[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Samenvatting concept-inrichtingsplan nationale politie

Bijlage

Nummer: 2012D27305, datum: 2012-06-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Concept-inrichtingsplan nationale politie (2012D27304)

Preview document (šŸ”— origineel)


Samenvatting concept-inrichtingsplan nationale politie

1. Inleiding

Het concept-inrichtingsplan, opgesteld in opdracht van de minister van
Veiligheid en Justitie, beschrijft de organisatiestructuur van de
nationale politie per 2015. Het inrichten van sommige
organisatieonderdelen, vooral met betrekking tot het
politiedienstencentrum, kent een doorlooptijd tot en met 2017. Het plan
is ingericht met inachtneming van de door de minister bij zijn opdracht
gestelde voorwaarden dat een operationele politiesterkte van tenminste
49.500 fte wordt gegarandeerd en dat de vorming van de nationale politie
leidt tot besparingen oplopend tot ā‚¬ 230 miljoen structureel na 2015.

De inrichting van de politieorganisatie is erop gericht de gezagsdragers
in staat te stellen de sturing op de politie adequaat in te vullen.
Tevens is zij erop gericht te waarborgen dat de minister van Veiligheid
en Justitie zijn sturing op en verantwoordelijkheid voor het beheer kan
waarmaken. 

Het concept-inrichtingsplan is een organisatieplan en dus in essentie
een organogram van het landelijke korps. Hoe tot de inrichting wordt
gekomen wordt beschreven in een apart realisatieplan. Het beschrijft de
inrichting van de regionale eenheden, de landelijke eenheid en het
politiedienstencentrum. Daarnaast wordt ingegaan op de wijzen waarop de
politie burgemeesters en officieren van justitie faciliteert hun gezag
tot uitvoering te brengen. Tot slot wordt ingegaan op de manieren waarop
de medewerkers van de politie - het kloppend hart van de organisatie -
beter kunnen bijdragen aan een veiliger Nederland. Hoewel het
concept-inrichtingsplan dus vooral de structuur beschrijft, gaat het bij
dit laatste om werkwijzen, cultuur, leiderschap en gedrag. 

Bij de voorbereiding is overlegd met de gezagdragers, de
medezeggenschap, vakbonden en andere bij de politie betrokken
instanties. Het concept-inrichtingsplan zal na consultatie van de
gezagsdragers en andere betrokken organisaties door de minister van
Veiligheid en Justitie worden vastgesteld en na inwerkingtreding van de
wet door de korpschef worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van
de minister.

2. Missie, kernwaarden en doelen

De inrichting van de nationale politie is gestoeld op de missie en
kernwaarden van de politie, binnen de wettelijke taakopdracht en kaders.
Onveranderd is de politie ā€˜waakzaam en dienstbaarā€™ aan de waarden
van de rechtsstaat. Deze missie vervult de politie door, afhankelijk van
de situatie, te beschermen (mensen en goederen), te begrenzen
(ongeoorloofd, eventueel gewelddadig gedrag) en te bekrachtigen
(ondersteuning van gewenst gedrag). Politiemedewerkers zijn daartoe
integer, betrouwbaar, moedig en verbindend.

De missie en kernwaarden zijn vertaald naar de doelen die de inrichting
van de nationale politie beoogt: bijdragen aan het veiliger maken van
Nederland en ruimte bieden voor de professionaliteit van de politie en
de politiemedewerkers. Nationale politie moet leiden tot betere
politieprestaties, tot een groter vertrouwen van de burgers in de
politie en tot een korps dat als eenheid functioneert. Deze doelen
vereisen niet alleen een adequate inrichting (structuur, werkwijze,
systemen), maar ook veranderingen in cultuur, gedrag en leiderschap.
Hierbij worden de politiemedewerkers, rechtstreeks en via de
medezeggenschap en vakbonden, intensief betrokken.

