Nader rapport
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën voor het jaar 2013
Bijlage
Nummer: 2012D34792, datum: 2012-09-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Advies Raad van State en nader rapport (2012D34489)
Preview document (🔗 origineel)
Bijlage I bij Nader Rapport inzake de begroting 2013 IX Financiën
Betreft: Advies van de Raad van State d.d. 10 september, nr. WO6.12.0319/III
IA. Beantwoording advies
Blijkens bijgaand advies heeft de Afdeling advisering van de Raad van State omtrent bovenvermelde begroting twee opmerking gemaakt betreffende het uitgangspunt voor begrotingswetten en de verplichtingen-kasagentschappen, waaromtrent ik het volgende meedeel.
1. Uitgangspunt begrotingswetten
De Raad van State stelt dat de inhoud van de begrotingswetten, vanwege het bijzondere karakter van de begrotingswetgeving, beperkt dient te blijven tot de begroting van de ontvangsten en de uitgaven van het Rijk. Het bijzondere karakter van de begrotingswetten komt tot uitdrukking in de bijzondere en de afwijkende procedureregels. De Raad van State stelt dat het slecht in de systematiek van afzonderlijke begrotingswetten ex artikel 105, eerste lid van de Grondwet past, dat in de voorstellen bepalingen worden opgenomen die strekken tot wijziging van niet-begrotingswetten. Tevens geeft de Raad van State aan dat onvoldoende duidelijk is waarom niet eerder is gekozen om de voorgestelde wetsvoorstellen eerder aanhangig te maken.
Ik onderschrijf de stelling dat begrotingswetten een bijzonder karakter hebben. Begrotingswetten zijn echter formele wetten, waarin in beginsel ook andere bepalingen kunnen worden opgenomen.
De elementen uit het wetsvoorstel die betrekking hebben op het BTW-compensatiefonds en de Nationale Schuld voldoen aan de eis dat de begrotingswetgeving beperkt dient te blijven tot de uitgaven en ontvangsten van het Rijk. Deze afwijking beoogt slechts om op een andere wijze dan via een aparte begrotingswet de uitgaven en ontvangsten van het BTW-compensatiefonds en de Nationale Schuld te laten vaststellen. Voor het BTW compensatiefonds is al een wijzigingswetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend. Via de Zesde Wijziging van de CW 2001 wordt de samenvoeging met de Nationale Schuld structureel geregeld.
De overige voorstellen voor afschaffing van de Voorlopige Rekening en Verplichtingen-kasagentschappen hebben een sterke samenhang met de begroting, onder andere daarom is er gekozen voor een tijdelijke afwijking te regelen via de begrotingswet. De voorgestelde wijzigingen zullen middels de Zesde Wijziging van de CW 2001 op korte termijn voor advies aan de Raad van State worden aangeboden
De procedure van deze tijdelijke afwijking zal dan voor het begrotingsjaar 2014 niet (meer) hoeven te worden gevolgd.
2. Verplichtingen-kasagentschappen
De Raad van State merkt op dat het voorstel tot introductie van
verplichtingen-kasagentschappen weliswaar is aangekondigd bij de
evaluatie van de Regeling baten-lastendiensten, maar nog niet nader is
uitgewerkt. De Raad van State stelt dat indien het wenselijk wordt
geacht een nieuwe vorm van agentschappen te introduceren, dit in de
Comptabiliteitswet 2001 een plaats zou moeten krijgen.
Inmiddels is de concept-Regeling agentschappen gereed, waarover de Algemene Rekenkamer een advies heeft uitgebracht. In de Regeling agentschappen zijn de voorstellen uit het evaluatierapport verwerkt die strekken tot een verbeterde werking van het agentschapsmodel. Deze voorstellen waren reeds eerder afgestemd met de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2010-2011, 23 737 nr. 22).
Eén van de voorstellen betreft het maken van onderscheid in verplichtingen-kasagentschappen en baten-lastenagentschappen. Verplichtingen-kasagentschappen gaan het standaard-stelsel bij het Rijk voeren (verplichtingen-kasstelsel) omdat er voor hen geen aanleiding is het afwijkende baten-lastenstelsel te voeren. Vanuit dit perspectief neemt het aantal afwijkingen dus af.
Om het onderscheid in twee typen agentschappen te kunnen formaliseren is het nodig om de Comptabiliteitswet 2001 op enkele punten aan te vullen c.q. te wijzigen. Hiertoe neem ik een voorstel op in de Zesde Wijziging van de CW 2001 die ik uiterlijk in het eerste kwartaal 2013 aan de Tweede Kamer zal toesturen. Deze Zesde Wijziging zal zeker niet per 1 januari 2013 in werking treden. Tegelijkertijd acht ik het van belang dat de Regeling agentschappen wel per 1 januari 2013 in werking treedt, zodat de mogelijkheid wordt gecreëerd om nieuwe verplichtingen-kasagentschappen in te stellen. Tevens wordt dan voor alle bestaande agentschappen de vernieuwde regelgeving van kracht die een verbeterde werking van het agentschapsmodel beoogt. De nieuwe Regeling agentschappen schept meer duidelijkheid over de rollen en verantwoordelijkheden binnen het sturingsmodel (opdrachtgever-opdrachtnemer-eigenaar) en zal de kwaliteit van het toezicht en de controle versterken. Verder wordt het instellingstraject voor nieuwe agentschappen vereenvoudigd en legt de nieuwe regeling de basis voor het periodiek doorlichten van alle agentschappen. Uiteindelijk leidt een beter functionerend agentschapsmodel tot meer doelmatigheid, daarom is gekozen voor een snelle implementatie.
Hangende het proces met betrekking tot de Zesde Wijziging is gekozen voor de tijdelijke route om in artikel 8 van de Begroting 2013 IX Financiën een wettelijke basis voor het verplichtingen-kasagentschap op te nemen. De periode waarin dit artikel de wettelijke grondslag vormt voor de verplichtingen-kasagentschappen blijft zo beperkt mogelijk. Immers, zodra de Zesde Wijziging van de CW 2001 is aanvaard zal in lijn met uw advies de CW 2001 de wettelijke basis gaan vormen voor de gehele Regeling agentschappen.
II. Nadere wijzigingen
Inmiddels is het noodzakelijk gebleken in bovenvermelde begroting een aantal wijzigingen/aanpassingen aan te brengen. Het totaal van de ontvangsten voor Financiën komt op EURO 126.872.143 (* 1.000) en de uitgaven op EURO 10.926.599 (* 1.000). Het totaal van de uitgaven van de Nationale Schuld komt op 50.923.049 EURO (* 1.000) en de ontvangsten op EURO 49.055.894 (* 1.000). De memorie van toelichting is met de ze wijzigingen in overeenstemming gebracht.
De Minister van Financiën