[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Regeerakkoord "Bruggen slaan"

Bijlage

Nummer: 2012D39999, datum: 2012-10-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Eindverslag van de informateurs dhr. W.J. Bos en dhr. H.G.J. Kamp over hun informatiewerkzaamheden (2012D39998)

Preview document (🔗 origineel)


Bruggen slaan

VVD en PvdA delen een onverwoestbaar geloof in de toekomst, een rotsvast
vertrouwen in wat Nederlanders samen voor elkaar kunnen krijgen en de
diepe overtuiging dat ons land de komende jaren een stabiel en
daadkrachtig kabinet nodig heeft om hiervoor kracht en energie vrij te
maken. 

Als volkspartijen met steun in brede lagen van de bevolking zien wij het
als onze opdracht om bruggen te slaan. Tussen Den Haag en de
samenleving. Tussen stad en landelijk gebied. Tussen rijk en arm. Tussen
jong en oud. Tussen hoog- en laagopgeleiden. Tussen mensen die in elke
verandering een uitdaging zien en mensen die vooral bezorgd naar
veranderingen kijken. Deze coalitie wil de onderlinge verbondenheid, het
optimisme en de kracht van Nederland versterken.

Dit regeerakkoord weerspiegelt onze zoektocht naar het beste van twee
werelden. Wij hebben ons niet laten verlammen door verschillen of het
tegenhouden van plannen van de ander; wij zoeken inspiratie in wat ons
bindt. Het land heeft samenwerking nodig en daar vroeg de kiezer op 12
september om.

Dus reiken wij elkaar de hand en halen we het beste uit elkaar. Dat
maakt grote hervormingen en noodzakelijke doorbraken mogelijk: in de
zorg, op de woningmarkt, op de arbeidsmarkt, in het buitenlands beleid
en op energiegebied. Hervormingen en doorbraken waardoor Nederland
sterker uit de crisis kan komen. 

De ene partij is beducht voor een overheid die in de weg loopt. De
andere partij vreest een overheid die mensen in de steek laat. Samen
kiezen we voor een overheid die mensen niet in de eerste plaats als
consument ziet, maar als burgers die de ene keer zelfstandig, de andere
keer samen de toekomst van Nederland vormgeven. Een betrouwbare overheid
die kansen biedt en grenzen stelt; die optimaal beschermt en minimaal
belemmert. 

Wij zijn ervan overtuigd dat het goed is voor onze samenleving en onze
burgers om ruimte te maken voor  initiatief en ondernemerschap. En wij
weten dat het verstandig en sociaal is om er te zijn voor mensen, die
niet mee kunnen komen. Ieder mens is allereerst zelf verantwoordelijk
voor succes in het leven en de mogelijkheden daartoe willen wij zo groot
mogelijk maken. Maar nooit zullen wij de ogen sluiten voor de mensen die
het zonder extra zetje in de rug niet kunnen redden.

Wij willen Nederland sterker uit deze crisis laten komen. Met een solide
beleid: dus brengen wij de overheidsfinanciën op orde en stimuleren wij
innovatie en duurzame technologie. En op een sociale manier: dus
verdelen wij de lasten eerlijk en richten wij onze collectieve
voorzieningen zo in dat ze ook voor latere generaties toegankelijk
blijven. We investeren extra in onderwijs en stellen hogere
kwaliteitseisen aan leraren en schoolleiders. Ook dat is solide en
sociaal. 

Een sterke economie heeft baat bij een hoge kwaliteit van
dienstverlening door de overheid. Dat kan alleen als we vakmanschap meer
ruimte en waardering geven. Mensen in de voorste linie van het
onderwijs, in de zorg en bij de politie moeten trots kunnen zijn op hun
werk en zich gesteund weten door hun leidinggevenden. Vertrouwen, ruimte
en voldoende tijd zijn daarbij belangrijke randvoorwaarden. Niet
toegeven aan de reflex om op elk incident te reageren met nieuwe
regelgeving. Bewezen vakmanschap belonen met minder verantwoording en
controle. Het loongebouw moet zo in elkaar zitten dat echte vakmensen
voor promotie niet hoeven te vluchten in managementfuncties. 

Werk blijft de snelste route naar een goed inkomen en economische
zelfstandigheid. Dat moet lonen. En werk moet fatsoenlijk zijn. Dus
verkleinen wij de verschillen tussen flexibel en vast werk. Na ontslag
staat alles in het teken van het vinden van nieuw werk. We accepteren
niet dat mensen onnodig thuis zitten en spreken daar zowel hen als de
werkgevers op aan. 

Ook voor de integratie van nieuwkomers in Nederland is werk van het
grootste belang. Daarom stellen wij hoge eisen aan mensen die uit vrije
wil naar Nederland komen: een opleiding, beheersing van de taal, een
gedegen voorbereiding en het vermogen om hier economisch zelfstandig te
kunnen leven. Maar wie dat doet en zijn of haar bijdrage levert aan de
toekomst van ons allemaal, is en blijft welkom.

Een sociale samenleving is een veilige samenleving. Een samenleving
waarin bewoners en ondernemers zich gesteund weten door het gezag. Met
politie die zichtbaar is op straat om duidelijke regels effectief te
handhaven. 

Europa heeft ons vrede, veiligheid en welvaart gebracht. Als het Europa
goed gaat, gaat het ons goed. Veel van onze werkgelegenheid en welvaart
wortelt in een Europese markt waar Nederlandse ondernemers hun producten
en diensten slijten. Van de euro hebben we veel profijt gehad en het
einde van de euro zou grote onzekerheden voor onze economie en welvaart
met zich mee brengen. We zijn bereid elkaar te helpen om de Europese
Unie en de euro te versterken, maar niet tot elke prijs. Steun dient
hand in hand te gaan met bewezen inspanningen van landen om hun
financiële problemen op te lossen en hun economieën te versterken.

			

Mark Rutte					Diederik Samsom

Inhoudsopgave

Nederland uit de crisis: solide en sociaal………………………. 4

Sociale zekerheid en inkomensbeleid………………………….  5

Duurzaam groeien en vernieuwen……………………………... 8

Nederland in Europa……………………………………………13

Nederland in de wereld…………………………………………14

Van goed naar excellent onderwijs……………………………..16

Zorg
dichtbij…………………………………………………….20

Veiligheid en
justitie……………………………………………26

Immigratie, integratie en
asiel…………………………………..29

Woningmarkt……………………………………………………3
2

Arbeidsmarkt……………………………………………………
33

Ruimte en
mobiliteit…………………………………………….37

Bestuur………………………………………………………
…..40

BIJLAGE A - Financieel
kader………………………………………….43

BIJLAGE B –
Begrotingsregels…………………………………………79

I. Nederland uit de crisis: solide en sociaal

Het financieel en sociaal-economisch beleid van dit kabinet kent drie
onlosmakelijk met elkaar verbonden pijlers: de schatkist op orde
brengen, eerlijk delen en werken aan duurzame groei. Samen dragen ze
onze welvaart en ons welzijn. De offers die de komende jaren worden
gevraagd zijn groot en komen bovenop eerder beleid dat ook al tot forse
offers van burgers en bedrijven leidt. Op maatschappelijk draagvlak voor
de door ons voorgestane bezuinigingen mogen we alleen rekenen als we
rechtvaardige keuzes maken en perspectief bieden op houdbare
overheidsfinanciën en een duurzame, gezonde economie.

Nederland heeft er in Europa steeds op aangedrongen dat landen hun zaken
op orde hebben en zich aan afspraken houden. Een gedegen
begrotingsbeleid is ook in ons eigen belang, versterkt onze positie in
Europa en maakt het makkelijker bij een onverhoopte volgende crisis
klappen op te vangen. Het wekt vertrouwen bij degenen van wie we geld
lenen, waardoor we minder rente hoeven te betalen. Dat stelt ons op
termijn in staat de lasten te verlagen of meer te investeren in
essentiële maatschappelijke voorzieningen als onderwijs, onderzoek,
innovatie en duurzaamheid. Ook voorkomen we op deze manier dat lasten
onnodig doorschuiven naar volgende generaties.  

Met de maatregelen vermeld in bijlage A besparen we netto 16 miljard,
conform de aanbeveling van de Studiegroep Begrotingsruimte. 

Op grond van de effecten van het regeerakkoord (inclusief basispad)
stijgt de mediane koopkracht van mensen met een inkomen tot modaal met
gemiddeld 0,2 procent per jaar. De mediane koopkracht van mensen met
meer dan drie keer modaal daalt met gemiddeld 0,6 procent per jaar. 

Bij de budgettaire verwerking van dit akkoord zijn de bedragen leidend.
Ombuigingen worden geboekt op het betreffende begrotingshoofdstuk,
intensiveringen worden aangehouden op de aanvullende post. De uitgaven-
en inkomstenkaders worden aan het begin van de kabinetsperiode gebaseerd
op het uitgaven- en lastenbeeld uit bijlage A. 

We houden vast aan het trendmatig begrotingsbeleid met een strikte
scheiding tussen inkomsten en uitgaven. De begrotingsregels zijn
opgenomen in bijlage B. 

II. Sociale zekerheid en inkomensbeleid

Wie kan werken, hoort niet van een uitkering afhankelijk te zijn. Wie
buiten eigen schuld toch niet aan het werk komt, heeft de zekerheid van
een uitkering op tenminste het bestaansminimum. Dat willen wij zo
houden. Daarom bestrijden we actief misbruik en fraude en worden alle
regelingen zo ingericht, dat ze houdbaar en toegankelijk blijven nu de
vergrijzing toeneemt en de beroepsbevolking daalt. 

Iedereen zal naar vermogen moeten bijdragen om de rekening van de crisis
te betalen. Dat betekent dat er sprake is van een inkomensbeeld waarbij
meer wordt gevraagd naarmate het inkomen hoger is. Daarnaast bestrijden
wij de armoedeval. Werken moet lonen en daarom wordt het verschil tussen
uitkering en inkomen uit werk vergroot door lagere belastingen voor
werkenden. De financiering van de zorg verandert: premies en eigen
risico worden inkomensafhankelijk. We gaan meer geld uittrekken voor
armoedebestrijding. 

De AOW-leeftijd wordt geleidelijk verhoogd tot 66 jaar in 2018 en 67
jaar in 2021 en vervolgens gekoppeld aan de stijging van de
levensverwachting. 

Voor mensen die per 1-1-2013 deelnemen aan een VUT- of
prepensioenregeling en zich niet hebben kunnen voorbereiden op de AOW
leeftijdsverhoging wordt een overbruggingsregeling ontworpen. De
regeling geldt voor deelnemers met een inkomen tot 150 procent van het
wettelijk minimumloon en kent een partner- en vermogenstoets (exclusief
eigen woning en pensioenvermogen). Mocht invoering per 1 januari  2013
op praktische bezwaren stuiten, dan krijgt de regeling terugwerkende
kracht tot die datum. Met de pensioenfondsen bespreken we de
mogelijkheid ter overbrugging pensioen naar voren te halen. 

Er komt een doorwerkbonus voor werknemers van 61 tot 65 jaar met een
laag inkomen. Hiermee kan een werknemer die doorwerkt, sparen om de
financiële gevolgen van de stijging van de AOW-leeftijd vanaf 2013 op
te vangen. Wanneer in 2021 de AOW-leeftijd 67 is kunnen degenen die
doorwerken tot 65,5 jaar gemiddeld anderhalf jaar eerder met pensioen
zonder er financieel op achteruit te gaan. De doorwerkbonus geldt voor
werknemers met een inkomen vanaf 90 procent van het wettelijk
minimumloon, is maximaal van 100 tot 120 procent en stopt bij een
inkomen van 175 procent van het wettelijk minimumloon.

De uitkering op basis van de algemene ouderdomswet (AOW) voor
samenwonende AOW-ers wordt gelijkgetrokken met die van gehuwden.

De bezuiniging op de AOW-tegemoetkoming aan personen die een onvolledige
AOW- uitkering hebben, wordt teruggedraaid. 

De partnertoeslag voor AOW gerechtigden wordt per 1 juli 2014 ingeperkt.
AOW- gerechtigden die samen met hun partner (die nog niet AOW gerechtigd
is) een totaalinkomen hebben van meer dan 50.000 (exclusief AOW)
ontvangen niet langer de partnertoeslag. 

De huishoudinkomenstoets wordt vervangen door een
huishouduitkeringstoets. Dit voorkomt dat binnen een huishouden sprake
kan zijn van stapeling van uitkeringen, waardoor de inkomsten hoger zijn
dan bij de buurman of buurvrouw die aan het werk is. Tegelijkertijd
zorgen we ervoor dat het wel loont om aan het werk te gaan door dit loon
niet te verrekenen met de uitkeringen in het huishouden. 

Om het activerende karakter van de bijstand te vergroten, geldt de
arbeids- en re-integratieplicht en de plicht tot tegenprestatie naar
vermogen voortaan voor iedereen. Er zijn geen categoriale ontheffingen
meer. Een individuele ontheffing heeft een tijdelijke karakter en
betreft alleen de arbeidsverplichting. Permanente ontheffing van de
arbeids- en re-integratieverplichting bestaat alleen nog voor mensen die
volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn.

We bekijken of door toepassing van het urencriterium in
inkomensregelingen méér werken beter kan gaan lonen.

In de WWB leggen we vast dat gemeenten een bijstandsuitkering drie
maanden moeten stoppen als de sollicitatieplicht niet wordt nageleefd.
Hervatting vindt slechts plaats na een verzoek van betrokkene.

Om de naleving van WWB-verplichtingen te verbeteren wordt de handhaving
strikter. De arbeidsverplichtingen en de duur en hoogte van de
bijbehorende sancties worden geüniformeerd. Ernstige misdragingen tegen
ambtenaren die de regelingen uitvoeren, leiden tot onmiddellijke
stopzetting van de uitkering. Dit gaat gelden voor de hele sociale
zekerheid.

De individuele bijzondere bijstand voor daadwerkelijk gemaakte kosten
wordt verruimd. Extra aandacht is er voor gezinnen met kinderen,
werkenden met een laag inkomen en ouderen met een klein pensioen. De
mogelijkheden voor bijzondere bijstand in de vorm van een aanvullende
zorgverzekering of een pas voor culturele, maatschappelijke en
sportvoorzieningen worden ruimer. Het is belangrijk dat kinderen uit
gezinnen met een laag inkomen kunnen sporten. Daarom wordt de subsidie
aan Jeugdsportfonds Nederland verlengd en de Sportimpuls verhoogd.
Mensen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder zicht
op verbetering, krijgen op individuele basis een toeslag. Categoriale
bijzondere bijstand voor aannemelijke kosten wordt beperkt. Voor dit
hele pakket wordt structureel 100 miljoen vrijgemaakt.

Voor nieuwe gevallen wordt de maximale duur van een
nabestaandenuitkering beperkt tot een jaar. In dat jaar kunnen zij met
behulp van bestaande instrumenten een baan zoeken. Er is geen
re-integratieplicht. 

We hervormen en versoberen de kindregelingen. Oogmerk is het stelsel te
vereenvoudigen, de arbeidsparticipatie te verhogen en
inkomensondersteuning te bieden waar die het hardste nodig is. De negen
kindregelingen worden teruggebracht tot maximaal vier. Twee zijn in
samenhang gericht op inkomensondersteuning (Algemene Kinderbijslagwet en
Wet Kindgebonden Budget) en twee op participatiebevordering
(inkomensafhankelijke combinatiekorting en kinderopvangtoeslag). 

De arbeidskorting neemt toe met een bedrag dat oploopt tot 500 euro per
werkende per jaar in 2017.

Er zijn weinig of geen landen waar de oudedagsvoorziening zo solide en
sociaal geregeld is als in ons land. Wij richten ons beleid met
betrekking tot de AOW en de aanvullende pensioenen er op deze
voorzieningen ook voor de jonge generaties veilig te stellen. Dat houdt
in dat wij de noodzakelijke maatregelen nemen om –nu het aantal
ouderen snel groeit en de beroepsbevolking licht zal gaan krimpen- de
betaalbaarheid oftewel de houdbaarheid van de AOW en de aanvullende
pensioenen te kunnen garanderen. 

Het is een maatschappelijk aanvaarde norm dat met veertig jaar werken
iedereen redelijk in staat moet zijn om een pensioen bij elkaar te
sparen van 70 procent van het gemiddeld verdiende loon. Het
Witteveen-kader, de wettelijke regeling waarbij fiscaal aantrekkelijk
sparen voor het pensioen mogelijk wordt gemaakt, wordt op deze norm
gebaseerd. Dit leidt tot een verlaging van het opbouwpercentage met
-0,4%.

Met het inkomen boven 100.000 (drie keer modaal) kan niet langer fiscaal
gunstig pensioen worden opgebouwd.

III. Duurzaam groeien en vernieuwen

De positie van Nederland in de top 5 van de meest concurrerende
economieën moet de komende jaren verankerd en versterkt worden. Ons
land heeft daarvoor een uitstekende uitgangspositie met zijn innovatieve
bedrijven en excellente kennisinstellingen. Een compacte, krachtige
overheid die haar zaken financieel op orde heeft, kan in belangrijke
mate bijdragen aan de versterking van die positie.

Nederland komt sterker uit de crisis door de goede keuzes te maken.
Keuzes voor hervormingen, ombuigingen en ambitie. De innovatiekracht van
het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheid zal optimaal
worden gericht op de transitie naar een duurzame economie en groene
groei, mede met het oog op versterking van het concurrentievermogen van
de Nederlandse economie. Wij zorgen er voor dat de overheid daarbij een
betrouwbare partner is die weet wat ze wil bereiken, besluitvaardig is
en in staat vast te houden aan de ingeslagen koers. 

De succesvolle samenwerking tussen bedrijfsleven, wetenschappelijke
instellingen, regio's en overheid, in het kader van het
topsectorenbeleid, wordt voortgezet en in het nieuwe financiële kader
ingepast. 

Via NWO blijft 275 miljoen beschikbaar voor programmatisch onderzoek
voor de topsectoren, waarbij de publiek-private samenwerking voor
excellent fundamenteel onderzoek wordt voortgezet. 

Er komt 150 miljoen extra beschikbaar voor versterking van het
fundamenteel onderzoek, waarvan 50 miljoen door herprioritering. Een
substantieel deel zetten we in om te kunnen meedingen voor extra
middelen uit het Europese onderzoeksprogramma Horizon 2020. 

Door verschuiving maken we 110 miljoen vrij om samenwerking tussen
bedrijven en kennisinstellingen verder te stimuleren. Hier staat
tegenover dat generieke (fiscale) subsidies worden verlaagd. 

De verschillen in belastingheffing tussen ondernemers en werknemers zijn
de afgelopen jaren toegenomen. Om meer evenwicht te bereiken wordt een
winstbox ingevoerd in 2015. 

We willen met bedrijfsleven en onderwijsinstellingen een Techniekpact
2020 afsluiten. Daarin wordt uitgegaan van het wederzijdse belang van
bedrijven en onderwijsinstellingen en de ambities die de sector voor
zichzelf formuleert. In het Techniekpact komen tenminste afspraken over
de volgende onderwerpen: 

Transparantie door onderwijsinstellingen en bedrijven voor leerlingen en
studenten over de loopbaanperspectieven. 

Het beschikbaar stellen van voldoende stageplekken.

Verbeteren van de doorstroom door praktisch ingestelde leerlingen een
verkorte route door het beroepsonderwijs te bieden. 

Verkennen van mogelijkheden voor aanpassing van de bekostiging van
instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs (MBO) en/of van meer
cofinanciering door bedrijfsleven, waaronder een investeringsfonds voor
moderne apparatuur en middelen voor techniekopleidingen. 

We verminderen de schooluitval in het technisch onderwijs door betere
structurering van dat onderwijs en intensievere begeleiding.

Het aantal kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven wordt sterk
gereduceerd en taken worden ondergebracht bij de Stichting
Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven.

We kiezen voor een realistische, ambitieuze groene groeistrategie,
waarin ruimte en zekerheid verankerd worden. Ons land heeft alles in
huis om een betekenisvolle bijdrage te leveren aan de snelle
ontwikkeling van nieuwe energiebronnen als zon, wind, biomassa en
geothermie: hoogwaardige chemie, een innovatieve agrarische sector,
grote havens en een sterke energiesector. Die ontwikkeling is
noodzakelijk vanuit het perspectief van klimaatverandering en eindige
grondstoffen en is tevens een uitdaging voor innovatieve ondernemingen.
Een groot aantal veelbelovende ‘biobased’ initiatieven is de laatste
jaren al tot stand gekomen. Deze ‘biobased economy’ kan een van de
pijlers vormen voor groene groei. We willen – met een breed draagvlak
in parlement en samenleving – een stabiel en  ambitieus beleid voor de
lange termijn neerzetten. In internationaal verband zal getracht worden
daar zoveel mogelijk landen bij te betrekken, ook om zo de kansen voor
het Nederlandse bedrijfsleven te vergroten.

Nederland zet in op een ambitieus internationaal klimaatbeleid. Nieuwe
internationale doelstellingen voor de jaren 2020, 2030 en verder moeten
technologische vooruitgang aanjagen en ecologisch evenwicht voor de
toekomst veilig stellen. Wij streven internationaal naar een volledig
duurzame energievoorziening in 2050.

We kiezen voor een aandeel duurzame energie in 2020 van 16 procent. Om
innovatie te stimuleren, wordt een optimale mix ingezet van subsidies
(SDE+) en mogelijk ook de leveranciersverplichting en
bijmengverplichtingen. De concurrentiepositie van de energie-intensieve
sectoren en de werkgelegenheidseffecten worden daarbij in het oog
gehouden. Voor de aan het eind van deze kabinetsperiode optredende
lastenverzwaring komt een compensatie. In 2016 wordt de voortgang
beoordeeld en over het vervolg besloten. 

Energiebesparing krijgt prioriteit. De aanpak van de Green Deals wordt
uitgebreid met ten minste een besparingsdeal met energiebedrijven en
woningbouwcorporaties voor een versnelling in het verduurzamen van de
bestaande woningen. Ook voor kantoren, scholen en andere gebouwen wordt
energiebesparing via energiebedrijven op deze wijze bevorderd. Het
kabinet zal dit ondersteunen door waar mogelijk belemmeringen in wet- en
regelgeving weg te nemen. 

Het kleinschalig, duurzaam opwekken van (zonne-)energie waarvoor geen
rijkssubsidie wordt ontvangen, wordt fiscaal gestimuleerd door invoering
van een verlaagd tarief in de eerste schijf van de energiebelasting op
elektriciteit die afkomstig is van coöperaties van particuliere
kleinverbruikers, aan deze verbruikers geleverd wordt en in hun
nabijheid is opgewekt. Deze wordt lastenneutraal gefinancierd door een
generieke verhoging van het reguliere tarief in de eerste schijf van de
energiebelasting.

Om de kostprijs van windenergie op zee versneld omlaag te brengen zal
het kabinet samen met energiebedrijven en de Nederlandse offshore
industrie initiatieven nemen om de innovatie in deze veelbelovende
sector te stimuleren. Met netbeheerders wordt verkend hoe de benodigde
transportinfrastructuur voor elektriciteitswinning op zee tot stand kan
komen. 

Elektrisch vervoer biedt veel kansen voor Nederland. Met netbeheerders,
energiebedrijven en lokale overheden worden afspraken gemaakt over de
laadinfrastructuur om de groei van elektrische mobiliteit verder te
stimuleren.  

Biomassa moet zo hoogwaardig mogelijk worden ingezet (‘cascadering’)
en de duurzame productie en herkomst van biomassa gegarandeerd. 

Het kabinet streeft naar een circulaire economie en wil de (Europese)
markt voor duurzame grondstoffen en hergebruik van schaarse materialen
stimuleren.

De agrarische sector is een belangrijke economische motor. Nederland is
de tweede exporteur van agrarische producten ter wereld. Boeren en
tuinders verdienen dus de ruimte om te ondernemen en een fatsoenlijke
beloning voor hun bijdragen aan het cultuurlandschap en de natuur. 

Een effectieve borging van publieke belangen moet samengaan met ruimte
voor vernieuwing. Daarom gaan we met kracht door met het verminderen van
regeldruk en kiezen we voor een samenhangende aanpak in de verschillende
sectoren op het terrein van ordening, sturing en toezicht. 

We koersen aan op een structurele verlaging per 2017 met 2,5 miljard
(ten opzichte van 2012) van de regeldruk voor bedrijven, professionals
en burgers. Daartoe wordt een verband gelegd tussen het invoeren van
nieuwe regels en het laten vervallen van bestaande regels.

We gaan ook de minder meetbare, maar zeer merkbare regeldruk verminderen
door met belanghebbenden in tenminste vijftien regeldichte sectoren en
domeinen de ervaren problemen te verkennen en concrete oplossingen te
vinden. Sectoren als chemie, logistiek, agri & food, life sciences, de
bouw, (jeugd)zorg, onderwijs en politie zullen hier deel van uitmaken. 

De wettelijke winkelsluiting op zondag wordt opgeheven. Het is aan
gemeenten om desgewenst nadere regels te treffen. 

We gaan de vormgeving van toezicht waar nodig herbezien – ook in
samenwerking met de medeoverheden – om met behoud van effectiviteit de
toezichtlasten te verminderen. 

De dienstverlening door overheden moet beter. Bedrijven en burgers
kunnen uiterlijk in  2017 zaken die ze met de overheid doen – zoals
het aanvragen van een vergunning – digitaal afhandelen. Er komt een
eenmalige gegevensuitvraag voor ondernemers die gebruik maken van het
Ondernemingsdossier om bedrijfsgegevens uit te wisselen met de overheid.

Er komen tien publiek-private doorbraakprojecten, ondermeer gericht op
het vergroten van het gebruik en de kennis van ICT door het midden- en
kleinbedrijf, in de topsectoren en in sectoren als onderwijs en zorg. 

Door de ordening en de governance te verbeteren kunnen de belangrijke
bijdragen die woningcorporaties, pensioenfondsen, zorginstellingen,
scholen en spoorbedrijven aan de welvaart en het welzijn in ons land
leveren, vergroot worden. Het kabinet zal hiertoe voorstellen doen. 

Ondernemers hebben ruimte nodig om te groeien. Die kan verkregen worden
door vernieuwing via ICT en vermindering van regeldruk en
nalevingskosten, maar vooral ook door betere toegang tot krediet en
kapitaal.

De Garantie Ondernemingsfinanciering wordt structureel gemaakt, met een
garantieplafond van 400 miljoen per jaar. Zo blijven ondernemers in
staat bankleningen aan te trekken en bankgaranties te verkrijgen. 

