn er volop mee bezig. Ik kan mij goed voorstellen dat
alle ideeën die nu ontwikkeld worden rondom hoogbegaafdheid en
excellentie scholen gaan prikkelen. Als daar ideeën over zijn, zal ik
niet degene zijn die de deur sluit. Ik vind het belangrijk dat je
kinderen en jongeren blijft stimuleren. Ik kan echter nog niet heel veel
ideeën opnoemen, behalve dit punt. Het kostte deze jongedame anderhalve
dag per week. Ze werd echt uitgedaagd. Het hield haar gaande op het
voortgezet onderwijs. Ik vond dat een mooi voorbeeld. Het is voor de
jonge dames een mooi vooruitzicht dat het alleen maar meer zal zijn eer
zij ook in die fase zitten.

De heer Biskop (CDA): Sterre zit ondertussen met haar tien jaar in de
eerste klas van het gymnasium.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Prachtig. Het is toch mooi dat
dat kan? Ze moet wel goed opgevangen worden, want sociaal-emotioneel is
het vaak wel een ander verhaal. Maar men doet daar goede dingen mee. Ik
vind het mooi dat het gebeurt. De school neemt toch een risico en pakt
het op.

	De motie van de SP over het verbeteren van het bestuur is aangenomen.
Gefeliciteerd. Ik wil reageren op de motie en op de opting out, het pand
verlaten zonder dat het bestuur zelf kiest voor defusie. De heer Van
Dijk zegt dat scholen uit een bestuurlijk verband moeten kunnen
uittreden. Als een bestuur dat wil, kan dat eigenlijk in alle
onderwijssoorten. Ik wijs op het mbo. Het gebeurt straks bij Amarantis.
Ook in het voortgezet onderwijs kan het. Het gaat echter om de vraag of
de school het zelf, los van de wens van het bestuur, kan. Wij werken in
Nederland met bevoegd gezag. Het is wel vreemd dat je opeens iets
amputeert wat eigenlijk des bevoegd gezags is. Dat ten eerste. Ten
tweede: de motie was ingediend naar aanleiding van Amarantis. We zijn
bezig met een onderzoek naar Amarantis. Ik wil wijs beleid voeren en dat
onderzoek afwachten. Ik kan mij voorstellen dat daarna wordt ingegaan op
de motie en de punten die de heer Van Dijk naar voren brengt, namelijk
artikel 23 en bestuurlijke verzelfstandiging. Het volgende kabinet zal
dat doen. Dat zal dan ook reageren op de vraag die uit de motie
voortkomt. Ik wil de motie op korte termijn oppakken. De lange termijn
is dan aan onze opvolgers, al naar gelang wie dat dan zijn, wijzelf of
iemand anders.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dus u bent beschikbaar?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik heb daar nooit een geheim van
gemaakt. Ik vind dit werk heel leuk. Ik geloof echter dat ik op heel
veel andere plekken buitengewoon gelukkig kan zijn. Het gaat mij om
mensen, en die kom ik overal tegen. Maar goed, je weet maar nooit. De SP
kan het maar alvast weten; wie weet gaat zij straks de lakens uitdelen!

	Voorzitter. De nulmeting begint niet in 2014. We beginnen er eerder
mee. We willen in 2014 al een beeld hebben. De heer Van Dijk vraagt wat
de consequenties zijn van passend onderwijs. Dat is pas echt goed
ingevoerd in 2014. Dan kun je pas vergelijken. We beginnen wat mij
betreft eerder al met een monitor. Na de beantwoording van de
staatssecretaris kom ik hier graag op terug. De zaak moet echter eerst
ingevoerd worden, alvorens we tot een vergelijking kunnen komen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Mijn constatering is dat wachtlijsten in
het speciaal onderwijs niet meer gemeten worden. Daardoor mis je
informatie. Dat is de redenering achter de motie.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik vraag de inspecteur-generaal
te reageren.

