[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 7 en 8 juni 2012 te Luxemburg

Bijlage

Nummer: 2012D27268, datum: 2012-06-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) van 7 en 8 juni 2012 (2012D27244)

Preview document (🔗 origineel)


Verslag van de bijeenkomst van het

Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken,

7 en 8 juni 2012 te Luxemburg

Belangrijkste resultaten

- De Raad bereikte een principeakkoord over de wetsvoorstellen inzake
het Schengenbestuur. Het definitieve besluit over het evaluatie- en
toezichtsmechanisme zal worden genomen nadat het Europees Parlement zich
heeft uitgesproken over het voorstel.

- Het Voorzitterschap berichtte de Raad over de voortgang in de
onderhandelingen over het gemeenschappelijke Europees asielstelsel.

- De Raad sprak over de uitwerking van het gemeenschappelijk kader voor
solidariteit met lidstaten die kampen met grote gemengde
migratiestromen, waarbij met name aandacht werd besteed aan de situatie
in Griekenland.

- Richtlijn toegang tot een raadsman in strafprocedures: de Raad
bereikte een algemene oriëntatie. De triloog met het Europees Parlement
kan worden gestart.

- Verordening Brussel I: de Raad bereikte een algemene oriëntatie over
de herschikking van de verordening Brussel I. 

- Verordening Europees kooprecht: het Voorzitterschap concludeerde dat
het voorstel over Europees kooprecht inhoudelijk kan worden besproken.
Een conclusie over de rechtsgrondslag van het voorstel wordt aangehouden
en aangetoond moet worden dat het voorstel bijdraagt aan het wegnemen
van belemmeringen in de interne markt.

I. Gemengd Comité 

1.	SIS II 

-	Stand van zaken

De Commissie gaf aan dat de planning van SIS II nog steeds volgens
planning verloopt richting inwerkingtreding in het eerste kwartaal van
2013. Tijdens een recente grote test zijn 2 miljoen updates en 50
miljoen bevragingen door het systeem verwerkt. Het systeem is daarbij
“stabiel en robuust” gebleken. Het technisch rapport daarover moet
nog formeel worden vastgesteld. 

2. 	Schengen governance 

-	De situatie in het Schengengebied, Politiek debat op basis van het
Commissierapport

Tijdens de Raad is er van gedachten gewisseld over de situatie in het
Schengengebied op basis van het op 16 mei 2012 verschenen
Commissierapport. In dit rapport komt de Commissie met een aantal
richtsnoeren om de situatie in de Schengenzone te verbeteren. Verder
worden in het rapport plaatsen benoemd waar de druk op de buitengrenzen
het grootst is. Op instigatie van het Voorzitterschap is er tijdens de
behandeling van dit agendapunt in het bijzonder gesproken over
secundaire migratiestromen en visumliberalisatie. 

Lidstaten benadrukten het belang van het regelmatig voeren van
strategische discussies over het functioneren van het Schengengebied.
Verschillende lidstaten pleitten voor een meer structurele manier van
het inwinnen van informatie over secundaire migratiestromen. Verder
gaven lidstaten aan dat een effectief terug- en overnamebeleid
essentieel is voor het tegengaan van secundaire migratiestromen. Ten
aanzien van visumliberalisatie werd het opschortingsmechanisme breed
verwelkomd als laatste redmiddel. Enkele lidstaten vroegen meer aandacht
voor ervaringen uit het verleden bij het aangaan van nieuwe
liberalisatietrajecten.

Minister Leers verwees naar de routekaart illegale immigratie en
benadrukte het belang om de daarin genoemde maatregelen uit te voeren en
te monitoren, zoals de bestrijding van illegale immigratie via de
Grieks-Turkse grens, het misbruik van de reguliere procedure, de
samenwerking met derde landen en terugkeer. Visumliberalisatie mag niet
leiden tot nieuwe instroom van illegalen. Daarom moet er vooraf worden
gekeken naar eventuele risico’s die visumliberalisatie zou hebben voor
openbare orde en veiligheid en is na visumliberalisatie monitoring van
belang.

-	Schengen grenscode, Voorstel voor een verordening van het Europees
Parlement en de Raad tot aanpassing van verordening (EG) 562/2006 voor
tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen in
uitzonderlijke omstandigheden, Algemene oriëntatie

-	Schengen evaluatie mechanisme, Gewijzigd voorstel voor een Verordening
van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling van een
evaluatie- en toezichtmechanisme voor de controle van de toepassing van
het Schengenacquis, Algemene oriëntatie

Tijdens de Raad werd er een principeakkoord bereikt over de voorstellen
voor tijdelijke herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen en
het Schengenevaluatiemechanisme. Het definitieve besluit over het
evaluatie- en toezichtsmechanisme zal worden genomen nadat het Europees
Parlement zich heeft uitgesproken over het voorstel. Bij het voorstel
over tijdelijke herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen is
het EP medewetgever en wacht de Raad nu op het oordeel van het EP.

Vanuit de lidstaten was er brede steun voor het voorstel over de
tijdelijke herinvoering van binnengrenscontroles. Wel gaf een enkele
lidstaat aan voorstander te zijn van verdergaande bevoegdheden voor de
Commissie. Ten aanzien van het voorstel voor het
Schengenevaluatiesysteem zette de Juridische Dienst van de Raad uiteen
waarom, afgaande op de inhoud van het voorstel, artikel 70 VWEU meer
voor de hand ligt dan artikel 77 VWEU. Waar artikel 70 VWEU expliciet is
opgenomen in het verdrag om onder meer Schengenevaluaties uit te voeren,
ziet artikel 77 VWEU op de mogelijkheid om maatregelen te treffen die
een EU-beleid voor controle aan de buitengrenzen creëren. De lidstaten
volgden het juridische advies en spraken steun uit voor artikel 70 VWEU
als rechtsgrondslag. Hoewel bij deze rechtbasis geen formele rol is
voorzien voor het Europees Parlement, pleitte een aantal lidstaten,
waaronder Nederland, expliciet voor het betrekken van de Europese
volksvertegenwoordiging bij het Schengenevaluatiemechanisme. 