Om kleine, startende ondernemers beter te kunnen helpen zal het
kredietplafond van de microfinancieringsorganisatie Qredits worden
verhoogd van 50.000 tot 150.000 euro. Er zal met Qredits en de banken
een afspraak worden gemaakt om dit te bewerkstelligen. 

We maken binnen het bestaande Innovatiefonds MKB+ ruimte om meer
risicodragend vermogen aan jonge innovatieve bedrijven te kunnen
verstrekken.

Nieuwe alternatieve financieringsvormen zoals kredietunies, crowdfunding
en MKB-obligaties zullen worden ondersteund via promotie, wegnemen van
belemmeringen in de regelgeving en door de inzet van kennis en bestaande
instrumenten. 

Een gezonde financiële sector is onmisbaar voor het functioneren van
onze economie. Maar als bankiers te grote risico’s nemen, kan dat onze
economie ook grote schade toebrengen. Die ervaring hebben we en dat
willen we niet nog eens meemaken. Daarom zetten we de fundamentele
hervorming van de bankensector door, zodat banken weer een positieve
bijdrage kunnen leveren aan het herstel van de reële economie. 

Er komt een verplichte bankierseed met strenge sancties bij overtreding.

Niet alleen topbankiers worden door de Autoriteit Financiële Markten en
de Nederlandsche Bank gescreend, ook bankmedewerkers verantwoordelijk
voor transacties met hoge risico’s.

Producten die niet in het belang zijn van de klant mogen niet worden
verkocht. De zorgplicht van banken wordt wettelijk verankerd.   

Op basis van het advies van de onlangs ingestelde commissie structuur
Nederlandse banken komen er voorstellen om spaartegoeden van burgers
beter te beschermen tegen risicovol bankieren. 

Tussen 2013 en 2018 worden de kapitaaleisen voor banken (Basel III)
geleidelijk verhoogd om de kans op financiële crises fors te
verkleinen. We halen het groeipad voor de additionele buffers voor
systeemrelevante banken (SIFI) naar voren om risico’s verder in te
perken. Dat doen we verantwoord op basis van een risico-inschatting en
een internationale vergelijking, mede met het oog op de
concurrentiepositie. 

Nederland steunt de stapsgewijze totstandkoming van een Europese
bankenunie. Er dient zo snel mogelijk sprake te zijn van effectief
Europees bankentoezicht en opschoning van balansen. Onder strikte
voorwaarden kan daarbij directe bankensteun uit het Europees
stabiliteitsmechanisme (ESM) aan de orde zijn. Sluitstuk is een
gemeenschappelijke resolutiemechanisme en een Europees
depositogarantiestelsel.

Voor organisaties die (mede) met publiek geld zijn gefinancierd, is het
verboden te speculeren met complexe financiële producten zoals
derivaten. Verzekeren tegen renterisico’s is wel toegestaan. Toezicht
hierop vindt plaats bij de jaarlijkse accountantscontrole.

In Europa is een versterkte samenwerking op gang gekomen met het oog op
een mogelijke heffing op de financiële sector. Nederland zal zich
hierbij aansluiten op voorwaarde dat onze pensioenfondsen hiervan
gevrijwaard blijven, er geen disproportionele samenloop is met de
huidige bankenbelasting en de inkomsten terugvloeien naar de lidstaten.

ABN AMRO kan pas terug naar de markt als de financiële sector stabiel
is. Er moet voldoende interesse zijn in de markt, de onderneming moet er
klaar voor zijn en zoveel mogelijk van de totale investering van de
Staat moet terugverdiend kunnen worden. Tegen deze achtergrond
onderzoeken we ook andere opties dan een volledige beursgang. 

De hoogte van de maximale variabele beloning binnen de financiële
sector wordt wettelijk vastgelegd op 20 procent van de vaste beloning. 

Om misbruik, fraude, constructies en witwassen effectiever aan te kunnen
pakken, krijgen belastingdienst en de Fiscale inlichtingen- en
opsporingsdienst / Economische controledienst meer capaciteit. 

IV. Nederland in Europa

Europa is van groot belang voor onze vrede, veiligheid en welvaart. We
verdienen er ons geld; onze banen zijn er voor een groot deel van
afhankelijk. De interne markt is de kern van de Europese samenwerking.
Daarnaast versterken we door samen te werken onze geopolitieke positie
ten opzichte van opkomende en gevestigde machten elders in de wereld.
Ook voelen vele Europeanen zich verbonden door de idealen van
democratie, rechtstaat en gelijke behandeling. Langs deze assen geeft
Nederland invulling aan zijn rol in Europa. 

Als het goed gaat met Europa gaat het goed met Nederland. Een crisis in
Europa voelt Nederland heftiger dan veel andere landen. Daarom hebben we
belang bij een sterk Europa dat zo snel mogelijk de crisis overwint. 

Landen gaan zelf over hun eigen beleid maar voor het voortbestaan van de
euro is het van cruciaal belang dat alle landen financieel-economisch
sterker worden en daarbij naar elkaar toegroeien. Om economische
onbalans te voorkomen, houden landen elkaar effectief aan afspraken en
worden controlemechanismen waar nodig versterkt. 

Landen hebben de verantwoordelijkheid hun begroting op orde te brengen
en hun economie te versterken. Als er sprake is van steun moet die hand
in hand gaan met hun inzet voor een gestaag herstel. Structurele steun
van landen die hun verantwoordelijkheid wel nemen richting landen die
deze verantwoordelijkheid niet nemen, kan niet aan de orde zijn.

De interne markt wordt verder versterkt. Effectieve maatregelen om de
noodzakelijke groei in Europa te versterken, worden bevorderd en
ondersteund. Protectionisme is in strijd met de Europese gedachte. De
inrichting van de (semi-)publieke sector en sociale zekerheid is primair
een verantwoordelijkheid van lidstaten.

Nederland steunt de stapsgewijze totstandkoming van een Europese
bankenunie. Er dient zo snel mogelijk sprake te zijn van effectief
Europees bankentoezicht en opschoning van balansen. Onder strikte
voorwaarden kan daarbij directe bankensteun uit het Europees
Stabiliteitsmechanisme (ESM) aan de orde zijn. Sluitstuk is een
gemeenschappelijke resolutiemechanisme en een Europees
depositogarantiestelsel.

Nederland vraagt de Europese Commissie te inventariseren, op basis van
het beginsel van subsidiariteit, welke beleidsterreinen kunnen worden
overgedragen aan nationale overheden en zal zelf ook voorstellen doen.

Toetreding van lidstaten wordt getoetst aan de hand van de Kopenhagen
criteria.

De positie van de Eurocommissaris voor economische en monetaire zaken
zal verder versterkt moeten worden. 

Het in onderling overleg uit het gemeenschappelijk arrangement treden
(Schengen, Eurozone, Europese Unie) moet mogelijk zijn.

De ontwikkeling van de Europese begroting dient in lijn te zijn met de
ontwikkeling van nationale begrotingen. Nederland steunt geen
voorstellen voor een substantiële verruiming, terwijl nationale
lidstaten bezuinigen.

Door verlaging van landbouw- en cohesiebudgetten wordt de Europese
begroting gemoderniseerd ten gunste van investeringen in innovatie en
duurzaamheid.

De lasten tussen Europese lidstaten moeten eerlijk worden verdeeld. Voor
Nederland betekent dit ten minste voortzetting van de eerder afgesproken
correctie van 1 miljard.

Een betere verantwoording over de besteding van Europees geld blijft
voor ons prioriteit houden. 

V. Nederland in de wereld

Nederland kent van oudsher een sterke internationale oriëntatie, zowel
omdat het in ons belang is als uit overtuiging. Nederlanders en
Nederlandse bedrijven hebben grote belangen in het buitenland. Het
buitenlands beleid is gericht op het behartigen en beschermen daarvan en
bevordert de internationale rechtsorde en de mensenrechten. De
allerarmsten staan centraal bij ontwikkelingssamenwerking. Onze
krijgsmacht moet in staat blijven in internationaal verband de
veiligheid van ons land te garanderen en bij te dragen aan vrede en
veiligheid in de wereld. Zij moet hiertoe beschikken over eenheden en
materieel van hoge kwaliteit. Zo dienen we internationale stabiliteit,
veiligheid en welvaart.

In bilaterale- en multilaterale samenwerking en contacten bevorderen we
mensenrechten, duurzaamheid en goede arbeidsomstandigheden en krijgt
energie- en grondstoffenzekerheid bijzondere aandacht. 

Nederland zet zich in voor een effectieve werking van internationale
organisaties.

Waar mogelijk draagt Nederland bij aan vrede en veiligheid in het
Midden-Oosten en benut daarbij de goede banden met zowel Israël als de
Palestijnse autoriteit.

We besparen op het postennetwerk, vooral door samenwerking in EU-verband
en met andere (Europese) landen. 

De Dienst Buitenlandse Zaken gaat per 1 januari 2013 vallen onder de
Algemene Bestuursdienst. 

De minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de
coördinatie van het buitenlandse beleid, inclusief de Europese agenda
van het kabinet. De voorbereiding van de Europese Raad vindt plaats
onder regie van de minister-president.

Er komt een minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking op het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Hiermee wordt het belang van samenhang tussen beide beleidsterreinen
bevestigd. Dit geldt bijvoorbeeld voor het vergroten van de
mogelijkheden van het midden- en klein bedrijf om te investeren in zich
ontwikkelende landen, en ook voor het creëren van nieuwe coalities
tussen bedrijven, NGO’s en particulieren zoals die om HIV/AIDS in
Afrika te bestrijden. Het belang van de 3D-benadering (defense,
diplomacy, development) bij internationale crisisbeheersings-operaties
en vredesmissies komt tot uiting in een nieuw budget voor internationale
veiligheid. 

Om kansen te creëren voor Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen
werken we actief aan de versterking van internationale economische
relaties en blijft economische diplomatie een zware component in het
werk van ambassades en consulaten.

De versterkte samenhang tussen buitenlandse handel en
ontwikkelingssamenwerking krijgt onder meer vorm door het in
samenwerking met het bedrijfsleven ontwikkelen van een revolverend fonds
van 750 miljoen dat in de jaren 2014-2016 vanuit de begroting van
Ontwikkelingssamenwerking wordt gevoed. Hieruit kunnen investeringen in
ontwikkelingslanden worden ondersteund, in het bijzonder die van het
midden- en kleinbedrijf. 

Het belang van vredes- en crisisbeheersingsoperaties voor
ontwikkelingslanden wordt onderstreept door vanaf 2014 een nieuw
structureel budget voor Internationale Veiligheid in te stellen van 250
miljoen, dat ter beschikking komt voor de dekking van uitgaven verbonden
aan internationale veiligheid, die nu nog drukken op de begroting van
Defensie. De minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking is verantwoordelijk voor de aanwending, in
overeenstemming met de minister van Defensie. 

Met het oog op het financieren van bovenstaand fonds en budget en als
bijdrage aan het oplossen van de algemene financiële problematiek wordt
gekort op de begrotingen van Ontwikkelingssamenwerking en Defensie,
oplopend tot respectievelijk 1 miljard en 250 miljoen in 2017. 

Nederland zet zich binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking
en Ontwikkeling (OESO) in voor modernisering van de criteria voor
officieel erkende ontwikkelingshulp.

De prioriteiten op het terrein van ontwikkelingssamenwerking blijven
watermanagement, voedselzekerheid, veiligheid en rechtsorde, seksuele en
reproductieve gezondheid en rechten. Hetzelfde geldt voor de
doorsnijdende thema’s: gender, milieu (inclusief de internationale
klimaatdoelstellingen uit Kopenhagen) en goed bestuur. 

Voor een bijdrage aan internationale crisisbeheersingsoperaties is een
volkenrechtelijk mandaat vereist of dient sprake zijn van een
humanitaire noodsituatie. Verzoeken daartoe worden overwogen in het
perspectief van onze internationale verantwoordelijkheid en nationale
belangen. 

Bij internationale missies naar landen in conflict moeten veiligheid,
ontwikkeling en diplomatie hand in hand gaan. 

De oorspronkelijke voornemens met betrekking tot de vervanging van de
F16 zijn niet uitvoerbaar zonder aanpassing hiervan of herprioritering
binnen het totale Defensiebudget. De minister van Financiën verzoekt de
Algemene Rekenkamer een onderzoek in te stellen naar de ontwikkeling van
de financiële perspectieven ten aanzien van de aanschaf en exploitatie
van de vervanger van de F16 en de informatievoorziening daarover in de
afgelopen periode. De minister van Defensie ontwikkelt, in overleg met
de minister van Buitenlandse Zaken en uitgaande van het beschikbare
budget, een visie op de krijgsmacht van de toekomst. Ook in de toekomst
zal de krijgsmacht de verplichtingen in NAVO- verband gestand moeten
kunnen doen en in staat zijn in internationaal verband een bijdrage te
leveren aan crisisbeheersingsoperaties. Mede op basis van beide
rapportages zal het kabinet eind 2013 een beslissing nemen over de
vervanging van de F16. Gelet op het rapport van de Algemene Rekenkamer
ter zake zetten we de ontwikkel- en testprogramma’s conform de MOU’s
voort.

De missie in Afghanistan (Kunduz) wordt afgemaakt en conform planning
afgerond in 2014.   

VI. Van goed naar excellent onderwijs

Onderwijs en wetenschap in Nederland zijn van hoog niveau, maar onze
ambitie reikt verder: wij willen tot de top vijf van de wereld gaan
horen. De kwaliteit van de man of vrouw voor de klas of in de
collegezaal is daarbij van doorslaggevende betekenis. En die kwaliteit
staat of valt met opleiding en selectie van leraren en van directeuren
en bestuurders die hun medewerkers stimuleren,  belonen en zo nodig
sanctioneren. Dit zijn de mannen en vrouwen van wie we het moeten
hebben: in hen willen we investeren.

Zo kan onderwijs het beste uit kinderen en studenten halen. Talent meer
uitdagen en achterstanden verkleinen, ook als je geboren bent in een
migrantenfamilie, een gezin met een laag inkomen of deelneemt aan het
speciaal onderwijs. Het belang dat wij hechten aan goed onderwijs, wordt
onderstreept door het feit dat wij onderwijs buiten de bezuinigingen
hebben weten te houden en er in deze crisistijd zelfs in investeren.

Met het onderwijsveld willen wij tot afspraken komen over verbetering
van de kwaliteit van leraren en schoolleiders. Over betere begeleiding
van startende docenten en bijscholing van bestaande docenten en
schoolleiders. Over professionalisering van het personeelsbeleid met
behulp van de Onderwijsinspectie. Over terugdringing van het aantal
onbevoegde docenten. Het oordeel van de Onderwijsinspectie over scholen
zal zich ook gaan uitstrekken tot de categorieën “goed” en
“excellent”. Onderdeel van het akkoord is dat scholen die hun
kwaliteit op orde hebben, minder hoeven te verantwoorden dan scholen die
slecht scoren. Scholen gaan publieke verantwoording afleggen over
behaalde resultaten en gebruikte middelen.

Andere elementen die we betrekken bij te sluiten akkoorden: 

Het zo effectief mogelijk benutten van kostbare onderwijstijd. 

Modernisering van de huidige wettelijke onderwijstijdnorm. 

De ouderenregeling (BAPO) afbouwen om ruimte te creëren voor moderne
arbeidsvoorwaarden.

Het versneld voldoen aan gewenste beloningscodes. 

Vanaf 2017 is voor dit pakket ruim 340 miljoen beschikbaar, op
voorwaarde dat het lukt de arbeidsvoorwaarden te moderniseren.

De eisen rond lerarenopleidingen worden aangescherpt en een groter deel
van dit onderwijs moet in de praktijk plaatsvinden.

De eisen van bekwaamheid uit het Lerarenregister en de
bijscholingsplicht van docenten worden met ingang van 2017 wettelijk
verankerd. 

De mogelijkheden om slecht functionerende docenten aan te pakken, nemen
toe nu de rechtspositie van ambtenaren in overeenstemming zal worden
gebracht met die van andere werknemers. 

Het participatie- en vervangingsfonds wordt gemoderniseerd, zodat goed
werkgever-schap beter kan worden beloond. 

In het onderwijs zal een stofkamoperatie plaatsvinden, zodat het aantal
admini-stratieve verplichtingen en voorschriften voor verantwoording kan
verminderen.

Er komen normen die borg moeten staan voor de menselijke maat in het
onderwijs en voor minder overhead. De bekostiging wordt daarop geënt en
deze normen zijn ook leidend bij fusies.

In krimpgebieden moeten alle vormen van samenwerking mogelijk zijn.
Denominatie noch fusietoets mag daarbij in de weg staan. 

Het leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) en het praktijkonderwijs (PRO)
worden doelmatiger en gaan vallen onder het gebudgetteerde stelsel van
samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs.

Consultatiebureaus gaan doelgroepkinderen voor wat betreft risico op
taalachterstand toetsen en doorverwijzen. Het beschikbare extra geld
voor Vroeg en voorschoolse educatie zal in het licht van bovenstaande
worden aangewend. 

In het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) gaan we door met actieplan
‘Focus op vakmanschap’, maar op een verantwoord tijdpad. Daarbij
betrekken we inkorting en intensivering van de opleidingen en een sterk
vereenvoudigde kwalificatiestructuur. 

Er komen minder opleidingen en uitstroomprofielen zodat de kwaliteit in
het MBO kan toenemen. Kleine opleidingen worden in principe beëindigd.

Er is 250 miljoen beschikbaar om te intensiveren in het MBO, gekoppeld
aan prestatieafspraken met instellingen. Volle roosters, uitdagende
opleidingen, voldoende aandacht voor de basisvaardigheden taal/rekenen
en een sterke praktijkoriëntatie dragen bij aan meer kwaliteit. 

De langstudeerdersboete voor studenten wordt afgeschaft.

Er komt een sociaal leenstelsel in het hoger beroeps- en universitair
onderwijs voor de basisbeurs in de bachelor- en in de masterfase. Dit
geldt voor nieuwe studenten met ingang van september 2014. De
aanvullende beurs blijft buiten het sociale leenstelsel, om de
toegankelijkheid van het onderwijs te garanderen.

De openbaarvervoerkaart voor studenten wordt een kortingkaart in 2015,
die ook beschikbaar komt voor scholieren in het MBO. Vervoerskosten
vallen (tot een zeker maximum) onder het sociaal leenstelsel.

De opbrengsten van de maatregelen in de studiefinanciering worden
geïnvesteerd in het onderwijs en onderzoek.

Voor het compenseren van onbedoelde effecten van het vrijgeven van het
collegegeld voor een tweede studie is 20 miljoen beschikbaar.

De verstrekking van gratis schoolboeken wordt teruggedraaid. Het huidig
systeem van inkoop van boeken door scholen kan in stand blijven. Een
deel van de besparing wordt teruggeven in inkomensondersteuning. De
maatregel levert per saldo 185 miljoen op.  

Er komt 150 miljoen extra beschikbaar voor versterking van het
fundamenteel onderzoek, waarvan 50 miljoen door herprioritering.

In lijn met de motie Van Haersma Buma wordt 256 miljoen uit het
gemeentefonds overgeheveld naar de scholen ten behoeve van hun
huisvesting. 

Het beleid gericht op bekostiging op basis van kwaliteit wordt
voortgezet. 

Toelating tot het hoger onderwijs vindt plaats op basis van een daarvoor
kwalificerend diploma. Selectie aan de poort blijft toegestaan voor
University colleges, studies waar het aantal aanmeldingen het aantal
opleidingsplaatsen overstijgt en voor opleidingen met bijzondere
toelatingseisen, zoals in de kunsten. 

Bestuur, beheer en beloningen bij instellingen van hoger onderwijs
worden in overleg met de sector versneld op orde gebracht. 

Emancipatie en gelijke behandeling

Iedereen moet iets van zijn of haar leven kunnen maken, ongeacht
geslacht, seksuele geaardheid, afkomst, religie, levensovertuiging of
handicap. Dat vraagt van iedereen een bijdrage: van individuen zelf,
sociale partners, overheden, levensbeschouwelijke groepen en etnische
gemeenschappen. De overheid kan anderen alleen met overtuiging
aanspreken als zij zelf het goede voorbeeld geeft.

Nieuwe ‘weigerambtenaren’ worden niet aangesteld. De algemene wet
gelijke behandeling wordt aangepast naar Europees model. De ‘enkele
feitconstructie’ verdwijnt uit de wet. Scholen mogen homoseksuele
leraren niet ontslaan en homoseksuele leerlingen niet weigeren of
wegsturen vanwege hun seksuele voorkeur. Op scholen zal ook voorlichting
worden gegeven over 'seksuele diversiteit'. Het wetsvoorstel lesbisch
ouderschap treedt zo spoedig mogelijk in werking. Daardoor verbetert de
juridische positie van lesbische ouders en hun kinderen.

Bestrijding van homofoob geweld blijft een prioriteit voor politie en
Openbaar Ministerie.

De sterilisatie-eis met betrekking tot officiële geslachtsregistratie
zal worden geschrapt uit de wet. 

Het kabinet zet zich actief in om nog bestaande loonverschillen tussen
mannen en vrouwen voor gelijke arbeid weg te nemen.

Het kabinet bestrijdt alle vormen van onderdrukking van vrouwen. Geweld
in afhankelijkheidssituaties is onaanvaardbaar en wordt opgespoord en
bestraft. Dat geldt voor huiselijk geweld en kindermishandeling,
genitale verminking, eerwraak, prostitutie en mensenhandel. Op
schijnhuwelijken wordt strenger gecontroleerd. Gedwongen huwelijken
worden strafbaar en herhaalde huwelijksmigratie gaan we tegen. 

Nederland zal het verdrag van de Verenigde Naties voor de rechten van
gehandicapten ratificeren, onder de voorwaarde dat hieruit volgende
verplichtingen geleidelijk ten uitvoer kunnen worden gebracht.

Kunst en Cultuur

Kunst en cultuur zijn van grote waarde voor de samenleving. Nederland
heeft een naam hoog te houden in kunst en cultuur. Nederlandse
ontwerpers, modemakers, dj's en architecten veroveren de wereld.
Beeldende kunst, dans, opera en musicals trekken een groot publiek.
Instellingen en kunstenaars ontpoppen zich als cultureel ondernemer en
boren nieuw publiek en nieuwe middelen aan. Het overheidsbeleid richt
zich vooral op een sterke basisinfrastructuur, talentontwikkeling en
internationale bekendheid van onze topkunst.

Cultuur moet toegankelijk blijven. De BTW-verhoging voor podium- en
beeldende kunsten gaat definitief niet door.

We ondersteunen en stimuleren cultureel ondernemerschap en nieuwe
financieringsvormen.

De cultuurkaart CJP voor jongeren blijft behouden. Culturele
instellingen richten hun educatie op deze groep.

Talentontwikkeling wordt gestimuleerd via het Fonds voor de
podiumkunsten en cultuureducatie. 

Gesubsidieerde culturele instellingen hanteren de Code culturele
diversiteit.

Het onderwijs en de cultuursector bundelen krachten ten behoeve van
cultuureducatie in het basis- en voortgezet onderwijs. 

Media

Centraal in het mediabeleid staat het waarborgen van een onafhankelijk,
gevarieerd en hoogwaardig aanbod, toegankelijk voor alle lagen van de
bevolking. Het bestaande beleid wijzigen we op een aantal punten.

De regionale omroepen worden niet langer gefinancierd door de
provincies, maar door het Rijk. Het budget wordt overgeheveld van het
provinciefonds naar de mediabegroting. Door samenwerking en integratie
van taken met de landelijke publieke omroep is een besparing mogelijk.

We heroverwegen het eerder aangekondigde mediafonds. Het
Stimuleringsfonds voor de Pers blijft bestaan. 

De zogenaamde ‘artikel 2.42 omroepen’ worden - zoals eerder besloten
- ondergebracht bij omroeporganisaties. Dat maakt het schrappen van de
hiermee samenhangende uitgaven mogelijk. 

De landelijke publieke omroep krijgt daarnaast een extra taakstelling.
Deze kan onder meer worden gerealiseerd door de eigen inkomsten te
vergroten, onnodige uitgaven aan ledenwerving te voorkomen en door de
voorgenomen koppeling tussen ledenaantallen en budgetten van
omroepverenigingen los te laten en te vervangen door systeem met A- en
B-licentie. Toetreding van nieuwe omroepen blijft mogelijk.

VII. Zorg dichtbij 

Goede zorg en, nog belangrijker, goede gezondheid is niet alleen een
zaak van de overheid. Succes boeken we alleen door samen te werken. Dat
begint bij preventie en een gezonde levensstijl. Natuurlijk zijn mensen
hiervoor in de eerste plaats zelf verantwoordelijk, maar wij willen dit
ondersteunen. Daarnaast kiezen wij de komende kabinetsperiode voor een
drietal andere prioriteiten.  Allereerst willen wij de kwaliteit van de
geleverde zorg verder verbeteren. We doen dit door het inzicht in de
geleverde kwaliteit te verbeteren, praktijkvariatie te verminderen en
zinloos medisch handelen tegen te gaan.  Kwaliteitsverhoging gaat in de
zorg gelukkig vaak samen met kostenverlaging; daar ligt een tweede
prioriteit. Wij drukken de stijging van de kosten door de hoeveelheid
geleverde zorg beter te beheersen, overbehandeling tegen te gaan,
stringent pakketbeheer in te voeren, overcapaciteit te verminderen en
verspilling te bestrijden. Een derde prioriteit betreft het bevorderen
van (regionale) samenwerking tussen zorgaanbieders. Dure, complexe en
acute zorg willen we concentreren; minder complexe zorg organiseren we
dichter bij de mensen. Beide is goed voor kwaliteit én kosten.

Binnen het stelsel van curatieve zorg gaan we nieuwe accenten leggen op
meer samenwerken in plaats van enkel concurreren, op het wegnemen van
perverse volumeprikkels en de introductie van inkomensafhankelijke
financiering. De sleutelrol van verzekeraars blijft in stand. In 2015
zijn zij volgens plan volledig risicodragend.

Financiering van zorg wordt in hoofdzaak inkomensafhankelijk. De
zorgtoeslag verdwijnt. Voor 2017 gaan we uit van een nominale premie van
400, daarna blijft de verhouding tussen de nominale en
inkomensafhankelijke premie constant. Het bestaande eigen risico wordt
budgettair neutraal omgezet in een inkomensafhankelijk eigen risico. De
zorgkosten blijven gelijk verdeeld tussen werkgevers en werknemers. 

