[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33187, bijgewerkt t/m nr. 17 (NvW d.d. 5 februari 2013)

Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van meer doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2012D40257, datum: 2013-02-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2012Z03504:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 17	(TweedeNvW d.d. 05/02/2013)

33 187	Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten
behoeve van het bevorderen van doelmatige leerwegen in het
beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het
beroepsonderwijs







Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is onder meer
de Wet educatie en beroepsonderwijs te wijzigen ten behoeve van het
bevorderen van doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs, waaronder
het verkorten en intensiveren van beroepsopleidingen, het invoeren van
de entreeopleiding en het stellen van vooropleidingseisen voor niveau 2,
alsmede het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs
teneinde een betere verdeling van de middelen mogelijk te maken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS

De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepalingen onder i1 en i2 vervallen. 

2. De begripsbepalingen onder l. en m. komen te luiden:

l. beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg: beroepsopleiding
als bedoeld in artikel 7.2.7, derde lid;

m. beroepsopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg: beroepsopleiding
als bedoeld in artikel 7.2.7, vierde lid;.

B

In artikel 1.1.3 wordt “de artikelen 8.1.1, 8.1.1a,” telkens
vervangen door: de artikelen 8.1.1 tot en met 8.1.1d,.

C

Artikel 1.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de eerste volzin “van een
beroepsopleiding” vervangen door: van een beroepsopleiding in de
beroepsopleidende leerweg of van een beroepsopleiding in de
beroepsbegeleidende leerweg.

2. Na het eerste lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende: 

1a. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een
beroepsopleiding in andere dan in het eerste lid genoemde leerwegen, met
dien verstande dat voor die opleiding artikel 7.2.2, tweede lid, niet
van toepassing is en ten aanzien van het onderwijs artikel 7.2.7, eerste
lid, niet in acht behoeft te worden genomen voor wat betreft de eisen
met betrekking tot voldoende begeleide onderwijsuren en uren
beroepspraktijkvorming en artikel 7.2.7, tweede tot en met achtste lid,
niet in acht behoeft te worden genomen. Het tweede tot en met zevende
lid zijn van overeenkomstige toepassing.

C1

	In artikel 1.4a.1, eerste lid, wordt “artikel 8.1.1, zesde lid,
eerste volzin” vervangen door: artikel 8.1.1d, eerste volzin.

D

In artikel 2.2.1, tweede lid, vervallen de woorden “afzonderlijk
berekende”.

E

Artikel 2.2.2, tweede tot en met achtste lid, wordt vervangen door:

2. De maatstaven voorzien in bekostiging aan de hand van:

a. het aantal ingeschreven deelnemers, en

b. het aantal deelnemers dat een diploma als bedoeld in artikel 7.4.6
heeft behaald, waaronder mede begrepen het aantal examendeelnemers dat
een dergelijk diploma bij een instelling heeft behaald binnen twee
kalenderjaren volgend op het kalenderjaar waarin de inschrijving als
deelnemer bij een instelling voor een beroepsopleiding waarvoor de
instelling bekostiging heeft of zal ontvangen, zonder het behalen van
een dergelijk diploma is geëindigd.

3. Voor de toepassing van de maatstaf, bedoeld in het tweede lid, onder
a, geldt inschrijving van een deelnemer voor twee of meer
beroepsopleidingen in enig studiejaar als inschrijving voor Ă©Ă©n
beroepsopleiding.

4. Voor de toepassing van de maatstaf, bedoeld in het tweede lid, onder
b, geldt dat indien in enig kalenderjaar door een deelnemer of
examendeelnemer een diploma wordt behaald van een beroepsopleiding die
niet van een hoger niveau als bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid, is
dan de beroepsopleiding waarvan die deelnemer al eerder in dat
kalenderjaar een diploma heeft behaald, uitsluitend het eerstbehaalde
van die diploma’s wordt meegeteld.

5. Bij de toepassing van de maatstaf, bedoeld in het tweede lid, onder
b, blijven de deelnemers aan de entreeopleiding buiten beschouwing.

6. In de maatstaven, bedoeld in het tweede lid, kan onderscheid gemaakt
worden naar groepen van deelnemers, naar opleidingen, naar verblijfsduur
van een deelnemer in Ă©Ă©n of meer opleidingen, naar soorten van
instellingen en naar behaalde diploma’s.

7. Deelnemers die niet zijn opgenomen in de basisadministratie
persoonsgegevens, bedoeld in de Wet gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegegevens, tellen alleen mee, indien:

a. zij onderwijs, daaronder begrepen de beroepspraktijkvorming, in
Nederland volgen, en

b. zij in Nederland, België of een van de bondsstaten
Noord-Rijnland-Westfalen, Nedersaksen en Bremen van de Bondsrepubliek
Duitsland wonen.

F

In artikel 2.2.4, eerste lid, wordt na “gehandicapte deelnemers”
toegevoegd: alsmede het bedrag voor de entreeopleiding, bedoeld in
artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel a.