Minister Leers gaf aan de voorstellen voor tijdelijke herinvoering van
binnengrenscontroles en het Schengenevaluatiemechanisme te steunen. Ten
aanzien van het voorstel voor tijdelijke herinvoering van
binnengrenscontroles gaf de minister aan erop te rekenen dat de
Commissie, conform het verdrag, in het uiterste geval dat de
binnengrenzen voor een maximale periode van twee jaar worden gesloten,
erop zal toezien dat de lidstaat zijn verplichtingen alsnog nakomt.
Verder stelde minister Leers het standpunt van de Juridische Dienst van
de Raad te delen en artikel 70 VWEU als rechtsgrondslag te steunen. De
minister gaf daarbij wel aan waarde te hechten aan het standpunt van het
EP en een rol voor de Commissie te zien weggelegd bij zowel de
voorbereiding en de uitvoering van de evaluaties als bij de opvolging
van en toezicht op de door de Raad vastgestelde evaluatierapporten.

3.	Diversen

-	Informatie van het voorzitterschap over ter tafel liggende
wetgevingsvoorstellen

Verordening 539/2001 betreffende de lijst met visumvrije landen

Het Voorzitterschap gaf aan dat er meerdere gesprekken hebben
plaatsgevonden met de rapporteur van het EP in het kader van de
informele triloog. De wederkerigheid van visumliberalisatie blijkt het
belangrijkste geschilpunt tussen de Raad en het EP. Over het
opschortingsmechanisme bestaat grotendeels overeenstemming. Het EP wil
net als de Raad snel een akkoord bereiken op dit dossier.

Technische wijziging Schengengrenscode

Het Voorzitterschap meldde dat er tijdens de triloog een inhoudelijk
akkoord is bereikt tussen het Voorzitterschap en het EP. De
overeengekomen tekst zal in de komende weken worden voorgelegd aan de
lidstaten en daarna formeel worden goedgekeurd.

Meerjarig Financieel Kader

Tijdens de Raad gaf het Voorzitterschap een korte terugkoppeling van de
stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen over de
financiële instrumenten op het terrein van migratie bij het Meerjarig
Financieel Kader 2014-2020. Het Deens Voorzitterschap wil
overeenstemming bereiken met de lidstaten over een aantal belangrijke
onderwerpen, voordat het Cypriotisch Voorzitterschap de onderhandelingen
in juli 2012 overneemt.

-	Belarus - intermenselijke contacten 

De Commissie gaf aan verheugd te zijn over de politieke consensus die 23
maart 2012 bereikt is tijdens de Raad Buitenlandse Zaken en riep
lidstaten op gebruik te maken van de flexibiliteit van de regelgeving in
de visumcode om visumverlening voor burgers van Wit-Rusland te
vergemakkelijken. De Commissie werd in haar pleidooi bijgevallen door
enkele lidstaten.

-	Illegale immigratie

Malta meldde dat het opnieuw te maken heeft met een grote instroom van
migranten die naar verwachting tot september 2012 zal blijven oplopen.
Hoewel de toename in absolute cijfers beperkt lijkt, kan Malta de
instroom vanwege geografische en demografische beperkingen niet aan.
Malta benadrukte te vrezen voor een noodsituatie op korte termijn en
riep de lidstaten op tot solidariteit. Verder pleitte Malta voor
oplossingen op lange termijn. Het Dublin-systeem en de richtlijn
tijdelijke bescherming moeten worden herzien. Het gemeenschappelijk
Europees asielstelsel dient verder te worden uitgewerkt en de EU moet
samenwerken met de regering van Libië om illegale immigratie te
voorkomen. 

De Commissie gaf aan dat er steun moet worden geboden aan Malta door
middel van het inzetten van geld, agentschappen en het leveren van
technische bijstand aan Libië. De Commissie zal lidstaten vragen
middelen te herschikken en samen te werken met Malta.

-	Overeenkomst inzake klein grensverkeer met Rusland

Noorwegen lichtte kort het verdrag toe dat is gesloten met de Russische
Federatie over lokaal grensverkeer. Het verdrag is op 29 mei 2012 in
werking getreden. Het is moeilijk in te schatten hoeveel mensen gebruik
zullen maken van de overeenkomst, omdat het slechts een klein
grensgebied betreft dat dunbevolkt is. De eerste vergunningen zijn reeds
afgegeven.

-	Prioriteiten van het aantredende Cypriotische voorzitterschap

Cyprus lichtte kort de prioriteiten van het aantredende Voorzitterschap
toe. Cyprus wil onder meer het gemeenschappelijk Europees asielstelsel
afronden, de onderhandelingen over de richtlijn seizoensarbeiders
voorzetten evenals de richtlijn betreffende werknemers die binnen een
bedrijf worden overgeplaatst. Ook zal Cyprus de uitvoering van het
Stockholmprogramma voortzetten tegen de achtergrond van de economische
en mondiale crisis. Op het terrein van illegale immigratie wil Cyprus de
Schengengrenscode wijzigen, voortgaan met de onderhandelingen over
Eurosur en het voorstel over slimme grenzen en de toetreding van
Roemenië en Bulgarije tot Schengen afronden. Verder hecht Cyprus veel
waarde aan de externe dimensie van migratie, het voeren van een dialoog
met de belangrijkste transitlanden en de bestrijding van mensenhandel.