Met behulp van convenanten houden we het zorgstelsel binnen
maatschappelijk en politiek wenselijke bandbreedtes. Met verzekeraars
sluiten we een convenant over preventie en het bevorderen van een
gezonde levensstijl. Na 2014 zetten we het hoofdlijnenakkoord voort met
instellingen voor medisch specialistische zorg, vrijgevestigde medisch
specialisten, huisartsen en instellingen voor geestelijke
gezondheidszorg. Daarbij wordt de kostenstijging verder gedrukt van 2,5
naar 2 procent (huisartsen naar 2,5 procent). We willen de kans op inzet
van het macro beheersingsinstrument zo klein mogelijk maken en bekijken
daarom of het mogelijk is de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vooraf te
laten toetsen of het door de verzekeraars gecontracteerde volume past
binnen het begrotingskader zorg. 

Concentratie van voorzieningen zorgt vaak voor een hogere kwaliteit
tegen lagere kosten. Verzekeraars zijn er verantwoordelijk voor dat dit
doel bereikt wordt, door selectiever te contracteren op basis van
heldere kwaliteitscriteria. Daarom wordt de basisverzekering beperkt tot
naturapolissen; de restitutiepolis gaat naar de aanvullende verzekering.




Het naast elkaar bestaan van verschillend gefinancierde spoedeisende
hulpposten (SEH’s) en huisartsenposten (HAP’s)  zorgt voor
volumeprikkels die bijdragen aan overbehandeling en verspilling. Om dit
tegen te gaan wordt de ingezette beweging richting concentratie en
specialisatie van SEH’s voortgezet en zullen deze worden geïntegreerd
met de HAP’s. Huisartsenzorg moet altijd bereikbaar zijn. Mensen die
zich zonder verwijzing van een huisarts melden bij de SEH, betalen een
eigen bijdrage van 50 euro. Uiteindelijk zullen deze voorzieningen onder
regie van de verzekeraars in één bekostigingssysteem met de huisartsen
worden ondergebracht. Dit systeem gaat uit van populatiegebonden
bekostiging en biedt ruimte voor aanvullende beloningsafspraken met
verzekeraars. Die afspraken zijn gericht op het vervangen van
tweedelijnszorg door de eerste lijn, het ontmoedigen van onnodige
doorverwijzingen en het bevorderen van chronische zorg in de eerste
lijn. Voor nieuwe aanbieders blijft ruimte. Dit pakket van maatregelen
legt het fundament voor een structuur van sterke eerste- en
anderhalvelijnszorg, dicht bij de mensen en met de huisarts in een
sleutelrol. Ook wordt op deze manier onnodig gebruik van dure
ziekenhuiszorg ontmoedigd.

Met verzekeraars sluiten we een convenant af gericht op concentratie van
acute zorg, omdat dit leidt tot hogere kwaliteit van zorg. Ook de
top-referente zorg die op dit moment door academische ziekenhuizen wordt
verleend, wordt geconcentreerd.  

Zorgverzekeraars worden in 2017 financieel verantwoordelijk voor de
Geestelijke GezondheidsZorg (GGZ). Dit vergt vervanging van de
kostenverevening achteraf door een goede vereveningssystematiek vooraf,
een deugdelijke productstructuur en goede kwaliteitsmeting. Langdurige
geestelijke gezondheidszorg kan dan ook overgeheveld worden naar de
zorgverzekeringswet. Om afwenteling te voorkomen wordt de bestaande
eigen bijdrage in de eerste lijn budgettair neutraal omgezet in een
procentuele eigen bijdrage voor alle GGZ-kosten in eerste en tweede lijn
gezamenlijk. Dit resulteert in een lagere eigen bijdrage in de eerste
lijns GGZ.

Vanaf 2015 gaan we investeren in extra wijkverpleegkundigen met een
bedrag dat oploopt tot minimaal 250 miljoen in 2017. Dit financieren we
met middelen die we vrijspelen bij medische zorg in de tweede lijn
(substitutie). Zo bevorderen we dat meer zorg dicht bij de mensen thuis
wordt geleverd.

De mogelijkheid om winst uit te keren in de zorg zal zo ingeperkt worden
dat het alleen interessant is voor investeerders met een
langetermijnperspectief. Winstuitkering is alleen mogelijk bij
surpluswinst boven 20 procent solvabiliteit en alleen bij winst uit
reguliere exploitatie. Zorgverzekeraars krijgen de mogelijkheid een
minderheidsbelang bij zorgaanbieders te verwerven. 

Het rapport van de commissie-Meurs is leidraad bij het inkomensbeleid
gericht op medisch specialisten. Het fiscale ondernemersvoordeel voor
medisch specialisten vervalt in 2015, als het specialistenhonorarium
integraal onderdeel is van het ziekenhuisbudget en het beheersmodel
medisch specialisten verdwijnt. De vorming van mega- of
regiomaatschappen wordt ontmoedigd.



Publiek toegankelijke informatie over kwaliteit is van groot belang voor
verzekeraars, patiënten, patiëntenverenigingen, de Nederlandse
Mededingingsautoriteit en de Nederlandse Zorgautoriteit. Lopende
initiatieven worden met kracht doorgezet, eventueel ondersteund door
convenanten. Het Kwaliteitsinstituut krijgt doorzettingsmacht als de
voortgang stokt. We verplichten aanbieders van zorg om bij de declaratie
ook informatie te geven die nodig is om vast te kunnen stellen dat
kwaliteit geleverd is. Het gros van deze informatie, bijvoorbeeld
voortkomend uit klinische registraties, bestaat reeds maar moet nog
ontsloten worden. Vanzelfsprekend wordt hierbij recht gedaan aan de
bestaande privacy regelingen. 

In de langdurige en welzijnszorg willen we de komende periode een omslag
maken naar meer maatwerk, meer zorg in de buurt, meer samenwerking
tussen de verschillende aanbieders maar ook naar houdbaar gefinancierde
voorzieningen, zodat ook latere generaties er nog gebruik van kunnen
maken. Dit betekent dat maximaal aansluiting gezocht zal worden bij wat
mensen nodig hebben en wat gemeenten in staat zijn te doen. Ook richten
wij de voorzieningen scherper op beschikbaarheid voor mensen, die zich
uit eigen middelen geen alternatief kunnen veroorloven. Daarbij geven
wij prioriteit aan zorg met een medisch karakter boven zorg met een
niet-medisch karakter, omdat mensen bij die laatste vorm van zorg vaker
(maar niet altijd) op alternatieven in eigen kring kunnen terugvallen.

De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) wordt omgevormd tot een
een nieuwe landelijke voorziening waarin de intramurale ouderen- en
gehandicaptenzorg (vanaf ZZP 5) landelijk wordt georganiseerd met een
budgetgrens middels de contracteerruimte. De voorziening krijgt daarbij
een centraal beleidskader, zowel zorg in natura als pgb’s maken deel
uit van de voorziening. Zowel inkoop als indicatiestelling komt hier
terecht. De bestaande regionale structuur van zorginkoop met
budgetplafond wordt vooralsnog gehandhaafd, terwijl de indicatie wordt
beperkt tot degenen die het echt nodig hebben. De besparing ontstaat
door het terugdringen van regionale variatie en spreiding in
tariefstelling. Het gebruik van persoonsgebonden budgetten heeft juist
bij deze zorg overigens geleid tot zorg op maat en institutionele
innovaties. Dat willen we verder bevorderen. 

Voor verbetering van verpleegkundige zorg buiten instellingen zijn al
veel goede ideeën ontwikkeld, onder meer door de Sociaal Economische
Raad en in de Agenda voor de Zorg. Wij sluiten daarbij aan. Extramurale
verpleging wordt in 2017 van de AWBZ overgeheveld naar de
Zorgverzekeringswet (ZVW) en valt daar onder het zelfde systeem van
populatiegebonden bekostiging als de huisartsenzorg. De
indicatiestelling vervalt. Zo verdwijnen schotten, bevorderen we
wijkverpleging, ontmoedigen we overbehandeling en stimuleren we een
sterke eerste lijn waar de huisarts integraal deel van uitmaakt.

Gemeenten worden geheel verantwoordelijk voor de activiteiten op het
gebied van ondersteuning, begeleiding en verzorging. De aanspraken
worden beperkt, dienstverlening wordt versoberd en meer gericht op waar
ze het hardste nodig is en gaat vallen onder de wet maatschappelijke
ondersteuning (WMO). De aanspraken op huishoudelijke hulp worden
vervangen door een maatwerkvoorziening voor degenen die het echt nodig
hebben en het niet uit eigen middelen kunnen betalen.

De combinatie van de introductie van inkomensafhankelijke
zorgfinanciering en het organiseren van zorg dicht bij mensen maakt
beperking, vereenvoudiging en decentralisatie mogelijk van regelingen
als compensatie eigen risico, de aftrek specifieke zorgkosten en de wet
tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Hieruit wordt een
nieuwe gemeentelijke voorziening gefinancierd met een omvang van ruim
750 miljoen. 

De gemeenten wordt een zeer ruime beleidsvrijheid gegeven met betrekking
tot de concrete invulling van deze gedecentraliseerde voorzieningen.

De afgelopen jaren hebben grote groepen medewerkers in de
(semi-)collectieve sector hun bijdrage aan het herstel van de
overheidsfinanciën geleverd,doordat de groei in hun arbeidsvoorwaarden
afgeremd werd met de zogeheten “nullijn”.  De medewerkers in de zorg
zijn hier tot nu toe uitgezonderd van geweest. Het is dus redelijk van
hen een bijdrage te vragen. Voorts nemen de stijgende collectieve
zorguitgaven een steeds groter aandeel in de collectieve uitgaven in;
binnen de collectieve zorguitgaven nemen de personele uitgaven een
dominante positie in. Het beheersen van deze uitgaven is dan ook van
toenemend belang om adequaat te kunnen reageren op verslechteringen van
het EMU-saldo. Het vigerende convenant voor de overheidsbijdrage in de
arbeidskosten-ontwikkeling in de zorg (OVA), waarin geregeld is hoe de
overheid de jaarlijkse bijdrage voor de arbeidskosten voor de zorg
vaststelt, heeft momenteel geen mogelijkheid om af te wijken. Dat is wel
mogelijk in de overige delen van de collectieve sector. In het recente
verleden zijn werkgevers bereid geweest om af spraken te maken over de
incidentele loonontwikkeling. Het kabinet zal nu in gesprek gaan met de
zorgsector, met als uitgangspunt een meer gelijke behandeling tussen de
verschillende onderdelen van de collectieve sector. In dit overleg zal
het kabinet er tevens op aandringen om, binnen de beschikbare middelen,
ruimte vrij te maken (100 miljoen) voor het verbeteren van de
arbeidsmarktpositie van specifieke groepen zorgmedewerkers. Eind 2013
beoordeelt het kabinet de voortgang op beide punten. Om ervan verzekerd
te zijn dat per 1 januari  2016 daadwerkelijk stappen gezet kunnen
worden, zet het kabinet per onmiddellijk de procedure in gang om het
OVA-convenant met ingang van die datum op te schorten.

Voortschrijdende mogelijkheden, toenemend zelfbewustzijn bij burgers en
definiëring van nieuwe ziekten leiden tot nieuwe medisch-ethische
vragen. Om deze vragen op zorgvuldige wijze te beantwoorden is een brede
maatschappelijke discussie nodig. Leidend is het beginsel van
zelfbeschikking, altijd in samenhang met menselijke waardigheid, goede
zorg en beschermwaardigheid van het leven. 

Er is geen aanleiding om de grens voor het uitvoeren van abortus aan te
passen.

De maatschappelijke discussie over het vrijwillige levenseinde zal
worden voortgezet en kan leiden tot aanpassing van wet- en regelgeving. 

Embryoselectie is toegestaan op medische gronden.

Het oordeel over een actief donorregistratiesysteem wordt aan de Kamer
overgelaten.

Ouders zijn er voor verantwoordelijk hun kinderen veilig en gezond te
laten opgroeien. Wanneer de ontwikkeling van kinderen ernstig in gevaar
komt, moet de overheid tijdig ingrijpen. Dat is in het verleden ondanks
toenemende budgetten niet altijd gebeurd. De jeugdzorg zal daarom de
komende jaren sterk worden verbeterd. Tegelijkertijd zullen de fors
gestegen uitgaven voor jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg voor de
jeugd worden teruggebracht.

De jeugdzorg wordt in 2015 gedecentraliseerd naar gemeenten. De
decentralisatie omvat alle onderdelen: de jeugdzorg die nu een
verantwoordelijkheid is van de provincie, de gesloten jeugdzorg onder
regie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, de jeugd-GGZ die onder de
ZVW valt, de zorg voor lichtverstandelijk gehandicapten jongeren op
basis van de AWBZ en de jeugdbescherming en jeugdreclassering van
Veiligheid en Justitie. Deze decentralisatie wordt gecoördineerd op het
ministerie van VWS.

“Eén gezin, één plan, één regisseur” is het uitgangspunt bij de
decentralisaties in het sociale domein: bij de wet werken naar vermogen,
de algemene wet bijzondere ziektekosten, de wet maatschappelijke
ondersteuning en de jeugdhulpverlening. Dit vergt ook één budget en
één verantwoordelijke van overheidszijde. Er komt een einde aan de
praktijk waarbij vele hulpverleners langs elkaar heen werken bij de
ondersteuning van één gezin. 

Consultatiebureaus worden verplicht kinderen voor wie taalachterstand
dreigt, door te verwijzen naar vroeg- en voorschoolse educatie.
Sluitende samenwerking tussen gemeenten en scholen moet waarborgen dat
achterstanden spoedig mogelijk en in ieder geval voor het eind van de
basisschoolperiode zijn weggewerkt.

Om de effecten van Jeugdzorg te kunnen beoordelen worden
prestatiegegevens aangeleverd en openbaar. 

De decentralisatie moet ertoe bijdragen dat de eigen kracht, het sociale
netwerk en de voorzieningen in een gemeente beter worden benut. Het
accent zal steeds liggen op participatie in de samenleving. 

We versnellen de professionalisering van de jeugdzorg, inclusief
opleidingseisen, beroepscodes en tuchtrecht.

De nieuwe Jeugdwet waarborgt de gemeentelijke beleidsvrijheid.
Elementaire kwaliteitswaarborgen voor cliënten blijven wettelijk
verankerd. 

De voorgenomen eigen bijdrage in de jeugdzorg wordt niet ingevoerd.

Sport brengt mensen bij elkaar en is van groot maatschappelijk belang.
Kinderen verwerven belangrijke sociale vaardigheden. Voldoende en veilig
sporten houdt jonge en oude mensen fitter en gezonder. We willen dat
meer mensen kunnen sporten en bewegen in hun eigen omgeving. Er zijn nog
veel mogelijkheden om de openbare ruimte beter te benutten. 

We bevorderen samenwerking van gemeenten, bedrijven, scholen en
sportverenigingen.  

Met gemeenten willen we bevorderen dat er bij de aanleg van nieuwe
wijken voldoende ruimte voor sport en bewegen is. 

Het kabinet streeft naar meer gymlesuren per week in het primair
onderwijs. 

Topsportevenementen kunnen waardevol zijn voor de Nederlandse economie
en hebben een positieve uitstraling naar de breedtesport. Het
binnenhalen en organiseren van de Olympische Spelen brengt echter veel
financiële risico’s met zich mee. Hiervoor is weinig draagvlak in de
samenleving in een tijd van crisis en bezuinigingen. We onderschrijven
de ambitie om de Nederlandse sport op Olympisch niveau te brengen,
zonder de Olympische Spelen naar Nederland te willen halen.

Sporten en als toeschouwer aanwezig zijn bij wedstrijden moeten veilig
zijn. Helaas zijn er nog altijd te veel mensen die sport voor anderen
verpesten. Voetbalhooligans worden daarom hard aangepakt. 

Verbaal en fysiek geweld op of om het sportveld verdient een strenge
straf. Ook sportbonden en sportverenigingen hebben hier een taak.

Mochten de loterijen de komende jaren meer omzet maken, dan zal de extra
afdracht ten goede komen aan de sport.  

VIII. Veiligheid en justitie

Veiligheid is een kerntaak van de overheid. Burgers moeten zich veilig
kunnen voelen op straten en in wijken. Politie en justitie moeten
daadkrachtig en gezaghebbend kunnen optreden tegen overlast,
intimidatie, agressie, overvallen, inbraken en geweld. Kwetsbare groepen
moeten op de overheid kunnen rekenen. Door een goede onderlinge
samenwerking kunnen ouders, onderwijs, jeugdzorg en politie tijdig
risicogedrag signaleren en zo criminele carrières voorkomen. De rechter
krijgt de mogelijkheid als aanvullende maatregel “ter beschikking aan
het onderwijs” (TBO) op te leggen. Barrières die effectief optreden
van politie en justitie in de weg staan, worden waar dat kan weggenomen.
Met de komst van de nationale politie blijft er aandacht voor lokale
prioriteiten. Burgers worden meer betrokken bij het veiligheidsbeleid in
wijken. Aandachtswijken houden prioriteit. De mannen en vrouwen in de
frontlinie verdienen steun en moeten voor een hoger salaris niet de
straat voor het bureau hoeven te verruilen. Door meer blauw op straat
nemen de veiligheid en de pakkans toe. Recidive dringen we terug door
passende straffen en tijdige resocialisatie, zodat ook weer een nieuw
perspectief ontstaat. We verbeteren de positie van slachtoffers voor,
tijdens en na afloop van het strafproces. De schade verhalen we op de
daders. Bescherming van de persoonlijke levenssfeer van burgers is van
groot belang. De overheid dient daarvoor borg te staan. 

De nationale politie krijgt structureel 105 miljoen per jaar extra. Dat
maakt meer blauw op straat en meer capaciteit voor opsporing mogelijk. 

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Politiewet 2012 wordt voortgezet
om de lokale inbedding van de politie te versterken, met name door
burgemeesters meer te betrekken bij de aanwijzing van de
regioburgemeester en door geregeld overleg tussen minister en
burgemeesters te voeren over onderwerpen van lokaal belang zoals de
verdeling van de sterkte en benoeming van leden van de politieleiding. 

Gezagsdragers en hulpverleners verdienen respect. Het programma Veilige
publieke taak ondersteunt dit. Ook kan er anoniem aangifte worden
gedaan.

Bevoegdheden en uitrusting van lokale toezichthouders en handhavers
(BOA’s) worden beter geregeld.  

In de strafrechtketen krijgen de volgende punten bijzondere aandacht:
innovatie, pakkans, optimalisatie van de executieketen, doelmatiger
strafrechtsketen, verkorting van doorlooptijden van strafzaken,
intensivering van opsporing en berechting van jeugdcriminaliteit en
aanpak van ingrijpende misdrijven zoals overvallen, woninginbraken en
geweldsdelicten. 

Straffen van meer dan twee jaar in eerste aanleg worden direct
geëffectueerd, ook al wordt er hoger beroep aangetekend. Bij een delict
met slachtoffers geldt dit bij straffen van meer dan een jaar. 

Er komt een adolescentenstrafrecht met een maximum voor jeugddetentie
van twee jaar.

Er komt een eigenbijdrageregeling voor gedetineerden.

Met goed gedrag kunnen gedetineerden meer bewegingsruimte en vervroegde
invrijheidstelling verdienen. De algemeen geldende detentiefasering
verdwijnt.



Betere informatievoorziening – onder strikte voorwaarden – en zo
nodig intensivering van de observatie moet een einde maken aan de
gunstige positie van verdachten die weigeren mee te werken aan een
onderzoek. Om dit mogelijk te maken wordt het wetsvoorstel Forensische
Zorg (WFZ) zo spoedig mogelijk ingevoerd.

Het wordt mogelijk levenslang toezicht te houden op zeden- en
geweldsdelinquenten.

Publieke- en private toezichthouders gaan camerabeelden van delicten en
incidenten direct doorsturen naar de meldkamer van de politie. 

Er komt één loket voor slachtofferhulp. De reikwijdte van het
schadefonds geweldsmisdrijven wordt uitgebreid met onder meer dood door
schuld bij ernstige verkeersovertredingen. Slachtoffers krijgen meer
spreekrecht in het strafproces.

De kosten van het strafproces worden waar mogelijk verhaald op de
daders. 

Verdachten kunnen eenvoudiger tot de (snel)rechtszitting in voorlopige
hechtenis worden gehouden.

De rechter krijgt in geval van meerdaadse samenloop ruimere
mogelijkheden om een passende straf te bepalen.

In de strafvorderingrichtlijnen van het openbaar ministerie worden
minimale strafeisen voor ernstige gevallen van recidive vastgelegd. 

Mensenhandel en de daaraan gerelateerde prostitutie worden harder
bestreden. 

We intensiveren de aanpak van de georganiseerde misdaad over de hele
linie. Zo gaan we witwassen strenger straffen en criminele vermogens
beter afromen. Het boeteplafond bij de bestraffing van rechtspersonen
wordt opgeheven.

Er is sprake van toenemende bedreigingen en kwetsbaarheden op het
terrein van cybersecurity. Die willen we het hoofd bieden door krachten
te bundelen met alle belanghebbenden, de opsporingscapaciteit te
versterken en het juridisch instrumentarium aan te passen aan de
gewijzigde omstandigheden.

We onderzoeken of het verlengen van bewaartermijnen kan bijdragen aan
het oplossen van oude, onopgeloste zaken.

De wietpas vervalt, maar de toegang tot coffeeshops blijft voorbehouden
aan ingezetenen die een identiteitsbewijs of verblijfsvergunning, samen
met een uittreksel uit het bevolkingsregister kunnen tonen. De
handhaving van dit ingezetenencriterium geschiedt in overleg met
betrokken gemeenten en zonodig gefaseerd, waarbij wordt aangesloten bij
het lokale coffeeshop- en veiligheidsbeleid zodat er sprake is van
lokaal maatwerk. 

De bestrijding van drugstoerisme en georganiseerde drugsmisdaad zetten
we met kracht door. Drugsrunners en illegale straathandel pakken we hard
aan. Het gehalte werkzame stoffen in softdrugs wordt aan een maximum
gebonden. 

Het civiele proces wordt vergaand vereenvoudigd en gedigitaliseerd. Het
onderscheid tussen verzoekschrift en dagvaarding kan vervallen. Hoger
beroep wordt gestroomlijnd.

Echtscheiding zonder tussenkomst van de rechter wordt mogelijk als er
geen kinderen betrokken zijn en partners overeenstemming over de
scheiding hebben bereikt.



We moderniseren het kansspelbeleid. Online kansspelen,
sportweddenschappen en pokerevenementen worden strikt gereguleerd. Het
illegale aanbod aan kansspelen dringen we daarmee terug. Op de naleving
van de aan de vergunning verbonden voorwaarden wordt strikt toegezien.
Het aanbieden van gokspelen is geen kerntaak van de overheid, daarom
wordt  Holland Casino onder voorwaarden verkocht.

Het auteursrecht wordt zo gemoderniseerd dat recht wordt gedaan aan de
bescherming van creatieve prestaties zonder dat de gebruiksmogelijkheden
voor consumenten in het gedrang komen.

We gaan digitaal procederen in het bestuursrecht mogelijk maken. 

De Raad van State wordt gesplitst in een rechtsprekend deel en een
adviserend deel. Het rechtsprekende gedeelte wordt samengevoegd met de
Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het
Bedrijfsleven. 

De privacytoezichthouder, het College Bescherming Persoonsgegevens,
krijgt meer bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid meer boetes uit te
delen. Bij de bouw van systemen en het aanleggen van databestanden is
bescherming van persoonsgegevens uitgangspunt. Daar hoort een zogenaamd
privacy impact assessment (PIA) standaard bij. Inbreuken door de
overheid zijn voorzien van een horizonbepaling en worden geëvalueerd. 

Het verdrag ter  bestrijding van namaak (ACTA) krijgt in de huidige vorm
geen steun. 

Bij nieuwe wetgeving wordt netneutraliteit strikt gehandhaafd. 

We ondersteunen de samenwerking in en tussen veiligheidsregio’s en
gaan door met de regionalisering van de brandweer.

Er komt een aangescherpte Voetbalwet met hogere straffen, boetes voor
clubs die het hooliganverbod niet handhaven en stadion- en
gebiedsverboden voor degenen die voor het eerst de fout in gaan.

Overmatig alcoholgebruik door met name jongeren is zeer zorgelijk en
leidt tot grote schade. De minimumleeftijd voor de verstrekking van
alcohol gaat naar 18 jaar. Dit gaat gepaard met intensieve voorlichting
en adequate handhaving. 

IX. Immigratie, integratie en asiel  

Ons immigratiebeleid is restrictief, rechtvaardig en gericht op
integratie. Bij het immigratiebeleid zal rekening gehouden worden met de
draagkracht van de samenleving. Voor betrokkenen en voor de samenleving
is het van belang dat migranten op eigen benen kunnen staan, door werk
in hun levensonderhoud voorzien, snel integreren en meehelpen de
samenleving op te bouwen. Op die basis blijven ook EU-inwoners en
kennismigranten welkom.  

Ook bij gezinshereniging en gezinsvorming waarborgen we integratie door
eisen te stellen. In een andere vorm doen we dat ook bij immigranten uit
de drie andere landen van het Koninkrijk. Vluchtelingen die aan de
voorwaarden voldoen krijgen bescherming en voorzieningen die hen in
staat stellen zo snel mogelijk volwaardig deel uit te maken van onze
samenleving. We verwachten van hen dat zij zich optimaal inzetten om de
geboden kansen te benutten. Voor alle nieuwkomers biedt beheersing van
het Nederlands, kennis van de samenleving en betaald werk het beste
perspectief op succesvolle integratie. 

Integratie- en inburgeringsbeleid zal worden ondergebracht bij het
ministerie van SZW, asiel en immigratie bij het ministerie van V&J. 

We blijven in EU-verband pleiten voor aanscherping van de richtlijn die
eisen stelt aan huwelijk- en gezinshereniging. Dit betreft een leeftijd
van tenminste 24 jaar, het in voldoende mate in eigen levensonderhoud
kunnen voorzien door inkomen uit werk en maatregelen om schijnhuwelijken
en huwelijksdwang effectief tegen te gaan.

De DNA-test wordt gebruikt als middel tegen identiteitsfraude.

Huwelijken tussen neef en nicht worden in beginsel verboden.

