[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2012D34578, datum: 2012-09-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek India tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol ondertekend te New Delhi op 30 juli 1988; ā€™s-Gravenhage, 10 mei 2012 (2012D34577)

Preview document (šŸ”— origineel)


Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der
Nederlanden en de Republiek India tot het vermijden van dubbele
belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake
belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, met Protocol
ondertekend te New Delhi op 30 juli 1988; ā€™s-Gravenhage, 10 mei 2012
(Trb. 2012, 100)

TOELICHTENDE NOTA

I. ALGEMEEN

Inleiding	

Ā Met het onderhavige op 10 mei 2012 te ā€™s-Gravenhage ondertekende
Protocol (Trb. 2012, 100) wordt beoogd te komen tot een partiƫle
wijziging van het op 30 juli 1988 te New Delhi tot stand gekomen Verdrag
tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek India tot het
vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van
belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het
vermogen, met Protocol (Trb. 1988, 122; Trb. 1989, 4 en Trb.1989, 168),
hierna te noemen: "het Verdrag". De voorgestelde wijziging in het
Verdrag houdt in dat de huidige bepaling in het Verdrag met betrekking
tot internationale uitwisseling van gegevens wordt vervangen door een
bepaling die is gebaseerd op de meest recente OESO-standaard, zoals deze
onderdeel is van het OESO-modelverdrag 2008. Hiermee wordt de actuele
internationale standaard op het gebied van informatie-uitwisseling
geĆÆmplementeerd in het bestaande belastingverdrag tussen Nederland en
India. 

De voorgestelde wijziging in het Verdrag is dan ook in overeenstemming
met het Nederlandse verdragsbeleid (zie de Notitie fiscaal
verdragsbeleid 2011). Om die reden en omdat het voorliggende
wijzigingsprotocol de wijziging van slechts Ć©Ć©n verdragsartikel
betreft (en de toevoeging van een met dit verdragsartikel verband
houdende protocolbepaling), is ervan afgezien het schema in te vullen
waarin de toetsingscriteria zijn opgenomen voor Nederlandse bilaterale
belastingverdragen en dat is gevoegd bij de brief aan de Tweede Kamer
van 18 oktober 2011, ter uitvoering van de motie-Van Vliet. Het invullen
van dit schema, dat op vele verdragsartikelen ziet, zou hier immers
weinig toegevoegde waarde hebben.

Vooralsnog is metĀ IndiaĀ sprake van uitwisseling ā€˜op verzoekā€™.
Nederland heeft altijd onderstreept voorstander te zijn van automatische
uitwisseling van (bank)informatie, omdat daarmee een effectieve
uitwisseling van informatie naar verwachting het best zal zijn
gewaarborgd. De huidige internationale standaard schrijft deze
verdergaande vorm van informatie-uitwisseling evenwel (nog) niet voor.

 Overigens is het in het kader van de internationale standaard voldoende
als de gevraagde informatie voor de belastingheffing (van het
verzoekende land) ā€˜voorzienbaar relevantā€™ is. Er behoeft dus
bijvoorbeeld geen sprake te zijn van belastingontduiking of -fraude
voordat een verzoek (succesvol) kan worden ingediend. Vanuit Nederlandse
optiek blijft volledige transparantie en automatische
gegevensuitwisseling evenwel de (logische) volgende stap. 

	Omdat India in januari 2012 het Verdrag inzake Wederzijdse
Administratieve Bijstand in Belastingzaken (WABB-verdrag) heeft
ondertekend, zal uitwisseling van fiscale informatie tussen Nederland en
India ook op grond van dit verdrag mogelijk gaan worden. De
totstandkoming van het onderhavige Protocol moet echter tevens worden
gezien tegen de achtergrond van de internationaal toegenomen en
toenemende aandacht voor transparantie en internationale
informatie-uitwisseling op het gebied van belastingen. Ook is het
Protocol van belang voor de toepassing van de inkomensgerelateerde
regelingen.

Verloop van de onderhandelingen met India

	In oktober 2010 heeft Nederland met India in verkennende zin gesproken
over een mogelijke meer omvattende herziening van het bestaande
belastingverdrag tussen Nederland en India. De delegatie van het
ministerie van Financiƫn van India gaf daarbij aan, dat het Indiase
parlement heeft afgedwongen, dat Indiase belastingverdragen op het punt
van de internationale uitwisseling van gegevens binnen afzienbare tijd
zouden moeten worden aangepast, in overeenstemming met de meest recente
OESO-standaard. Daarop zijn beide staten overeengekomen het huidige
artikel 26 inzake de informatie-uitwisseling in het Verdrag te
actualiseren op basis van het OESO-modelverdrag 2008.