G

Artikel 2.2.4a komt te luiden:

Artikel 2.2.4a. Rijksbijdrage en private activiteiten

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld ten aanzien van de besteding van de rijksbijdrage aan private
activiteiten ten behoeve van het onderwijs.

H

Artikel 2.2.5, eerste lid, onder b, komt te luiden:

b. deelnemer: aan een instelling ingeschreven deelnemer die een
beroepsopleiding in de beroepsopleidende dan wel beroepbegeleidende
leerweg volgt.

I

Artikel 2.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

3. In het tweede lid (nieuw) vervalt "en in het tweede lid".

J

Na artikel 2.4.3 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 2.4.3a. Rijksbijdrage en private activiteiten

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld ten aanzien van de besteding van de rijksbijdrage aan private
activiteiten ten behoeve van de taken van de kenniscentra
beroepsonderwijs bedrijfsleven.

K

Artikel 6.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de aanhef “beroepsopleiding” vervangen
door: beroepsopleiding in de beroepsopleidende of beroepsbegeleidende
leerweg.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een
beroepsopleiding in een andere leerweg als bedoeld in artikel 1.4.1, lid
1a.

L

In artikel 7.1.2, tweede lid, wordt na “hoofdstuk 7, titel 2,”
ingevoegd: , onverminderd artikel 1.4.1, lid 1a,. 

M

Artikel 7.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. de entreeopleiding,.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De in het eerste lid bedoelde opleidingen kunnen worden verzorgd in
de beroepsopleidende leerweg en de beroepsbegeleidende leerweg.

3. In het derde lid wordt “assistentopleiding” vervangen door:
entreeopleiding. 

4. Het vierde lid vervalt.

N

Artikel 7.2.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel c, vervalt het vierde subonderdeel,
onder toevoeging van “en” aan het derde subonderdeel, en
vernummering van het vijfde subonderdeel tot vierde subonderdeel. 

2. In het zevende lid vervalt “normatieve”.

3. Het achtste en negende lid vervallen.

O

Na artikel 7.2.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.2.4a Studieduur opleidingen

1. Het bevoegd gezag stelt de studieduur van de opleiding vast met
inachtneming van de bij of krachtens het tweede en derde lid gestelde
regels. 

2. De studieduur van de opleiding wordt uitgedrukt in volledige
studiejaren of gedeelten daarvan. EĂ©n volledig studiejaar heeft een
studielast van ten minste 1600 klokuren.

3. De studieduur bedraagt:

a. Ă©Ă©n volledig studiejaar voor de entreeopleiding;

b. ten minste Ă©Ă©n en ten hoogste twee volledige studiejaren voor de
basisberoepsopleiding;

c. ten minste twee en ten hoogste drie volledige studiejaren voor de
vakopleiding;

d. drie volledige studiejaren voor de middenkaderopleiding;

e. Ă©Ă©n volledig studiejaar voor de specialistenopleiding.

4. Indien dit in verband met de aard van de opleiding noodzakelijk is,
kan Onze Minister bij ministeriële regeling bepalen dat voor de
middenkaderopleiding een langere studieduur kan worden vastgesteld. Onze
Minister geeft daarbij de betreffende opleiding aan en het aantal
volledige studiejaren of gedeelten daarvan die de studieduur van die
opleiding ten hoogste mag bedragen.

P

Artikel 7.2.7 komt als volgt te luiden:

Artikel 7.2.7. Inrichting beroepsopleidingen 

	1. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat beroepsopleidingen zodanig
zijn ingericht dat deelnemers, ongeacht of zij eerst worden ingeschreven
voor een opleidingsdomein of voor een kwalificatiedossier, de
kwalificatie binnen de vastgestelde studieduur kunnen bereiken en dat
het onderwijsprogramma evenwichtig is ingedeeld, alsmede voldoende
begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming omvat.

	2. Beroepsopleidingen in de beroepsopleidende leerweg en in de
beroepsbegeleidende leerweg zijn voltijds ingericht en hebben per
volledig studiejaar een studielast van ten minste 1600 klokuren.

	3. Het onderwijsprogramma voor een opleiding in de beroepsopleidende
leerweg voldoet aan de eisen met betrekking tot voldoende begeleide
onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming, bedoeld in het eerste lid,
indien het bevoegd gezag voor de deelnemer een onderwijsprogramma
verzorgt dat:

	a. voor de entreeopleiding ten minste 1000 klokuren omvat waarvan ten
minste 600 begeleide onderwijsuren; 

	b. voor een eenjarige basisberoepsopleiding en voor de
specialistenopleiding ten minste 1000 klokuren omvat, waarvan ten minste
700 begeleide onderwijsuren en ten minste 250 klokuren
beroepspraktijkvorming;

	c. voor een tweejarige basisberoepsopleiding en voor een tweejarige
vakopleiding ten minste 2000 klokuren omvat, waarvan ten minste 1250
begeleide onderwijsuren en ten minste 450 klokuren
beroepspraktijkvorming, met dien verstande dat in het eerste studiejaar
ten minste 700 begeleide onderwijsuren worden verzorgd;

	d. voor een driejarige vakopleiding en de middenkaderopleiding ten
minste 3000 klokuren omvat, waarvan ten minste 1800 begeleide
onderwijsuren en ten minste 900 klokuren beroepspraktijkvorming, met
dien verstande dat in het eerste studiejaar ten minste 700 begeleide
onderwijsuren worden verzorgd.