Een verblijfsvergunning wordt niet verstrekt als de aanvrager eerder
illegaal in Nederland verbleef of fraude pleegde.

Vreemdelingen die veroordeeld zijn voor een delict worden eerder
uitgezet. De toetsingsperiode wordt verlengd tot vijf jaar en bij
recidive wordt de norm voor veelplegers toegepast.

Gezinsmigratie betreft het kerngezin: een duurzame, exclusieve relatie
tussen partners en degenen die door biologische verwantschap tot het
gezinshuishouden behoren. 

Alleenstaande minderjarige vreemdelingen worden, mede in het belang van
de ontwikkeling van de kinderen zelf, zo snel mogelijk in het land van
herkomst met hun familie herenigd, of ondergebracht in een
opvangvoorziening in het land van herkomst. 

Het toelatingsbeleid richt zich op de bescherming van vreemdelingen die
zelf, op grond van de internationale en Europese beschermingsnormen,
vervolging of ernstige mensenrechtenschendingen te vrezen hebben;
nationale beschermingsgronden, waaronder het categoriaal
beschermingsbeleid, worden uit de Vreemdelingenwet geschrapt.
Toelatingsprocedures worden gestroomlijnd en zoveel mogelijk bekort, in
het bijzonder als het gaat om vervolgaanvragen en om reguliere aanvragen
die worden ingediend door vreemdelingen die een machtiging tot voorlopig
verblijf moeten aanvragen. De prikkels en mogelijkheden om procedure op
procedure te stapelen, worden weggenomen. Deze maatregelen zijn erop
gericht zorgvuldig te toetsen of bescherming nodig is en bij afwijzing
het perspectief eenduidig op terugkeer te richten. 

Het kind van een afgewezen asielzoeker dat tenminste vijf jaar voor het
bereiken van de leeftijd van 18 jaar in ons land is krijgt een
verblijfsvergunning indien het deze aanvraagt voor het bereiken van de
leeftijd van 21 jaar en zich niet langdurig  aan het toezicht van de
rijksoverheid heeft onttrokken. Hetzelfde geldt voor een alleenstaande
minderjarige vreemdeling die tenminste vijf jaar voor het bereiken van
de leeftijd van 18 jaar in ons land is. Alleen de in Nederland
verblijvende gezinsleden van het kind van een afgewezen asielzoeker,
krijgen bij deze vergunningsverlening een afgeleide verblijfsvergunning.
Het voorgaande wordt vervat in een overgangsregime als onderdeel van een
definitieve regeling in het kader van de stroomlijning en bekorting van
toelatingsprocedures. In de definitieve regeling, die naar zijn aard
betrekking zal hebben op een klein aantal personen, kunnen kinderen van
afgewezen asielzoekers of alleenstaande minderjarige vreemdelingen die
vijf jaar of langer aaneengesloten in ons land verblijven voor het
bereiken van de leeftijd van 18 jaar, alleen in aanmerking komen voor
een verblijfsvergunning indien zij deze aanvragen voordat zij de
leeftijd van 19 jaar hebben bereikt. Zij moeten dan, voordat zij de
leeftijd van 18 jaar bereikten, hebben voldaan aan de voorwaarden dat
zij zich niet langdurig aan het toezicht van de rijksoverheid hebben
onttrokken, aan hun terugkeer hebben meegewerkt en hun identiteit hebben
aangetoond, onder meer door het overleggen van documenten en/of
consistent en naar waarheid verklaren en antwoorden. Een beroep op deze
regeling biedt geen recht op opvang. Geen vergunning op grond van deze
regeling wordt verleend aan een vreemdeling die een zwaar delict heeft
begaan of aan wie is tegengeworpen dat hij oorlogsmisdaden heeft begaan
en evenmin aan zijn gezinsleden. Indien voor, tijdens of na de aanvraag
voor de overkomst van een of beide ouders door een alleenstaande
minderjarige vreemdeling die een verblijfsvergunning heeft gekregen op
grond van deze regeling onjuiste gegevens zijn verstrekt met betrekking
tot zijn ouders, leidt dit tot intrekking van zijn verblijfsvergunning. 

Werkgevers en malafide verhuurders die personen zonder
verblijfsvergunning te werk stellen of onderdak bieden pakken we hard
aan. 

Illegaal verblijf wordt strafbaar gesteld. Daarbij zijn particulieren en
particuliere organisaties die individuele hulp bieden niet strafbaar. 

We verhogen de Nederlandse bijdrage aan de opvang van vluchtelingen in
de regio. 

Op basis van criteria zoals de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten
zelf hanteren (onder meer toets op strafblad en inkomen) komen we met
een voorstel tot regulering van de vestiging van inwoners uit die landen
in Nederland. 

Bij een restrictief en rechtvaardig immigratiebeleid hoort ook een
actief en consequent terugkeerbeleid. Wie hier niet mag blijven moet
vertrekken of wordt uitgezet. We oefenen druk uit op landen om hun
onderdanen terug te nemen aan wie de toegang tot Nederland is ontzegd.
Dit betreft ook de handels- en ontwikkelingscontacten met deze landen.  

We scherpen de eisen voor inburgering aan, zowel in het buitenland als
in Nederland.

Voorbereiding op het inburgeringexamen is een verantwoordelijkheid van
betrokkenen zelf. Mensen met een asielstatus doen we een aanbod, voor
anderen is een sociaal leenstelsel beschikbaar.

Inburgeringinspanningen worden consequent en vanaf het begin gevolgd.
Wie zich onvoldoende inzet verliest de verblijfsvergunning, met
uitzondering van degenen met een verblijfsvergunning asiel. Maar ook
voor de laatste groep geldt dat zij zich in moeten zetten om
belemmeringen voor werk, zoals het niet beheersen van het Nederlands,
weg te nemen. Alleen dan kunnen zij in aanmerking komen voor een
bijstandsuitkering. 

Gezichtsbedekkende kleding wordt verboden in het onderwijs, de zorg, het
openbaar vervoer en in overheidsgebouwen. In de openbare ruimte kan de
politie ten behoeve van identificatie gelasten de gezichtsbedekkende
kleding af te leggen. Wie deze kleding draagt, voldoet niet aan de eisen
voor een bijstandsuitkering.

Voor stemmen bij gemeenteraadsverkiezingen, naturalisatie en het niet
verliezen van het verblijfsrecht bij het aanvragen van een
bijstandsuitkering geldt nu een periode van vijf jaar. Die wordt
verlengd tot zeven jaar. 

Het kabinet spant zich in EU-verband in om ook voor EU-onderdanen te
laten gelden dat zij pas na zeven jaar bijstand kunnen krijgen, mede in
het kader van een te ontwikkelen ingroeimodel voor de sociale zekerheid.


Immigranten met een gewelddadige partner komen in aanmerking voor een
partneronafhankelijke verblijfsvergunning; de dader wordt vervolgd.

Wie de Nederlandse taal niet beheerst krijgt geen bijstandsuitkering.
Dit uitgangspunt wordt consequent toegepast: voor vreemdelingen uit
derde landen, EU-onderdanen en Nederlanders.  

Het ingezet beleid gericht op het verblijf en de terugkeer van
EU-arbeidsimmigranten wordt voortgezet.

Per 1 januari 2014 vervallen de beperkingen voor de toegang van
Bulgaarse en Roemeense werknemers tot de arbeidsmarkt. Dat vergroot het
belang om het project EU-arbeidsmigratie, het programma aanpak malafide
uitzendbureaus en de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid
SZW-wetgeving met kracht uit te voeren. 

Nederland zet zich er internationaal en in bilaterale contacten voor in
dat mensen de mogelijkheid krijgen vrijwillig afstand te doen van een
nationaliteit zonder stateloos te worden.

X. Woningmarkt

De woningmarkt zit op slot. Dat is slecht voor onze economie en
buitengewoon belemmerend voor mensen die willen kopen, huren of
verhuizen. Door annuïtair aflossen als voorwaarde te stellen voor
belastingaftrek bij nieuwe hypotheken en de overdrachtsbelasting
structureel te verlagen zijn de eerste belangrijke stappen gezet om de
woningmarkt weer in beweging te krijgen. Als sluitstuk scheppen wij een
helder en houdbaar kader voor de koop- en de huurmarkt. Zo maken we een
einde aan de heersende onzekerheid en brengen we een eerlijke en
goedlopende woningmarkt binnen bereik. Vanwege het grote belang en de
grote complexiteit van de hervormingen wordt op het departement van BZK
een nieuwe minister voor Wonen en Rijksdienst belast met het
woondossier. 

De hypotheekrenteaftrek blijft bestaan om de aanschaf van een eigen
woning te stimuleren en wordt als volgt aangepast. Voor bestaande en
nieuwe hypothecaire leningen wordt vanaf 2014 het maximale aftrektarief
(vierde schijf), in stappen van een half procent per jaar, teruggebracht
naar het tarief van de derde schijf. De opbrengst sluizen we jaarlijks
budgettair neutraal terug naar de groep die door de maatregel geraakt
wordt. Voor de helft door verlaging van het hoogste tarief in de
inkomstenbelasting en voor de helft door verlenging van de derde
belastingschijf in de inkomstenbelasting. De problemen met restschulden
worden gericht aangepakt. De rente betaald op restschulden kan tijdelijk
(maximaal 5 jaar) en onder voorwaarden blijven worden afgetrokken. De
gunstige leningsfaciliteit voor starters van de Stichting
Volkshuisvesting Nederland zal worden uitgebreid. 

De huurtoeslag blijft intact om woningen voor lagere inkomens betaalbaar
te houden. Dat maakt een gedifferentieerde huurverhoging mogelijk. Voor
huurders met een huishoudinkomen tot 33.000 is dat 1,5 procent plus
inflatie. Bij mensen met een inkomen tussen de 33.000 en 43.000 gaat het
om 2,5 procent bovenop de inflatie. Boven de  43.000 is de huurverhoging
6,5 procent plus inflatie. Verhuurders mogen hierbij werken met een
huursombenadering. De systematiek met een huurliberalisatiegrens blijft
intact. Het systeem voor woningwaardering wordt sterk vereenvoudigd met
als grondslag 4,5 procent van de waarde op basis van de wet waardering
onroerende zaken. Daarmee komt  een einde aan het ingewikkelde
puntensysteem. Voor huurders met een inkomen boven 43.000 wordt de
maximale huurprijs op basis van het woning waarderingssysteem tijdelijk
buiten werking gesteld.  Na vertrek van de zittende bewoners geldt de
maximale huurprijs weer. Zo pakken we scheefwonen aan en blijft de
sociale woningvoorraad in stand. 

Woningbouwcorporaties moeten weer dienstbaar worden aan het publiek
belang in hun werkgebied. Hun taak brengen we terug tot het bouwen,
verhuren en beheren van sociale huurwoningen en het daaraan
ondergeschikte direct verbonden maatschappelijke vastgoed. Corporaties
komen onder directe aansturing van gemeenten. Gemeenten met meer dan
honderdduizend inwoners krijgen extra bevoegdheden. De schaal van een
woningbouwcorporatie moet in overeenstemming zijn met de schaal van de
regionale woningmarkt en met de maatschappelijke kerntaak. De extra
huuropbrengsten van corporaties die het gevolg zijn van de maatregelen
in de huursector worden via een heffing afgeroomd. De beloning van
bestuurders van woningbouwcorporaties wordt versneld aangepast op basis
van de nieuwe wet normering topinkomens.

XI. Arbeidsmarkt

De werking van de arbeidsmarkt zal voor alle werknemers verder moeten
verbeteren. Kansen van vooral oudere werknemers op nieuw werk zijn te
laag en flexwerkers verdienen betere bescherming. Een snelle
doorstroming van baan naar baan, met een zo kort mogelijke terugval op
een uitkering, is voor iedereen wenselijk. Door het ontslagrecht te
hervormen en de Werkloosheidswet (WW) te moderniseren kan de route van
werk naar werk sterk worden verkort. We streven naar overeenstemming met
de sociale partners over een sociale agenda waarvan deze plannen deel
uitmaken. 

We handhaven de preventieve ontslagtoets in de vorm van een verplichte
adviesaanvraag aan de Uitvoeringsorganisatie Werknemersverzekeringen
(UWV). Criteria voor rechtmatig ontslag worden nauwkeurig omschreven. De
parallelle route via de kantonrechter vervalt. Het UWV gaat het
overgrote deel van de aanvragen binnen vier weken afhandelen (nu zes
weken). 

Bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen blijft het UWV dezelfde
toetsingscriteria hanteren als tot nu toe. Werkgevers zullen een
transitiebudget moeten betalen, tenzij het ontslag ingegeven is door de
slechte financiële situatie van de werkgever en de werkgever failliet
zal gaan als hij aan die verplichting moet voldoen. 

De preventieve UWV-toets vervalt als in de collectieve
arbeidsovereenkomst (cao) is voorzien in een qua inhoud en snelheid
vergelijkbare procedure.

Een werkgever kan zich tot de rechter wenden als hij iemand wil ontslaan
in strijd met het opzegverbod, of een tijdelijk contract wil ontbinden
terwijl de arbeidsovereenkomst die mogelijkheid niet biedt.

Een ontslagen werknemer kan zich tot de rechter wenden. Die zal het
UWV-advies zwaar laten wegen. De toetsingscriteria voor de rechter
worden identiek aan de criteria die het UWV toepast voor een werkgever.

Indien de rechter een ontslag onterecht vindt of in hoofdzaak aan de
werkgever te wijten, kan hij een vergoeding toekennen. Indien de
werkgever is afgeweken van een negatief ontslagadvies van het UWV, kan
de rechter het ontslag ook ongedaan maken. De ontslagvergoeding bedraagt
maximaal een half maandsalaris per dienstjaar, met een grens van 75.000
euro. Er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Werknemers hebben bij ontslag in de periode tussen twee banen recht op
de volgende voorzieningen. Allereerst de bestaande wettelijke
opzegtermijn van één tot vier maanden, afhankelijk van de duur van het
dienstverband. Daarnaast is de werkgever bij onvrijwillig ontslag of het
niet verlengen van een tijdelijk contract van minstens een jaar een
vergoeding voor scholing in de vorm van een transitiebudget
verschuldigd. De omvang van dit budget bedraagt een kwart maandsalaris
per dienstjaar met een maximum van vier maandsalarissen. 

De duur van de WW-uitkering wordt maximaal 24 maanden: 12 maanden
gerelateerd aan het laatstverdiende loon en 12 maanden gerelateerd aan
het wettelijk minimumloon. In de eerste tien jaar bouwen werknemers per
gewerkt jaar één maand  WW-recht op, daarna een halve maand per
gewerkt jaar. Bestaande rechten voor wat betreft de opgebouwde jaren
worden binnen het maximum van de nieuwe systematiek gerespecteerd. 

Voor 55-plussers die ontslagen worden gaat de inkomensvoorziening voor
oudere werklozen (IOW) gelden, zonder partner- of vermogenstoets en met
sollicitatieplicht. De IOAW vervalt.

Het financiële voordeel dat werkgevers hebben door deze hervorming van
het ontslagrecht wordt verrekend door verhoging van de WW-premie.We
bezien de mogelijkheid om de WW-premie per werkgever te differentiëren
op basis van criteria van goed werkgeverschap.

Bij cao mag worden afgeweken van het afspiegelingsbeginsel, dat bepaalt
dat ontslagen evenwichtig moeten worden gespreid over de verschillende
leeftijdsgroepen.

Flexibele arbeid is belangrijk voor een goed functionerende arbeidsmarkt
en economie. Het is nodig om bedrijven in staat te stellen pieken en
dalen op te vangen. Flexibele arbeid mag echter niet verworden tot een
goedkoop alternatief voor werk dat beter door vaste werknemers gedaan
kan worden. We nemen initiatieven om flexibele en vaste arbeid beter met
elkaar in balans te brengen.

Door openstelling van de laagste loonschalen kunnen flexwerkers aan de
onderkant van de arbeidsmarkt, zoals schoonmakers en
cateringmedewerkers, gewoon weer in dienst worden genomen. De
rijksoverheid zal op dit punt het goede voorbeeld geven.

Samen met sociale partners kijken wij naar verbetering van de wettelijke
bescherming voor verschillende vormen van flexibel werken. Daarbij
betrekken wij onder andere ketenregelingen en concurrentiebedingen. 

Het wetsvoorstel Werken naar Vermogen wordt vervangen door een nieuwe
Participatiewet, in te voeren op 1 januari 2014. Het kabinet ontwerpt
een quotumregeling voor het in dienst nemen van arbeidsgehandicapten
door grotere werkgevers. We zorgen ervoor dat niemand tussen wal en
schip valt. Naarmate het aantal plaatsen in de sociale werkvoorziening
afneemt, neemt het aantal reguliere plaatsen voor arbeidsgehandicapten
toe. De quotumregeling wordt vanaf 1 januari 2015 (het jaar waarin de
nieuwe wet ook voor bestaande gevallen in de Wet Sociale Werkvoorziening
(WSW) gaat gelden) in zes jaar stapsgewijs ingevoerd. Zo voorkomen we
dat verdringing optreedt en krijgen de werkgevers tijd om aanpassingen
door te voeren. Ten opzichte van het wetsvoorstel Werken naar Vermogen
bevat de Participatiewet de volgende wijzigingen.

Wij schrappen de herbeoordeling voor jongeren die al een 

arbeidsongeschiktheidsuitkering (Wajong) hebben en de verlaging van de
uitkering voor deze groep.

Wij bouwen in zes jaar een quotum van vijf procent op voor bedrijven
voor het 

aannemen van arbeidsgehandicapten. Wanneer een bedrijf niet aan het
quotum voldoet volgt een boete van 5.000 per werkplaats voor een
arbeidsgehandicapte. Er komt een uitzondering op de quotumregeling voor
bedrijven met minder dan 25 werknemers.

Wij spreiden van de efficiencykorting op de sociale werkvoorziening over
zes jaar.

De instroom in de sociale werkvoorziening in zijn huidige vorm stopt met
ingang van 1 januari 2014. Gemeenten krijgen binnen de wettelijke kaders
ruimte om zelf beschut werk als een voorziening te organiseren. Er is
geld om via deze voorziening structureel uiteindelijk dertigduizend
werkplekken te realiseren afgestemd op honderd procent van het wettelijk
minimumloon. De verplichting voor gemeenten om één op de drie
vrijgevallen plaatsen in de sociale werkvoorziening op te vullen
vervalt. 

Voor zover werknemers voor een loon onder het wettelijk minimumloon
werken, is dat altijd tijdelijk en groeit het totaal van loon en
aanvullende uitkering toe naar het wettelijk minimumloon. Op basis van
de evaluatie van de lopende experimenten met loondispensatie wordt een
beslissing genomen over de maatvoering en invulling hiervan. 

Op de bij gemeenten en UWV beschikbare re-integratiemiddelen wordt een
doelmatigheidskorting doorgevoerd, mede in het licht van grote
decentralisaties zoals bij de Participatiewet. 

In het licht van ons streven naar een gezamenlijke sociale agenda hecht
het kabinet aan constructieve samenwerking met de sociale partners. We
willen met hen in gesprek over de invulling en uitwerking van de
maatregelen in dit regeerakkoord, in het bijzonder voor de maatregelen
inzake ontslag en WW, binnen de financiële kaders. Doel is het
verbeteren van het functioneren van de arbeidsmarkt, waarbij iedereen -
flexwerker of vaste werknemer – in staat wordt gesteld zo snel
mogelijk nieuw werk te vinden.  

Bijna 800.000 kinderen maken gebruik van kinderopvang. Het gaat om
kinderen in een kwetsbare leeftijd. Daarom moeten de opvangvoorzieningen
een gezonde en veilige omgeving bieden, die bijdraagt aan de
ontwikkeling van kinderen. Kinderopvang biedt ouders de mogelijkheid om
deel te nemen aan het arbeidsproces. Al met al voldoende redenen om
betaalbaarheid en kwaliteit van kinderopvang te blijven borgen.

Onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse
educatie moeten op elkaar afgestemd zijn. In de voorschoolse periode is
dat van belang om ontwikkelingsachterstanden te voorkomen, te signaleren
en tijdig aan te pakken. Het leren van de Nederlandse taal door jonge
kinderen verdient daarbij bijzondere aandacht. Dit stelt ook eisen aan
de vaardigheden van de beroepskrachten in de sector. Bij buitenschoolse
opvang is afstemming noodzakelijk om waar mogelijk een sluitend
dagarrangement te realiseren, bijvoorbeeld in het kader van de brede
school of integrale kindcentra. Ouders kiezen de voorziening die het
beste bij hun kind past. Klachten moeten makkelijk kunnen worden
ingediend, verdienen serieuze en snelle behandeling en worden betrokken
bij het toezicht. Het risicogestuurde toezicht verbetert verder: streng
waar nodig, zelf verantwoordelijk waar dat kan.

Om de onderlinge afstemming van onderwijs, peuterspeelzaalwerk en
kinderopvang te optimaliseren wordt de financiering van het
peuterspeelzaalwerk onder de Wet Kinderopvang gebracht. Daarbij zal
bestaande gemeentelijke financiering worden betrokken. Belemmeringen
voor samenwerking zullen op basis van de ervaringen in de nu lopende
pilots worden weggenomen. De bestaande minimumeisen aan voor- en
vroegschoolse educatie worden onderdeel van de afspraken.
Financieringsstromen stemmen we op elkaar af.

Door extra investeringen in voor- en vroegschoolse educatie verbeteren
we de kwaliteit en de taalvaardigheid van het personeel. 

De veiligheid van kinderen in de kinderopvang heeft de hoogste
prioriteit. Screening van het personeel zal voortdurend plaatsvinden. 



De positie van ouders wordt versterkt. De verschillende klachten- en
geschillenregelingen worden gestroomlijnd, zodat ouders bij elke
voorziening een beroep kunnen doen op een
klachtenfunctionaris/vertrouwenspersoon en een laagdrempelige
geschillenregeling.

Het aanbod van voorzieningen dient aan te sluiten bij de wensen van
ouders. Met de sector worden afspraken gemaakt over een grotere
flexibiliteit in het aanbieden van contracten. Doel is een verbeterde
aansluiting tussen gebruikte en betaalde uren. Indien nodig wordt dit
wettelijk vastgelegd.   

XII. Ruimte en mobiliteit 

Infrastructuur en bereikbaarheid zijn van doorslaggevend belang voor
onze economie. Ook in de afgelopen jaren is de mobiliteit gegroeid,
ondanks de economische crisis. Op twee manieren werken we aan het
verbeteren van bereikbaarheid en doorstroming. Door te investeren,
vooral in het aanpakken van fileknelpunten en de aanleg van ontbrekende
schakels in hoofdverbindingen. En door de bestaande infrastructuur -
weg, spoor en water - beter te benutten. Openbaar vervoer moet
betrouwbaar, toegankelijk en efficient zijn. Spoor en andere vormen van
openbaar vervoer moeten beter op elkaar aansluiten. De veiligheid op het
spoor moet verder verbeteren. Het kabinet bevordert de ontwikkeling van
de mainports Schiphol en Rotterdam vanwege hun grote belang voor de
Nederlandse economie. Zij krijgen ruimte om te groeien, met blijvende
aandacht voor een goed woon- en leefklimaat. 

De resterende investeringsruimte in Infrastructuurfonds en Deltafonds
tot 2028 kan in de komende kabinetsperiode voor 80 procent worden
bestemd voor nieuwe projecten. 

Projecten met een gunstige maatschappelijke baten/kostenverhouding
voeren we volgens plan uit. Dit geldt onder meer voor de aanleg van de
Blankenburgtunnel. Knelpunten in het aansluitende wegennet worden
gelijktijdig aangepakt. De besluitvorming over de verbreding van de Ring
Utrecht (2 x 7 rijstroken) wordt afgerond.  

Er komt geen kilometerheffing. In plaats daarvan zetten we het programma
Beter Benutten door dat een bijdrage levert aan het verminderen van
files. 

Om de beschikbare middelen optimaal te gebruiken en ondernemerschap en
innovatie te bevorderen zetten we in op publiek-private samenwerking bij
de aanleg van  infrastructuur. 

Het Eurovignet wordt verder toegespitst op schonere vrachtwagens.
Eventuele geraamde meeropbrengsten komen  ter beschikking voor
investeringen in weg-infrastructuur.

De vrijstelling in de motorrijtuigenbelasting voor oldtimers wordt
vanuit milieu-overwegingen afgeschaft.   

Vanaf 2016 wordt met gebruikmaking van bestaande budgetten het Europees
spoorbeveiligingssysteem (ERTMS) gefaseerd ingevoerd. Om het aantal
overwegincidenten te verminderen komt er een verbeterprogramma. 

In het kader van de op te stellen lange termijn agenda spoor analyseren
we organisatie en ordening op het spoor. Op basis van de uitkomsten
volgen eventueel aanpassingen.

De onderhandse gunning aan de NS van het vervoer op het hoofdrailnet
voor de periode 2015-2024 wordt afgerond.

Belemmeringen voor grensoverschrijdend treinverkeer worden waar mogelijk
weggenomen. 

We verkennen de mogelijkheden voor verdere decentralisatie, maar houden
het hoofdrailnet in stand.  

Regionale luchthavens mogen zich verder ontwikkelen, ook om de groei van
Schiphol te ondersteunen. 

We inventariseren belemmeringen voor duurzame binnenvaart die kan
bijdragen aan de ontwikkeling van de kernfuncties van de haven Rotterdam
en nemen die waar mogelijk weg. 

Belemmeringen voor het goederenvervoer worden weggenomen door het
bevorderen van snelle en goede douaneafhandeling.  

Het kabinet kiest bij de ruimtelijke inrichting voor economische groei
die geen afbreuk doet aan ecologie en omgevingskwaliteit.

Nederland wil internationaal concurrerend blijven en investeringen
moeten maximaal renderen. Daarom krijgen de economische gebieden rond de
mainports, brainports en greenports prioriteit.

De besluitvorming over ruimtelijke projecten moet eenvoudiger en
sneller, daarom stroomlijnen we de ruimtelijke wet- en regelgeving
verder. In 2013 komen we met een wetsvoorstel omgevingswet ter
vervanging van onder meer de wet op de ruimtelijke ordening en de
waterwet. 

Er komt een databank voor ruimtelijke gegevens, waardoor informatie
makkelijker kan worden ontsloten.  