Cyprus gaf aan de de politiesamenwerking een nieuwe impuls te willen
geven. Grensoverschrijdende misdaad moet worden bestreden en
mensenhandel heeft daarbij prioriteit. Ook de bestrijding van diefstal
en smokkel van cultuurgoederen staat op de Cypriotische agenda. PNR zal
worden afgerond en er zal tussen de EU en Canada een PNR verdrag worden
gesloten. Ten slotte wil Cyprus veel aandacht besteden aan de
ontwikkeling van SIS II. 

II. Binnenlandse Zaken/Immigratie en Asiel 

Raad - wetgevende besprekingen

4. 	Gemeenschappelijk Europees asielstelstel

-	Stand van zaken/oriënterend debat

Tijdens de Raad werd gesproken over de stand van zaken bij de
onderhandelingen over de voorstellen van het gemeenschappelijk Europees
asielstelsel. Het Voorzitterschap wees lidstaten erop dat de einddatum
nadert en alle voorstellen op tafel liggen. In de triloog met het EP
wordt voortgang geboekt ten aanzien van de Dublinverordening en de
opvangrichtlijn. Ook heeft de Raad mandaat gegeven aan het
Voorzitterschap voor het openen van de triloog met het EP over de
richtlijn asielprocedures.

Een aantal lidstaten bedankte het Voorzitterschap voor de geboekte
vooruitgang, maar wees daarbij ook op de geringe tijd die nog over is om
het gemeenschappelijk Europees asielstelsel af te ronden. Nederland
sprak waardering uit voor de bereikte resultaten door het
Voorzitterschap, maar gaf aan dat er onvoldoende oog is voor het feit
dat 90 procent van de asielzoekers uiteindelijk maar in een beperkt
aantal lidstaten terecht komt. Daarbij wordt lidstaten met goedwerkende,
effectieve procedures – waaronder Nederland – gevraagd om in het
kader van het harmonisatieproces hun regels en procedures aan te passen,
wat het risico op minder efficiënte procedures en hogere kosten met
zich meebrengt.

Tijdens de Raad werd ook in het bijzonder gesproken over het nieuwe
Eurodac-voorstel. Na een korte toelichting van het voorstel door de
Commissie betuigde een aantal lidstaten steun voor de
Eurodac-verordening. Eén lidstaat plaatste een kritische kanttekening
bij de voorgestelde bewaartermijn.

5.	Diversen

-	Informatie van het voorzitterschap over ter tafel liggende
wetgevingsvoorstellen

Seizoensarbeiders

Het Voorzitterschap meldde dat het belangrijkste geschilpunt is of de
richtlijn ook van toepassing is op verblijf korter dan drie maanden. De
meningen in de Raad lopen hierbij sterk uiteen. Het Cypriotisch
Voorzitterschap zal de onderhandelingen voortzetten.

Werknemers die binnen een bedrijf worden overgeplaatst

Het Voorzitterschap kondigde aan dat vorige week op hoogambtelijk niveau
een akkoord is bereikt over de Raadspositie. De eerste vergadering met
rapporteurs van het EP heeft plaatsgevonden. De eerste reacties zijn
positief en zowel het EP als de Raad beoogt om in de eerste lezing een
akkoord te bereiken. Op een aantal punten zijn de Raad en het EP het
niet eens, met name met betrekking tot de rechten van werknemers en de
behandeling van seizoensarbeiders ten opzichte van eigen ingezetenen en
gedetacheerde EU-burgers. Eén lidstaat reageerde door te benadrukken
problemen te hebben met gelijke behandeling van seizoensarbeiders.

Niet-wetgevende besprekingen

6.	Concretisering van het gemeenschappelijk kader voor oprechte en
daadwerkelijke solidariteit met lidstaten waarvan de asielstelsels onder
bijzondere druk staan vanwege gemengde migratiestromen 

-	Politiek debat, met name over de steun aan Griekenland op het gebied
van grens-, asiel- en migratiebeheer 

Het Voorzitterschap benadrukte verheugd te zijn over de aankondiging van
de Commissie om in juni 2012 een deskundigenbijeenkomst over Griekenland
te organiseren, met name over de aanpak van het terugkeerprobleem.
Verder besteedde het Voorzitterschap kort aandacht aan de ontwikkeling
dat de Commissie voortaan zal rapporteren over de voortgang van de
implementatie van de Raadsconclusies solidariteit van 8 maart jl. in het
jaarrapport over immigratie en asiel.

De directeur van het EU-asielondersteuningsbureau EASO maakte van de
gelegenheid gebruik om de rol van het EASO binnen het vroegtijdig
waarschuwingsmechanisme toe te lichten. Vervolgens benadrukte de
Commissie het verschil tussen solidariteit en asiel en de strijd tegen
illegale immigratie. Solidariteit dient volgens de Commissie niet alleen
in noodsituaties tot uiting te komen. Ten aanzien van de situatie in
Griekenland meldde de Commissie dat er financiële middelen zijn
vrijgemaakt. Het land kampt echter nog steeds met grote
absorptieproblemen. Een volgende monitoringsmissie zal plaatsvinden,
wanneer het nieuwe Griekse kabinet is aangetreden.

Griekenland ging in op de problemen bij het aantrekken van personeel
voor de nieuwe asieldienst. Griekenland is erg te spreken over het
Deense voorstel om tijdelijke ontheffing te krijgen van de strikte
regels over de aanname van personeel. Verder meldde Griekenland een
sterke afname in het aantal asielaanvragen dat nog moet worden behandeld
en verwees het naar de opening van het opvangcentrum in Evros. Ook wordt
er gewerkt aan detentiecentra voor illegale immigranten. Als laatste
vroeg Griekenland nadrukkelijk om bijstand bij het terugkeerproces van
de Commissie, lidstaten en de Internationale Organisatie voor Migratie
(IOM).

