[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beleidsreactie per onderzoek

Bijlage

Nummer: 2012D29981, datum: 2012-07-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Onderzoeksrapportages SZW en de beleidsreactie per onderzoek (Monitor Arbeidsmarkt, Evaluatie Wet Participatieplaatsen en de rapporten van de Inspectie SZW "Agressie en Geweld", "Kiezen voor het delen van informatie", "Sectorrapportage Metaal" en "Sectorrapportage Grond- Weg- en Waterbouw") (2012D29803)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage met beleidsreacties per onderzoek

1	Evaluatie Wet Participatieplaatsen

In het rapport wordt de wet geëvalueerd waarmee de participatieplaatsen
mogelijk zijn gemaakt (Stb. 2008, 284), hierna te noemen de Wet
participatieplaatsen. In de Wet stimulering arbeidsparticipatie (Stb.
2008, 590) zijn de voorwaarden van de participatieplaatsen nader
aangevuld. In de Wet participatieplaatsen is bepaald dat de
Staten-Generaal binnen vier jaar een verslag ontvangt over de
doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk.

 

De evaluatie is uitgevoerd door Research voor Beleid en EIM. 

Participatieplaatsen zijn tijdelijke, onbeloonde en additionele
werkzaamheden met behoud van uitkering in het kader van de re-integratie
van uitkeringsgerechtigden met een kleine kans op inschakeling in het
arbeidsproces en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar zijn op de
arbeidsmarkt.

Enkele belangrijke bevindingen uit het onderzoek:

Het aantal gemeenten dat gebruik maakt van het instrument neemt toe van
achttien procent in 2009 tot dertig procent medio 2011. UWV zet het
instrument beperkt in.

Gemeenten hebben in de periode 2009 tot medio 2011 in totaal 14.000
nieuwe participatieplaatsen gerealiseerd. Medio 2011 zetten de gemeenten
gezamenlijk bijna 6000 participatieplaatsen in.

Participatieplaatsen zijn niet primair gericht op uitstroom naar werk,
omdat deze vooral zijn bedoeld voor personen met een grote afstand tot
de arbeidsmarkt. De doorstroom naar regulier werk varieert in de
onderzoeksperiode van 15 tot 22 procent.

Een meerderheid van de gemeenten vindt het instrument van toegevoegde
waarde. Veel gemeenten zien echter voldoende alternatieven voor de
doelgroep. Bij deze alternatieven ontbreken de eisen van scholing,
additionaliteit en premies, die de participatieplaats tot een
betrekkelijk duur instrument maken. 

Uit de evaluatie komt verder naar voren dat gemeenten van mening
verschillen over de vraag of premies aan de deelnemers doeltreffend
zijn. Een deel van de gemeenten vindt het een rem op doorstroom naar
regulier werk. Dit roept de vraag op of er sprake moet zijn van een
premie bij deelname aan een participatieplaats.

2	Monitor Arbeidsmarkt

De Monitor Arbeidsmarkt bericht de Kamer tweemaal per jaar over de meest
recente ontwikkelingen op het gebied van de werkgelegenheid en
werkloosheid, arbeidsmarktmaatregelen, uitkeringen, en re-integratie
inspanningen. 

De kernboodschap van de Monitor Arbeidsmarkt april 2012:

Na de economische krimp in 2009 trok de economie in 2010 weer aan met
1,7 procent. In 2011 kon deze groei door de eurocrisis niet worden
vastgehouden. In het derde en vierde kwartaal van 2011 was sprake van
krimp, waarmee de Nederlandse economie weer in een recessie kwam. 

Zowel de werkgelegenheid als de werkloosheid is van 2010 op 2011 vrijwel
gelijk gebleven, op (afgerond) 7,4 miljoen werkenden respectievelijk 420
duizend werklozen (5,4%). 

Ondanks deze ontwikkeling hebben veel werklozen in 2011 de stap naar
werk kunnen maken door gebruik te maken van de baanopeningen die er –
ook in deze arbeidsmarkt - zijn. Zij deden dat vaak ook op eigen kracht,
en soms met hulp in de vorm van re-integratie.

In de Monitor Arbeidsmarkt april 2012 wordt ook ingegaan op de
bijeenkomst op 28 maart van de Staatssecretaris met diverse organisaties
waarin afspraken zijn gemaakt om de overgang tussen praktijkonderwijs en
speciaal onderwijs naar de arbeidsmarkt beter te laten verlopen. Dit in
relatie tot de motie Sterk (Kamerstukken II, 2011/12, 33 000 XV, nr.
41). 

3/4		Inspectierapportages Metaal en Grond- weg- en waterbouw

In de geïnspecteerde sectoren worden door werkgevers en werknemers
activiteiten ontwikkeld en uitgevoerd gericht op het verbeteren van de
veiligheid en gezondheid van werknemers. Zo hebben de sociale partners
in deze sectoren arbocatalogi opgesteld. Voor het beheersen van allerlei
risico’s, zoals lasrook en schadelijk geluid, zijn daarin oplossingen
en aanpakken geformuleerd. Voorts zijn sociale partners in de
metaalsector actief in het programma 5x beter. Dit programma wordt
gefinancierd door de sector zelf en voorziet in ondersteuning en
advisering van bedrijven op het gebied van gezond en veilig werken. Ik
ben blij dat te kunnen vaststellen. De zelfwerkzaamheid is goed op gang
gekomen. Ik beschouw de initiatieven als waardevol en hoop dat deze
worden voortgezet. 