De krimpproblematiek krijgt aandacht vanuit verschillende ministeries.
In het onderwijs moeten alle vormen van samenwerking mogelijk zijn
wanneer krimp daartoe noopt. Woningen zullen moeten worden aangepast met
het oog op de bevolkingssamenstelling en soms is sloop aan de orde.
Voorzieningen zullen waar mogelijk moeten worden gebundeld. Het voortouw
ligt hiervoor bij de lokale overheid. Regio’s die hiermee te maken
hebben, moeten ruimte krijgen door middel van maatwerk in regelgeving.

Bij het natuurbeleid is de rijksoverheid verantwoordelijk voor de kaders
en ambities. De provincies zijn verantwoordelijk voor het invullen en
uitvoeren van het beleid, zoals in het Natuurakkoord  is afgesproken. 

De ecologische hoofdstructuur wordt uitgevoerd, inclusief de
verbindingszones, maar we nemen er meer tijd voor. Daarom maken we
afspraken met provincies en natuurbeheerorganisaties over prioriteiten,
tijdpad en de inzet van middelen. Bij een evaluatie in 2016 betrekken we
de effecten van planologische claims.

Het beheren en beschermen van bestaande natuurgebieden krijgt voorrang.
Hiervoor is de 200 miljoen die in het begrotingsakkoord 2013 voor natuur
is bestemd geoormerkt via het Provinciefonds beschikbaar. 

De Natuurbeschermingswet die in behandeling is wordt aangepast. Waar
mogelijk worden de verschillende beschermingsniveaus geharmoniseerd en
waar relevant in overeenstemming gebracht met de Vogel- en
Habitatrichtlijn en andere relevantie regelgeving. Zo zal de wet
bijdragen aan de biodiversiteit in Nederland.

Om een grotere private betrokkenheid mogelijk te maken bezien we de
positionering van Staatsbosbeheer. Voor alle natuurbeheerorganisaties
geldt dat zij zo veel mogelijk eigen middelen moeten genereren.

Binnen het natuurbeleid streven we naar synergie met andere
maatschappelijke belangen zoals waterveiligheid, recreatie,
ondernemerschap, gezondheid, energie en klimaat.  

Alle alternatieven voor natuurcompensatie rond de verdieping van de
Westerschelde zijn zorgvuldig gewogen op kosten en effecten. Op grond
daarvan besluiten we de volledige ontpoldering van de Hedwigepolder zo
spoedig mogelijk ter hand te nemen. 

Nederland leeft met water. Zorg voor waterbeheer en waterkwaliteit zal
daarom altijd een essentiële overheidstaak blijven. Nederland heeft
unieke kennis en kunde op het gebied van waterbeheer en waterkwaliteit
en verdient daar veel geld mee. Deze kennis kunnen we ook gebruiken voor
verduurzaming van de waterketen, waardoor de leefomgeving verbetert.

Het Rijk beperkt zich tot de normstelling en het toezicht op de primaire
waterkeringen, de provincie tot de secundaire keringen en zijn rol als
gebiedsregisseur. 

Water- en natuuropgaven raken steeds meer met elkaar vervlochten.
Rijkswaterstaat, de dienst landelijk gebied en de waterschappen krijgen
de opdracht om met voorstellen te komen die de efficiency bij beheer en
onderhoud verhogen.

Het in stand houden van de bestaande infrastructuur voor waterveiligheid
krijgt bij het waterbeleid prioriteit. In een programma waterveiligheid
zullen de verschillende opgaven optimaal en innovatief worden
gecombineerd.

Uitgaven voor waterveiligheid en de zoetwatervoorziening worden
gefinancierd uit het Deltafonds. Dit fonds wordt met ingang van 2014
afgesplitst van het Infrastructuurfonds.

De uitvoering van de programma’s  Ruimte voor de Rivier en Maaswerken
wordt voortgezet.

Het kabinet zet zich in voor de export van producten, kennis en kunde
van de watersector.

Dierenwelzijn is belangrijk en leeft breed onder de bevolking. De
afgelopen jaren is veel verbeterd en die lijn trekken we door. 

De komende jaren wordt dierenwelzijn verder verankerd in de intensieve
veehouderij. Uitgangspunt is het advies van de commissie Van Doorn. 

We ondersteunen samenwerking van organisaties binnen de voedselketen op
het terrein van dierenbescherming, consumentenbelangen, landbouw en
levensmiddelenhandel. 

We toetsen planologische regels voor de bouw van zeer grote stallen en
regels voor het gebruik van antibiotica voor dieren op
volksgezondheidsaspecten en scherpen ze zo nodig aan. 

De reguliere politie pakt verwaarlozing en mishandeling van dieren hard
aan. Zware straffen en verboden om dieren te houden ondersteunen dit
beleid. 

Er komt een verbod op het gebruik van wilde dieren in circussen.  

XIII. Bestuur

Een krachtige en dienstverlenende overheid vraagt een duidelijke
afbakening van taken en verantwoordelijkheden tussen en binnen
bestuurslagen. Het overbrengen van een groot aantal taken van het Rijk
naar gemeenten maakt meer maatwerk mogelijk en vergroot de betrokkenheid
van burgers. Gemeenten kunnen de uitvoering van de taken beter op elkaar
afstemmen en zo meer doen voor minder geld. Hiertoe biedt het Rijk hen
ruime beleidsvrijheid.  

Een grote decentralisatie van taken en bevoegdheden vergt medeoverheden
die op een passende schaal zijn georganiseerd. Voor de lange termijn
hebben wij het perspectief van vijf landsdelen met een gesloten
huishouding en gemeenten van tenminste honderdduizend inwoners voor
ogen. De inwonersnorm kan worden aangepast aan de bevolkingsdichtheid in
verschillende delen van het land. De waterschappen worden samengevoegd
met de landsdelen. Samen met de medeoverheden willen we dit lange
termijn perspectief realiseren. Ontwikkelingen in de gewenste richting
worden aangemoedigd.

De landelijke overheid zal zijn doen en laten in de contacten met
medeoverheden richten op het gewenste eindbeeld. Dit heeft gevolgen voor
het overleg en de vormgeving van decentralisaties en
financieringsarrangementen. Decentralisaties zullen in principe gericht
worden op 100.000+ gemeenten. Gemeenten benutten mogelijkheden om
bewoners van wijken, buurten en dorpen te betrekken bij zaken die hen
raken.  

De provincies Noord-Holland, Utrecht en Flevoland worden samengevoegd,
waarbij over de positie van de Noordoostpolder later een beslissing
valt.

Met de overige provincies bespreken we initiatieven gericht op
vergroting van de provinciale schaal.

Wij kiezen voor een materieel gesloten provinciale huishouding, beperkt
tot taken op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer,
natuur en regionaal economisch beleid.

Waterschapsverkiezingen gaan plaatsvinden op de dag van de verkiezingen
voor provinciale staten. We bevorderen opschaling tot tien à twaalf
waterschappen. Waterschappen verdwijnen uit de Grondwet.

Een wetsvoorstel tot afschaffing van de WGR+ samenwerkingsverbanden zal
worden ingediend.

We nodigen provincies uit om met gemeenten initiatieven gericht op
vergroting van de gemeentelijke schaal te bespreken. 

Het wetsvoorstel tot vermindering van politieke ambtsdragers met 25
procent zal worden aangepast. Het aantal gemeenteraadsleden daalt tot
het aantal dat bestond voor de dualisering van het gemeentebestuur. We
verwelkomen het initiatief op dit punt vanuit de Tweede Kamer. Dat geldt
ook voor het initiatief tot deconstitutionalisering van de aanstelling
van de burgemeester en de commissaris van de Koningin. De voorgestelde
daling van het aantal provinciale politieke ambtsdragers zal wel 25
procent blijven. 

Het BTW-compensatiefonds zal worden afgeschaft. Uit de evaluatie van het
fonds is gebleken dat het niet tot het achterliggende doel
-doelmatigheidswinst door uitbesteding- heeft geleid.

Decentrale overheden gaan in 2013 verplicht schatkistbankieren. Niet
alleen daalt hierdoor de schuld van Nederland, maar met
schatkistbankieren worden de risico’s van beleggen voor decentrale
overheden tot nul gereduceerd.

Stemmen vanuit het buitenland wordt makkelijker gemaakt. 

Ook lokale partijen gaan onder de wet financiering politieke partijen
vallen.

Het toezicht op de landen van het Koninkrijk op grond van de rijkswet
financieel toezicht blijft gehandhaafd. Fundamentele menselijke rechten
en vrijheden, rechtszekerheid en deugdelijkheid bestuur en beheer
blijven het uitgangspunt voor de Koninkrijksrelaties. De specifieke
positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als onderdeel van het land
Nederland wordt gerespecteerd.

De rijksoverheid gaat goedkoper, flexibeler en efficiënter werken, met
minder bestuurlijke en ambtelijke drukte en regeldruk. Dat moet
bijdragen aan verbetering van de dienstverlening aan burgers en
bedrijven. Beleid en uitvoering worden vereenvoudigd, toezichtstaken en
adviesfuncties samengevoegd, taken beëindigd of gedecentraliseerd naar
andere overheden en de deregulering met kracht voortgezet. Dit leidt tot
lagere nalevingskosten. Vanwege het grote belang en de complexiteit van
deze opgave wordt de verantwoordelijkheid hiervoor ondergebracht bij een
nieuwe minister voor Wonen en  Rijksdienst met doorzettingsmacht, op het
ministerie van BZK.

Aanvullend op de eerdere besparingen wordt binnen de rijksdienst in 2017
nog eens 900 miljoen (1,1 miljard structureel) omgebogen. De bezuiniging
richt zich op vastgoed en huisvesting, basisregistratie en
keteninformatie en de bedrijfsvoering bij zelfstandige bestuursorganen
(ZBO’s) en daarmee vergelijkbare organisaties. Het project compacte
rijksdienst wordt afgerond. Alle ministeries en ZBO’s nemen deel aan
rijksbrede shared services onder meer op het gebied van bedrijfsvoering.


Het strategisch personeelsbeleid richt zich op voortdurende
kwaliteitsverbetering, het flexibiliseren van de organisatie en het
verminderen van het aantal coördinatielagen. 

Het kabinet streeft naar meer vrouwen in hogere (management)functies bij
de rijksoverheid, zowel bij nieuwe instroom in de algemene
bestuursdienst als in overige functies. In 2017 bestaat tenminste 30
procent van de algemene bestuursdienst (ABD) uit vrouwen.  

Wij willen onderzoeken of het werkt om bij de arbeidsvoorwaarden uit te
gaan van de loonsombenadering. Op die manier wordt het mogelijk ruimte
voor secundaire arbeidsvoorwaarden – het pensioen uitgezonderd – te
gebruiken voor meer loon. 

Het ontslagrecht van ambtenaren wordt in overeenstemming gebracht met
het ontslagrecht van werknemers buiten de overheid. Ook secundaire
arbeidsvoorwaarden van ambtenaren worden – na raadpleging van de
sociale partners – gelijkgetrokken met die in de private sector. 

Met de organisaties van werknemers bespreken we het openstellen van de
laagste ambtelijke loonschalen, zodat medewerkers in facilitaire
functies eventueel in dienst genomen kunnen worden.

In afwijking van het advies van de commissie Dijkstal wordt het salaris
van bewindspersonen definitief niet verhoogd. In lijn hiermee passen we
het wetsvoorstel normering topinkomens aan, dat betrekking heeft op de
salarissen in de (semi-) publieke sector. De norm wordt 100 in plaats
van 130 procent van een ministersalaris. Die geldt niet alleen voor
topfunctionarissen, maar voor alle medewerkers. Het is mogelijk een
uitzondering te maken als dat noodzakelijk is.

De procesketens binnen de Rijksdienst houden we tegen het licht om
doelmatigheidswinst en kostenbesparing te kunnen realiseren. Na de al
gestarte doorlichting van de vreemdelingenketen volgt de
veiligheidsketen.

Niet alleen de bedrijfsvoering van ZBO’s wordt tegen het licht
gehouden, ook kijken we of de ZBO-vorm de meest geëigende is. Daarbij
gelden de volgende uitgangspunten: 

- uitbesteding of uitvoeren binnen het publieke domein?

- in het publieke domein “agentschap, tenzij”

- als het een ZBO moet zijn, dan kan zich dat beperken tot het bestuur. 

De product- en bedrijfschappen worden opgeheven. Publieke taken die nu
binnen de publiekrechtelijke organisatie (PBO) worden uitgevoerd, zullen
worden ondergebracht bij het ministerie van Economische Zaken.
Ondernemers kunnen er voor kiezen de andere taken als voorlichting,
promotie en belangenbehartiging voor eigen rekening uit te voeren,
bijvoorbeeld in een brancheorganisatie.

BIJLAGE A

Financieel beeld

Samenvatting financieel beeld.

Totaaloverzicht (in € mln. -/- is saldoverbeterend)	2013	2014	2015
2016	2017	struc

Uitgaven (incl. indicatief GF/PF-effect)	527	-12	-3.293	-5.874	-8.998
-10.522

wv ombuigingen	-77	-1.708	-6.240	-9.285	-12.896	-17.674

wv intensiveringen	604	1.696	2.947	3.411	3.898	7.152

Lasten	-284	-2.295	-5.106	-4.628	-4.431	-6.492

Subtotaal	243	-2.307	-8.399	-10.502	-13.429	-17.014

Inkomsten niet lastenrelevant	-705	-1.157	-1.156	-2.096	-2.586	-694

Totaal	-462	-3.464	-9.555	-12.598	-16.015	-17.708



 	Maatregelen (in € mln. -/- is saldoverbeterend)	2013	2014	2015	2016
2017	struc

A	Openbaar bestuur	58	-187	-827	-1.591	-2.571	-3.581

B	Veiligheid	0	0	0	0	0	0

C	Energie	-155	212	212	212	212	212

D	Onderwijs	313	181	326	196	196	196

E	Zorg	145	-370	-3.441	-4.307	-5.384	-5.734

F	Sociale Zekerheid	-401	-1.054	-1.614	-2.429	-3.241	-4.877

G	Overdrachten bedrijven	0	-286	-437	-446	-484	-484

H	Internationale samenwerking	0	-520	-540	-540	-1.040	-1.040

I	Overige uitgaven	0	-69	-226	-319	-402	-467

J	Overige belastingen en premies	-422	-1.371	-3.008	-3.374	-3.301	-1.933

 	totaal	-462	-3.464	-9.555	-12.598	-16.015	-17.708



Voor de budgettaire verwerking van dit akkoord zijn alle bedragen in de
tabellen uit de financiële bijlage leidend. Ombuigingen uit dit
regeerakkoord zullen direct op de departementale (meerjaren)begrotingen
worden verwerkt. Intensiveringen uit dit akkoord worden op de
aanvullende post van het Ministerie van Financiën geboekt, in
afwachting van de concrete en doelmatige beleidsvoorstellen ter
uitwerking van de in dit akkoord aangekondigde beleidsvoornemens. Deze
worden vervolgens tranchegewijs uitgekeerd.

Toelichting

A	Openbaar bestuur	2013	2014	2015	2016	2017	struc

	Subtotaal	58 	-187 	-827	-1.591 	-2.571 	-3.581 

1	Rijksoverheid (incl. ZBO’s)



-400	-900	-1.100

2	Decentrale overheden (trap-op-trap-af)	58	13	-48	-237	-352	-307

3	Verlaging topinkomens publieke sector



-10	-10	-10

4	Incidentele loonontwikkeling op nul voor de (semi-) collectieve sector



-100	-400	-400

5	Terugdraaien vermindering politieke ambtsdragers

	110	110	110	110

6	Initiatiefwet Heijnen (PvdA)

	-18	-18	-18	-18

7	Motie Van Haersma Buma afromen gemeentefonds onderwijshuisvesting

	-256	-256	-256	-256

8	Lagere apparaatskosten gemeenten

	-60	-120	-180	-975

9	Minder provincies

	-5	-10	-15	-75

10	BTW-compensatiefonds	 	-200	-550	-550	-550	-550



1. Rijksoverheid (incl. ZBO’s)

Vanaf 2016 zal een nieuwe taakstelling op de Rijksdienst gelden, die
oploopt tot 1,1 mld. Deze taakstelling wordt over de departementen
(inclusief ZBO’s c.a.; exclusief krijgsmacht en politie) versleuteld
en in de begroting ingeboekt op basis van de apparaatsuitgaven. De
departementen zijn zelf verantwoordelijk voor de realisatie van hun
taakstelling en moeten daartoe met specifieke maatregelen komen. Een
deel van de departementale taakstelling kan gerealiseerd worden met
behulp van: 

Geïntensiveerde inzet op programma’s Compacte Rijksdienst;

Efficiënter beheer, onderhoud en gebruik van Rijksvastgoed;

Versnelde effectieve inzet van basisregistraties;

Het wettelijk normeren van de bedrijfsvoeringsuitgaven van ZBO’s c.a.;
gebaseerd op het niveau van kerndepartementen en agentschappen;

Het versterken van de governance en sourcing binnen de bedrijfsvoering.

Voor de verdeling over de departementale begrotingen zijn de volgende
percentages gehanteerd:

	2016	2017	2018 e.v.

HCvS, AZ, Fin, SZW, VWS	1,6%	3,6%	4,4%

VenJ, Defensie, EZ, IenM, 	3,2%	7,3%	8,9%

BuiZa, BZK, OCW	4,8%	10,9%	13,3%



De taakstelling van agentschappen is verdeeld over de begrotingen van de
opdrachtgevende departementen. De agentschappen vallen hierbij onder het
taakstellingspercentage van het moederdepartement. 

De AIVD en het postennetwerk zijn deel van de grondslag van de
taakstelling. Additioneel aan de algemene taakstelling worden hier
aanvullende maatregelen genomen.

De taakstelling leidt per begroting tot de volgende bezuiniging:

Departement (in € mln., -/- is saldoverbeterend)	2016	2017	2018 e.v.

HCvS	-3	-6	-7

AZ	0	0	-1

BuiZa	-22	-49	-60

BZK (incl. KR)	-64	-143	-175

DEF (excl. krijgsmacht)	-17	-39	-48

EZ	-35	-79	-96

FIN	-50	-112	-136

I&M	-43	-98	-119

OCW	-24	-54	-67

SZW	-23	-52	-64

VWS	-9	-21	-26

V&J (excl. politie)	-109	-245	-300

Totaal apparaattaakstelling	-400	-900	-1.100



Bij eventuele departementale herschikkingen worden naast de
programmamiddelen, ook de bijbehorende apparaatsuitgaven overgeheveld.
Hierbij wordt voor uitvoeringsorganisaties (ZBO’s en agentschappen)
uitgegaan van de apparaatskosten. Bij kerndepartementen wordt uitgegaan
van het aantal beleidsmedewerkers maal de totale apparaatsuitgaven per
beleids-fte van het oude departement, tenzij de betrokken departementen
onderling tot andere afspraken komen. Daarmee wordt een evenredig budget
overgeheveld voor ondersteunende dienstverlening. Bij deze afspraken
geldt dat medewerkers het budget volgen.

Op alle overgehevelde apparaatsuitgaven is het taakstellingspercentage
van het oude departement van toepassing.

Het kabinet hanteert in plaats van een nullijn voor de
contractloonstijging een budgettaire nullijn voor de loonsom voor
overheidspersoneel in 2012 en 2013. Op voorwaarde van modernisering van
CAO’s en het in lijn brengen van de secundaire arbeidsvoorwaarden met
kabinetsbeleid, kunnen financiële besparingen door het afschaffen van
secundaire arbeidsvoorwaarden in dezelfde CAO-periode worden ingezet
voor stijging van het primair loon. De budgettaire
arbeidsvoorwaardenruimte als geheel neemt hierdoor niet toe. 

2. Decentrale overheden trap-op-trap-af

De doorwerking van de normeringsystematiek (samen trap-op-trap-af) leidt
tot een daling van het Gemeentefonds/Provinciefonds.

3. Verlaging topinkomens publieke sector

In afwijking van het advies van de commissie Dijkstal wordt het salaris
van bewindspersonen definitief niet verhoogd. In lijn hiermee wordt het
wetsvoorstel normering topinkomens aangepast, dat betrekking heeft op de
salarissen in de (semi-) publieke sector. De norm wordt 100% in plaats
van 130% van een ministerssalaris. 

Die geldt niet alleen voor topfunctionarissen, maar voor alle
medewerkers. Uitzonderingen op de norm moeten een wettelijke basis
hebben. De (budgettaire) verantwoordelijkheid voor het realiseren van de
(resterende) taakstelling ligt bij de minister van BZK.

4. Incidentele loonontwikkeling op nul voor de (semi-)collectieve sector

De bijdrage aan de incidentele loonontwikkeling (ILO) in de
(semi)collectieve sector in 2016 en 2017 wordt beleidsmatig op nul
gesteld.

5. Terugdraaien vermindering politieke ambtsdragers

Het verminderen van het aantal politieke ambtsdragers met 25% zoals
opgenomen in het regeerakkoord Rutte I vindt voor gemeenten geen
doorgang. Voor de provincies blijft de maatregel wel van kracht (10 mln.
vanaf 2015).

6. Initiatiefwet Heijnen (PvdA)

Het kabinet kiest voor gemeenten voor het toepassen van een
dualiseringscorrectie conform het wetsvoorstel van lid Heijnen tot
wijziging van de gemeentewet in verband met het terugbrengen van het
aantal gemeenteraadsleden tot op het niveau van voor de dualisering van
het gemeentebestuur. Dit houdt in dat het aantal raadsleden wordt
teruggebracht met 1500 raadsleden. De besparing wordt gerealiseerd door
een uitname uit het Gemeentefonds van 18 mln.

7. Motie Van Haersma Buma afromen Gemeentefonds onderwijshuisvesting

Er vindt een uitname uit het Gemeentefonds plaats van de middelen die in
de verdeling toegerekend worden aan onderwijshuisvesting, maar daar niet
aan uitgegeven worden, zoals geconstateerd in de motie Van Haersma Buma
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33 000, nr. 12).

8. Lagere apparaatskosten gemeenten 

Het eindperspectief voor gemeenten leidt tot besparingen die ontstaan
door schaalvoordelen, verminderen van toezicht, vereenvoudiging van
regelgeving en minder dubbeling van taken. De besparing gaat uit van
een daling van het aantal gemeenteambtenaren doordat gemeenten groter
worden of met elkaar gaan samenwerken. Er is uitgegaan van het
rekenkundige equivalent van een vermindering met 75 gemeenten in de
periode tot 2017. Voor de totale periode komt deze benadering neer op
een resterend aantal van 100-150 gemeenten in 2025. Dit leidt tot een
uitname uit het Gemeentefonds.

9. Minder provincies 

Ons lange termijn perspectief leidt tot aanzienlijke besparingen op de
middellange termijn. Een deel van deze besparing wordt in de periode tot
2017 gerealiseerd door een eerste opschaling naar 10 provincies. Het
eindbeeld betreft 5 landsdelen in 2025. De besparing leidt tot een
uitname uit het Provinciefonds. In deze kabinetsperiode worden
Noord-Holland, Utrecht en (delen van) Flevoland samengevoegd.

10. BTW-compensatiefonds

Gemeenten en provincies zullen via de reguliere normeringssystematiek
worden gecompenseerd voor de btw-verhoging.  De automatische
compensatie die via het BCF voor de btw-verhoging plaatsvindt, wordt
door de sector gefinancierd via een structurele uitname uit het
Gemeentefonds en Provinciefonds van per saldo 200 mln. euro met ingang
van 2014. Ook kunnen met ingang van 2014 geen vorderingen meer ontstaan
bij het BTW compensatiefonds, aangezien het fonds wordt afgeschaft met
ingang van 2015. Bij de overheveling van de middelen uit het
BTW-compensatiefonds naar het Gemeentefonds en Provinciefonds zal een
taakstellende structurele korting van 350 mln. euro plaatsvinden, mede
als gevolg van de hogere groei van het BCF de afgelopen jaren ten
opzichte van de accrespercentages.   



B	Veiligheid	2013	2014	2015	2016	2017	struc

	Subtotaal	0	0	0	0	0	0

11	Doelmatiger strafrechtsketen

-30	-60	-60	-60	-60

12	AIVD

-10	-23	-35	-45	-45

13	Intensivering veiligheid	 	40	83	95	105	105



11. Doelmatiger strafrechtsketen

Door een betere aansluiting van de te onderscheiden schakels (politie,
OM en ZM, maar bijvoorbeeld ook jeugdzorg) worden in de strafrechtketen
efficiëntiewinsten gerealiseerd, onder meer door ICT-systemen beter op
elkaar aan te laten sluiten.

12. AIVD

De taken van de AIVD worden heroverwogen. Voor de informatieverwerving
in het buitenland wordt overgestapt op samenwerking met buitenlandse
diensten en wordt de eigen buitenlandtaak geschrapt. Daarnaast wordt de
taak in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen verplaatst naar
de politie. Deze beide maatregelen leveren bij de AIVD een besparing op,
oplopend van 13 mln. in 2014 tot structureel 55 mln. vanaf 2017. De
maatregel leidt tot extra kosten voor de politie die oplopen van 3 mln.
in 2014 tot structureel 10 mln. in 2017 en  worden toegevoegd aan het
budget van de politie. Deze besparingen zijn additioneel aan de
generieke apparaattaakstelling.

13. Intensivering veiligheid

Er is een bedrag van 105 mln. structureel beschikbaar voor Veiligheid en
Justitie, met name gericht op het versterken van de recherchecapaciteit.
De precieze invulling wordt door de nieuwe minister vorm gegeven.



C	Energie	2013	2014	2015	2016	2017	struc

	Subtotaal	-155	212	212	212	212	212

14	Terugdraaien intensivering duurzaamheid	        -155 	-163	-163	-163
-163	-163

15	SDE+ regeling







	wv uitgaven

	20	80	395	2.420

	wv lasten

	-20	-80	-395	-2.420

16	Inzet terugsluis vergroening begrotingsakkoord	 	375	375	375	375	375



14. Terugdraaien intensivering duurzaamheid

In het begrotingsakkoord is een enveloppe voor duurzaamheid gevormd.
Deze wordt teruggedraaid. 

15. SDE+ regeling

Het kabinet zet in op het realiseren van 16% duurzame energie in 2020.
Om dit te realiseren worden de uitgaven SDE+ verhoogd en komen er
middelen beschikbaar voor het stimuleren van bij- en meestook van
biomassa in kolen- en gascentrales. Het in de kolom structureel
opgenomen bedrag heeft betrekking op de benodigde middelen voor 16%
duurzame energie in 2020. Na 2020 zijn de benodigde middelen afhankelijk
van de reeds aangegane verplichtingen en de dan geldende doelstelling. 