Voor het eerst in de geschiedenis van de Nederlandse politie maken alle
politiemedewerkers deel uit van Ć©Ć©n organisatie en vallen zij onder
Ć©Ć©n korpschef. De professionele ruimte van de politiemedewerkers moet
worden vergroot zodat zij binnen hun verantwoordelijkheden naar
ā€˜bevind van zakenā€™ kunnen handelen: op basis van protocollen en
procedures, maar waar nodig in bijzondere situaties ook in afwijking
daarvan. De administratieve lastendruk wordt de komende jaren
substantieel minder. Ook het leiderschap bij de politie moet veranderen.
Operationeel leiderschap wordt het uitgangspunt: de afstand tussen
leidinggevenden en medewerkers moet kleiner worden, waarbij
leidinggevenden zich weer meer bezig houden met het sturen en
ondersteunen van het dagelijkse werk.

3. Algemene inrichtingsprincipes 

De politieorganisatie wordt volgens de volgende principes ingericht:

Het gezag over de nationale politie wijzigt niet en berust onverminderd
bij de burgemeester voor de handhaving van de openbare orde en de
officier van justitie voor de strafrechtelijke handhaving. Het beheer
staat ten dienste van het gezag en schept de randvoorwaarden voor een
goede taakuitvoering.

De korpschef legt over de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden
verantwoording af aan de minister van Veiligheid en Justitie.

De basis van het politiewerk ligt in de wijk. Daarom is een stevige
lokale verankering cruciaal. De politie bevordert en organiseert
burgerparticipatie, onder regie van het lokale gezag.

De capaciteitsverdeling binnen de basispolitiezorg en opsporing blijft
binnen de nationale politie in principe gelijk aan de situatie in het
oude bestel. 

De politie gaat allianties aan met partners om de veiligheid te
verbeteren. Dat varieert van samenwerking in het Veiligheidshuis en het
Regionaal Informatie- en Expertisecentrum tot samenwerking in het kader
van de veiligheidsregio of met de Koninklijke Marechaussee en de
Politieacademie. 

De politie is Ć©Ć©n organisatie; de onderdelen werken goed met elkaar
samen en functioneren als een eenheid. Er is sprake van eenheid van
beleid op het gebied van sturing, taakuitvoering, dienstverlening,
bedrijfsvoering en informatievoorziening. 

Het korps heeft Ć©Ć©n informatiepositie en de informatieorganisatie is
verbonden met en verankerd op alle niveaus in de organisatie.

De bedrijfsvoering is efficiƫnt centraal georganiseerd in het
politiedienstencentrum. De bedrijfsvoering is ondersteunend aan de
operatie en de operatie neemt verplicht de bedrijfsvoeringsdiensten af
van het politiedienstencentrum.

Binnen het korps zijn heldere sturingslijnen en is duidelijk wie
verantwoordelijk is voor de inzet en het optreden van politiemedewerkers
en het resultaat daarvan. 

Verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden daar belegd waar de aanpak
van de veiligheidsproblematiek plaatsvindt. Het effect van de aanpak
staat daarbij centraal en niet de organisatiestructuur. 

De politie werkt zo veel mogelijk volgens gestandaardiseerde processen
en op basis van kwaliteitscriteria, zonder afbreuk te doen aan de
professionele ruimte van de medewerker en het noodzakelijke maatwerk
voor specifieke taken. 

De politie is een flexibele organisatie. In bijzondere situaties is de
politie snel en met extra capaciteit, kennis en middelen ter plaatse.
Dit kan de vorm aannemen van (horizontale) samenwerking of (verticale)
opschaling. De politie organiseert haar personele en materiƫle
capaciteit op een zodanige wijze dat deze flexibel inzetbaar is.

Volwaardige medewerkerparticipatie, onder meer via de medezeggenschap en
vakbonden, legt een stevige verbinding tussen medewerker en organisatie.


4. Sturing op de nationale politie

Bij sturing op de nationale politie wordt onderscheid gemaakt in de
sturing op het beheer door de minister van Veiligheid en Justitie, met
betrokkenheid van het gezag, en sturing op de taakuitvoering door de
gezagsdragers. Daarnaast stuurt de minister door middel van de
landelijke beleidsdoelstellingen. De minister betrekt het gezag onder
andere bij het beheer via het overleg dat hij op grond van artikel 19
van de wet voert met de regioburgemeesters en de voorzitter van het
College van procureurs-generaal.

De minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, de minister
van Immigratie, Integratie en Asiel en de minister van Veiligheid en
Justitie sturen respectievelijk op de taken van de politie die
voortvloeien uit de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002,
op de politiƫle vreemdelingentaak en op taken die te maken hebben met
bewaken en beveiligen inzake het landelijk domein.

Sturing op de taakuitvoering geschiedt primair door de burgemeester en
de officier van justitie als gezagsdragers. Voor de regionale eenheden
wordt op regionaal en lokaal niveau gestuurd door de burgemeesters en de
(hoofd)officier van justitie.

Aan de basis van de sturing op regionaal niveau staat het beleidsplan
van de regionale eenheid. Dit beleidsplan wordt tenminste eens in de
vier jaar vastgesteld door alle burgemeesters en de hoofdofficier van
justitie. Via het regionale beleidsplan wordt gestuurd op de
prioriteiten en doelstellingen voor de regionale eenheid. Het ligt voor
de hand dat het regionale beleidsplan ingaat op bovenlokale
veiligheidsvraagstukken, zoals de aanpak van criminaliteit, problematiek
op het gebied van jeugd en de aanpak van drugs. Ook is het van belang
dat de gevraagde prestaties van de politie centraal staan. De
prioritering en aanpak van deze veiligheidsvraagstukken wordt gebaseerd
op de integrale veiligheidsplannen van de verschillende gemeenten en het
beleidsplan van het OM. De totstandkoming van het regionale beleidsplan
kent dus een ā€˜bottom-upā€™-karakter. Hiernaast worden in ieder geval
de doelstellingen die door de minister van Veiligheid en Justitie aan de
eenheden zijn toebedeeld als aandeel in de landelijke doelstellingen
opgenomen. In de ā€œnotitie voor de tweede strategische conferentie
Nationale Politie (Wassenaarnotitie)ā€ wordt uitgebreider ingegaan op
de praktijk zoals door de minister van Veiligheid en Justitie en de
gezagsdragers voorgestaan. 

De sturing op de aanpak van veiligheidsproblemen vindt plaats in de
driehoeken en kan, afhankelijk van het onderwerp en de keuzes van het
gezag daarbinnen, ook plaatsvinden in (integrale) stuurploegen die op
districts- en/of regionaal niveau kunnen worden vormgegeven. De functie
van de stuurploeg is om keuzes te maken binnen het opsporingsproces; er
wordt overzicht gehouden op de werkvoorraad binnen politie en het OM, er
wordt gestuurd op de inzet van de opsporingscapaciteit, op realisatie
van doelstellingen en de voortgang van strafrechtelijke onderzoeken. In
integrale stuurploegen, waarin het OM, bestuur, politie en - afhankelijk
van de problematiek - andere partners deelnemen, worden gezamenlijke
afspraken gemaakt over de aan te pakken criminaliteitsproblemen en de
benodigde maatregelen. De driehoeken bepalen welk soort zaken binnen de
integrale stuurploegen worden behandeld en welke in de ā€˜klassiekeā€˜
stuurploegen van het OM en politie.

Het driehoeksoverleg vindt plaats op gemeentelijk niveau indien de
burgemeester daarom verzoekt. De burgemeester kan tevens verzoeken om
het driehoeksoverleg op een bovenlokaal niveau in te richten. Een
combinatie van beide is eveneens mogelijk. Ongeacht het niveau of de
niveaus waarop de bestuurders verkiezen om te overleggen, een vaste
vertegenwoordiger van de politie sluit zich daarbij altijd aan.