Het bevoegd gezag kan een onderwijsprogramma verzorgen dat minder uren
omvat dan de onder a tot en met d genoemde aantallen mits de opleiding
aantoonbaar van voldoende kwaliteit is. In het geval het
onderwijsprogramma minder uren omvat, legt het bevoegd gezag hierover
verantwoording af in het jaarverslag, bedoeld in artikel 2.5.4 dan wel,
bij toepassing van artikel 1.4.1, eerste lid, in het verslag, bedoeld in
artikel 1.4.1, derde lid.

	4. Het onderwijsprogramma voor een opleiding in de beroepsbegeleidende
leerweg voldoet aan de eisen met betrekking tot voldoende begeleide
onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming, bedoeld in het eerste lid,
indien het bevoegd gezag voor de deelnemer een onderwijsprogramma
verzorgt dat elk studiejaar ten minste 850 klokuren omvat, waarvan ten
minste 200 begeleide onderwijsuren en ten minste 610 klokuren
beroepspraktijkvorming. Het bevoegd gezag kan een onderwijsprogramma
verzorgen dat minder uren omvat dan de genoemde aantallen mits de
opleiding aantoonbaar van voldoende kwaliteit is. In het geval het
onderwijsprogramma minder uren omvat, legt het bevoegd gezag hierover
verantwoording af in het jaarverslag, bedoeld in artikel 2.5.4 dan wel,
bij toepassing van artikel 1.4.1, eerste lid, in het verslag, bedoeld in
artikel 1.4.1, derde lid.

	5. Het onderwijsprogramma, bedoeld in het derde en vierde lid, omvat
alle onderwijsactiviteiten, gericht op het bereiken van de onderwijs- en
vormingsdoelen van de opleiding, waaraan door de deelnemer wordt
deelgenomen onder verantwoordelijkheid en toezicht van het bevoegd gezag
en bestaat uitsluitend uit begeleide onderwijsuren en
beroepspraktijkvorming.

	6. De begeleide onderwijsuren, bedoeld in het eerste, derde, vierde en
vijfde lid, zijn klokuren waarin onderwijs wordt gegeven onder
verantwoordelijkheid en met actieve betrokkenheid van onderwijspersoneel
als bedoeld in de artikelen 4.2.1 en 4.2.2, niet zijnde uren die deel
uit maken van de beroepspraktijkvorming.

	7. Indien in het laatste studiejaar van de basisberoepsopleiding of de
vakopleiding de studieduur van de opleiding gerekend vanaf 1 september
en naar boven afgerond op hele maanden minder is dan 10 maanden, worden
het aantal begeleide onderwijsuren en het aantal klokuren
beroepspraktijkvorming, genoemd in het derde lid, onder b, c en d en het
vierde lid, in dat studiejaar evenredig verlaagd. De laatste twee
volzinnen van het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige
toepassing.

	8. Voor opleidingen waarvan op grond van artikel 7.2.4a, vierde lid,
een studieduur is vastgesteld van meer dan drie volledige studiejaren
wordt het onderwijsprogramma, bedoeld in het derde lid, onderdeel d,
naar evenredigheid verhoogd met begeleide onderwijsuren en uren
beroepspraktijkvorming. De laatste twee volzinnen van het derde lid zijn
van overeenkomstige toepassing.

P1

	In artikel 7.2.8, tweede lid, onderdeel a, wordt “alsmede het aantal
te volgen praktijkuren per kalenderjaar” vervangen door: alsmede het
totale aantal te volgen praktijkuren en de verdeling daarvan over de
studiejaren.

Q

In artikel 7.4.4a, derde lid, wordt “assistentopleiding” vervangen
door: entreeopleiding.

R

Artikel 7.4.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het bevoegd gezag legt de beschrijving van het onderwijsprogramma,
met vermelding van het aantal begeleide onderwijsuren als bedoeld in
artikel 7.2.7 per programmaonderdeel per studiejaar en het aantal
klokuren beroepspraktijkvorming per studiejaar, en de regels met
betrekking tot het examen tijdig voor aanvang van de opleiding vast in
de onderwijs- en examenregeling van de instelling en zorgt ervoor dat
deelnemers volledig en tijdig worden geĂŻnformeerd over het
onderwijsprogramma en de examens.

2. In het derde lid vervalt “voltijdse” en wordt “artikel 7.2.7,
derde lid” vervangen door: artikel 7.2.7, derde, vierde, zesde,
zevende en achtste lid.