De verhoging van de uitgaven voor duurzame energie (zie post 114) wordt
gedekt uit een verhoging van de SDE+ heffing.

De uitgaven en ontvangsten ten behoeve van de COVA (stichting centraal
orgaan voorraadvorming aardolieproducten) worden als gevolg van
gewijzigde Europese regelgeving vanaf 2013 verhoogd met 18 mln.

16. Inzet terugsluis vergroening begrotingsakkoord

De bij het begrotingsakkoord gereserveerde middelen voor terugsluis
vergroening worden gedeeltelijk ingezet voor lastenverlichting bij
bedrijven ter compensatie van de SDE+ heffing. 



D	Onderwijs	2013	2014	2015	2016	2017	struc

	Subtotaal	313 	181 	326 	196 	196 	196 

17	Schrappen subsidies 	0	-100	-200	-200	-200	-200

18	Beëindiging specifieke subsidies onderwijsvernieuwing groen
onderwijs na 2015



-55	-55	-55

19	Leerwegondersteunend onderwijs

	-15	-50	-50	-50

20	Afschaffen wettelijk verplichte maatschappelijke stages

	-20	-70	-75	-75

21	Afschaffen gratis schoolboeken

	-55	-185	-185	-185

22	Minder opleidingen en macrodoelmatigheid mbo



	-60	-120

23	Samenvoegen kenniscentra mbo

	-40	-80	-80	-80

24	Minder opleidingen hoger onderwijs (inclusief kunstopleidingen) 



-70	-90	-130

25	Verminderen overhead in het hoger onderwijs 

-15	-33	-50	-65	-65

26	Sociaal leenstelsel basisbeurs bachelor/masterfase hbo/wo met
cohortgarantie 



-15	-55	-810

27	OV-Kaart -> kortingskaart (incl mbo 18-)



-5	-45	-425

28	Effect vereenvoudiging Wet studeren is investeren

1	-9	-14	-19	-33

29	Budget motie Van Haersma Buma naar scholen ipv gemeenten

	256	256	256	256

30	Verdubbeling intensivering leerkrachten vo (bèta, jong academisch)
50	50





31	Schrappen maatregel langstudeerders (plus teruggaaf 2012)	263	220	230
230	230	230

32	Intensivering onderwijs en onderzoek	 	25	212	504	689	1.938



17. Schrappen subsidies 

Er wordt structureel 200 mln. op subsidies omgebogen. 

18. Beëindiging specifieke subsidies onderwijsvernieuwing groen
onderwijs na 2015

Alle specifieke subsidies onderwijsvernieuwing groen onderwijs worden
per 2016 beëindigd.



19. Leerwegondersteunend onderwijs

Het Leerwegondersteuning (LWOO) en Praktijkonderwijs (PRO) worden onder
het gebudgetteerde stelsel van samenwerkingsverbanden voor passend
onderwijs ondergebracht. Daarbij wordt een korting op het huidige
zorgmiddelenbudget LWOO PRO toegepast. 

20. Afschaffen wettelijk verplichte maatschappelijke stages

De wettelijke verplichte maatschappelijke stages worden per 2015 (voor
scholen schooljaar 2015/16) afgeschaft. Daarbij zal een uitname uit de
algemene uitkering van het Gemeentefonds plaatsvinden (20 mln. struc).
De alternatieve invulling van de onderwijstijd wordt gedekt uit het
bestaande onderwijsbudget.

21. Afschaffen gratis schoolboeken

De wettelijke regeling voor gratis schoolboeken wordt afgeschaft. Het
huidige systeem van inkoop van schoolboeken kan in stand blijven. Voor
ouders/verzorgers met een laag inkomen komt er compensatie in de vorm
van een intensivering in het op de vo-leeftijd gerichte deel van het
kindgebondenbudget (90 mln. structureel). De reeks is inclusief deze
compensatie. 

22. Minder opleidingen en macrodoelmatigheid mbo

Het aantal opleidingen in het mbo wordt verminderd en de
macrodoelmatigheid van het opleidingenaanbod in het mbo wordt vergroot.
Deze maatregel resulteert in een verminderde complexiteit van het mbo en
minder kleine mbo opleidingen.

23. Samenvoegen kenniscentra mbo

De Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven worden samengevoegd. Waar
mogelijk worden (zo nodig via een wetswijziging) de taken van de
kenniscentra ondergebracht bij de Stichting Beroepsonderwijs en
Bedrijfsleven en mbo-onderwijsinstellingen; dergelijke overdracht
verloopt budgettair neutraal. De bezuiniging is taakstellend.

24. Minder opleidingen hoger onderwijs (inclusief kunstopleidingen)

De doelmatigheidswinst van het ingezette beleid om te komen tot een
efficiënter opleidingenaanbod komt ten goede aan de algemene middelen.
Het aantal plaatsen aan de kunstopleidingen wordt gereduceerd; via
scherpere selectie voor en na de poort is er op de kunstopleidingen
alleen plaats voor de meest getalenteerden.

25. Verminderen overhead in het hoger onderwijs

De overhead in het hoger onderwijs, zowel in het onderwijs- als in het
onderzoeksdeel, wordt verminderd.

26. Sociaal leenstelsel basisbeurs bachelor/masterfase HBO/WO met
cohortgarantie

Met ingang van studiejaar 2014/2015 wordt de basisbeurs in de bachelor-
en masterfase vervangen door een sociaal leenstelsel. Er is sprake van
cohortgarantie (binnen de bachelorfase respectievelijk binnen de
masterfase). Fiscale weglek wordt voorkomen.



27. OV-kaart -> kortingskaart (incl. mbo 18-)

De OV-studentenkaart wordt per 2016 omgezet in een
studentenkortingskaart voor het openbaar vervoer. Deze kortingskaart
wordt ook verstrekt aan mbo-studenten jonger dan 18 jaar. Fiscale weglek
wordt voorkomen.

28. Effect vereenvoudiging Wet studeren is investeren

De vereenvoudigingsvoorstellen op het gebied van de studiefinanciering
uit het Voorstel tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering
2000 (Studeren is Investeren) worden alsnog doorgevoerd.

29. Budget motie Van Haersma Buma naar scholen ipv gemeenten

De onder maatregel 7 uitgenomen middelen worden volledig toegevoegd aan
de lumpsumbekosting van het funderend onderwijs.

30. Verdubbeling intensivering leerkrachten vo (Bèta, jong academisch)

In het begrotingsakkoord is 105 mln. beschikbaar gesteld voor de
kwaliteit van docenten en schoolleiders. Voor begeleiding van startende
bèta leraren en jonge academische leraren in het voortgezet onderwijs
wordt 100 mln. incidenteel extra uitgetrokken: 50 mln. in 2013 en 50
mln. in 2014. Deze middelen worden ingezet via een tijdelijke regeling
(niet lumpsum). 

31. Schrappen maatregel langstudeerders (plus teruggaaf 2012)

De langstudeerdersmaatregel wordt voor studenten teruggedraaid. De in
2012 reeds geïnde boetes worden zo snel mogelijk terugbetaald. De
Dienst Uitvoering Onderwijs heeft extra uitvoeringskosten (eenmalig 1
mln.).

32. Intensivering onderwijs en onderzoek

De beschikbare middelen van 689 mln. (808 mln. in 2018) worden als volgt
ingezet:

Er wordt 75 mln. geïntensiveerd in fundamenteel wetenschappelijk
onderzoek. Dit loopt op naar 150 mln. structureel. Hiervan komt 25 mln.
beschikbaar door herprioritering binnen OCW (nader in te vullen) en 25
mln. door een besparing op fiscale subsidies voor bedrijven (onderdeel
van regel 81). Hiermee zullen de ministers van OCW en EZ de
Rijkscofinancieringsbehoefte voor Horizon 2020 dekken.

Er wordt 344 mln. geïntensiveerd in het primair en voortgezet
onderwijs. De middelen worden vooral ingezet voor kwaliteitverbetering
van leraren en schoolleiders. Daarnaast worden middelen aangewend, onder
andere ter financiering van de wens om tenminste 3 uur per week
gymnastiek in het primair onderwijs te geven binnen de bestaande
onderwijsuren. 

Er wordt 250 mln. geïntensiveerd in het MBO. Hierbij staat
kwaliteitverbetering van leraren en schoolleiders voorop. Verder ligt er
een accent op techniekonderwijs en vakscholen. 

Er komt 20 mln. beschikbaar om onbedoelde effecten op te vangen van de
maatregel collegegeld tweede studie. 

De middelen voor het onderwijs komen beschikbaar na de vaststelling van
een onderwijsakkoord tussen Rijk en onderwijssectorraden, op voorwaarde
dat de arbeidsvoorwaarden in het onderwijs worden gemoderniseerd,
teneinde deze meer participatiebevorderend en meer kwaliteitsbevorderend
te maken. In afwachting van een onderwijsakkoord met concrete en
doelmatige bestedingsplannen en vervolgens een akkoord tussen sociale
partners waarin de arbeidsvoorwaarden gemoderniseerd worden, worden de
intensiveringsmiddelen op de Aanvullende Post geplaatst.

De resterende oploop in de middelen na 2017 is beschikbaar voor verdere
versterking van de kwaliteit van het onderwijs. 



E	Zorg	2013	2014	2015	2016	2017	struc

	Subtotaal	145	-370	-3.441	-4.307	-5.384	-5.734











Cure







33	Hoofdlijnenakkoord medisch specialistische zorg/GGZ naar 2,0%;
huisartsen naar 2,5%.

	-355	-760	-1.175	-1.175

34	Honoraria medisch specialisten 

	-100	-100	-100	-100

35	Harmoniseren duur vervolgopleiding medisch specialisten 

	20	10	10	-180

36	Concentratie topreferente zorg (IBO rapport)

	-70	-70	-70	-70

37	Stringenter pakketbeheer

3	3	-50	-200	-200

38	Schrappen eigen bijdrage GGZ en liggeld ziekenhuizen; nieuwe eigen
bijdrage GGZ	145	145	145	145	145	145

39	Intensivering wijkverpleegkundige

	50	100	250	250

40	Dekking intensivering wijkverpleegkundige uit Zvw budget tweedelijn

	-50	-100	-250	-250

41	Afschaffen zorgtoeslag







	wv lasten

-4.512	-4.512	-4.512	-4.512	-4.512

42	Invoering inkomensafhankelijke zorgpremie en terugsluis zorgtoeslag







	wv lasten

4.512	4.512	4.512	4.512	4.512

43	Besparing uitvoeringskosten zorgtoeslag

-15	-15	-15	-15	-15

44	Eigen bijdrage zelfverwijzers SEH (€50)

-24	-24	-24	-24	-24

45	Invoering inkomensafhankelijk eigen risico

30	0	0	0	0











Care







46	Geen aanspraak op begeleiding, budget 75% naar gemeenten,
overheveling persoonlijke verzorging

-290	-1.540	-1.565	-1.580	-1.700

47	Landelijke invoering intramurale AWBZ

	25	-20	-475	-475

48	Overheveling extramurale verpleging naar Zvw (5%)



	-30	-30

49	Overheveling langdurige GGZ naar de Zvw



	0	0

50	Extramuraliseren ZZP 4



-35	-70	-110

51	Verhogen intramurale eigen bijdrage AWBZ

-30	-40	-50	-50	-50

52	Ontschotten jeugdzorg

	-40	-100	-150	-150

53	Schrappen eigen bijdrage jeugdzorg

	70	70	70	70

54	Intensivering arbeidsmarkt zorg



	100	100

55	Huishoudelijke hulp inkomensafhankelijk beperken

-89	-975	-1.140	-1.140	-1.140

56	Verplicht hergebruik scootmobiel/rolstoel etc. in Wmo

	-15	-25	-50	-50











Inkomensregelingen







57	Maatwerkvoorziening inkomenssteun chronisch zieken en gehandicapten 

100	709	759	761	761

58	Wtcg afschaffen 

	-553	-645	-649	-649

59	Regeling specifieke zorgkosten







	wv uitgaven

	-36	-42	-42	-42

	wv lasten

	-450	-450	-450	-450

60	CER afschaffen	 	-200	-200	-200	-200	-200



Cure

33. Hoofdlijnenakkoorden medisch specialistische zorg/GGZ naar 2%,
huisartsen naar 2,5%

Met de sectoren van medisch specialisten/medisch specialistische
instellingen, de GGZ en de huisartsen worden voor de periode 2015-2017
nieuwe hoofdlijnenakkoorden gesloten met daarin afspraken over het
beperken van de jaarlijkse groei tot 2% (ruim boven de demografische
groei van 1,1%). Huisartsen krijgen 0,5 procentpunt extra ten opzichte
van de medisch specialistische zorg en de GGZ om substitutie te
faciliteren. 

In deze akkoorden worden onder meer afspraken gemaakt over een meer
integrale benadering in de aanpak van de zorgvraag, substitutie van 2e
naar 1e lijn, verdere kwaliteitsverbetering, meer inzicht in
zorgzwaarte, verbetering van de informatievoorziening, aanpassing van de
bekostigingsstructuur (meer afrekenen op gezondheidswinst i.p.v.
productie), doelmatig gebruik (specialité) geneesmiddelen en de inzet
van het macrobeheersingsinstrument (MBI) als stok achter de deur. 

De overheid werkt verder aan het versterken van de rol van verzekeraars
door onder andere het nemen van de volgende maatregelen: het afschaffen
van art. 13 Zvw zodat selectieve inkoop wordt ondersteund, het
uitsluitend verplicht verzekeren van zorg uit het basispakket via de
naturapolis, het toezien op verbetering van de informatievoorziening en
ondersteunen/ingrijpen waar noodzakelijk. Tevens zet de overheid zich in
voor het maken van prijs/volume afspraken met fabrikanten over
specialité geneesmiddelen. Verder wordt vastgehouden aan afspraken rond
het volledig afschaffen van de ex-post risicoverevening per 2015. Onder
de met de akkoorden te realiseren opbrengsten vallen ook maatregelen als
een doelmatiger verdeling van SEH’s en doelmatiger inkoop van medische
technologie en hulpmiddelen.

34. Honoraria medisch specialisten

De onder het huidige hoofdlijnenakkoord afgesproken route van de
invoering van integrale tarieven blijft van kracht, in lijn met de
zienswijze van de commissie Meurs. De commissie concludeert dat er onder
het huidige beheersmodel ruimte voor inkomensmatiging resteert. Derhalve
wordt aanvullend op de hoofdlijnenakkoorden een besparing van 100 mln.
doorgevoerd op het budgettair kader van medisch specialisten door deze
na afloop van het lopende hoofdlijnenakkoord taakstellend te verlagen in
combinatie met de honorariumtarieven.

35. Harmoniseren duur vervolgopleiding medisch specialisten

Het aantal jaren van publieke bekostiging voor medisch specialistische
vervolgopleiding wordt geharmoniseerd tot de opleidingsduur zoals
geformuleerd in de EU-richtlijn voor erkenning van beroepskwalificaties
(2005/36/EU). De herziening van het curriculum gaat met invoeringskosten
gepaard. Structureel levert deze maatregel vanaf 2020 een besparing op
van 180 mln. euro.

36. Concentratie topreferente zorg (IBO rapport)

Doelmatigheidsverbeteringen op het vlak van topreferente zorg en
onderzoek worden bereikt door verdere concentratie en via mogelijke
toetreding van andere instellingen dan UMC’s. Door het bereiken van
hogere vaardigheid van ziekenhuizen kan met een hogere kwaliteit
eenzelfde productie worden bereikt in een topreferent (deel)specialisme.
Hiermee wordt een doelmatigheidswinst op de academische component
gehaald. Deze wordt taakstellend verlaagd.

37. Stringenter pakketbeheer

Deze maatregel betreft het stringenter beheren van het verzekerd
basispakket, zodat alleen nog noodzakelijke en (kosten)effectieve zorg
wordt vergoed. Hiertoe worden de volgende wijzigingen  doorgevoerd:

1. Noodzakelijkheid (medisch-inhoudelijk en budgettair) wordt een apart
voorliggend (en daardoor op zichzelf doorslaggevend) criterium. Een
uitzondering hierop betreft zorg die een ketenfunctie heeft,
bijvoorbeeld de huisartsenzorg. Daarnaast wordt het criterium
(relatieve) kosteneffectiviteit wettelijk verankerd.

2. Het instrument van voorwaardelijke toelating/financiering tot het
pakket in combinatie met risicogericht pakketbeheer wordt breed en met
een sunset-clausule ingezet. Tijdens de periode van voorwaardelijke
toelating/financiering (maximaal 4 jaar) wordt (kosten)effectiviteit in
beeld gebracht. Bij het besluit van de Ministerie van VWS tot het
wel/niet toelaten tot het pakket,  speelt ook de beschikbare ruimte
binnen het budgettaire kader een rol. 

3. Het CVZ licht elk jaar een deel van het pakket door met een
taakstellend percentage uitgavenbesparing. Ook vinden meer ex ante
toetsingen op instroom en risicogericht ex-post toetsingen ter
bevordering van uitstroom plaats. Selectief doch systematisch wordt de
kosteneffectiviteit in beeld gebracht. De maatregel vereist
investeringen in de capaciteit bij het CVZ; hiermee is in de opbrengst
rekening gehouden. 

38. Schrappen eigen bijdrage GGZ en liggeld ziekenhuizen; nieuwe eigen
bijdrage eerste en tweedelijns GGZ

De invoering van de eigen bijdrage tweedelijns GGZ en de eigen bijdrage
van 7,50 euro per verpleegdag in instellingen voor
medisch-specialistische zorg worden teruggedraaid. 

Om afwenteling binnen de GGZ te voorkomen wordt de bestaande eigen
bijdrage in de eerste lijn budgettair neutraal omgezet in een eigen
bijdrage voor alle GGZ-kosten in eerste en tweede lijn gezamenlijk. Dit
resulteert in een lagere eigen bijdrage in de eerstelijns GGZ.

39. Intensivering wijkverpleegkundige

Met deze intensivering wordt het mogelijk op grotere schaal
wijkverpleegkundigen in te zetten. Met dit budget wordt de zorg en
ondersteuning die wijkverpleegkundigen leveren bekostigd. De wijze van
bekostigen wordt nog nader bezien. Bij deze maatregel wordt er vanuit
gegaan dat eventuele in- en uitvoeringskosten uit de intensivering
worden gedekt. Er is totaal 250 mln. beschikbaar die wordt ingezet voor
opleidingen, infrastructuur (daar waar nodig) en ondersteuning om meer
wijkverpleegkundigen in te kunnen zetten. 

40. Dekking wijkverpleegkundige

Aanvullend op de hoofdlijnenakkoorden wordt, in het kader van de
substitutie van zorg, taakstellend budget vrijgemaakt ten gunste van een
budget voor verpleegkundigen.

41. Afschaffen zorgtoeslag

Door invoering van de inkomensafhankelijke zorgpremie, wordt de
zorgtoeslag overbodig. 

42. Invoering inkomensafhankelijk zorgpremie en terugsluis zorgtoeslag

De zorgpremie wordt inkomensafhankelijk gemaakt. De nominale premie komt
gemiddeld uit op €400 in 2017. De inkomensafhankelijke premie wordt
geheven vanaf het wettelijk minimumloon (incl. vakantiegeld) tot een
grens van 2x modaal en het tarief wordt geharmoniseerd. De inkomensgrens
van de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) wordt eveneens verhoogd naar
2x modaal. De IAP en de IAB worden beide uitgevoerd door de
belastingdienst. 

De zorgtoeslag wordt met de invoering van de inkomensafhankelijke premie
afgeschaft. Het budget van de zorgtoeslag in 2014 wordt teruggesluisd
via een verlaging van de belastingtarieven tweede en derde schijf met
4,05%. 

43. Besparing uitvoeringskosten zorgtoeslag

Door het afschaffen van de zorgtoeslag wordt 15 mln. bespaard aan
uitvoeringskosten. 

44. Eigen bijdrage zelfverwijzers SEH (€50)

Voor zelfverwijzers op de spoedeisende hulp (SEH) wordt een eigen
bijdrage geïntroduceerd van  50 euro per bezoek.

45. Invoering inkomensafhankelijk eigen risico

Het eigen risico wordt in 2015 budgettair neutraal omgezet in een
inkomensafhankelijk eigen risico. De additionele uitvoeringskosten
worden gedekt binnen het eigen risico. De drie tredes gelden voor drie
even grote inkomensgroepen (en zullen bij invoering grofweg 180-350-595
bedragen).

Care

De huidige langdurige zorg (AWBZ) kent brede aanspraken die naast zorg
ook meer algemeen ondersteunend kunnen zijn. Voor houdbare langdurige
zorg is een koerswijziging noodzakelijk waarbij is gekeken naar te
behalen synergievoordelen en de mogelijkheid tot volledig risicodragende
uitvoering om te bezien welke zorg vanuit welk domein wordt geleverd.

De AWBZ zorg die nu thuis of in de omgeving wordt geleverd en die met
name ondersteunend van aard is, wordt vanaf 2015 door gemeenten
uitgevoerd (onder de Wmo). Gemeenten kunnen meer maatwerk bieden en
inspelen op lokale omstandigheden en zorgbehoefte van cliënten. 

Zorg die meer medisch gericht is, zoals de AWBZ verpleging aan huis en
de GGZ, wordt risicodragend ondergebracht bij zorgverzekeraars. Zij
hebben de kennis in huis om hiervoor de juiste zorg in te kopen voor
patiënten en er een integraal aanbod van te maken. 

De AWBZ in nieuwe opzet blijft behouden voor echt onverzekerbare
risico’s, de zwaardere zorg voor ouderen en gehandicapten. Deze
doelgroep kenmerkt zich door een brede zorgvraag (levenslang) die vanuit
zorginstellingen wordt geleverd. Om de kennis over gespecialiseerde zorg
te optimaliseren wordt de uitvoering gecentraliseerd (landelijk).

46. Geen aanspraak op begeleiding, budget 75% naar gemeenten,
overheveling persoonlijke verzorging 

Gemeenten worden geheel verantwoordelijk voor de activiteiten op het
gebied van ondersteuning, begeleiding en verzorging. De dienstverlening
wordt meer gericht op waar ze het hardste nodig is en gaat vallen onder
de wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). In 2014 wordt de aanspraak
voor de functie begeleiding in de AWBZ beperkt door de aanspraak op
dagbesteding te laten vervallen. Voor de functie persoonlijke verzorging
vervalt in 2014 het recht op zorg bij een indicatie korter dan 6 mnd. en
wordt de norm voor gebruikelijke zorg van 60 naar 90 minuten per week
verhoogd. Vanaf 2015 wordt de extramurale zorg overgeheveld naar het
gemeentelijk domein. De opbrengst vanaf 2014 is een netto reeks.



47. Landelijke invoering intramurale AWBZ

De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) wordt omgevormd tot een
nieuwe landelijke voorziening waarin de intramurale ouderen- en
gehandicaptenzorg (vanaf ZZP 5) landelijk wordt georganiseerd met een
budgetgrens middels de contracteerruimte. De voorziening krijgt daarbij
een centraal beleidskader, zowel zorg in natura als pgb’s maken deel
uit van de voorziening. Zowel inkoop als indicatiestelling komt hier
terecht. De bestaande regionale structuur van zorginkoop met
budgetplafond wordt vooralsnog gehandhaafd, terwijl de indicatie wordt
beperkt tot degenen die het echt nodig hebben. De besparing ontstaat
door het terugdringen van regionale variatie en spreiding in
tariefstelling. Het gebruik van persoonsgebonden budgetten heeft juist
bij deze zorg overigens geleid tot zorg op maat en institutionele
innovaties. 

48. Overheveling extramurale verpleging naar Zvw (5%)

De AWBZ functie extramurale verpleging wordt per 2015 overgeheveld naar
de Zvw. In 2017 zijn zorgverzekeraars hiervoor volledig risicodragend,
waardoor een besparing van 30 mln. (5% van grondslag van 600 mln.) wordt
bereikt. Voor de jaren 2015 en 2016 wordt een hoofdlijnenakkoord
gesloten met verzekeraars waarin het budgetplafond voor de uitvoering
van de functie verpleging en het tempo van opbouw risicodragendheid
zorgverzekeraars wordt vastgelegd.

49. Overheveling langdurige GGZ naar de Zvw

De huidige intramurale GGZ in de AWBZ wordt per 2015 overgeheveld naar
de Zvw, waarbij over het onderdeel maatschappelijke opvang (Zvw of
gemeenten) nog een nader besluit wordt genomen. Voor de jaren 2015 tot
2017 wordt een hoofdlijnenakkoord gesloten met verzekeraars,
zorgkantoren en aanbieders. Daarin wordt voor de over te hevelen zorg
een budgetplafond en het tempo van opbouw risicodragendheid voor de
uitvoering van de huidige intramurale GGZ vastgelegd. In 2017 worden
zorgverzekeraars hiervoor volledig risicodragend.

50. Extramuraliseren ZZP 4 

Met deze maatregel wordt beoogd dat cliënten met een lichtere zorgvraag
die voorheen in een intramurale setting zorg zouden ontvangen, voortaan
de zorg in de eigen omgeving krijgen (scheiden wonen en zorg). Concreet
wordt met deze maatregel de aanspraak voor ouderen (V&V) en
verstandelijk gehandicapten op zorgzwaartepakket (ZZP) 4 geschrapt en
ZZP’s met een vergelijkbare zorgzwaarte in de gehandicaptenzorg. De
maatregel wordt ingevoerd voor nieuwe cliënten/herindicaties vanaf
2016. 

51. Verhogen intramurale eigen bijdrage AWBZ

Met deze maatregel wordt de intramurale eigen bijdrage verhoogd tot de
zak- en kleedgeldnorm. Bovendien wordt de huidige korting die cliënten
ontvangen op de eigen bijdrage vanuit de Wtcg beperkt. Besparing is
structureel 50 mln. 

52. Ontschotten jeugdzorg

Het jeugdzorgbudget, dat per 2015 met een decentralisatie-uitkering naar
gemeenten wordt overgeheveld, wordt additioneel verlaagd met 150 mln.
met een ingroei in 2015 en 2016. Gemeenten kunnen deze taak veel
doelmatiger uitvoeren door ontschotting, preventie/vroegtijdig
signaleren, verschuiving van zwaardere naar lichtere zorg en
eenvoudigere (indicatie-)procedures. Het ‘recht op zorg’, de PGB
‘kan’ bepaling en de gemeentelijke taak worden in de nieuwe wet
zodanig beschreven dat dit voldoende beleidsvrijheid en ruimte voor
maatwerk biedt. Daarnaast is scherpere tarifering van zorgaanbieders
mogelijk en kunnen gemeenten efficiency behalen bij de gesloten
jeugdzorg door de overcapaciteit in het aanbod niet langer te bekostigen
en de gemiddelde verblijfsduur te verlagen. 