De rapportages van de Inspectie laten ook zien dat verbeteringen
mogelijk en noodzakelijk zijn. Belangrijke risico’s in de metaal zijn
machineveiligheid, onveilige arbeidsplaatsen, gevaarlijke stoffen,
geluid en fysieke belasting. Met vijf dodelijke en 175 ernstige
ongevallen was het aantal dodelijke en ernstige ongevallen in 2010 in de
metaalsector twee keer zo hoog als het gemiddelde in Nederland. In de
grond-, weg- en waterbouw (GWW) zijn fysieke belasting, geluid en
aanrijdgevaar belangrijke risico’s. Eén op de drie werknemers in de
GWW heeft klachten als gevolg van fysieke belasting en één op de
achttien werknemers verzuimt jaarlijks vanwege een ongeval.

Gezond en veilig werken is primair een verantwoordelijkheid van
werkgevers en werknemers. Ik roep werkgevers en werknemers daarom op om
zelf met oplossingen te komen om deze risico’s in de metaal en de
grond, weg en waterbouw aan te pakken, bijvoorbeeld door bij de verdere
ontwikkeling van arbocatalogi daarover afspraken te maken en te zorgen
voor doorwerking daarvan naar de werkvloer. 

Met de sectoraanpakken ondersteunt de Inspectie SZW werkgevers en
werknemers bij het verder verbeteren van arbeidsomstandigheden. Dit
gebeurt onder andere met voorlichting in vakbladen, met branchebrochures
en door tijdens inspecties te wijzen op goede voorbeelden uit de sector
zelf. Daarnaast blijft de Inspectie actief inspecteren in beide
sectoren. In 2012 en 2013 worden diverse inspectieprojecten uitgevoerd.
Dit gebeurt risicogericht, zodat de inspectiecapaciteit daar wordt
ingezet waar deze het hardst nodig is. Bedrijven die de regels
stelselmatig overtreden worden hard aangepakt en sneller beboet.

5	Inspectierapport Agressie en geweld

Het totaalbeeld uit ongeveer 2550 inspecties verricht bij ca. 1800
organisaties is dat maatregelen ter bescherming tegen agressie en geweld
meer aandacht hebben gekregen de afgelopen jaren. Brancheorganisaties en
werkgevers zien in toenemende mate de noodzaak tot het nemen van
concrete maatregelen. Steeds vaker worden trainingen gegeven aan
personeel en worden meldingen geregistreerd en opgevolgd. Positief vind
ik dat gemeenten, UWV en de veiligheidregio’s steeds vaker speciale
agressie-coördinatoren benoemen en hiermee structureel aandacht geven
aan dit onderwerp. Ook over de aanpak van de Taskforce Veiliger Openbaar
Vervoer ben ik positief. Als OV bedrijven op deze wijze doorgaan is er
geen aanleiding om op korte termijn opnieuw op dit onderwerp bij deze
bedrijven te gaan inspecteren. Binnen de sector van de
gerechtsdeurwaarders zie ik als positieve ontwikkeling het opnemen van
het agressieprotocol in de tweejaarlijkse audits van
gerechtsdeurwaarderskantoren. Ik roep ook andere organisaties op
dergelijke goede praktijken over te nemen. 

In een aantal sectoren zijn echter nog wel verdere stappen nodig. Meer
aandacht voor melden, registreren, terugkoppelen, analyseren en
evalueren van gebeurtenissen met agressie en geweld is nodig om te komen
tot een betere en concrete maatregelen op de werkvloer. Ook voorlichting
en instructie kunnen nog verder verbeterd worden. Tot slot moeten
organisaties meer aandacht schenken aan het doorvertalen van hun beleid
ten aanzien van agressie en geweld, naar concrete acties op de
werkvloer. De aanpak van agressie en geweld heeft de hoogste prioriteit.
Ik vind agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak totaal
onaanvaardbaar.  

De Inspectie SZW zal blijven inspecteren bij de organisaties die tot de
veelovertreders behoorden. De inspectie blijft daarbij gebruik maken van
het voorlichtingsmateriaal dat vanuit het Programma is ontwikkeld, zoals
de flyer en Zelfinspectietool. Daarnaast loopt inmiddels een programma
in de zorg, met aandacht voor psychosociale arbeidsrisico’s (waarvan
agressie en geweld ook deel uitmaakt).

6	Inspectierapport Kiezen voor het delen van informatie

De Inspectie SZW heeft onderzoek gedaan naar de werking van het protocol
over de wederzijdse informatie-uitwisseling tussen de inspectie en de
certificerende- en keurende instellingen (cki’s). Het protocol is een
bilaterale afspraak tussen de Inspectie SZW en de cki’s. De evaluatie
beslaat de periode 2010/2011. De evaluatie wijst uit dat cki’s bereid
zijn om te handelen op basis van aangeleverde informatie vanuit de
Inspectie SZW en tevens dat zij relevante informatie aanleveren naar de
Inspectie SZW. Ik vind dit een goede uitkomst. De evaluatie wijst ook
uit dat er (nog) onderlinge interpretatieverschillen zijn tussen cki’s
bij de toepassing van het protocol. In 2012 zijn zowel het
informatie-uitwisselingsprotocol als de vigerende regelgeving gewijzigd.
Bij deze wijziging is het protocol beter sluitend gemaakt met de
regelgeving.