3. Aan het vierde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: In het
deelnemersstatuut zijn in elk geval de nadere regels, bedoeld in artikel
8.1.7a, vierde lid, opgenomen.

S

Het opschrift van Hoofdstuk 8 komt te luiden: Hoofdstuk 8. Inschrijving,
toelating, bindend studieadvies, vooropleidingseisen, voortijdig
schoolverlaten, samenwerking.

T

Artikel 8.1.1, tweede tot en met achtste lid, wordt vervangen door: 

2. De inschrijving geschiedt voor een opleiding educatie of een
onderdeel daarvan of voor een beroepsopleiding. In geval van een
beroepsopleiding geschiedt de inschrijving voor een opleidingsdomein,
een kwalificatiedossier of een kwalificatie. Bij de inschrijving worden
alle gegevens vermeld die het bevoegd gezag nodig heeft om te kunnen
voldoen aan de verplichting, bedoeld in artikel 2.3.6a, tweede lid, of
ingeval van een beroepsopleiding, artikel 2.5.5a, tweede lid.

3. De toelating tot beroepsopleidingen staat voor zover het de
beroepsbegeleidende leerweg betreft, uitsluitend open voor degenen voor
wie de volledige leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet
1969, is geëindigd.

4. Het bevoegd gezag van een bijzondere instelling kan aangeven dat
degenen die wensen te worden ingeschreven, geacht worden de grondslag en
de doelstellingen van de instelling te respecteren. De inschrijving kan
worden geweigerd dan wel beëindigd indien de betrokkene de grondslag en
de doelstellingen van de instelling niet respecteert. De inschrijving
aan een bijzondere instelling kan eveneens worden geweigerd dan wel
beëindigd indien gegronde vrees bestaat dat de betrokkene van die
inschrijving en de daaraan verbonden rechten misbruik zal maken door in
ernstige mate afbreuk te doen aan de eigen aard van die instelling, dan
wel indien is gebleken dat de betrokkene van die inschrijving en de
daaraan verbonden rechten een dergelijk misbruik heeft gemaakt. De
weigering dan wel beëindiging van de inschrijving geschiedt
schriftelijk en is met redenen omkleed. De inschrijving kan niet worden
beëindigd op grond van de tweede volzin indien voor betrokkene geen
gelegenheid bestaat de opleiding aan een andere instelling te volgen.

5. De inschrijving voor een opleidingsdomein kan uitsluitend geschieden
voor een beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg op het tweede,
derde of vierde niveau, bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid.

6. Bij ministeriële regeling kan een maximum worden vastgesteld voor
het percentage van de deelnemers in het beroepsonderwijs dat in een jaar
kan worden ingeschreven voor een opleidingsdomein.

U

Na artikel 8.1.1a worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 8.1.1b. Toelating entreeopleiding 

1. De toelating tot de entreeopleiding staat uitsluitend open voor
degenen die niet ten minste voldoen aan de vooropleidingseisen van de
basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 8.2.1, vierde lid, en op wie
paragraaf 2 van de Leerplichtwet 1969 niet meer van toepassing is, met
uitzondering van degenen ten aanzien van wie toepassing is gegeven aan
artikel 3b van de Leerplichtwet 1969. 

2. Het bevoegd gezag kan de toelating tot de entreeopleiding slechts
weigeren indien diegene die om toelating verzoekt in de afgelopen twee
studiejaren bij een instelling was ingeschreven voor een
entreeopleiding.

Artikel 8.1.1c. Toelating basisberoepsopleiding, vakopleiding,
middenkaderopleiding en specialistenopleiding

Het bevoegd gezag beslist over de toelating tot de
basisberoepsopleiding, de vakopleiding, de middenkaderopleiding en de
specialistenopleiding. Het bevoegd gezag kan bepalen dat de in de eerste
volzin bedoelde bevoegdheid onder zijn verantwoordelijkheid wordt
uitgeoefend door een door het bevoegd gezag in te stellen
toelatingscommissie. Het bevoegd gezag regelt de omvang, werkzaamheden
en bevoegdheden van de toelatingscommissie.

Artikel 8.1.1d. Toelating opleiding educatie

1. De toelating tot opleidingen educatie staat uitsluitend open voor
volwassenen. De toelating tot de opleidingen educatie, bedoeld in
artikel 7.3.1, eerste lid, onderdelen c en d, staat tot een bij algemene
maatregel van bestuur te bepalen tijdstip niet open voor volwassenen
die:

a. inburgeringsplichtig zijn in de zin van artikel 1, aanhef en onder b,
van de Wet inburgering,

b. behoren tot de categorie personen voor wie bij regeling van Onze
Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel per 1 januari 2007 een
voorziening in het kader van inburgering is getroffen en die niet in het
kader van die regeling het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13 van
de Wet inburgering, hebben afgelegd, of

c. vrijwillige inburgeraar zijn in de zin van artikel 1, eerste lid,
onderdeel r, van de Wet inburgering en die niet het inburgeringsexamen,
bedoeld in artikel 13 van de Wet inburgering, hebben afgelegd.