53. Schrappen eigen bijdrage jeugdzorg

De introductie van een eigen bijdrage in de jeugdzorg, die per 2015 was
voorzien en door gemeenten zou worden uitgevoerd, wordt ongedaan
gemaakt.

54. Intensivering arbeidsmarkt zorg

Er wordt 100 mln. ingezet om het voor gemeenten financieel mogelijk te
maken huishoudelijke dienstverlening aan te bieden waarbij voor de
dienstverlener in beginsel dezelfde sociale rechten gaan gelden als voor
een gewone werknemer. Dit in tegenstelling tot de sociale rechten onder
de regeling dienstverlening aan huis.

55. Huishoudelijke hulp inkomensafhankelijk beperken

Het beroep op de bestaande huishoudelijke hulp in de WMO wordt voor
nieuwe cliënten in 2014 beëindigd. Voor bestaande cliënten gaat de
maatregel een jaar later in. Gemeenten behouden 25% van het budget voor
een maatwerkvoorziening.

56. Verplicht hergebruik scootmobiel/rolstoel etc in de Wmo

Hulpmiddelen zoals rolstoelen en scootmobiel worden verstrekt door
gemeenten binnen de Wmo. Hiervoor geldt voortaan een plicht tot
hergebruik. Er wordt taakstellend uitgegaan van een structurele
opbrengst van 50 mln. 

Inkomensregelingen

57. Maatwerkvoorziening inkomenssteun chronisch zieken en gehandicapten 

De combinatie van de introductie van inkomensafhankelijke
zorgfinanciering en het organiseren van zorg dicht bij mensen maakt
vereenvoudiging en decentralisatie mogelijk van regelingen als de Wet
tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), de fiscale
regeling voor aftrek van specifieke zorgkosten en de Compensatie Eigen
Risico (CER). Door decentralisatie van de financiële ondersteuning voor
chronisch zieken en gehandicapten met meerkosten ontstaat uit een
complex van ongerichte regelingen één eenduidig vangnet, waarmee de
doelgroep op transparante wijze en met scherpe focus bereikt wordt.

Voor het leveren van maatwerk door gemeenten aan chronisch zieken en
gehandicapten die in de knel kunnen komen door meerkosten komt
structureel ruim 760 mln. beschikbaar. Dit budget wordt vrijgemaakt uit
het afschaffen van de Wtcg, de fiscale regeling voor aftrek van
specifieke zorgkosten, de daarmee samenhangende Tegemoetkoming
Specifieke Zorgkosten (TSZ) en de CER.

Het wettelijk kader voor het uitvoeren van deze taak door gemeenten kan
de Wmo of de Wet bijzondere bijstand zijn, maar ook een nieuw op te
stellen wettelijk kader behoort tot de mogelijkheden.

58. Wtcg afschaffen

De Wtcg wordt vóór 1-1-2014 in zijn geheel afgeschaft. Dit betekent
dat in 2014 (met een kleine doorloop naar 2015) de laatste uitbetalingen
van Wtcg-forfaits plaatsvinden voor rechten die in jaren t/m 2013 zijn
opgebouwd. Ook de Wtcg-korting op de eigen bijdrage AWBZ/Wmo voor
extramurale gevallen vervalt (voor intramurale gevallen, zie de
maatregel verhogen intramurale eigen bijdrage AWBZ). Per 2015 wordt de
taak naar gemeenten overgeheveld. Het afschaffen van de Wtcg levert
structureel 649 mln. op. Hierin is ook de structurele doorwerking van de
doelgroepverkleining door de maatregel rond fysiotherapie opgenomen.
Bijna tweederde van dit besparingsbedrag wordt aan het budget voor
maatwerk gemeenten toegevoegd.

59. Regeling specifieke zorgkosten afschaffen

De fiscale regeling voor de aftrek van specifieke zorgkosten wordt in
zijn geheel – net als de Wtcg - per 2014 afgeschaft. Daarmee verliest
ook de Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten (TSZ) zijn functie en
vervalt derhalve tegelijkertijd. De helft van de besparing van 492 mln.
komt ten gunste van het budget voor gemeentelijk maatwerk.

60. CER Afschaffen

De Compensatie Eigen Risico (CER) wordt afgeschaft. Voor de CER geldt,
net als voor de Wtcg, dat de regeling ongericht en ondoelmatig is. Van
de besparing van 200 mln. wordt de helft aan gemeenten beschikbaar
gesteld voor het gerichter ondersteunen van chronisch zieken en
gehandicapten die door meerkosten in de problemen komen.



F	Sociale Zekerheid	2013	2014	2015	2016	2017	struc

	Subtotaal	-401	-1.054	-1.614	-2.429	-3.241	-4.877

61	WW/Ontslag (ten opzichte van basispad)







	wv uitgaven

784	947	592	284	-140

	wv lasten

-1.300	-1.300	-1.300	-1.300	-1.300

62	Participatiewet (Voorheen Werken naar Vermogen, taakstelling oplopend
in 6 jaar)

-60	-180	-290	-400	-1.830

63	Quotumregeling bedrijven arbeidsgehandicapten (ingroei in 6 jaar)

10	-5	-60	-130	-340

64	Hervorming kindregelingen







	wv uitgaven	-2	19	309	73	-90	-59

	wv lasten

	-830	-840	-840	-840

65	Ombuiging reïntegratie

-55	-83	-110	-138	-138

66	Aanscherpen definitie passende arbeid WW	3	3	-21	-32	-46	-57

67	Algehele arbeids-en reintegratieplicht en naleving WWB

-13	-45	-90	-95	-95

68	AOW voor samenwonenden naar 50% WML

	-10	-30	-50	-200

69	Overbruggingsregeling AOW-verhoging

75	45	45	20	0

70	Doorwerkbonus/mobiliteitsbonus







	wv lasten	150	150	300	300	300	300

71	Schrappen voorschotregeling AOW	-10	-30	-30	50	20	0

72	Snellere verhoging AOW leeftijd



-70	-160	0

73	Schrappen toeslag jonge partner AOW > 50.000

-15	-40	-40	-40	0

74	Terugdraaien geen MKOB bij onvolledige opbouw

8	16	16	16	16

75	Niet invoeren vitaliteitssparen







	wv lasten	-580	-764	-759	-734	-700	-140

76	Huishouduitkeringstoets

	-80	-80	-80	-80

77	Modernisering ZW: 1 jaar uitstel werknemerprikkel	38	24	0	0	0	0

78	ANW naar maximaal 1 jaar

	-8	-23	-35	-74

79	Intensivering armoedebeleid

80	100	100	100	100

80	Temporiseren afbouw ahk in referentieminimumloon	 	30	60	94	123	0





61. WW/ontslag (ten opzichte van basispad)

De maximale WW-duur wordt per 1-7-2014 voor nieuwe instroom in de WW
beperkt tot 24 maanden, waarvan 12 loongerelateerde uitkering gevolgd
door maximaal 12 maanden vervolguitkering van 70% WML. De opbouw van het
arbeidsverleden wordt aangepast. De opbouw in de eerste 10 jaar is 1
maand WW per gewerkt jaar en daarna is de opbouw een halve maand WW per
gewerkt jaar. Daarbij wordt het reeds opgebouwde arbeidsverleden van
voor 2014 gerespecteerd, zodat de jaren die liggen voor het kalenderjaar
2014 blijven tellen voor 1 jaar en de jaren 2014 en later tellen voor ½
jaar vanaf het 11e jaar arbeidsverleden. De IOAW wordt in 2014
afgeschaft. De IOW (zonder vermogenstoets en partner- of inkomenstoets)
wordt daarentegen toegankelijk gemaakt voor mensen die werkloos worden
op het moment dat zij 55 jaar of ouder zijn. 

De raming van de opbrengst van deze maatregelen, zie eerste rij in de
tabel, betreft de duurverkorting, de aanpassing van de opbouw, het
afschaffen van de IOAW, de uitbreiding van de IOW, de doorwerking op de
WGA en de uitvoeringskosten.

Het verhalen van de eerste zes maanden WW/uitkering op werkgevers vindt
geen doorgang. De WW-premies gaan structureel vanaf 1-1-2014 met 1,3
mld. omhoog. Deze lastenverzwaring voor werkgevers komt in de plaats van
het WW-verhaal en wordt gecompenseerd door lagere ontslagvergoedingen,
die door een wettelijke norm in omvang beperkt worden, en omgezet in een
transitiebudget ten bate van (om)scholing en van werk-naar-werk
trajecten. De omvang van het budget wordt een kwart maand per gewerkt
jaar vanaf het eerste jaar met een maximum van 4 maanden. Verder
ontstaat door de hervorming het ontslagstelsel, ingaand per 1-7-2014,
één route voor ontslag via het UWV, in de vorm van een preventieve
toets. De kantonrechtersroute wordt opgeheven, waardoor
uitvoeringskosten (5 mln.) worden overgeheveld van de rechtspraak naar
het UWV.

 

(in € mln., -/- is saldoverbeterend)	2014	2015	2016	2017	struc

 	 	 	 	 	 	 

WW 	34	-53	-408	-716	-1140

Schrappen WW-verhaal	750	1.000	1.000	1.000	1.000

Totaal uitgaven	 	784	947	592	284	-140

 	 	 	 	 	 	 

Totaal lasten: WW premieverhoging	-1.300	-1.300	-1.300	-1.300	-1.300

 	 	 	 	 	 	 

Totaal	 	-516	-353	-708	-1.016	-1.440





62. Participatiewet (voorheen Wet Werken naar vermogen, taakstelling
oplopend in 6 jaar)

(in € mln., -/- is saldoverbeterend)	2014	2015	2016	2017	struc

 	 	 	 	 	 

Wajong: beperken toegang tot volledig en duurzaam	0	-40	-80	-120	-1.180

Wsw: geen nieuwe instroom + nieuwe voorziening beschutte werkplek	-20
-50	-70	-90	-650

Efficiencykorting Participatiebudget geleidelijk	-40	-90	-140	-190	0







	Totaal	-60	-180	-290	-400	-1.830



Er komt één participatiewet die de Wwb, Wsw en een deel van de Wajong
samenvoegt. Voor de hele doelgroep wordt een systeem van loondispensatie
geïntroduceerd zoals dat nu in de Wajong bestaat. Hierdoor kunnen de
gemeenten meer mensen laten participeren, budgetten gerichter en
effectiever inzetten en kosten besparen. Met ingang van 1-1-2014 wordt
de Wajong alleen toegankelijk voor volledig en duurzaam
arbeidsongeschikten; voor de groep ‘niet volledige en duurzame
arbeidsongeschikten’ is de nieuwe participatiewet beschikbaar. Huidige
Wsw’ers  en Wajong’ers worden niet herkeurd. Instroom in de Wsw in
zijn huidige vorm en voorwaarden wordt gestopt met ingang van 1-1-2014.
Gemeenten krijgen binnen de kaders van de participatiewet de ruimte om
beschut werk zelf te organiseren als voorziening. Voor deze nieuwe
voorziening beschut werk komen geleidelijk middelen beschikbaar voor
structureel 30.000 plekken, afgestemd op 100% WML. Re-integratie en
begeleidingsbudgetten worden samengevoegd in een gebundeld
re-integratiebudget. Deze middelen zullen gerichter en efficiënter
worden ingezet, waarbij speciale aandacht zal worden besteed aan mensen
met een arbeidshandicap. Vanaf 1-1-2014 nemen deze middelen over een
periode van zes jaar geleidelijk af. Tot slot geldt dat de doelgroep
arbeidsgehandicapten voor de mobiliteitsbonus toeneemt. De extra kosten
die hieruit voortvloeien worden gedekt binnen de beschikbare middelen
voor mobiliteitsbonussen. 

63. Quotumregeling bedrijven arbeidsgehandicapten (ingroei in 6 jaar)

Er komt per 1-1-2015 een verplicht quotum voor middelgrote en grote
werkgevers in de markt-, premiegesubsidieerde en collectieve sectoren
voor het in dienst hebben van arbeidsgehandicapten op straffe van een
boete. Dit quotum wordt stapsgewijs in zes jaar ingevoerd. De opbrengst
bestaat uit boeteopbrengsten en lagere uitkeringslasten, na aftrek van
uitvoeringskosten, weglekeffecten en de dubbeltelling met de Wajong
maatregel uit de Participatiewet.

64. Hervorming kindregelingen 

Het aantal kindregelingen wordt per 1-1-2015 beperkt tot vier:
Kinderbijslag (AKW), Kindgebonden budget (WKB), Kinderopvangtoeslag
(KoT) en de Inkomensafhankelijke Combinatiekorting (IACK). De besparing
bij deze hervorming betreft een saldo van maatregelen aan zowel de
uitgaven- en inkomstenkant van de begroting, zie tabel. 

(in € mln., -/- is saldoverbeterend)	2013	2014	2015	2016	2017	struc

 	 	 	 	 	 	 

1. Afschaffen aanvulling alleenstaande ouders	0	0	-350	-350	-350	-350

3. Introduceren kop op kindgebonden budget (WKB)	0	76	915	915	915	915

4. Verlagen WKB afbouwgrens	0	-19	-226	-233	-240	-200

5. Versoberen kinderbijslag	-2	-59	-283	-501	-647	-656

6. Hervormen WTOS en TOG	0	0	0	0	0	0

8. WKB: Verhogen bedrag 1e kind met 25 euro	0	1	15	15	14	14

9. WKB: Verhogen bedrag 2e kind met 517 euro	0	20	238	227	218	218

10. WKB: Compensatie afschaffen schoolboeken *	 

(30)	(90)	(90)	(90)

Totaal uitgaven	-2	19	309	73	-90	-59

 





 

2. Afschaffen (aanvullende) alleenstaande ouderkortingen	0	0	-530	-540
-540	-540

7. Afschaffen ouderschapsverlofkorting en aftrek LOK	0	0	-300	-300	-300
-300

Totaal lasten	0	0	-830	-840	-840	-840

 





 

Totaal	-2	19	-521	-767	-930	-899

* Is niet meegenomen in de totaaltelling, komt terug bij maatregel 35. 







(1) De aanvulling in de bijstand en de Anw voor alleenstaande ouders
wordt afgeschaft. 

(2) De fiscale alleenstaande ouderkorting en de aanvullende
alleenstaande ouderkorting worden afgeschaft. 

(3 ) Daarvoor in de plaats komt in het kindgebonden budget een
alleenstaande ouderkop van 2800 euro per jaar. 

(4) In het kindgebonden budget wordt de inkomensgrens waar onder het
volledige bedrag wordt ontvangen, verlaagd naar de inkomensgrens die ook
in de zorgtoeslag wordt gebruikt. 

(5) In de kinderbijslag worden de bedragen verlaagd naar de bedragen van
de jongste leeftijdscategorie, er gelden leeftijdsonafhankelijke
bedragen. Deze maatregel wordt al in 2014 ingevoerd. Daarnaast wordt de
kinderbijslag in de tweede helft van 2013 en 2014 niet geïndexeerd. Dit
geldt ook voor het hele jaar 2015.

(6) De WTOS 17- wordt afgeschaft en budgettair neutraal geïntegreerd
met het kopje op het kindgebonden budget voor ouders van kinderen van
16-17 jaar. De TOG wordt afgeschaft en budgettair neutraal geïntegreerd
met de AKW. 

(7) De ouderschapsverlofkorting en de aftrek voor levensonderhoud
kinderen (Lok) worden afgeschaft. 

(8) In het kindgebonden budget wordt het bedrag voor het eerste kind met
ingang van 2015 met 25 euro verhoogd. 

(9) In het kindgebonden budget wordt het bedrag voor het tweede kind met
ingang van 2015 met 517 euro verhoogd.

(10) Ter compensatie van het afschaffen van de gratis schoolboeken
worden de bedragen in het kindgebonden budget voor ouders van kinderen
van 12-17 jaar in 2 stappen verhoogd (zie ook maatregel 35.).

65. Ombuiging re-integratie

Het re-integratiebudget van UWV en het participatiebudget van gemeenten
worden gekort. De korting wordt voor 30% verhaald op het
re-integratiebudget van het UWV en voor 70% op het participatiebudget
van gemeenten.  Dit levert een besparing op, oplopend tot netto 138 mln.
in 2017, rekening houdend met uitverdieneffecten van 25% in het eerste
jaar en 50% in latere jaren.

66. Aanscherpen definitie passende arbeid WW

De definitie van passende arbeid wordt in 2014 aangescherpt. De
maatregel houdt in dat reeds na 6, in plaats van 12 maanden, alle arbeid
als passend wordt aangemerkt. Eveneens vanaf 6 maanden komt de
WW-gerechtigde in aanmerking voor inkomstenverrekening in plaats van
urenverrekening.

67. Algehele arbeids- en re-integratieplicht en naleving WWB

De algemene arbeids- en re-integratieplicht in de Bijstand wordt
aangescherpt door het gebruik van ontheffingen te beperken. Tevens wordt
in 2014 de naleving en handhaving geïntensiveerd, onder meer door
verplichtingen in de regelgeving te uniformeren en sancties wettelijk
voor te schrijven. Wettelijk voorgeschreven wordt dat gemeenten de
bijstandsuitkering 3 maanden stoppen in geval van het niet nakomen van
de arbeids- en re-integratieplicht. De besparing wordt taakstellend in
de begroting van SZW verwerkt.

68. AOW voor samenwonenden naar 50% WML

De uitkering van iedere AOW’er die samenwoont met één of meer
volwassenen (ook als het gaat om eerste graad bloedverwanten) wordt per
2015 vastgesteld op 50% van het netto minimumloon. Dit geldt voor nieuwe
instroom in de AOW, voor AOW-ers waarvan de huishoudsituatie wijzigt en
na afloop van het overgangsrecht voor het zittend bestand. 

69. Overbruggingsregeling AOW-verhoging

Voor mensen die per 1-1-2013 nu reeds deelnemen aan een vut- of
prepensioenregeling, en zich niet hebben kunnen voorbereiden op de AOW
leeftijdsverhoging, wordt vanaf 2013 een overbruggingsregeling
ontworpen. De regeling geldt voor deelnemers met een inkomen tot 150%
WML en kent een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning en
pensioenvermogen). Mocht invoering per 1-1-2013 op praktische bezwaren
stuiten, dan wordt aan de regeling terugwerkende kracht vanaf 1-1-2013
toegekend.

70. Doorwerkbonus/mobiliteitbonus 

Er wordt een doorwerkbonus ingevoerd voor werknemers (voltijd en
deeltijd) vanaf 61 tot 65 jaar. Werknemers die doorwerken tot 65,5 jaar,
kunnen zo gemiddeld 1,5 jaar eerder met pensioen zonder er financieel op
achteruit te gaan. Deze doorwerkbonus geldt voor werknemers met een
inkomen vanaf 90% WML, wordt maximaal van 100% tot 120% WML en loopt
daarna af tot 175% WML. Het structurele budgettaire beslag van deze
regeling is ruim 200 mln. Daarnaast komen middelen beschikbaar voor de
reeds bestaande mobiliteitsbonus, om de arbeidsparticipatie te
stimuleren in het kader van de Participatiewet. Mocht invoering per
1-1-2013 op praktische bezwaren stuiten, dan wordt de bonus in 2014 met
terugwerkende kracht alsnog ter beschikking gesteld.

71. Schrappen voorschotregeling AOW

De huidige voorschotregeling voor de AOW leeftijdsverhoging wordt
afgeschaft. Deze is niet langer nodig, wanneer de nieuwe
overbruggingsregeling in werking treedt.

72. Snellere verhoging AOW-leeftijd

De AOW leeftijd wordt na 2015 versneld verhoogd volgens onderstaand
schema. Hierdoor wordt in 2018 de AOW leeftijd 66 jaar en in 2021 67
jaar.

Tabel: nieuw tijdpad verhoging AOW-leeftijd (aantal maanden)

	2013	2014	2015	2016	2017	2018	2019	2020	2021

Huidige wet	1	2	3	5	7	9	12	15	18

Na deelakkoord 	1	2	3	6	9	12	16	20	24



73. Schrappen toeslag jonge partner AOW > 50.000

De partnertoeslag voor AOW-gerechtigden wordt per 1-7-2014 ingeperkt.
AOW-gerechtigden die samen met hun partner een totaalinkomen van meer
dan 50.000 euro (exclusief AOW) hebben, ontvangen niet langer
partnertoeslag. Dit geldt voor nieuwe instroom en, na afloop van een
overgangsperiode, voor het zittend bestand. Structureel kent de
maatregel geen opbrengst omdat in de wet verhoging AOW en
pensioenrichtleeftijd besloten is dat de AOW partnertoeslag voor nieuwe
gevallen helemaal wordt afgeschaft.

74. Terugdraaien geen MKOB bij onvolledige opbouw

De maatregel “geen aow-tegemoetkoming bij onvolledige opbouw” uit
het vorige regeerakkoord wordt per 1-7-2014 teruggedraaid. Dit betekent
dat de MKOB niet langer meegenomen wordt in de middelentoets van de
bijstand voor 65-plussers (AIO).

75. Niet invoeren vitaliteitssparen

Het vitaliteitssparen wordt niet ingevoerd. Kasbedragen zijn leidend.

76. Huishouduitkeringstoets

Een huishouduitkeringstoets wordt ingevoerd per 2015. Het normbedrag van
de WWB wordt verlaagd naarmate in een huishouden meer inwonende
volwassenen aanwezig zijn. De inkomsten van gezinsleden binnen het
huishouden worden niet verrekend met de uitkering van de
bijstandsontvanger, zodat werken lonend is en niet direct consequenties
heeft voor de overige gezinsleden. Wel wordt de bijstandsuitkering lager
naarmate er meer boven bedoelde gezinsleden zijn. Elk van de gezinsleden
blijft een zelfstandig recht op bijstand houden. 

77. Modernisering ZW: 1 jaar uitstel werknemerprikkel

De invoering van de prikkel voor werknemers uit de modernisering van de
Ziektewet (duur van de loongerelateerde uitkering afhankelijk van
arbeidsverleden) wordt met een jaar uitgesteld. Binnen een jaar wordt
een alternatief gevonden om de hoge instroom van werknemers zonder vast
contract (flexwerkers) in de Ziektewet het hoofd te bieden.

78. Anw naar maximaal 1 jaar

Vanaf 1-7-2014 geldt voor nieuwe instroom in de Anw een maximum duur van
één jaar (exclusief de wezenuitkering). De gerapporteerde besparing is
inclusief weglek. In de besparing is verondersteld dat de integratie van
de halfwezenuitkering in de nabestaandenuitkering uit het wetsvoorstel
deregulering SVB zijn beslag heeft gekregen. 

79. Intensivering armoedebeleid

De mogelijkheden voor individuele bijzondere bijstand (van
daadwerkelijke kosten) worden verruimd en de mogelijkheden voor
categoriale bijzondere bijstand (aannemelijke kosten) worden beperkt.
Daarbij is er bijzondere aandacht voor werkenden met een laag inkomen en
ouderen met klein pensioen. Daarnaast kan categoriale bijzondere
bijstand voor gezinnen met kinderen in de vorm van aanvullende
zorgverzekering en stadspas voor culturele/maatschappelijke/sportieve
voorzieningen worden uitgebreid. De overheidssteun aan het
Jeugdsportfonds Nederland wordt verlengd (2015 en 2016) en de
Sportimpuls wordt structureel verhoogd. Tot slot wordt de
langdurigheidstoeslag in de WWB vervangen door een individuele toeslag
voor personen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen
zonder zicht op verbetering. Voor dit pakket wordt structureel 100
miljoen vrijgemaakt.

80. Temporiseren afbouw AHK in referentieminimumloon

De afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting (ahk,
in de fiscaliteit voor werkenden al vanaf 2009 afgebouwd) wordt sinds
januari 2012 ook doorvertaald naar de uitkeringshoogte (excl. AOW). Deze
afbouw wordt in de jaren 2014 t/m 2017 getemporiseerd, zodat per jaar
2,5 procentpunt wordt afgebouwd in plaats van 5 procentpunt per jaar.



G	Overdrachten bedrijven	2013	2014	2015	2016	2017	struc

	Subtotaal	0	-286	-437	-446	-484	-484

81	Subsidies bedrijven







	wv uitgaven

260	244	244	244	244

	wv lasten

-502	-574	-583	-596	-596

82	Doorberekenen kosten toezicht AFM/DNB

0	-38	-38	-38	-38

83	Afschaffen PBO's 







	wv uitgaven

-184	-191	-198	-206	-206

	wv lasten

215	222	229	237	237

84	Boetes marktwerking (NMa)	 	-75	-100	-100	-125	-125



81. Subsidies bedrijven

(in € mln., -/- is saldoverbeterend)	2014	2015	2016	2017	Struc.

1. Beperken subsidies bedrijfslevenbeleid en topsectoren EZ 	-46	-52	-52
-52	-52

2. Beperking subsidies bedrijfslevenbeleid en topsectoren overige
departementen	-8	-8	-8	-8	-8

3. Verlagen uitgaven ondernemerspleinen	-5	-15	-15	-15	-15

4. Verhogen budget TKI-toeslag	110	110	110	110	110

5. Subsidieregeling	209	209	209	209	209

Totaal uitgaven	260	244	244	244	244

 	 	 	 	 	 

6. WVA Onderwijs	-409	-414	-423	-436	-436

7. Beperking fiscale innovatieregelingen	-93	-160	-160	-160	-160







	Totaal lasten	-502	-574	-583	-596	-596







	Totaal 	-242	-330	-339	-352	-352





Beperken subsidies bedrijfslevenbeleid en topsectoren EZ

De uitgaven aan het bedrijfslevenbeleid en topsectoren worden
taakstellend beperkt.

 

Beperking subsidies bedrijfslevenbeleid en topsectoren overige
departementen

Ook de andere betrokken departementen dragen bij aan een ombuiging op
subsidies aan het bedrijfslevenbeleid en topsectoren, te weten: VWS (3
mln.), IenM (2 mln.), OCW (2 mln.) en Defensie (1 mln.) 

Verlagen uitgaven ondernemerspleinen

Op de ondernemerspleinen kan worden bespaard door meer producten en
diensten tegen een kostendekkende vergoeding aan te bieden en door het
beëindigen van taken. 