Mevrouw Roeters: Voorzitter. Het klopt dat wij in 2009 voor het laatst
de wachtlijst gemeten hebben. Daarmee is gestopt omdat er zo weinig
beweging in zat en steeds zo kort was. Vervolgens is het opgenomen in
het risicogerichte toezicht. Als er signalen zijn rond de
expertisecentra, nemen we dat mee. De nulmeting van het Expertisecentrum
Beroepsonderwijs vindt dit najaar plaats.

De voorzitter: De minister is klaar met haar beantwoording. Ze heeft
echter nog niet gereageerd op de moties.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik ga dat nu doen.

De voorzitter: Voordat u dat doet, wijs ik u nog op de vraag van de heer
Elias over klachtencommissies. Is die vraag ook aan u om te
beantwoorden?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat zal ik eerst doen,
voorzitter. De klachtencommissies vallen niet onder het ministerie. Wij
zijn dus ook niet op de hoogte van hoeveel mensen er zitten. De heer
Elias zei dat ze vijf vicevoorzitters hebben. Het kan zijn dat de
onderwijsgeschillencommissie het georganiseerd heeft in verschillende
regio's. Er staan rechters op dat lijstje. Die vallen gewoon in om zaken
te beslechten. Ik ben echter niet verantwoordelijk voor deze commissies.

De heer Elias (VVD): Er zitten zeventien mensen in die commissie. Wie
betaalt ze?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik betaal ze in ieder geval
niet.

De heer Elias (VVD): Dan moet ik ook niet bij u zijn.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dank u. De heer Elias en ik
communiceren altijd heel kort en krachtig met elkaar. Heel plezierig. Ik
stel voor dat hij het uitzoekt.

De voorzitter: De minister gaat nu verder met de moties.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik begin met de motie op stuk
nr. 9 van de heer Biskop. Hierin verzoekt hij om na te gaan wat de
mogelijkheden zijn om te komen tot een afzonderlijke waardering van de
beroepsgerichte vakken binnen een beroepsopleiding en de Kamer daarvan
voor de behandeling van de onderwijsbegroting 2013 op de hoogte te
stellen. Ik ga dat niet doen. Ik heb eerder gezegd dat ik het niet ga
doen. Ik doe het nu ook niet. Ik ontraad aanneming van de motie. Het
spijt mij. Ik ga proberen deze motie ook op andere plekken te ontraden,
met name rond 30 juni.

	De heer Van Dijk vraagt in zijn motie op stuk nr. 10 om jaarlijks te
rapporteren over de omvang van de wachtlijsten in het speciaal onderwijs
en hierover de Kamer te berichten. Volgens mij voldoen wij al aan die
vraag. De motie is overbodig. In 2012 beginnen we met meten. In 2014
hopen we het eerste verschil te zien tussen beide.

	In de motie op stuk nr. 11 vraagt de heer Van Dijk de regering om snel
met een voorstel te komen waardoor het mogelijk wordt dat individuele
scholen uit een groter schoolbestuur stappen. Ik stel voor dat hij de
motie aanhoudt of intrekt. Ik heb zojuist al gezegd dat dit onder het
nieuwe kabinet valt. Ik zal het geleiden via de weg die ik zojuist
beschreven heb.

De voorzitter: Tot zover de beantwoording van de minister in tweede
termijn, inclusief een reactie op de moties.

	Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Zijlstra: Voorzitter. Ik heb nog een aanvullende
reactie op de motie op stuk nr. 11 van de heer Van Dijk. De motie is wat
betreft het hoger onderwijs overbodig, want wij zijn daarbij al op
streek om het te regelen.

De heer Jasper van Dijk (SP): En voor het andere onderwijs? Dus niet.
Dat is wat de minister zei.

Staatssecretaris Zijlstra: Wij hebben het debat gevoerd over het Thomas
More College. Dat zei ik in eerste termijn al. Daar is uit voortgekomen
dat we de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW)
aanpassen. Voor het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het mbo
gelden weer andere regels. Voor het hoger onderwijs, waar ik over ga, is
de motie overbodig.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dan breng ik mijn motie zeker in stemming.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Het is misschien goed om even
een misverstand uit de weg te ruimen. De staatssecretaris heeft het over
defusie. Hier gaat het over opting out. Dat zijn twee verschillende
dingen. Ook in het hoger onderwijs zal straks niet zomaar een
schoolvestiging het bestuursverband kunnen verlaten.