2. Het bevoegd gezag neemt bij de toelating tot opleidingen educatie de
overeenkomst, bedoeld in artikel 2.3.4, in acht.

V

Artikel 8.1.3, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervallen de woorden “het voltijdse of deeltijdse
karakter,”.

2. Aan het slot van onderdeel e vervalt “en”.

3. In onderdeel f wordt de eindpunt vervangen door “, en” en wordt
een onderdeel toegevoegd, luidende:

g. de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan
worden ontbonden.

W

In artikel 8.1.7, negende lid, onderdeel a, wordt
“assistentopleiding” vervangen door: entreeopleiding.

X

Na artikel 8.1.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.1.7a. Bindend studieadvies

1. Het bevoegd gezag brengt aan iedere deelnemer die is ingeschreven in
een entreeopleiding uiterlijk binnen vier kalendermaanden na aanvang van
de opleiding advies uit over de voortzetting van zijn opleiding.

2. Aan een advies als bedoeld in het eerste lid kan het bevoegd gezag
een besluit tot ontbinding van de onderwijsovereenkomst, bedoeld in
artikel 8.1.3, verbinden. De ontbinding is slechts gerechtvaardigd
indien de deelnemer naar het oordeel van het bevoegd gezag, met
inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, onvoldoende vordering
heeft gemaakt in de opleiding. Het bevoegd gezag kan van de bevoegdheid
krachtens dit lid slechts gebruikmaken indien het gezorgd heeft voor
zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor goede voortgang van de
opleiding zijn gewaarborgd.

3. Van de deelnemer waarvan de onderwijsovereenkomst op grond van het
tweede lid is ontbonden, wordt de inschrijving voor de desbetreffende
entreeopleiding aan de betrokken instelling beëindigd. De deelnemer kan
niet opnieuw aan die instelling voor die opleiding worden ingeschreven.

4. Het bevoegd gezag stelt ter uitvoering van de voorgaande leden nadere
regels vast. Deze regels hebben in elk geval betrekking op de te behalen
studieresultaten en de voorzieningen, bedoeld in het tweede lid. 

5. Tegen het advies, bedoeld in het eerste lid, staat binnen twee weken
na het uitbrengen van het advies, beroep open bij de Commissie van
beroep voor de examens, bedoeld in artikel 7.5.1. De artikelen 7.5.1 tot
en met 7.5.4 zijn van overeenkomstige toepassing.

Y

Artikel 8.2.1 komt te luiden:

Artikel 8.2.1. Vooropleidingseisen 

1. Vereiste voor toelating tot een middenkaderopleiding als bedoeld in
artikel 7.2.2, eerste lid, is met inachtneming van het bepaalde
krachtens artikel 8.2.2 het bezit van: 

a. een diploma lager beroepsonderwijs, een diploma voorbereidend
beroepsonderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar
beroepsonderwijs voor zover het betreft de kaderberoepsgerichte leerweg,


b. een diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, of een diploma
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de
theoretische leerweg, 

c. een diploma mavo-vbo, of een diploma voorbereidend middelbaar
beroepsonderwijs voor zover het betreft de gemengde leerweg, 

d. een bewijs dat de eerste drie leerjaren van een school voor hoger
algemeen voortgezet onderwijs of van een school voor voorbereidend
wetenschappelijk onderwijs met gunstig gevolg zijn doorlopen, 

e. een ander bij ministeriële regeling aangewezen diploma of
bewijsstuk, 

f. een diploma basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste
lid, onderdeel b, of

g. een diploma vakopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid,
onderdeel c.

2. Vereiste voor inschrijving voor een specialistenopleiding als bedoeld
in artikel 7.2.2, eerste lid, is het bezit van een diploma vakopleiding
voor eenzelfde beroep of beroepencategorie. 

3. Vereiste voor toelating tot een vakopleiding als bedoeld in artikel
7.2.2, eerste lid, is met inachtneming van het bepaalde krachtens
artikel 8.2.2 het bezit van:

a. een diploma lager beroepsonderwijs, een diploma voorbereidend
beroepsonderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar
beroepsonderwijs voor zover het betreft de kaderberoepsgerichte leerweg,


b. een diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, of een diploma
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de
theoretische leerweg, 

c. een diploma mavo-vbo, of een diploma voorbereidend middelbaar
beroepsonderwijs voor zover het betreft de gemengde leerweg, 

d. een bewijs dat de eerste drie leerjaren van een school voor hoger
algemeen voortgezet onderwijs of van een school voor voorbereidend
wetenschappelijk onderwijs met gunstig gevolg zijn doorlopen, 

e. een ander bij ministeriële regeling aangewezen diploma of
bewijsstuk, of

f. een diploma basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste
lid, onderdeel b.