Budgettaire gevolgen en administratieve lasten

	Door het uitwisselen van informatie kan Nederland op een meer adequate
wijze zijn belastingwetgeving toepassen. De informatie-uitwisseling moet
worden gezien in de context van het voorkomen van het ontgaan van
belasting. Op langere termijn zal het Protocol naar verwachting
positieve budgettaire gevolgen hebben voor de Nederlandse schatkist.
Deze zijn op dit ogenblik overigens niet nader te kwantificeren. Aan het
Protocol zijn voor Nederland geen administratieve lasten van betekenis
verbonden.

Nederlandse situatie

	De juridische grondslag voor de informatie-uitwisseling met India is
gelegen in het Verdrag zelf. De Wet op de internationale
bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB) beoogt de
benodigde nationale maatregelen te treffen, zoals toegang tot
maatregelen voor informatievergaring en tot voorzieningen voor de
rechtsbescherming van de binnenlandse bron van de informatie. Er bestaan
in Nederland geen wettelijke belemmeringen om te voldoen aan bepalingen
voor informatie-uitwisseling zoals in het thans voorliggende Protocol
met India zijn neergelegd. 

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

	De huidige bepaling, die ziet op uitwisseling van inlichtingen (artikel
26), wordt vervangen door een nieuwe bepaling. Deze nieuwe bepaling
(hierna: artikel 26) stemt ā€“ behoudens Ć©Ć©n afwijking, welke in het
navolgende nog wordt toegelicht ā€“ overeen met de
informatie-uitwisselingbepaling uit het OESO-modelverdrag 2008 en is in
lijn met het Nederlandse verdragsbeleid. 

	Met het in het eerste lid van artikel 26 gehanteerde criterium dat de
gevraagde informatie voor de belastingheffing (van het verzoekende land)
ā€œvoorzienbaar relevantā€ is, wordt beoogd om een zo breed mogelijke
uitwisseling van informatie mogelijk te maken, hiertoe kunnen
bijvoorbeeld ook inlichtingen behoren die berusten bij een trust. De
bepaling ziet niet alleen op de belastingen waarop het Verdrag van
toepassing is, maar ook op door Nederland of India geheven belastingen
van elke soort of benaming (artikel 26, eerste lid, laatste volzin). Dit
is een uitbreiding van de werkingssfeer in vergelijking met de huidige
bepaling, die alleen betrekking heeft op de belastingen waarop het
verdrag van toepassing is. Het eerste lid van artikel 26 opent voor
beide verdragsstaten de mogelijkheid op verzoek, alsmede automatisch en
spontaan informatie uit te wisselen. 

	Het tweede lid van artikel 26 geeft aan hoe de staat die inlichtingen
ontvangt van de andere staat met deze inlichtingen dient om te gaan en
ziet daarmee tevens op de geheimhoudingsverplichting en het gebruik van
de inlichtingen. Zoals het tweede lid bepaalt, dient informatie,
verkregen van een verdragsluitende staat, alleen ter kennis te worden
gebracht van personen of autoriteiten die in de andere verdragsluitende
staat betrokken zijn bij de in lid twee vermelde situaties. Onder die
personen of autoriteiten vallen dus niet autoriteiten van derde staten. 

	Op verzoek van India is aan het eind van het tweede lid van artikel 26
de tekst toegevoegd die als suggestie is opgenomen in het
OESO-commentaar op artikel 26, paragraaf 12.3. Met deze toevoeging wordt
tegemoet gekomen aan de wens van India om inlichtingen die een staat
ontvangt te mogen gebruiken voor andere doeleinden dan hetgeen is
neergelegd in het eerste lid en het tweede lid van artikel 26. Zoals
volgt uit het OESO-commentaar op artikel 26, paragraaf 12.3, moet bij
deze doeleinden worden gedacht aan het delen van fiscale gegevens met
instanties ten behoeve van de aanpak van zaken met hoge prioriteit,
zoals het bestrijden van witwassen van geld, corruptie en
terrorismefinanciering. Om een correcte gang van zaken te waarborgen
geldt als voorwaarde voor het gebruik van gegevens voor andere
doeleinden dat er een grondslag moet zijn in de wetgeving van beide
verdragsluitende staten en dat de bevoegde autoriteit van de
gegevensverstrekkende staat toestemming verleent voor het gebruik ervan.