De voorzitter: Dit is een bijzondere discussie, stel ik vast. Maar de
staatssecretaris vervolgt nu zijn antwoord.

Staatssecretaris Zijlstra: Voorzitter. De minister en ik hebben geen
verschil van mening. De wijze van organisatie in het hoger onderwijs is
heel anders dan in het primair en voortgezet onderwijs. Er gelden andere
wetten. Er staat geen "defusie". Nogmaals, de WHW maakt het op dit
moment onmogelijk voor individuele instellingen om uit een groter
verband -- dat is in het hoger onderwijs geen bestuur -- te stappen.
Daar ging de discussie over en dat is wat in de toekomst wel mogelijk
wordt. Het is dus anders dan in de andere onderwijssectoren. Voordat het
beeld ontstaat dat er geen eenheid van kabinetsbeleid is, kan ik dus
zeggen dat die er nog steeds is.

De voorzitter: De minister bevestigt dat. We gaan verder.

Staatssecretaris Zijlstra: Voor de rest vind ik, ondanks het feit dat ik
niet gereformeerd ben, het toch een mooie ontwikkeling dat de heer
Beertema zo rijkelijk uit de Bijbel weet te citeren. Zo zie je maar dat
in de loop van de ontwikkeling van de Kamer er allerlei mooie dingen
kunnen ontstaan.

Er werd mij gevraagd door de heer Beertema wat mijn oordeel is over de
benoeming van een gerenommeerd bestuurder voor het openbaar onderwijs in
Rotterdam. Ik heb daar geen oordeel over. Het lijkt mij dat men goede
toezichthouders moet aanstellen. Ik zie geen problemen met de kwaliteit
van de voorgestelde persoon. Ik ga er echter niet over en dan moet je
erg oppassen om oordelen uit te spreken. Laat ik toch een klein tipje
van de sluier oplichten. Ik denk dat men iemand heeft gekozen die geen
gerenommeerdheid ontzegd kan worden.

De staatssecretaris: De heer Van Dijk vraagt wat te doen als de raad van
toezicht niet functioneert. Hij weet dat de Wet borging kwaliteit hoger
onderwijs bij de Raad van State ligt. Daarin krijgen wij een
aanwijzingsbevoegdheid richting de raden van toezicht, voor het geval ze
iets niet doen. Als daarvan geen gebruik gemaakt kan worden, hebben we
natuurlijk altijd -- die hebben we nu ook al -- de bekostigingssanctie.

Wat als geen bijscholing wordt gegeven, vraagt de heer Van Dijk. Wij
willen het via het register regelen, via de beroepsgroep zelf. Ik heb in
eerdere overleggen gezegd en herhaal hier klip-en-klaar dat het
uiterlijk in 2018 rond moet zijn, met volledige betrokkenheid van de
beroepsgroep en met impact op het wel of niet voor de klas mogen staan.
Als men het niet zelf doet, is de consequentie dat het Rijk het moet
borgen. Ik vind dat niet de wenselijke weg. Daarom heb ik de Kamer al
een paar keer gevraagd om de sector en vooral de beroepsgroep de tijd te
gunnen om het zelf op te pakken. Die verantwoordelijkheid heeft de
beroepsgroep. Die zal hij moeten oppakken, want als hij dat niet doet,
moeten wij de borging van de kwaliteit van de docent voor de toekomst
zekerstellen. Dan pak je als overheid op een gegeven moment de
verantwoordelijkheid op. Maar dat moment is wat mij betreft nog niet
aangebroken. Ik hoop dat het ook niet aanbreekt en dat men het zelf
oppakt.