4. Vereiste voor toelating tot een basisberoepsopleiding als bedoeld in
artikel 7.2.2, eerste lid, is met inachtneming van het bepaalde
krachtens artikel 8.2.2 het bezit van:

a. een diploma lager beroepsonderwijs, een diploma voorbereidend
beroepsonderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar
beroepsonderwijs voor zover het betreft de basisberoepsgerichte leerweg
of de kaderberoepsgerichte leerweg, 

b. een diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, of een diploma
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de
theoretische leerweg, 

c. een diploma mavo-vbo, of een diploma voorbereidend middelbaar
beroepsonderwijs voor zover het betreft de gemengde leerweg, 

d. een bewijs dat de eerste drie leerjaren van een school voor hoger
algemeen voortgezet onderwijs of van een school voor voorbereidend
wetenschappelijk onderwijs met gunstig gevolg zijn doorlopen, 

e. een ander bij ministeriële regeling aangewezen diploma of
bewijsstuk, of

f. een diploma entreeopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid,
onderdeel a. 

5. Voor de toelating tot een opleiding educatie gelden geen
vooropleidingseisen. 

6. Het bevoegd gezag kan in bijzondere gevallen personen die niet
voldoen aan de vooropleidingseis voor een basisberoepsopleiding,
vakopleiding, middenkaderopleiding of specialistenopleiding, vrijstellen
van die vooropleidingseis, indien zij bij een onderzoek door een door
het bevoegd gezag in te stellen commissie hebben blijk gegeven van
geschiktheid voor het desbetreffende onderwijs.

7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op examendeelnemers als
bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid. 

Z

In artikel 8.2.2, eerste lid wordt “ingeschreven voor” vervangen
door “toegelaten tot” en wordt een volzin toegevoegd, luidende:

De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de diploma’s van
beroepsopleidingen, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a
tot en met c, ingeval van doorstroom van een lager naar een hoger niveau
als bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid, met dien verstande dat er geen
sprake is van een voorstel van organisaties in het voortgezet onderwijs.

AA

Het opschrift van Hoofdstuk 8, Titel 4, komt te luiden: Titel 4.
Samenwerking in verband met leer-werktrajecten vmbo en entreeopleiding
in het vmbo.

BB

Artikel 8.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 8.4.2.
Samenwerkingsovereenkomst entreeopleiding in het vmbo.

2. In het eerste lid wordt “assistentopleiding” vervangen door:
entreeopleiding.

BB1

	Aan artikel 8a.2.2, derde lid, wordt, onder vervanging van de punt aan
het slot van onderdeel l door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:

m. het onderwijsprogramma indien dit minder uren als bedoeld in artikel
7.2.7, derde of vierde lid, omvat.

CC

Aan artikel 9.1.5, tweede lid, worden de volgende volzinnen toegevoegd:

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald onder welke voorwaarden
toepassing kan worden gegeven aan de eerste volzin. Indien daaraan
toepassing wordt gegeven, doet het bevoegd gezag hiervan melding aan
Onze Minister.

DD

In artikel 9.2.1, vierde lid, wordt de tweede volzin vervangen door: Bij
ministeriële regeling kan worden bepaald onder welke voorwaarden
toepassing kan worden gegeven aan de eerste volzin. Indien daaraan
toepassing wordt gegeven, doet het bevoegd gezag hiervan melding aan
Onze Minister.

EE

In hoofdstuk 12 wordt na titel 4 een titel ingevoegd, luidende:

TITEL 4a. BEROEPSOPLEIDINGEN OUDE STIJL

Artikel 12.4a.1. Beëindiging inschrijvingen beroepsopleidingen oude
stijl

De deelnemer die in het studiejaar voorafgaand aan het tijdstip van
inwerkingtreding van dit artikel  stond ingeschreven voor een
beroepsopleiding wordt door het bevoegd gezag in de gelegenheid gesteld
deze opleiding te voltooien uiterlijk in het studiejaar volgend op het
studiejaar waarin de voor hem geldende studieduur is verstreken. Hierop
zijn de artikelen 7.2.2, eerste tot en met derde lid, 7.2.4, achtste en
negende lid, 7.2.7 en 12.4a.2 van toepassing zoals die artikelen luidden
vóór dat tijdstip. 

Artikel 12.4a.2.  Beroepsbegeleidende leerweg 

	1. In afwijking van artikel 7.2.7, derde en vijfde lid, verzorgt het
bevoegd gezag voor de deelnemer aan een opleiding in de
beroepsbegeleidende leerweg een onderwijsprogramma dat elk studiejaar
ten minste 850 klokuren omvat, waarvan ten minste 200 begeleide
onderwijsuren en ten minste 610 klokuren voor de beroepspraktijkvorming.
Begeleide onderwijsuren zijn klokuren waarin onderwijs wordt gegeven
onder verantwoordelijkheid en met actieve betrokkenheid van
onderwijspersoneel als bedoeld in de artikelen 4.2.1 en 4.2.2, niet
zijnde uren die deel uit maken van de beroepspraktijkvorming. Het
bevoegd gezag kan een onderwijsprogramma verzorgen dat minder uren omvat
dan de genoemde aantallen mits de opleiding aantoonbaar van voldoende
kwaliteit is. In het geval het onderwijsprogramma minder uren omvat,
heeft de deelnemersraad, bedoeld in artikel 8a.1.2,
instemmingsbevoegdheid met betrekking tot een voorgenomen besluit
daartoe en legt het bevoegd gezag hierover verantwoording af in het
jaarverslag, bedoeld in artikel 2.5.4 dan wel, bij toepassing van
artikel 1.4.1, eerste lid, in het verslag, bedoeld in artikel 1.4.1,
derde lid.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing op de deelnemer die voor het
tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel stond ingeschreven aan een
opleiding in de beroepsbegeleidende leerweg en deze opleiding na dat
tijdstip voortzet.