	Het derde lid van artikel 26 bevat de algemene grenzen van de
verplichting tot de uitwisseling van inlichtingen (de
weigeringsgronden).

	Het vierde lid van artikel 26 bepaalt dat de verdragsstaat waaraan
inlichtingen worden gevraagd, zijn nationale informatievergarende
maatregelen dient in te zetten, ook al heeft die staat die inlichtingen
niet nodig voor de eigen belastingheffing. Wel blijven de gronden voor
weigering van inlichtingen, zoals vermeld in het derde lid van artikel
26, van toepassing.

	Het vijfde lid van artikel 26 bepaalt dat het enkele feit dat
informatie in het bezit is van bijvoorbeeld een bank, een financiƫle
instelling of een zaakwaarnemer, geen reden mag zijn voor een
verdragsluitende staat om de informatie niet te verstrekken aan de staat
die om de informatie heeft verzocht.

Artikel 2

	Met deze bepaling wordt ingevolge een aan het Protocol bij het Verdrag
nieuw toe te voegen artikel VIII (Ad Article 26) ter verduidelijking de
informatie-uitwisseling uitdrukkelijk uitgebreid tot de Nederlandse en
(eventuele) Indiase inkomensgerelateerde regelingen, en waarvan ā€“ in
elk geval wat betreft Nederland ā€“ de uitvoering is opgedragen aan de
Nederlandse Belastingdienst. Hierdoor mag voor de inkomensgerelateerde
regelingen niet alleen verkregen informatie worden aangewend, maar mag
ook rechtstreeks informatie worden opgevraagd voor de toepassing van
deze inkomensgerelateerde regelingen, ook al is deze informatie niet
relevant voor de belastingheffing. 

Artikel 3

	Dit Protocol treedt in werking na ontvangst van de laatste van de twee
voor inwerkingtreding noodzakelijke mededelingen dat aan de
(grond)wettelijke of anderszins vereiste formaliteiten is voldaan.

III. Koninkrijkspositieā€‚

	Het Protocol zal, evenals het Verdrag, wat het Koninkrijk der
Nederlanden betreft, alleen voor het Europese deel van Nederland gelden.

	Na de staatkundige hervorming van het Koninkrijk per 10 oktober 2010
blijven de ten behoeve van de Nederlandse Antillen afgesloten verdragen
(inclusief overeenkomsten ter uitwisseling van informatie betreffende
belastingzaken, de zogeheten TIEAā€™s) van rechtswege van toepassing op
Bonaire, Sint Eustatius en Saba (het Caribische deel van Nederland). Er
bestaat geen TIEA ten behoeve van de Nederlandse Antillen met India.
Desalniettemin zou India een bijstandsverzoek met betrekking tot het
Caribische deel van Nederland aan Nederland kunnen doen op grond van de
Belastingwet BES. Artikel 8.124, tweede lid, van de Belastingwet BES
voorziet in die mogelijkheid, zonder dat artikel 8.134, eerste lid,
daaraan in de weg staat. Artikel 8.124, tweede lid, beoogt het
toepassingsbereik van afdeling 2 ā€œInternationale bijstandsverleningā€
van hoofdstuk VIII, titel 9, van de Belastingwet BES uit te breiden tot
situaties waar Nederland voor wat betreft het Europese deel met een
andere staat een bijstandsregeling terzake is overeengekomen. Een
dergelijke regeling, hoewel deze uitsluitend geldt voor het Europese
deel, vormt in dat geval de internationale rechtsbasis van de
gegevensverstrekking. 

Ā 

De Staatssecretaris van Financiƫn,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 Kamerstukken II 2010/11, 25 087, bijlage bij nr. 7. Meer in het
bijzonder wordt verwezen naar paragraaf 2.16.1 van deze notitie.

 Kamerstukken II 2010/11, 25 087, nr. 27.

 Kamerstukken II 2010/11, 25 087, nr. 8 (Van Vliet, PVV). 

 Voor wat betreft Nederland: zoals bijvoorbeeld vermeld in de Algemene
wet inkomensafhankelijke regelingen (Stb. 2005, 344).

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet
openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26,
zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).