De heer Elias had het nogmaals over een cultuuromslag en ontslag bij
niet goed functioneren. Goed HRM-beleid is een wezenlijk onderdeel van
wat de heer Elias een cultuuromslag noemt, van het professionaliseren
van niet alleen het lerarenbeleid maar ook de hele structuur van het
onderwijs. Als je geen functioneringsgesprekken voert, als je docenten
niet aanspreekt op wat ze niet goed doen en ze niet aanbiedt om bij te
scholen of om te scholen, heb je geen goede basis om de
professionalisering van het onderwijs vorm te geven. Het HRM-beleid moet
in zijn complete vorm plaatsvinden. Daar hoort inderdaad ook bij dat als
iemand alle trajecten heeft doorlopen en de conclusie is dat het er echt
niet inzit, zo iemand wordt geholpen om iets anders te gaan doen.

De heer Elias (VVD): Voorzitter, mag ik naar aanleiding van het antwoord
van de staatssecretaris nog een vraag stellen aan de heer Beertema?

De voorzitter: We zijn niet met elkaar in discussie, maar met de
regering. Maar ik heb het eerder toegestaan aan de heer Biskop, dus laat
ik het nu ook toe.

**

De heer Elias (VVD): Naar aanleiding van de opmerking van de
staatssecretaris zou ik de heer Beertema, die ik als een buitengewoon
plezierig collega heb ervaren in de afgelopen jaren, willen verzoeken
zijn opmerking over de bestuurder bij BOOR, oud-burgemeester van
Amsterdam, die daar jarenlang goed heeft gefunctioneerd, terug te nemen
omdat die niet in overeenstemming is met het niveau van de bijdragen van
de heer Beertema in de afgelopen jaren tot nu toe.

De heer Beertema (PVV): Ik denk dat ik collega Elias moet teleurstellen.
Ik heb al vaker gerefereerd aan de verwevenheid binnen de denominaties
en binnen de politieke richtingen in onderwijsinstellingen. Die
verwevenheid is ongezond; dat houd ik staande. Zoals vaak gezegd werd,
misschien gekscherend maar zeker met een ongelooflijke basis van
waarheid, dat Amarantis van het CDA was, zo is BOOR van de PvdA.
Nogmaals, ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat het niet heel
toevallig is dat het ook hier weer een prominente PvdA'er is die de boel
gaat keuren. Waarom niet iemand uit CDA- of VVD-kring of zelfs iemand
die onafhankelijk is?

De heer Elias (VVD): Het is beneden uw niveau.

De heer Beertema (PVV): Dat heeft niets met niveau te maken. Het heeft
te maken met de observaties die wij doen. Ik vind het jammer dat de heer
Elias die observatie niet deelt. Daarmee bestendigt de VVD die kleilaag
die opgedeeld is in facties en kongsi's. Daar moeten we vanaf. De VVD
wil dat niet, als toch enigszins elitaire bestuurspartij. Alleen de SP
en de PVV, de partijen aan de buitenkant, hebben daar kennelijk oog
voor. Het zij zo. Leer er maar mee leven, zou ik zeggen.

De voorzitter: Het een lokt het ander uit. Ik rond af bij de heer
Çelik.

De heer Çelik (PvdA): Ik wil gewoon een vraag stellen aan de heer
Beertema. Ik kom niet meer terug na de verkiezingen van 12 september. Ik
stop als Kamerlid. Toevallig ben ik ook een PvdA'er. Stel dat ik ook
zo'n job krijg. Is de heer Beertema dan op voorhand meteen tegen omdat
ik PvdA'er ben?

De heer Beertema (PVV): Dan kan ik nu mijnheer Çelik al meegeven dat ik
er op tegen zou zijn als hij in het openbaar onderwijs, dat gedomineerd
wordt door PvdA-bestuurders, datzelfde werk zou gaan doen. Ik zou het
hem van harte gunnen als hij bijvoorbeeld bij OMO of het
protestants-christelijk onderwijs diezelfde taak zou gaan doen. Waarom
niet? Dan ben je veel onafhankelijker. Je komt als frisse, kritische
toezichthouder in een wereld die je niet kent en waarin je niet gekend
wordt, op grond van echte competenties. Misschien komt er nog een dag
dat zelfs PVV'ers worden uitgenodigd om daar eens aan deel te nemen,
maar dat betwijfel ik.

De heer Biskop (CDA): De heer Beertema gunt de heer Çelik met heel veel
plezier van alles, maar volgens mij is dat absoluut tegen de motie die
hij vorige week nog indiende.