In de driehoek maken de burgemeester en de officier van justitie
afspraken over de inzet van de politie. Dat gebeurt op basis van de
lokale doelen van de gemeente en op basis van de doelstellingen van het
OM. De eerste worden door de gemeenteraad vastgesteld in het integrale
veiligheidsplan en vormen mede de kaders die de burgemeester meekrijgt
om zijn gezagsrol in te vullen. Door de koppeling van de inzet van de
operationele politiecapaciteit aan de doelen van het integrale
veiligheidsplan wordt de politiezorg binnen de gemeenten beter afgestemd
op lokale wensen en behoeften. De afspraken die door de driehoek worden
gemaakt kunnen bijvoorbeeld gaan over de prioriteiten voor de inzet van
de politie, het dienstverleningsniveau van politie aan burgers - zoals
aangiftemogelijkheden en (tijden van) bereikbaarheid en beschikbaarheid
-, samenwerking met toezichts- en handhavingsdiensten en private
partijen en over informatie-uitwisseling. Hiermee bindt het gezag de
politie aan de lokale wensen en behoeften en is de basispolitiezorg in
de gemeente geregeld. Het is hierbij van belang de afspraken te
formuleren in prestaties die van de politie worden verwacht: welke
bijdrage aan de lokale veiligheid dient de politie te leveren? De rol
van het gezag hierin is om te bepalen welke prestaties het van de
politie verwacht en daarop te sturen. Hoe concreter de gevraagde
prestaties van de politie worden beschreven, hoe makkelijker het voor
het gezag is om de politie hierop aan te spreken en verantwoording te
laten afleggen.

Omdat politiecapaciteit per definitie schaars is, is van belang dat het
gezag zich rekenschap geeft van de mogelijkheden, ook capacitair, die de
politie heeft om haar opdracht uit te voeren. Als dat niet zou gebeuren,
kan de situatie ontstaan dat aan de politie meer wordt gevraagd dan dat
zij kan leveren. De lokale politiechef heeft hierin een belangrijke
adviserende rol. De vorming van robuuste basisteams maakt dat deze meer
dan in de huidige situatie de opdrachten van het gezag kunnen waarmaken.
Indien de capaciteit in incidentele gevallen tekortschiet, dan zal dit
eerst op districtsniveau en vervolgens op regionaal niveau worden
opgelost. 

5. De inrichting van de nationale politie

Het korps

Het operationele politiewerk zal plaatsvinden in de regionale eenheden
en de landelijke eenheid. De bedrijfsvoering wordt efficiƫnt centraal
georganiseerd in het politiedienstencentrum onder het motto ā€˜centraal,
tenzijā€™. De bedrijfsvoering is ondersteunend aan de operatie, zijnde
het politiewerk en de politiemedewerker. Daarbij zal sprake zijn van een
evenwichtige balans tussen geconcentreerde (op afstand) en
gedeconcentreerde (in nabijheid) uitvoering van de
bedrijfsvoeringsprocessen. 

Schematisch weergegeven zal de politieorganisatie er als volgt uit komen
te zien.

De sterkteverdeling komt als volgt tot stand. De minister van Veiligheid
en Justitie heeft de operationele sterkte van de Nederlandse politie
bepaald. Van dat totaal wordt vooraf, conform de (reken)regels die in de
AMvB sterkte en middelen zullen worden vastgelegd, de sterkte voor de
landelijke eenheid afgesplitst. Het overblijvende deel wordt door de
minister, conform de gemaakte sterkteafspraken met het gezag, verdeeld
over de regionale eenheden. De minister van Veiligheid en Justitie stelt
met het beheersplan en de begroting voor de politie de (verdeling van
de) niet-operationele sterkte vast.

Het politiedienstencentrum

De bedrijfsvoering van het korps zal bijna volledig georganiseerd worden
binnen het politiedienstencentrum waarbij een balans wordt gezocht
tussen de geconcentreerde en gedeconcentreerde activiteiten. Deze
laatste categorie is fysiek werkzaam bij de regionale en landelijke
eenheden vanwege het belang van nabijheid van de uitvoering bij de
operatie. De formatieve verhouding geconcentreerd ā€“ gedeconcentreerd
is voor de totale bedrijfsvoering ongeveer 40% - 60% en doet recht aan
de balans tussen het werken op afstand en ondersteuning in nabijheid van
de eenheden. De verschillen in de verhoudingen tussen geconcentreerd en
gedeconcentreerd verschillen sterk per bedrijfsvoeringsdienst, als
gevolg van het verschil in aard en karakter van de onderscheiden
bedrijfsvoeringsprocessen en de te verrichten werkzaamheden. 