Verhogen budget TKI-toeslag

Het budget van de TKI-toeslag wordt verhoogd. Hiermee wordt een
stimulans gegeven aan de publiek-private samenwerking. Die stimulans kan
eveneens worden bereikt door gebruik te maken van programma’s en
projecten in het kader van Horizon 2020. Mocht EZ hiervoor
cofinanciering dienen te leveren, dan zal die ten laste van de
TKI-toeslagmiddelen worden gebracht.

Subsidie en 6. WVA Onderwijs

Het budgettair beslag van de WVA onderwijs is vanaf 2007 verdubbeld van 
200 mln. naar 400 mln. De Wet afdrachtvermindering Onderwijs wordt
afgeschaft en vervangen door een veel beter te richten subsidieregeling
op de begroting van OCW. Het voor de nieuwe regeling beschikbare budget
wordt teruggebracht naar het niveau van 2007.  

7.  Beperking fiscale innovatieregelingen

In 2014 wordt er in totaal 93 mln. bezuinigd op de RDA, de innovatiebox
en de WBSO. Dit bedrag loopt op naar 160 mln. in 2015 e.v.  

82. Doorberekenen kosten toezicht AFM/DNB

Het toezicht door AFM en DNB wordt doorbelast aan de partijen die actief
zijn op de financiële markten. Voor het toezicht op de BES-eilanden
blijft, vanwege de bijzondere omstandigheden aldaar, de bestaande
situatie gehandhaafd. Bij de vaststelling van de nieuwe (hogere)
tarieven zullen kleinere partijen zoveel mogelijk worden ontzien. 

83. Afschaffen PBO’s 

De PBO´s en de PBO heffing worden afgeschaft. De medebewindstaken en
autonome publieke taken van de PBO’s worden door EZ uitgevoerd vanaf
2014. Voor de uitvoering van deze taken wordt 31 mln. aan de EZ
begroting toegevoegd. 



84. Boetes marktwerking (NMa)

De boetes marktwerking (NMa) worden verhoogd omdat de NMa meer
kartelboetes gaat opleggen. De ontvangsten worden geraamd op 75 mln. in
2014 oplopend naar 125 mln. structureel. Deze bezuiniging wordt
taakstellend ingeboekt op de EZ begroting. Bij eventuele
besparingsverliezen kunnen extra opbrengsten uit maatregel 111 binnen
het EZ domein gebruikt worden.



H	Internationale samenwerking	2013	2014	2015	2016	2017	struc

	Subtotaal	0	-520	-540	-540	-1.040	-1.040

85	Ontwikkelingshulp

-750	-750	-750	-1.000	-1.000

86	Defensie

-250	-250	-250	-250	-250

87	Nieuw budget internationale Vrede en Veiligheid

250	250	250	250	250

88	Revolving fund internationale samenwerking

250	250	250	0	0

89	Reductie postennetwerk	 	-20	-40	-40	-40	-40



85. Ontwikkelingshulp

De uitgaven voor OS worden verlaagd met de in de tabel opgenomen
bedragen, de ontwikkeling van de uitgaven blijft gerelateerd aan de
ontwikkeling van het BNP. De publieke uitgaven voor de lange termijn
financiering van het internationale klimaatbeleid –zoals toegezegd
tijdens de Klimaattop in Kopenhagen in 2009- worden gefinancierd uit het
OS budget.

86. Defensie

Om de inzet van de Nederlandse krijgsmacht voor vrede en veiligheid in
de wereld te kunnen blijven verzekeren, wordt vanaf 2014 jaarlijks 0,25
mld. van het budget voor Ontwikkelingssamenwerking omgezet in een budget
voor Internationale Veiligheid. Dit budget komt beschikbaar voor
Defensie voor aan internationale veiligheid verbonden kosten. De
minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is
verantwoordelijk voor de aanwending, in overeenstemming met de minister
van Defensie. Corresponderend wordt de begroting van Defensie vanaf 2014
met 0,25 mld. verlaagd, waaronder de volledige huidige HGIS-middelen
voor vredesoperaties. 

87. Nieuw budget internationale Vrede en Veiligheid

Zie maatregel 86.

88. Revolving fund internationale samenwerking

Er wordt, binnen het geldende begrotingsbeleid, een revolverend fonds
opgericht waarmee investeringen in ontwikkelingslanden gefaciliteerd
kunnen worden. Daartoe wordt in de jaren 2014 t/m 2016 jaarlijks 250
mln. van de 750  mln. besparing in deze jaren ingezet ter voeding van
het fonds.

89. Reductie postennetwerk

De uitgaven aan het interdepartementale postennetwerk onder hgis  worden
in 2014 met 20 mln. en vanaf 2015 met 40 mln. gekort. Deze taakstelling
is additioneel aan de generieke taakstelling.



I	Overige uitgaven	2013	2014	2015	2016	2017	struc

	Subtotaal	0	-69	-226	-319	-402	-467

90	Taakstelling MRB (hogere boete bij herhaaldelijk te laat betalen)

-50	-70	-70	-70	-70

91	Doorberekenen kosten strafzaken en detentie aan veroorzaker

0	-60	-60	-60	-60

92	Publieke omroep



-50	-100	-100

93	Belasting- en invorderingsrente	 	-19	-96	-139	-172	-237



90. Taakstelling MRB (hogere boete bij herhaaldelijk te laat betalen)

Bij het te laat betalen van de Motorrijtuigenbelasting (MRB) wordt een
boete opgelegd van 50 euro. Bij een tweede en derde (en verdere) verzuim
binnen een periode van 2 jaar bedraagt de boete respectievelijk 100 en
150 euro. Dat is een verzwaring van de huidige systematiek waarbij een
boete wordt opgelegd van 50 euro voor het tweede en verdere verzuim
binnen een periode van één jaar.

91. Doorberekenen kosten strafzaken en detentie aan veroorzaker

Er komt een eigen bijdrageregeling voor gedetineerden. Voor de
verblijfkosten wordt (indicatief) 12,50 euro per dag in rekening
gebracht (maximum 6 maanden). Daarnaast worden griffierechten geheven
voor strafzaken in eerste aanleg, waarmee (een deel van) de kosten van
het strafrecht (in geval van een veroordeling) aan de veroordeelde
worden doorberekend. Ter indicatie: De gemiddelde gerechtskosten van een
strafzaak in eerste aanleg bedragen 950 euro.   

92. Publieke omroep

De bezuiniging op de publieke omroep wordt langs 4 sporen ingevuld:

-Een efficiencytaakstelling van 25 mln. bij het centraliseren van het
budget voor regionale omroepen (uitname uit het Provinciefonds per 2014
van 142 mln.).

-Het eerder aangekondigde mediafonds wordt heroverwogen. Alleen het
Stimuleringsfonds voor de Pers blijft bestaan. Dit levert een besparing
op van 16 mln.

-Artikel 2.42 omroepen gaan ‘inwonen’ bij één van de landelijke
ledenomroepen. De budgetten voor 2.42 omroepen vervallen. Dit levert een
besparing op van 14 mln.

-Een nader in te vullen taakstelling van 45 mln.

93. Belasting- en invorderingsrente

Het rentepercentage van de belastingrente wordt voor de
vennootschapsbelasting gekoppeld aan de wettelijke rente voor
handelstransacties met een ondergrens van 8%. Het rentepercentage van de
belastingrente voor de overige belastingmiddelen en het rentepercentage
van de invorderingsrente blijft gekoppeld aan de wettelijke rente voor
niet-handelstransacties met een ondergrens van 4%.  



J	Overige belastingen en premies	2013	2014	2015	2016	2017	struc

	Subtotaal	-422	-1.371	-3.008	-3.374	-3.301	-1.933

94	AOW premies door 65 en 66 jarigen



-25	-55	0

95	Terugdraaien reiskostenaftrek







	wv uitgaven	-17	-49	-91	-108	-121	-121

	wv lasten	1.669	1.719	1.754	1.794	1.794	1.794

96	Assurantiebelasting naar 21%	-1.222	-1.379	-1.403	-1.403	-1.403
-1.403

97	Witteveen aftoppen 100.000

	-317	-529	-635	-297

98	Witteveen opbouwpercentage- 0,4%







	wv uitgaven (toeslagen)

	-36	-60	-72	0

	wv lasten

	-1.075	-1.792	-2.150	-1.116

99	Verlaging maximaal aftrekpercentage hypotheekrente

-45	-89	-133	-175	-770

100	Gekoppelde verlaging toptarief/ verlenging 3e schijf

45	89	133	175	770

101	Restschulden	10	20	30	40	50	0

102	Maatregel huurmarkt





-770

	wv uitgaven (huurtoeslag)	45	135	225	315	420



wv lasten (verhuurdersheffing)	-45	-485	-725	-965	-1.190

	103	Afromen kansspelbelasting







	wv uitgaven

	-10	-10	-10	-10

	wv lasten

	-25	-28	-31	-31

104	Schrappen aftrekbaarheid provisies tussenpersonen	-75	-84	-92	-100
-109	-150

105	Vervallen vrijstelling oldtimers

-156	-155	-154	-153	-153

106	Invoering Winstbox







	wv uitgaven (toeslagen)

	-27	-27	-27	-27

	wv lasten

	-473	-473	-473	-473

107	Verhoging accijnzen (tabak en alcohol)

-187	-200	-200	-200	-200

108	Verhoging accijnzen (diesel en LPG)

-280	-280	-280	-280	-280

109	Lastenverlichting arbeidskort. €500 

785	1.570	2.355	3.140	3.140

110	Versterking toezicht Belastingdienst, UWV en SVB







	wv uitgaven	108	169	157	157	157	157

	wv inkomsten	-265	-533	-533	-566	-623	-663

111	Werkkostenregeling

-100	-100	-100	-100	-100

112	Tegemoetkoming ondernemers afdracht BTW	19





	113	Incidentele lastenruimte 2013	-649





	114	Ongedaan maken technische veronderstelling in basispad (terugsluis
vergroening)

-375	-375	-375	-375	-375

115	Zorgpremies en overige lastenmaatregelen	 	-571	-827	-840	-855	-855

94. AOW premies door 65 en 66 jarigen

Het versnellen van de verhoging van de AOW-leeftijd leidt tot hogere
ontvangsten uit de AOW-premies, omdat het aantal personen dat AOW-premie
dient te betalen toeneemt. 

95. Terugdraaien maatregel reiskostenaftrek

De maatregel uit het begrotingsakkoord rond de afschaffing van de
fiscale reiskostenaftrek wordt in zijn geheel teruggedraaid, inclusief
de maatregel “auto van de zaak”. Het feit dat de reiskostenaftrek
blijft bestaan geeft belastingplichtigen mogelijk een lager
verzamelinkomen; dit heeft effect op toeslagen en
werknemersverzekeringen.

96. Assurantiebelasting naar 21%

Het tarief van de assurantiebelasting wordt per 1-4-2013 verhoogd naar
21%. Het overgangsrecht wordt zo vormgegeven dat het nieuwe tarief van
21% van toepassing is op premies voor zover die betrekking hebben op een
verzekerde periode van na 31-3-2013 (ongeacht wanneer deze premies
betaald zijn).

97. Witteveen aftoppen 100.000

Vanaf een inkomensniveau van 100.000 euro kan niet langer fiscaal
gefaciliteerd voor aanvullend pensioen worden gespaard. Dit geldt voor
zowel voor pensioenopbouw in de tweede als de derde pijler (individuele
lijfrenteopbouw). Kasbedragen zijn leidend.

98. Witteveen opbouwpercentage -0,4%

Het maximale jaarlijkse opbouwpercentage voor nieuwe pensioenopbouw
wordt verlaagd met 0,4%. Voor het gebruikelijke middelloonpensioen
betekent dit dat jaarlijks een opbouw van maximaal 1,75% van het
pensioengevend loon fiscaal wordt gefaciliteerd. Na 40 jaar werken
kunnen mensen een pensioen opbouwen van 70% van hun gemiddelde loon. De
derde pijler (individuele lijfrenteopbouw) wordt op overeenkomstige
wijze aangepast. Kasbedragen zijn leidend.

99. Verlaging maximaal aftrekpercentage hypotheekrente

Het maximale aftrekpercentage voor hypotheekrente wordt vanaf  2014  in
jaarlijkse stappen van een half procentpunt verlaagd van het tarief in
de vierde naar de derde schijf.

100. Gekoppelde verlaging toptarief/schijflengte (50-50)

De opbrengst van de beperking van het aftrektarief voor hypotheekrente
wordt voor 50%  teruggesluisd in verlaging van het toptarief en voor
50% via een verlenging van de 3e  belastingschijf.

101. Restschulden

De problemen met restschulden worden gericht aangepakt. De rente betaald
op restschulden kan tijdelijk (maximaal 5 jaar) en onder voorwaarden in
mindering worden gebracht op het belastbaar inkomen in box 1.



102. Maatregel huurmarkt

De huren worden richting marktconform niveau gebracht. Er wordt voor
alle huurders een additionele huurverhoging van 1,5% boven de reeds
bepaalde huurverhogingen toegestaan. In het woningwaarderingsstelsel
(WWS) wordt de maximale huur niet langer bepaald met het puntensysteem,
maar vastgelegd op 4,5% van de WOZ van de woning. Verhuurders mogen
hierbij werken met een huursombenadering. De systematiek met een
huurliberalisatiegrens blijft intact. Daarbij wordt het wettelijk
mogelijk gemaakt dat voor huurders met een inkomen boven de 43.000 in
een gereguleerde huurwoning de maximale huur volgens het WWS tijdelijk
buiten werking wordt gesteld en dus tijdelijk boven de
huurliberalisatiegrens kan uitkomen. Hierbij blijft de woning zelf wel
tot de sociale woningvoorraad behoren. Daarnaast wordt de heffing voor
verhuurders verhoogd, rekening houdend met extra middelen om toenemend
gebruik van huurtoeslag als gevolg van de huurverhogingen op te vangen.
Als gevolg hiervan wordt de heffing reeds in 2013 met 45 mln. euro
verhoogd. Op lange termijn wordt de heffing voor verhuurders evenredig
met het toenemend gebruik van de huurtoeslag als gevolg van de
maatregelen verhoogd.

103. Afromen kansspelbelasting 

Deze maatregel bestaat uit twee delen.

Vergunningen loterijen (niet on-line)

Per 2015 worden de vergunningen voor loterijen niet meer ondershands
gegund, maar door middel van een transparante procedure, zoals
bijvoorbeeld een veiling of beauty contest. Dit geldt ook voor de
staatsloterij. De nieuwe vergunninghouders betalen een marktconforme
licentie-fee. De opbrengst hiervan is 10 mln.

Online regulering

Binnen de termijn van de komende regeerperiode wordt de online markt
gelegaliseerd en gereguleerd. Door te reguleren levert de heffing van de
kansspelbelasting van 29% bij online aanbieders circa 31 mln.
structureel op (geldt niet als lastenverzwaring). Illegale aanbieders
worden actief geweerd en vergunningen vervallen wanneer belasting niet
wordt voldaan.

104. Schrappen aftrekbaarheid provisies tussenpersonen

Door de maatregel vervalt in verband met het provisieverbod de
aftrekbaarheid van bepaalde fee’s van tussenpersonen in het kader van
de lijfrenteaftrek en de aftrek van premies voor
arbeidsongeschiktheidsrenten. 

105. Vervallen vrijstelling oldtimers MRB

De vrijstelling in de motorrijtuigenbelasting voor oldtimers komt te
vervallen. 

106. Invoering Winstbox

De verschillen in belastingheffing tussen ondernemers en werknemers zijn
de afgelopen jaren toegenomen. Om meer evenwicht te bereiken zullen de
ondernemersfaciliteiten waaraan het urencriterium is verbonden per 2015
met 0,5 mld. worden versoberd en/of afgeschaft.

Daarnaast worden deze kabinetsperiode stappen gezet om een winstbox in
te voeren.  Hierbij worden betrokken de zelfstandigenaftrek, fiscale
oudedagsreserve, meewerkaftrek, startersaftrekken en de S&O-aftrek. Het
bewerkelijke urencriterium kan dan komen te vervallen. 

107. Verhoging accijnzen (tabak en alcohol)

De accijns op bier, wijn, sherry en port wordt met ingang van 1-1-2014
verhoogd met ongeveer 14% en de accijns op gedistilleerde dranken met
ongeveer 5%. Hiermee wordt een opbrengst gerealiseerd van 120 mln. De
accijns op een pakje sigaretten van 19 stuks en de accijns op een pakje
shag van 40 gram worden, met ingang van 1-3-2014, verhoogd met ongeveer
9 cent. Hiermee wordt een opbrengst gerealiseerd van 80 mln.

108. Verhoging accijnzen (diesel en LPG)

De accijns voor diesel wordt verhoogd met 3 cent per liter en komt
daarmee op ongeveer 46 cent per liter. De opbrengst van deze
accijnsverhoging, die ingaat per 1-1-2014, bedraagt 230 mln. De accijns
op LPG wordt verhoogd met 7 cent per liter en komt daarmee op ongeveer
18 cent per liter. De opbrengst van deze accijnsverhoging, die ingaat
per 1-1-2014, bedraagt 50 mln.

109. Lastenverlichting arbeidskorting €500

Het maximum van de arbeidskorting wordt in 2014 verhoogd met 125 euro.
Dit bedrag wordt in gelijke stappen verder verhoogd tot 500 euro in 2017
en daarna. Deze maatregel geldt voor iedereen die recht heeft op
arbeidskorting, ongeacht het inkomen.

110. Versterking toezicht Belastingdienst, UWV en SVB

De Belastingdienst heeft bekeken of door het versterken van toezicht
door de Belastingdienst meer belastingontvangsten binnen kunnen komen.
De capaciteit van de Belastingdienst kan met structureel 157 mln. worden
geïntensiveerd. Bij particuliere belastingplichtigen gaat het om het
versterken van de controle van aangiften. Daarnaast zal de
Belastingdienst extra controles uitvoeren bij bedrijven die fiscaal
ongewenst gedrag vertonen. Ook de capaciteit voor de invordering wordt
vergroot, waardoor de Belastingdienst meer verschuldigde belasting zal
innen. Het is geen lastenverzwaring omdat de fiscale regelgeving niet
wordt aangescherpt. 

Ook UWV en SVB kunnen mogelijk, zonder verdere aanpassingen van
wetgeving, het toezicht zodanig versterken dat daardoor besparingen op
uitkeringslasten worden gerealiseerd. Indien daartoe overtuigende
business cases worden ontwikkeld, zal de capaciteit worden
geïntensiveerd ten einde de besparingen te kunnen realiseren. 

111. Werkkostenregeling

In het Belastingplan 2013 is een verhoging opgenomen van de forfaitaire
ruimte van de werkkostenregeling van 0,1%. Deze verhoging wordt
teruggenomen. Dit levert vanaf 2014 een besparing op van structureel 100
mln.

112. Tegemoetkoming ondernemersafdracht BTW

Voor ondernemers wordt een uitstelregeling ontworpen, die ruimer is dan
het huidige voorstel in het Belastingplan 2013. De grens voor de
uitstelregeling wordt opgetrokken van 12.000 euro naar 20.000 euro,
dezelfde grens bestaat al voor particulieren. Dit kost 19 mln. eenmalig
in 2013. 

113. Incidentele lastenruimte 2013

De voor 2013 beschikbare incidentele lastenenveloppe van 649 mln.
(verlaging AOF premie) wordt ingezet in het deelakkoord. De bijbehorende
incidentele lastenschuif tussen burgers en bedrijven in 2014 van 195
mln. komt hiermee te vervallen.

114. Ongedaan maken technische veronderstelling in basispad (terugsluis
vergroening)

Deze maatregel dient ter dekking van maatregel 16 (inzet terugsluis
vergroening begrotingsakkoord). 

115. Zorgpremies en overige lastenmaatregelen

De maatregelen in de curatieve zorg leiden tot mutaties in de
Zvw-premie. Deze worden teruggesluisd naar burgers en bedrijven,
afgezien van 145 mln. ter dekking van het terugdraaien van de eigen
bijdrage van de tweedelijns GGZ en de eigen bijdrage van 7,50 euro per
verpleegdag in instellingen voor medisch-specialistische zorg. De
terugsluis naar bedrijven gaat via de Aof-premie. Als onderdeel van de
maatregelen die het beoogde koopkrachtbeeld moeten bewerkstellingen
worden, aanvullend op andere maatregelen het belastingtarief eerste
schijf met 0,5% verlaagd en de algemene heffingskorting met 160 euro
verhoogd. Hiermee wordt de terugsluis van de BTW-verhoging in 2014 en
2015 alsmede de terugsluis van de vergroeningsmaatregel voor burgers
anders vorm gegeven. Ook wordt de oploop van de af te schaffen
zorgtoeslag in 2015-2017 hiermee teruggegeven aan de burgers.

(in € mln., -/- is saldoverbeterend)	2014	2015	2016	2017

Tarief 1e schijf 	980	980	980	980

Algemene heffingskorting	62	1660	1790	1972

Effect zorgpremies	-17	61	-466	-1.128

Oploop zorgtoeslag na 2014	-1280	-2560	-2560	-2560

Terugdraaien BTW terugsluis begrotingsakkoord	-200	-200	-200	-200

Terugdraaien Vergroening (burgers) begrotingsakkoord	-250	-250	-250	-250

Totaal 	-571	-827	-840	-855

BIJLAGE B

Begrotingsregels

Het trendmatige begrotingsbeleid wordt voortgezet.

Onderstaande afspraken dienen ter explicitering of verbetering van
bestaande begrotingsregels. Voor het overige worden de vigerende
begrotingsregels de komende jaren bestendigd (inclusief de technische
aanpassingen van de 14e Studiegroep begrotingsruimte (bijlage 7). 

Europese begrotingsafspraken zijn leidend

We houden ons aan Europese begrotingsafspraken van het SGP. Het bedrag
van 16 miljard netto besparingen, conform de aanbeveling van de
Studiegroep Begrotingsruimte, stelt ons in staat deze afspraken na te
komen en leidt –in combinatie met onderliggende structurele
hervormingen- tot een houdbaarheidsoverschot, zodat toekomstige schokken
kunnen worden opgevangen en de Nederlandse economie weerbaar wordt voor
financiële schokken. 

Een strikte scheiding tussen de inkomsten en de uitgaven 

Een meevaller bij de inkomsten wordt niet gebruikt voor extra uitgaven.
Andersom hoeft er niet direct bezuinigd te worden op de uitgaven wanneer
er sprake is van een tegenvaller aan de inkomstenkant.

Uitgavenkader en uitgavenplafonds 

Voor de uitgaven geldt een onderscheid naar drie sectoren: Rijk, Sociale
Zekerheid en Zorg. Voor een goede beheersing van de overheidsuitgaven
werkt het kabinet met een vooraf afgesproken maximum aan uitgaven: het
uitgavenkader. Het uitgavenkader werkt als een plafond waarbinnen de
uitgaven en dus het te voeren beleid moeten blijven. Deze afspraken
worden gemaakt in reële termen, dus uitgedrukt in euro's van een
bepaald jaar.

Conjunctuurgevoelige uitgaven

Rente-uitgaven worden buiten het uitgavenkader gehouden. Andere
conjunctuurgevoelige uitgaven worden wèl gehandhaafd onder het
uitgavenkader. Ook bij rente-tegenvallers geldt dat de Europese
afspraken leidend zijn. Eventuele rentemeevallers worden direct ingezet
ten gunste van het saldo. 

Compensatie tegenvallers binnen eigen uitgavenkader

Elke sector moet overschrijdingen binnen het betreffende uitgavenkader
compenseren 

Dit betekent dat tegenvallers in een sector binnen dat betreffende
uitgavenkader moeten worden opgevangen. Zo staan voor overschrijdingen
in de zorg de overheid prijs- en volumemaatregelen ter beschikking,
naast pakketmaatregelen en eigen betalingen. 

Terugsluis zorgpremies

Incidentele stijgingen van de premies ZVW worden niet langer
gecompenseerd met incidentele lastenverlichting. Dit komt de
ordentelijke besluitvorming en efficiënte aanwending van
overheidsmiddelen ten goede. Structurele stijgingen zullen wel worden
teruggesluisd.

Inkomstenkader

Voor de inkomsten wordt een reëel inkomstenkader vastgesteld en wordt
uitgegaan van automatische stabilisatie. De begroting kan aan de
inkomstenkant mee ademen met de economische ontwikkelingen en er hoeft
niet direct actie te worden ondernomen bij een meevaller of tegenvaller.
Meevallers en tegenvallers aan de inkomstenkant komen ten gunste of ten
laste van het EMU- saldo.

Meevallersregel bij meerjarig overschot

Indien het EMU-saldo een meerjarig overschot laat zien is 75 procent van
het overschot bestemd voor het aflossen van de staatsschuld en 25
procent voor lastenverlichting. 

Gemeenschappelijke verantwoordelijkheid EMU-saldo

Gegeven het belang van houdbare overheidsfinanciën en het belangrijke
aandeel dat decentrale overheden hierin hebben, zullen in de Wet
Houdbare Overheidsfinanciën (HOF) ook regels worden opgenomen ten
aanzien van de bijdrage die decentrale overheden moeten leveren aan het
bereiken en vasthouden van houdbare overheidsfinanciën.

Garanties en achterborgstellingen

Garanties en achterborgstellingen brengen risico's met zich mee. Het
blijft van belang deze risico's te beheersen. Garanties zullen de
financiële verantwoordelijkheid zijn van het verantwoordelijke
departement. 

Ombuigingen en intensiveringen

Voor de budgettaire verwerking van dit akkoord zijn alle bedragen in de
tabellen uit de financiële bijlage leidend. Ombuigingen uit dit
Regeerakkoord zullen direct op de departementale (meerjaren)begrotingen
worden verwerkt. Intensiveringen uit dit akkoord worden op de
aanvullende post van het Ministerie van Financiën geboekt, in
afwachting van de concrete en doelmatige beleidsvoorstellen ter
uitwerking van de in dit akkoord aangekondigde beleidsvoornemens. Deze
worden vervolgens tranchegewijs uitgekeerd. 

De benodigde wetgeving voor de uitvoering van bijlage A van het
Regeerakkoord zal in het eerste jaar van de kabinetsperiode aan de
Staten-Generaal worden voorgelegd.

 Met uitzondering van de voorgestelde wijziging in regel 28. Het nieuwe
kabinet presenteert zo spoedig mogelijk de nieuwe integrale set
begrotingsregels. 

 PAGE    

 PAGE   81 

29/10/2012