Enkele lidstaten bedankten de Commissie en het Voorzitterschap voor de
rapportage en wezen op het belang van solidariteit t.a.v. grensbewaking
en bestrijding van illegale immigratie.

7.	Overnameovereenkomsten

-	Stand van zaken

Tijdens de Raad werd gesproken over terug- en overnameovereenkomsten, en
in het bijzonder over de (niet op deze Raad geagendeerde)
concept-raadsconclusies over de brede samenwerking met Turkije op
JBZ-terrein. Het Voorzitterschap vroeg de lidstaten hun voorbehouden in
te trekken ten aanzien van de concept-raadsconclusies. Het
Voorzitterschap beoogt de concept-raadsconclusies in juni 2012 aan te
nemen, opdat de terug- en overnameovereenkomst met Turkije spoedig kan
worden ondertekend.

Ook de Commissie benadrukte het belang van een spoedige aanname van de
raadsconclusies. Ten aanzien van de terug- en overnameovereenkomst met
Marokko meldde de Commissie dat de onderhandelingen stil zijn komen te
liggen. 

8.	EU-terrorismebestrijdingsstrategie

-	Toelichting door de CTC

De Contra-Terrorisme Coördinator De Kerchove hield zijn periodieke
presentatie over de implementatie van de Europese contraterrorisme (CT)
strategie. Hij wees op de noodzaak van betere samenwerking tussen
Europese agentschappen en organen onderling en met autoriteiten van
lidstaten. Hij vroeg daarnaast bijzondere aandacht voor de link tussen
de zorgelijke veiligheidssituatie in verschillende landen in Afrika en
een groei van terroristische activiteiten in deze regio, zoals in het
bijzonder Noord-Mali. Voorkomen moet worden dat deze regio een ‘safe
haven’ voor terroristen wordt. Er zal door met name de ministers van
Buitenlandse Zaken van de lidstaten, meer moeten worden gedaan op dit
gebied. Voorts bedrukte hij dat meer in het algemeen ontwikkeling en
veiligheid moeten samengaan in onveilige regio’s. Deze moeten beide in
programma’s worden opgenomen, naast uiteraarde de strijd tegen
fundamentalisme.

Nederland erkende de aandachtspunten die de CTC schetste en meende dat
in ieder geval extra inspanningen en sneller optreden in relatie tot
prioritaire derde landen nodig zijn, alsook dat respect voor
mensenrechten bij de strijd tegen terrorisme een belangrijk onderdeel is
en blijft in de dialoog met deze derde landen. Ook extra inzet op
capacity building projecten terzake – bijvoorbeeld bij de hervorming
van het justitiële en politiële apparaat – is nodig, vooral in
landen in Afrika. 

Enkele lidstaten verwezen naar naar de goede samenwerking bij het
verijdelen van terreurdaden in de EU en merkten op dat
informatieuitwisseling tussen nationale diensten hierbij cruciaal was
geweest. Opgemerkt werd dat ook het gebruik van passagiersgegvens (PNR)
in de EU nuttig kan zijn om een dreiging te signaleren. 

9.	Wereldwijde alliantie tegen seksuele uitbuiting van kinderen via het
internet

-	Ontwerpconclusies van de Raad

De Commissie en het Voorzitterschap gaven aan dat het bedoeling is om
wereldwijd meer commitment te krijgen bij landen om op nationaal niveau
maatregelen te treffen tegen seksuele uitbuiting van kinderen via
internet, en over de resultaten daarvan te rapporteren. De Commissie en
het Voorzitterschap zijn van plan om de doelstellingen van deze
’Global alliance’ aan de orde te stellen bij de komende EU-VS top op
22 juni 2012, waar dit onderwerp een belangrijk onderwerp van gesprek
zal zijn. De Amerikaanse Attorney General Holder is overigens zeer
betrokken bij deze initiatieven.

De Raad nam de conclusies over een ‘Global Alliance against Child
pornography’ aan. 

10.		Intensiever en doeltreffender gebruik van het
Europol-informatiesysteem (EIS) in de strijd tegen grensoverschrijdende
criminaliteit

-	Ontwerpconclusies van de Raad

De Raad nam conclusies aan over intensiever en doeltreffender gebruik
van het Europol Informatie Systeem (EIS) in de strijd tegen
grensoverschrijdende criminaliteit.

11.	Diversen

-	Ministeriële conferentie in het kader van het proces van Brdo te Brdo
pri Kranju (Slovenië), 18 mei 2012 (informatie van Slovenië)

Op 18 mei jl. heeft de Brdo ministeriële bijeenkomst over veiligheid in
Zuidoost-Europa plaatsgevonden in Slovenië. Slovenië koppelde tijdens
de Raad de belangrijkste conclusies terug. Slovenië verwees hierbij
naar het rapport over de ministeriële conferentie en gaf aan verheugd
te zijn over de aanwezigheid van Europol bij de bijeenkomst. Kroatië
meldde de bijeenkomst als zeer nuttig te hebben ervaren in het kader van
gegevensuitwisseling.

-		Ministeriële conferentie in het kader van het Forum van Salzburg te
Stirin (Tsjechië), 24-25 mei 2012 (informatie van Tsjechië)

Tsjechië gaf een korte terugkoppeling van de ministeriële conferentie
in het kader van het Salzburgforum dat 24-25 mei plaatsvond in Stirin.
Tsjechië verwees naar de gezamenlijke verklaring waarin de Raad wordt
opgeroepen om in september een positief besluit te nemen over de
toetreding van Roemenië en Bulgarije tot Schengen. De lidstaten, het
inkomende en uitgaande Voorzitterschap en de Commissie zullen hierover
nog een brief ontvangen.