De processen, werkwijze en ondersteunende applicaties binnen de
bedrijfsvoering zijn maximaal gestandaardiseerd en geautomatiseerd voor
de uitvoering van een sobere en efficiƫnte bedrijfsvoering. De
bedrijfsvoeringsdiensten werken onderling samen om, daar waar gewenst,
integrale dienstverlening aan de operatiƫn en advisering aan de
korpsleiding te bieden.

Op de volgende pagina is een organogram opgenomen waarmee de voorgenomen
inrichting wordt weergegeven. Over de locatie(s) van het politiecentrum
vindt nog overleg plaats. 

De regionale eenheden

De regionale eenheid wordt belast met de volledige operationele
politietaak binnen de eenheid, met uitzondering van taken die belegd
worden binnen de landelijke eenheid. Omwille van herkenbaarheid,
eenduidige kwaliteit en onderlinge samenwerking zal elke regionale
eenheid op zo eenduidig mogelijke wijze ingericht worden. Dit laat
onverlet dat er ruimte is voor door het gezag gewenst maatwerk. 

In het organogram op de volgende pagina is de voorgenomen inrichting
weergegeven.

De indeling van de regionale eenheid in districten en van de districten
in basisteams raakt direct het gezag. Daarom is het gezag bij de
voorbereidingen van het concept-inrichtingsplan intensief betrokken bij
het bepalen van de onderdelen van de regionale eenheden. Dit heeft
geleid tot een voorlopige indeling van de regionale eenheden. De
vaststelling door de burgemeesters en hoofdofficier van justitie van de
verdeling van de operationele sterkte binnen de regionale eenheid zal in
de toekomst plaatsvinden als onderdeel van het beleidsplan van de
regionale eenheid. Voor de eerste keer is het echter ook onderdeel van
het inrichtingsplan dat de minister van Veiligheid en Justitie
vaststelt. Hierdoor is het van belang dat de verdeling van de
operationele sterke als onderdeel van het regionale beleidsplan voor
deze eerste keer onafhankelijk plaatsvindt van de vaststelling van de
overige delen van het regionale beleidsplan. Bij het opstellen van het
concept-inrichtingsplan is met de burgemeesters en de hoofdofficieren in
de regionale eenheden voorlopige overeenstemming bereikt over de
voorgenomen sterkteverdelingen. De kwartiermaker Nationale Politie zal
de voorgenomen verdeling tijdens de consultatietermijn voor het
concept-inrichtingsplan per regionale eenheid nogmaals bespreken met de
burgemeesters en de hoofdofficieren, tenzij de gezagdragers daartoe geen
aanleiding meer zien.

Een regionale eenheid zal naast de districten en de basisteams en de
regionale recherche uit de volgende onderdelen bestaan:

Leiding en staf: aan het hoofd van de regionale eenheid staat de
politiechef die wordt ondersteund door twee hoofden operatiƫn en een
hoofd bedrijfsvoering. 

Dienst Regionale Bedrijfsvoering: deze neemt die delen van de
bedrijfsvoering voor zijn rekening die niet bij het
politiedienstencentrum zijn belegd;

Dienst Regionale Operationele Samenwerking: hierin worden zaken belegd
als arrestantenzorg en executietaken, regionaal servicecentrum die
intake per telefoon, en internet verzorgt, een afdeling infrastructuur,
en de regionale crisis en conflictbeheersing.

Dienst Regionale Informatie Organisatie: deze voorziet de organisatie
24/7 van actuele informatie ten behoeve de sturing op en de
ondersteuning van de uitvoering van het politiewerk;

Dienst Regionaal Operationeel Centrum: deze omvat het politiedeel van de
meldkamer en een real time intelligence centrum. 