ARTIKEL II. WIJZIGING WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS 

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10b6, eerste lid, onderdeel e, wordt “assistentopleiding”
vervangen door: entreeopleiding.

B

Artikel 10b8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 10b8. Entreeopleiding in het
vmbo.

2. In het eerste lid tot en het met het vijfde lid wordt
“assistentopleiding” telkens vervangen door ”entreeopleiding” en
wordt “8.1.1, vierde lid, vervangen door: 8.1.1, vijfde lid, .

C

Artikel 10b9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 10b9. Samenwerkingsovereenkomst
entreeopleiding in het vmbo.

2. In het eerste en tweede lid wordt “assistentopleiding” telkens
vervangen door: entreeopleiding.

D

In artikel 10f, derde lid, wordt “assistentopleiding” vervangen
door: entreeopleiding.

E

In artikel 33b wordt “assistentopleiding” telkens vervangen door:
entreeopleiding.

ARTIKEL III. WIJZIGING WET STUDIEFINANCIERING 2000

In artikel 1:1 van de Wet studiefinanciering 2000 wordt in de
begripsomschrijving van “opleiding niveau 1 of 2”
“assistentopleiding” vervangen door: entreeopleiding.

ARTIKEL IV. WIJZIGING WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK
ONDERZOEK

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als
volgt gewijzigd:

Na artikel 2.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.7a. Rijksbijdrage en private activiteiten

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld ten aanzien van de besteding van de rijksbijdrage aan private
activiteiten ten behoeve van het onderwijs of het onderzoek.

ARTIKEL V. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS BES

De Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1.1 vervallen de begripsbepalingen “beroepsbegeleidende
leerweg”, “beroepsopleidende leerweg”, “deeltijdse
beroepsopleiding” en “voltijdse beroepsopleiding” en worden de
volgende begripsbepalingen volgens alfabetische volgorde ingevoegd:

beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg: beroepsopleiding als
bedoeld in artikel 7.2.6, derde lid; 

beroepsopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg: beroepsopleiding als
bedoeld in artikel 7.2.6, vierde lid;.

B

In artikel 1.1.2 wordt “8.1.1” telkens vervangen door: 8.1.1 tot en
met 8.1.1c.

C

Artikel 1.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “een beroepsopleiding” vervangen door:
een beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg of een
beroepsopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg.

2. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. Het eerste tot en met achtste lid zijn van overeenkomstige toepassing
op een beroepsopleiding in andere dan in het eerste lid genoemde
leerwegen, met dien verstande dat voor die opleiding artikel 7.2.2,
tweede lid, niet van toepassing is en ten aanzien van het onderwijs
artikel 7.2.6, eerste lid, niet in acht behoeft te worden genomen voor
wat betreft de eisen met betrekking tot voldoende begeleide
onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming en artikel 7.2.6, tweede
tot en met achtste lid, niet in acht behoeft te worden genomen.

D

In artikel 2.1.1, eerste lid, wordt “een beroepsopleiding” vervangen
door: een beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg of een
beroepsopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg.

E

Artikel 2.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede en derde lid wordt “de instroom van deelnemers”
vervangen door: het aantal ingeschreven deelnemers.

2. Het derde en vijfde lid vervallen onder vernummering van het vierde
en zesde lid tot derde onderscheidenlijk vierde lid. 

3. Het nieuwe derde lid komt te luiden: 

3. Voor de toepassing van de maatstaf, bedoeld in het tweede lid, geldt
inschrijving van een deelnemer voor twee of meer beroepsopleidingen in
enig studiejaar als inschrijving voor Ă©Ă©n beroepsopleiding.

4. In het nieuwe vierde lid wordt “en naar opleidingen” vervangen
door: , naar opleidingen, naar verblijfsduur van een deelnemer in Ă©Ă©n
of meer opleidingen en naar soorten van instellingen.

F

In artikel 2.2.5, eerste lid, wordt in de tweede volzin na
“berekend” toegevoegd: en vermeldt daarbij afzonderlijk het bedrag
voor de entreeopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder a.

G

Na artikel 2.2.5 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 2.2.5a. Rijksbijdrage en private activiteiten

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld ten aanzien van de besteding van de rijksbijdrage aan private
activiteiten ten behoeve van het onderwijs.