De voorzitter: Dat gaat hij overwegen. Wij zijn gekomen aan het einde
van de tweede termijn. De moties komen volgende week dinsdag in
stemming. Ik dank de minister, de staatssecretaris, de
inspecteur-generaal en hun medewerkers, en de belangstellenden op de
publieke tribune.

Sluiting 12.37 uur.

Volledige agenda

1. Slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2011.

33240-VIII - Begroting d.d. 16-05-2012

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart

2. Jaarverslag Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2011.

33240-VIII-1 - Brief regering d.d. 16-05-2012

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart

Verslag houdende lijst van vragen en antwoorden inzake het Jaarverslag
Ministerie van OCW 2011.

33240-VIII (2012Z12016) - Brief regering d.d. 14-06-2012

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart

3. Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag over het
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2011.

33240-VIII-2 - Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 16-05-2012

President van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling

Lijst van vragen en antwoorden inzake Rekenkamerrapport bij Jaarverslag
Ministerie van OCW 2011.

33240 VIII ( 2012Z12018) - Brief regering d.d. 14-06-2012

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart

4. Beleidsreactie op en aanbieding van het Onderwijsverslag 2010-2011
van de Inspectie van het Onderwijs.

33000-VIII-185 - Brief regering d.d. 17 april 2012

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart

5. Lijst van vragen en antwoorden over het Onderwijsverslag 2010-2011 en
de beleidsreactie op het Onderwijsverslag 2010-2011 van de Inspectie van
het Onderwijs (bijlage bij Kamerstuk 33 000 VIII, nr. 185).

33000-VIII-207 - Brief regering d.d. 12-06-2012

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart

Lijst van vragen en antwoorden over het Onderwijsverslag 2010-2011 van
de Inspectie van het Onderwijs (bijlage bij Kamerstuk 33 000 VIII, nr.
185).

33000-VIII-206 - Brief regering d.d. 12-06-2012

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart

6. Jaarverslag 2011 van de Inspectie van het Onderwijs.

33000-VIII-186 - Brief regering d.d. 17-04-2012

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart

7. Kerncijfers 2007-2011 Onderwijs Cultuur en Wetenschap.

33240-VIII-5 - Brief regering d.d. 16-05-2012

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart

8. Evaluatieonderzoek Pilots Gemengde Scholen.

31293-139 - Brief regering d.d. 13-04-2012

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart

9. "Basis voor Presteren, Actielijn 5: Effectief benutten van extra
leertijd voor jonge kinderen", om te komen tot het verhogen van
prestaties van leerlingen en scholen in het primair onderwijs.

31293-136 - Brief regering d.d. 16-03-2012

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart

10. Evaluatie Vliegende Brigade/Taskforce zeer zwakke scholen.

31293-134 - Brief regering d.d. 01-02-2012

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart

11. Rapportage burgerbrieven over het jaar 2010 van het Ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Antwoorden op vragen van de commissie inzake rapportage afhandeling
burgerbrieven over het jaar 2010 van het ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (29362, nr. 194 ).

29362-196 - Brief regering d.d. 16-01-2012

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart

Rapportage burgerbrieven over het jaar 2010 van het Ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

29362-194 - Brief regering d.d. 19-09-2011

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart

12. Rapportage burgerbrieven 2011 van het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap.

29362-198 - Brief regering d.d. 15-05-2012

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart

13. PPON-rapporten (Periodieke Peiling Onderwijs Nederland)

Aanbieding van het PPON-rapport van het Cito over rekenen-wiskunde
halverwege de basisschool.

31293-133 - Brief regering d.d. 18-01-2012

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart

PPON-rapporten over het natuurkunde- en techniekonderwijs en over het
biologieonderwijs aan het einde van de basisschool.

31293-122 - Brief regering d.d. 14-10-2011

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart

Aanbieding PPON-rapport van het Cito over het luisteronderwijs in het
basis- en speciaal basisonderwijs.

31293-140 - Brief regering d.d. 27-04-2012

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van
Bijsterveldt-Vliegenthart