De regionale recherche verricht probleem- en themagerichte onderzoeken
naar criminele samenwerkingsverbanden (ondermijning), onderzoeken naar
delicten met hoge impact en onderzoeken op de geprioriteerde themaā€™s
milieu, fraude, zeden, kinderporno, cybercrime, mensenhandel en
migratiecriminaliteit. Tevens doet de regionale recherche onderzoek naar
criminele activiteiten die aan terrorisme gelieerd kunnen worden. 

De werkzaamheden van de onderdelen van de regionale eenheid, of dat nu
de genoemde diensten zijn, de recherche of de basisteams, dragen altijd
bij aan lokale veiligheid. Sturing vindt plaats door het gezag, zowel
aan de voorkant door middel van het beleidsplan als bij de
daadwerkelijke inzet.

De basisteams

Het wetsvoorstel schrijft voor dat er tien regionale eenheden zijn die
onderverdeeld worden in territoriale onderdelen. De regionale
kwartiermakers hebben over deze onderverdeling nauw en veelvuldig
overleg gevoerd met het gezag. De minister van Veiligheid en Justitie
heeft hen over de onderverdeling geconsulteerd. De uitkomst van overleg
en consultatie is een onderverdeling van de regionale eenheden in
districten. Elk district wordt vervolgens weer geografisch verdeeld in
robuuste basisteams, waarbinnen - lokaal verankerd ā€“ de
gebiedsgebonden basispolitietaak gestalte krijgt. Een basisteam kan
meerdere gemeenten omvatten, Ć©Ć©n gemeente omvatten of in het geval van
de grootste gemeenten delen van gemeenten omvatten. Onderstaande tabel
geeft een voorlopige verdeling van basisteams en districten weer. 

Eenheid 	Aantal districten 	Aantal basisteams

Noord-Nederland	3	16

Oost-Nederland	5	28

Noord-Holland	3	10

Amsterdam	4	17

Midden-Nederland	5	18

Den Haag	7	29

Rotterdam	6	17

Oost-Brabant	3	9

Limburg	3	12

Zeeland-West-Brabant	4 	12

Totaal 	43	168



De nieuwe basisteams zullen in de meeste gevallen groter zijn dan de
huidige basisteams. Deze personele omvang is noodzakelijk om te komen
tot de gewenste robuuste basisteams. Territoriale schaalvergroting van
de districten en basisteams is hier in veel gevallen voor nodig. Zoals
gezegd, is het gezag nauw en uitgebreid betrokken geweest bij de
totstandkoming van deze voorlopige indeling van de regionale eenheid in
districten en basisteam. In beginsel zal de formatie van een basisteam
tussen de 60 en 200 fte liggen. Daarmee wordt zeker gesteld dat het team
over voldoende operationele slagkracht beschikt en in staat is alle
kerntaken van het politiewerk grotendeels zelfstandig uit te voeren.
Deze robuustheid van elk basisteam waarborgt de basisbeschikbaarheid en
aanspreekbaarheid van de politie voor burger en voor het gezag.

De basisteams zijn het fundament van de politie. In deze basisteams zijn
alle basispolitieprocessen verenigd: noodhulp, intake en service,
handhaving en opsporing. Alle agenten in een basisteam zijn generiek
inzetbaar zodat maximale ontschotting tussen de processen plaatsvindt.
Hierbinnen is ruimte voor lokale accenten, zodat basisteams ook de
aanpak van bijvoorbeeld jeugdgroepen of veel voorkomende criminaliteit
goed kunnen verzorgen. Binnen de basisteams zijn de wijkagenten volgens
de norm van 1 wijkagent op 5000 inwoners gemiddeld per regionale eenheid
werkzaam. Zij werken ten behoeve van ā€˜hunā€™ wijk, ze zijn daar
zichtbaar aanwezig, praten met de mensen en houden nieuwe ontwikkelingen
in de gaten. Opsporing van veelvoorkomende criminaliteit is eveneens een
taak van het basisteam. Daarnaast wordt het basisteam voor de
probleemgerichte aanpak van de veelvoorkomende criminaliteit bijgestaan
door de districtsrecherche. De districtsrecherche voorziet verder in de
opsporing van criminaliteit met een hoge impact zoals jeugdcriminaliteit
en ondersteunt in die zin ook de aanpak van jeugdgroepen door de
basisteams. Doordat op elk niveau in de organisatie recherche is
ingericht, ontstaat een samenhangend stelsel dat leidt tot vergroting
van de slagkracht in de opsporing. 