	

III.	Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap 

Raad - wetgevende besprekingen

12.		Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en
betreffende het recht op communicatie bij aanhouding [eerste lezing] 

-	Algemene oriëntatie

De Raad bereikte een algemene oriëntatie over het voorstel voor een
richtlijn over het recht op toegang tot een raadsman in strafzaken en
over het recht op communicatie in geval van aanhouding. Het voorstel
beoogt minimumnormen vast te leggen met betrekking tot het recht van
verdachten in strafprocedures op toegang tot een raadsman en het recht
van personen die op grond van een Europees aanhoudingsbevel zijn
aangehouden op toegang tot een raadsman. Daarnaast bevat het voorstel
bepalingen over het recht van personen van wie in een strafprocedure dan
wel in het kader van de overleveringsprocedure de vrijheid is benomen om
te communiceren met een door hen aangewezen persoon, zoals een
familielid of werkgever en, voor zover het om niet-onderdanen gaat, met
consulaire vertegenwoordigers.

Het Deense Voorzitterschap benadrukte dat de onderhandelingen die tot de
voorliggende tekst hebben geleid moeilijk waren. Gezien de grote
verschillen in rechtsstelsels van de lidstaten is een goed evenwicht in
de tekst van groot belang. Het Voorzitterschap gaf aan van mening te
zijn dat de voorliggende tekst dat evenwicht bewaakt. Het
Voorzitterschap onderstreepte dat dit akkoord het beginpunt van
onderhandelingen met het Europees Parlement vormt en dat niet moet
worden vergeten dat het gaat om minimumharmonisatie. Lidstaten kunnen
nationaal verder gaan als zij dat willen, aldus het Voorzitterschap.

Kernpunten in de daarop volgende discussie waren de
uitzonderingsmogelijkheden op het recht van vertrouwelijkheid van de
communicatie tussen de verdachte en diens raadsman, de uitsluiting van
lichte strafbare feiten van de reikwijdte van de richtlijn, alsook de
– niet in het voorstel geregelde – gesubsidieerde rechtsbijstand.

De Commissie gaf aan grote zorgen te hebben bij de in de tekst opgenomen
uitzonderingsmogelijkheden op vooral het recht van vertrouwelijkheid van
de communicatie tussen de verdachte en diens raadsman. Enkele lidstaten
gaven aan deze zorgen te delen.

Wat betreft de gesubsidieerde rechtsbijstand merkte de Commissie op dat
dit complexe materie betreft. De Commissie gaf aan voornemens te zijn om
in 2013 een separaat voorstel over dit onderwerp te presenteren. Enkele
lidstaten stelden dat de toegang tot een raadsman niet mag zijn
voorbehouden aan vermogende verdachten en dat de Commissie naar de
gesubsidieerde rechtsbijstand zou moeten kijken, omdat de stelsels van
de lidstaten op dat punt uiteenlopen. Onder de lidstaten bestond
consensus over een verklaring waarin de Commissie wordt opgeroepen om zo
spoedig mogelijk een wetgevend instrument over gesubsidieerde
rechtsbijstand te komen. Deze verklaring moet volgens de lidstaten deel
uitmaken van de onderhandelingen met het Europees Parlement.

Enkele lidstaten hadden liever een minder ruim voorstel gehad met een
effectief recht op rechtsbijstand. Een van die lidstaten refereerde aan
de enorme budgettaire en praktische implicaties van het voorstel voor
deze lidstaat. Enkele andere lidstaten wilden juist een ruimere
reikwijdte en toonden zich geen voorstander van de uitsluiting van
lichte strafbare feiten van de reikwijdte van de richtlijn. 

Staatssecretaris Teeven gaf aan dat Nederland het voorstel
oorspronkelijk te ruim vond. Veel van die zorgen zijn met het nu
voorliggende voorstel weggenomen. Nederland is vooral positief over het
uitsluiten van de lichte strafbare feiten van de reikwijdte van de
richtlijn. De voordelen en nadelen afwegend, gaf staatssecretaris Teeven
aan te kunnen instemmen met dit voorstel. Hij drong erop aan dat de
Commissie nu snel met een voorstel over gesubsidieerde rechtsbijstand
komt.

Aan het einde van de bespreking werd een gezamenlijke verklaring
gepresenteerd van de Commissie, Spanje en Italië, waarin werd
aangegeven dat hun zorgen over de uitzonderingsmogelijkheden op vooral
het recht van vertrouwelijkheid van de communicatie tussen de verdachte
en diens raadsman, alsmede hun zorgen over de uitsluiting van lichte
strafbare feiten van de reikwijdte van de richtlijn overeind blijven,
maar dat desondanks de tijd rijp is om met het Europees Parlement in
onderhandeling te treden, daarbij rekening houdend met de bij de
Commissie en deze lidstaten resterende punten van zorg. 

Enkele lidstaten stemden niet in met het voorstel. Niettemin kon het
Voorzitterschap concluderen dat een algemene oriëntatie bereikt is en
dat de triloog met het Europees Parlement - onder het Cypriotische
Voorzitterschap – kan worden gestart.

13. 	Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de
tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
(herschikking) (Brussel I) [eerste lezing]

-	Algemene oriëntatie

De Raad bereikte een algemene oriëntatie over de herschikking van de
verordening Brussel I. De Raad heeft de tekst van de verordening en een
aantal belangrijke overwegingen over o.a. arbitrage vastgesteld. De
bijlagen en de overige overwegingen zijn nog onvoldoende op
raadswerkgroepniveau besproken en zijn daarom niet voorgelegd aan de
Raad.

