[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2012D34622, datum: 2012-09-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van 14 januari 1964 ter uitvoering van artikel 37, lid 2, van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie; Brussel, 6 juni 2012 (2012D34621)

Preview document (🔗 origineel)


Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van 14 januari 1964 ter uitvoering van artikel 37, lid 2, van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie; Brussel, 6 juni 2012 (Trb. 2012, 108)

Toelichtende nota

  1. Algemeen

De financiële bijdragen van de Benelux-lidstaten aan de begroting van de Benelux Unie zijn sinds de oprichting in 1960 van de organisatie niet gewijzigd.

Op 6 december 2011 heeft het Comité van Ministers van de Benelux Unie tot aanpassing van de bijdragen besloten. Dit houdt in, dat de bijdragen van Nederland en Luxemburg ten opzichte van de Belgische bijdrage stijgen (zie hieronder de artikelsgewijze toelichting).

Deze wijziging van de verdeelsleutel van de Benelux-contributies brengt met zich mee, dat artikel 19 van de op 14 januari 1964 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg ter uitvoering van artikel 37, lid 2 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie (Trb. 1964, 32; hierna “het Verdrag van 1964”) dient te worden gewijzigd.

Het Verdrag van 1964 werd gesloten ter uitvoering van artikel 37, tweede lid, van het op 3 februari 1958 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie. Bij de totstandkoming op 17 juni 2008 van het Verdrag tot herziening van het op 3 februari 1958 gesloten Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, werd in een bijgevoegde Verklaring met betrekking tot de begroting bepaald dat het Verdrag van 1964 wordt geacht te zijn gesloten tot uitvoering van artikel 22, tweede lid, van het Verdrag van 2008 (zie Trb. 2008, 135, pagina 25).

  1. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I
In het Verdrag van 1964 ligt vast, voor welk percentage van de Benelux-begroting de drie Benelux-lidstaten voorschotten aan de Benelux verlenen. Dit komt neer op de bepaling van de bijdragen aan de Benelux-begroting van de drie lidstaten. In de Toelichtende Nota bij het Verdrag van 1964 (Kamerstukken II 1964-1965, 8023) werd aangegeven dat voor de hoogte van deze percentages de afzonderlijke vaststelling van het aandeel van elk land in het nadelig saldo tussen uitgaven en ontvangsten het uitgangspunt was.
Artikel I van het Protocol bevat de nieuwe verdeelsleutelpercentages. Deze betekenen een stijging van de begrotingsbijdrage voor Nederland (van 48,5% naar 53%) en voor Luxemburg (van 3% naar 6%), ten opzichte van België (van 48,5% naar 41%). In de nieuwe percentages komt enerzijds het verschil in grootte (qua bevolkingsaantal, bruto nationaal product en oppervlakte) tussen de drie landen tot uitdrukking. Anderzijds is in het in dit opzicht relatief hoge aandeel van Luxemburg meegewogen, dat dit land wat betreft het voorzitterschap van het Comité van Ministers, het stemrecht binnen het Comité en het lidmaatschap van de Beneluxraad, eenzelfde positie inneemt als Nederland en België.

Artikel II
In het Comité van Ministers van de Benelux Unie is afgesproken dat de al lang benodigde aanpassing van de verdeelsleutel per 1 januari 2012 ingaat. In verband hiermee treedt het Protocol in werking met terugwerkende kracht tot deze datum. De begroting van de Benelux Unie is in 2012 even hoog als die van 2011 (€ 7.956.800). De jaarlijkse Nederlandse bijdrage daaraan is met ingang van 1 januari 2012 gestegen met € 358.056, van € 3.859.048 naar € 4.217.104.

  1. Koninkrijkspositie

Evenals het Verdrag van 1964 zal, voor wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, het Protocol uitsluitend voor het Europese deel van Nederland gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,