Om flexibel te kunnen inspelen op incidentele capacitaire wensen die de
mogelijkheden van de basisteams te boven gaan zal op districtsniveau
flexibele capaciteit worden ingericht. Deze flexteams zijn ingericht ter
grootte van ten minste 3% van de omvang van het district doch niet
kleiner dan 20 medewerkers. Kerntaak van het flexteam is het
probleemgericht inzetten van capaciteit ter ondersteuning van de
basisteams. Binnen het flexteam kan zowel handhavings- als
opsporingscapaciteit worden ingezet. Zo kan de wijkagent in de
basisteams ten behoeve van de lokale probleemgerichte aanpak
ondersteuning krijgen vanuit het flexteam. Het gezag gaat over de inzet
van het flexteam. 

Beoogde kerntaken van de basisteams zijn:

Gebiedsgebonden en probleemgericht werken, netwerken (wijkzorg);

Toezicht en handhaving van wet- en regelgeving;

Verlenen van noodhulp;

Opsporen (afhandeling van veel voorkomende criminaliteit);

Intake (receptiefunctie, opvang publiek, opnemen aangiften);

Aanpakken jeugdproblematiek;

Horecatoezicht;

Toezicht evenementen;

Aanpakken huiselijk geweld;

Uitvoeren executietaken;

Uitvoeren korpscheftaken (bijvoorbeeld toezicht op boaā€™s);

Uitvoeren milieutaken;

Slachtofferzorg. 

De districtsrecherche

De districtsrecherche is, in samenspraak met de opsporing binnen de
basisteams, verantwoordelijk voor de opsporing en aanpak van
criminaliteit met hoge impact en de probleemgerichte aanpak van veel
voorkomende criminaliteit. Kerntaken van de districtsrecherche zijn:

Uitvoeren van onderzoek naar criminaliteit met hoge impact
(geweldcriminaliteit, jeugdcriminaliteit, vermogenscriminaliteit) naar
aanleiding van incidenten (plaats delict) en aangiften.

Uitvoeren probleemgerichte onderzoeken naar veel voorkomende
criminaliteit. 

Leveren van gekwalificeerde medewerkers ten behoeve van Teams
Grootschalige Opsporing.

De landelijke eenheid

De politie kent Ć©Ć©n operationele landelijke eenheid. Waar de tien
regionale eenheden een territoriale verantwoordelijkheid dragen, is de
landelijke eenheid belast met de uitvoering van landelijke en
specialistische politietaken. Daarnaast werkt de landelijke eenheid
samen met de regionale eenheden bij het bieden van hoogwaardige
operationele ondersteuning. De eenheid opereert vanuit locaties in
binnen- en buitenland en beschikt over specialistische mensen, middelen
en expertise. 

In onderstaand organogram is de voorgenomen inrichting weergegeven.

 Dit concept-inrichtingsplan is gebaseerd op het wetsontwerp Politieweg
200., zoals dat is aangenomen door de Tweede Kamer en thans voorligt in
de Eerste Kamer. In de nadere Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer,
d.d. 14 juni 2012, heeft de minister van Veiligheid en Justitie een
aantal wijzigingen van de wet voorgesteld die tot doel hebben de positie
van de minister ten opzichte van de korpschef verder te versterken,Ā de
rol van het parlement ten aanzien van het beheer te versterken, de
positie van de regioburgemeester te verbeteren en de invloed van het
gezag op het beheer te vergroten. De minister zal deze wijzigingen zo
snel mogelijk na aanvaarding van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer
indienen. Deze voorgestelde wetswijzigingen zijn nog niet verwerkt in
dit inrichtingsplan. 

 Kamerstukken I, 2011/12, 30.880 (bijlage bij) H.

 In een enkel geval is er nog overleg gaande over de precieze indeling.

 PAGE    

 PAGE   1