Op verzoek van de Benelux-landen is aan de verordening een overweging
toegevoegd dat onder de werkingssfeer van de verordening ook uitspraken
van gerechtshoven vallen zoals het Benelux Gerechtshof, die
gemeenschappelijk in diverse lidstaten jurisdictie uitoefenen in zaken
die binnen de reikwijdte van de Brussel I verordening vallen. Reden
hiervoor is dat het Verdrag over de instelling van een Benelux
Gerechtshof en het Beneluxverdrag betreffende intellectueel eigendom
(tekeningen en modellen) op dit moment gewijzigd worden, wat in de
toekomst zal betekenen dat dit gerechtshof rechtsmacht zal hebben in
geschillen in het kader van intellectueel eigendom over tekeningen en
modellen.

De Commissie wees op het grote belang van de wijziging van de
verordening Brussel I voor een beter functionerende interne markt. De
herziening moet ook worden gezien in relatie tot de agenda ‘Justice
for growth’. Het Voorzitterschap constateerde dat er brede steun is
voor het voorstel en gaf aan te hopen op een snel akkoord met het
Europees Parlement.

14.	Voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van een
meerjarenkader voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten
voor 2013-2017

-	Verzoek om goedkeuring van het Europees Parlement

De Commissie heeft in december 2011 een voorstel gedaan voor een nieuw
vijfjarig onderzoekskader voor het Bureau van de EU voor de grondrechten
voor de periode 2013-2017. Het Bureau voor de grondrechten zal volgens
dit voorstel, naast continuering van de huidige onderzoeksthema’s, in
de toekomst structureel onderzoek kunnen gaan doen op het terrein van
politiële en justitiële samenwerking in strafzaken. Thans kan dit
alleen incidenteel.

Nederland gaf aan zich te kunnen vinden in het voorstel. Nederland kan
om juridische redenen alleen instemmen met uitbreiding van het
werkterrein van het Bureau met politiële en justitiële samenwerking in
strafzaken als eerst de oprichtingsverordening van het Bureau zelf wordt
aangepast. In deze positie werd Nederland ondersteund door een
aanzienlijk aantal andere lidstaten. Enkele andere lidstaten gaven
echter aan op dit moment nog niet te kunnen instemmen met uitbreiding
van de structurele onderzoeksmogelijkheden van het Bureau, in afwachting
van de evaluatie van de werkzaamheden van het Bureau die thans wordt
uitgevoerd.

De Commissie en diverse lidstaten spraken steun uit voor de uitbreiding
van de werkzaamheden van het Bureau. De Commissie betreurde het dat dit
geen overeenstemming kon worden bereikt over uitbreiding van het
werkterrein van het Bureau met politiële en justitiële samenwerking in
strafzaken buiten de oprichtingsverordening om.De Raad nam een
verklaring aan, waarin de Commissie werd opgeroepen met een
wijzigingsvoorstel voor de oprichtingsverordening van het Bureau te
komen. Het Voorzitterschap concludeerde daarop dat er de vereiste
unanieme steun is voor het voorstel voor een nieuw meerjarig
onderzoekskader. Het voorstel gaat nu naar voor goedkeuring naar het
Europees Parlement.

15.	Meerjarig financieel kader 2014-2020 (Justitie) 

a)	Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
tot vaststelling van het programma "Justitie" voor de periode 2014-2020
[eerste lezing]

-	Gedeeltelijke algemene oriëntatie

b)	Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
tot vaststelling van het programma "Rechten en burgerschap" voor de
periode 2014-2020 [eerste lezing]

		-	Gedeeltelijke algemene oriëntatie

Op 15 november 2011 heeft de Commissie voorstellen gepubliceerd voor het
Justitie-, Rechten- en Burgerschapsbudget voor de periode 2014-2020. Het
pakket bestaat uit twee verordeningen. In het Justitie Programma zullen
drie bestaande fondsen worden samengebracht, met als doel het fonds en
de aanvraagprocedures efficiënter en resultaatgerichter te kunnen
beheren. In het Rechten en Burgerschap Programma zal een aantal
bestaande fondsen (Grondrechten en burgerschap, Daphne III en de
onderdelen van antidiscriminatie, diversiteit en gendergelijkheid van
het programma voor werkgelegenheid en sociale solidariteit, PROGRESS)
worden samengebracht om effectiviteit, efficiëntie en toegankelijkheid
tot de programma’s te versterken.

De Commissie gaf aan ingenomen te zijn met meer nadruk op juridische
training en bestrijding geweld tegen vrouwen en was het met het
Voorzitterschap eens dat er geen gat mag ontstaan in de financiering van
activiteiten gerelateerd aan drugsbestrijding. Ook voor Nederland en
veel andere lidstaten is die financiering van groot belang. De discussie
daarover gaat nog verder in de relevante werkgroepen en de Commissie gaf
aan te hopen dat daarin overeenstemming wordt bereikt.

De Raad bereikte de gevraagde gedeeltelijke algemene oriëntatie.

16.	Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht [eerste lezing]

-	Oriënterend debat / bepaalde vraagstukken

De Raad voerde een oriënterend debat over onderdelen van de
voorgestelde verordening voor een gemeenschappelijk kooprecht, in het
bijzonder over nut en noodzaak van het voorstel en de rechtsgrondslag,
waarbij veel lidstaten eerder vraagtekens hebben gezet.

Veel lidstaten hadden al aangegeven voorkeur te hebben voor artikel 352
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (het
“restartikel” dat unanimiteit vereist) als rechtsgrondslag, in
plaats van het interne-marktartikel 114 VWEU. 

Namens de Commissie gaf commissaris Reding aan dat het advies van de
Juridische Dienst van de Raad inhoudt dat artikel 114 VWEU de
rechtsbasis zou moeten zijn. Volgens de Commissie willen veel lidstaten
verder spreken over bijlage I bij het voorstel waarin het eigenlijke
voorstel van het optioneel kooprecht is vervat. Volgens de Commissie
houdt het optioneel kooprecht rekening met de juridische tradities van
de lidstaten en is het in overeenstemming met het
subsidiariteitsprincipe.

Veel lidstaten gaven aan geen voorstander te zijn van het voorstel, en
wensten een discussie over zowel de rechtsbasis als de inhoud van het
voorstel. Zij waren niet overtuigd van de noodzaak van het voorstel en
wezen naar het Impact Assessment dat niet overtuigend zou zijn.

Andere lidstaten vonden het voorstel goed voor de interne markt en het
midden- en kleinbedrijf. Wel zou de relatie van het voorstel tot de
Consumentenrichtlijn en het Weens Koopverdrag verduidelijkt moeten
worden. Een enkele lidstaat uitte zorgen over of consumentenrechten goed
gewaarborgd worden.

Voor Nederland stelde staatssecretaris Teeven zich kritisch op. Het
voorgestelde gemeenschappelijk Europees kooprecht voldoet volgens
Nederland nu niet aan de behoefte van voorspelbaarheid en
rechtszekerheid. Staatssecretaris Teeven richtte zich met name op de
subsidiariteit en meerwaarde, de verhouding tot het internationaal
privaatrecht en de gekozen rechtsgrondslag.

De meerwaarde voor zowel consumenten als het bedrijfsleven was volgens
de staatssecretaris niet gebleken. De doelgroep – consumenten en
kleine en middelgrote ondernemingen – blijkt afwijzend te staan
tegenover het Commissievoorstel. De opt-in mogelijkheid, de mogelijkheid
om per transactie te kiezen voor het gemeenschappelijke kooprecht, is
ingewikkeld en zal in de praktijk niet de juiste werking hebben. Er is
angst bij consumenten dat zij de bescherming van hun nationale recht
verliezen. Ondernemingen zien ook geen heil in het voorstel. De
onzekerheid die het ontbreken van jurisprudentie met zich meebrengt, is
voor hen een te groot risico. De problemen met grensoverschrijdende
transacties liggen op een ander terrein dan verschillen in nationaal
recht, namelijk in praktische zaken als taal, afstand en kennis van
rechten en plichten. Staatssecretaris Teeven drong aan op een aanvullend
impact assessment, waaruit de meerwaarde voor consumenten en
ondernemingen afdoende zou moeten blijken. Daarna kan wat Nederland
betreft pas verder worden gepraat over de inhoud. 

De verhouding van het voorstel tot het internationaal privaatrecht
(verordening Rome I) en andere EU-instrumenten is volgens de
staatssecretaris onduidelijk. Dit leidt tot rechtsonzekerheid. Nederland
bepleitte daarom nogmaals een advies van de Juridische Dienst van de
Raad over de samenloop van het Commissievoorstel en andere (EU)
instrumenten zoals Rome I en het Weens Koopverdrag.

De gekozen rechtsgrondslag (artikel 114 VWEU) is wat Nederland betreft
onvoldoende. Nederland stelt als rechtsgrondslag niet alleen artikel 114
voor maar, althans voor het moment, ook artikel 352 VWEU. 

Staatssecretaris Teeven gaf aan dat, alleen als aan de voorwaarden van
Nederland wordt voldaan, Nederland pleit voor toepassing van het
gemeenschappelijk kooprecht op grensoverschrijdende business-to-business
en business-to-consumer contracten, zowel online als offline. Voorts gaf
hij aan dat Nederland wel meerwaarde in een “toolbox” ziet, een
gereedschapskist voor de Europese wetgever, voor het maken van
consistentere EU wetgeving. Zolang er nog onderhandeld wordt over het
Europees kooprecht, acht Nederland het niet wenselijk om de Commissie
ook Europese modelcontracten te laten ontwikkelen.

Enkele lidstaten waren van mening dat het Commissievoorstel ook in
strijd is met Stockholm Programma, waar sprake is van een niet-bindend
instrument. Een behoorlijk aantal lidstaten pleitte voor een aanvullend
impact assessment, net als Nederland.

De Juridische Dienst van de Raad zegde toe, mede naar aanleiding van het
Nederlandse verzoek, om te bezien of de rechtsgrondslag van het
voorstel, niet alleen artikel 114 maar ook artikel 352 VWEU kan of zou
moeten zijn. Verder zegde de Juridische Dienst toe, ook mede naar
aanleiding van het Nederlandse verzoek, een advies op te stellen over de
samenloop van het voorstel en andere instrumenten zoals de verordening
Rome I en het Weens Koopverdrag. 

Het Voorzitterschap concludeerde dat het voorstel, in het bijzonder
bijlage I, nu inhoudelijk kan worden besproken (een grote meerderheid
van de lidstaten was hier voor). Een conclusie over de rechtsgrondslag
van het voorstel zal worden aangehouden tot definitief duidelijk is wat
de onderhandelingen gaan opleveren, ook ten aanzien van de reikwijdte
van het voorstel. Ten slotte dient bij de bespreking van bijlage I
duidelijk aangetoond worden dat deze bijlage bijdraagt aan het wegwerken
van belemmeringen in de interne markt.

17.	Diversen 

-	Informatie van het voorzitterschap over ter tafel liggende
wetgevingsvoorstellen

Het Voorzitterschap meldde de stand van zaken op een aantal dossiers. 

Er is een politiek akkoord op handen bij de richtlijn slachtoffers en de
richtlijn aanvallen op informatiesystemen. De triloog inzake het
Europees opsporingsbevel (EOB) heeft vertraging opgelopen door de
vertraagde stemming in het Europees Parlement. Op een aantal punten
bestaat namelijk een aanzienlijk verschil van inzicht tussen Raad en
Europees Parlement, aldus het Voorzitterschap.

-		Confiscatie van de opbrengsten van misdrijven (verzoek van Ierland)

Het Voorzitterschap maakte melding van een brief die Ierland heeft
verspreid inzake de Richtlijn over de bevriezing en confiscatie van
opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie. De Ierse minister van
Justitie lichtte toe dat hij daarin ingaat op non-conviction based
confiscation en de mogelijke problemen daarbij met fundamentele rechten;
Ierland zoekt daarvoor een oplossing. Een tweetal lidstaten gaf aan mee
te willen werken aan die oplossing. 

-		Prioriteiten van het aantredende Cypriotische voorzitterschap

Het aantredende Cypriotische Voorzitterschap gaf aan wat de prioriteiten
van dat Voorzitterschap zullen zijn:

Het pakket (richtlijn en verordening) gegevensbescherming.

Het bereiken van een algemene oriëntatie ten aanzien van de richtlijn
inzake de bevriezing en confiscatie van opbrengsten van misdrijven in de
Europese Unie.

De richtlijn inzake toegang tot een raadsman.

De richtlijn marktmisbruik.

Het toekomstig voorstel inzake bescherming van financiële belangen van
de Unie door middel van het strafrecht.

Mogelijk: het toekomstig voorstel ter zake bescherming van de euro tegen
valsemunterij.

Het civiele beschermingsbevel (EPO).

De afronding van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader
(Justitie).

De toetreding van de EU tot het EVRM.

-	Lunchbespreking gegevensbescherming

Tijdens de lunchbesprekingen is gesproken over de voorstellen voor een
richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging en een algemene
verordening gegevensbescherming.

Bij de lunchbespreking over de ontwerprichtlijn lag de vraag ter tafel
van de wenselijkheid van Europese regels voor de verwerking van
persoonsgegevens ten behoeve van de opsporing en vervolging van
strafbare feiten, ook voor de verwerking van persoonsgegevens die
uitsluitend in de nationale context plaatsvindt. Daarbij was de vraag
aan de orde in hoeverre de voorgestelde verruiming van de reikwijdte van
de ontwerprichtlijn in vergelijking met het huidige kaderbesluit
dataprotectie - dat alleen van toepassing is op de gegevens die tussen
de lidstaten worden uitgewisseld - het werk van de
rechtshandhavingsdiensten beïnvloedt.   

Nederland heeft aangegeven dat bij de implementatie van het huidige
kaderbesluit dataprotectie, dat in 2008 door de Raad is aangenomen, is
gekozen voor een ruime implementatie. De regels van het kaderbesluit
worden in beginsel toegepast op alle persoonsgegevens die worden
verwerkt ten behoeve van de opsporing en vervolging van strafbare
feiten. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen gegevens die
uitsluitend op nationaal niveau worden verwerkt en gegevens die aan
andere lidstaten worden verstrekt. Een dergelijk onderscheid zou in de
praktijk niet goed werkbaar zijn omdat pas in de loop van een
opsporingsonderzoek of een strafvervolging kan blijken van de noodzaak
tot de verstrekking van gegevens aan een andere lidstaat. De
rechtshandhavingsdiensten zijn gebaat bij zoveel mogelijk eenvormige
regels voor de verwerking van persoonsgegevens. Daarom steunt Nederland
de keuze van de Commissie voor een ruime reikwijdte van de
ontwerprichtlijn.

Bij de bespreking over de Verordening gegevensbescherming lag de vraag
voor hoe lidstaten aankijken tegen de wijze waarop het voorstel nu min
of meer dezelfde set regels toepast op de publieke en private sector.
Nederland is voorstander van een doelmatig gebruik van persoonsgegevens
door de overheid. De verordening zou geen onnodige belemmeringen moeten
oproepen voor het delen van gegevens tussen overheden onderling. Het
delen van gegevens is van toenemend belang voor een meer efficiënte
handhaving van wetgeving en zeker voor de bestrijding van fraude. Voorts
biedt de verordening volgens Nederland geen duidelijke visie op de
verhouding tussen EU-recht en nationaal recht. Dit brengt de vraag op
naar de bestaande en toekomstige mogelijkheid voor lidstaten om voor
nationale doeleinden nog regelingen in het leven te roepen voor deze
doelen.

Over de balans tussen bescherming van persoonlijke gegevens en de
daarmee gemoeide lasten voor de beheerders van die gegeven, vindt
Nederland dat een uitgebalanceerde verhouding tussen rechten en
verplichtingen van verantwoordelijken sectorafhankelijk is. In de
publieke sector is meer verantwoording acceptabel, maar de verordening
schiet door in sommige opzichten. Uitgebreide voorafgaande toetsen van
openbaar cameratoezicht bijvoorbeeld zijn voor Nederland niet
acceptabel. In de private sector is het beter aansluiting te zoeken aan
de risico’s die zijn gemoeid met de specifieke gegevensverwerking dan
aan de schaalgrootte van de onderneming. Tenslotte heeft Nederland
zorgen over de positie van de individuele burger die net buiten de grens
van persoonlijke en huishoudelijke doeleinden treedt, zoals het plaatsen
van een foto op internet afkomstig van een bewakingscamera van een
misdrijf met de bedoeling daders te achterhalen. Die burger wordt
blootgesteld aan veel verplichtingen, en zeer hoge boetes. Die grens
dient volgens Nederland beter worden bepaald.

De onderhandelingen over deze voorstellen zijn nog in een vroeg stadium.
Zoals afgesproken tijdens het algemeen overleg met de Tweede Kamer op 7
maart 2012 over de EU-wetgeving bescherming persoonsgegevens wordt de
Tweede Kamer tenminste één maal per kwartaal geïnformeerd over het
verloop van het onderhandelingsproces over de verordening en de
richtlijn.