H

Artikel 6.2.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt “beroepsopleiding” vervangen door
“beroepsopleiding in de beroepsopleidende of beroepsbegeleidende
leerweg” en wordt in onderdeel b “artikel 1.4.1, eerste lid”
vervangen door “artikel 1.4.1, derde lid”.

2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing
op een beroepsopleiding in een andere leerweg als bedoeld in artikel
1.4.1, negende lid.

I

In artikel 7.1.1 wordt “assistentopleiding” telkens vervangen door:
entreeopleiding.

I1

	In artikel 7.1.2, tweede lid, wordt na “hoofdstuk 7, titel 2,”
ingevoegd: onverminderd artikel 1.4.1, negende lid,.

J

Artikel 7.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. de entreeopleiding,.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De in het eerste lid bedoelde opleidingen kunnen worden verzorgd in
de beroepsopleidende leerweg en de beroepsbegeleidende leerweg.

3. In het derde lid wordt “assistentopleidingen” vervangen door:
entreeopleidingen. 

4. Het vierde lid vervalt.

K

Na artikel 7.2.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.2.4a Studieduur opleidingen

1. Het bevoegd gezag stelt de studieduur van de opleiding vast met
inachtneming van de bij of krachtens het tweede en derde lid gestelde
regels. 

2. De studieduur van de opleiding wordt uitgedrukt in volledige
studiejaren of gedeelten daarvan. EĂ©n volledig studiejaar heeft een
studielast van ten minste 1600 klokuren.

3. De studieduur bedraagt:

a. Ă©Ă©n volledig studiejaar voor de entreeopleiding;

b. ten minste Ă©Ă©n en ten hoogste twee volledige studiejaren voor de
basisberoepsopleiding;

c. ten minste twee en ten hoogste drie volledige studiejaren voor de
vakopleiding; d. drie volledige studiejaren voor de
middenkaderopleiding;

e. Ă©Ă©n volledig studiejaar voor de specialistenopleiding.

4. Indien dit in verband met de aard van de opleiding noodzakelijk is,
kan Onze Minister bij ministeriële regeling bepalen dat voor de
middenkaderopleiding een langere studieduur kan worden vastgesteld. Onze
Minister geeft daarbij de betreffende opleiding aan en het aantal
volledige studiejaren of gedeelten daarvan die de studieduur van die
opleiding ten hoogste mag bedragen.

L

Artikel 7.2.6 komt als volgt te luiden:

Artikel 7.2.6. Inrichting beroepsopleidingen

	1. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat beroepsopleidingen zodanig
zijn ingericht dat deelnemers, ongeacht of zij eerst worden ingeschreven
voor een opleidingsdomein of voor een kwalificatiedossier, de
kwalificatie binnen de vastgestelde studieduur kunnen bereiken en dat
het onderwijsprogramma evenwichtig is ingedeeld, alsmede voldoende
begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming omvat.

	2. Beroepsopleidingen in de beroepsopleidende leerweg en in de
beroepsbegeleidende leerweg zijn voltijds ingericht en hebben per
volledig studiejaar een studielast van ten minste 1600 klokuren.

	3. Het onderwijsprogramma voor een opleiding in de beroepsopleidende
leerweg voldoet aan de eisen met betrekking tot voldoende begeleide
onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming, bedoeld in het eerste lid,
indien het bevoegd gezag voor de deelnemer een onderwijsprogramma
verzorgt dat:

	a. voor de entreeopleiding ten minste 1000 klokuren omvat waarvan ten
minste 600 begeleide onderwijsuren; 

	b. voor een eenjarige basisberoepsopleiding en voor de
specialistenopleiding ten minste 1000 klokuren omvat, waarvan ten minste
700 begeleide onderwijsuren en ten minste 250 klokuren
beroepspraktijkvorming;

	c. voor een tweejarige basisberoepsopleiding en voor een tweejarige
vakopleiding ten minste 2000 klokuren omvat, waarvan ten minste 1250
begeleide onderwijsuren en ten minste 450 klokuren
beroepspraktijkvorming, met dien verstande dat in het eerste studiejaar
ten minste 700 begeleide onderwijsuren worden verzorgd;

	d. voor een driejarige vakopleiding en de middenkaderopleiding ten
minste 3000 klokuren omvat, waarvan ten minste 1800 begeleide
onderwijsuren en ten minste 900 klokuren beroepspraktijkvorming, met
dien verstande dat in het eerste studiejaar ten minste 700 begeleide
onderwijsuren worden verzorgd.

Het bevoegd gezag kan een onderwijsprogramma verzorgen dat minder uren
omvat dan de onder a tot en met d genoemde aantallen mits de opleiding
aantoonbaar van voldoende kwaliteit is. In het geval het
onderwijsprogramma minder uren omvat, legt het bevoegd gezag hierover
verantwoording af in het jaarverslag, bedoeld in artikel 2.3.2 dan wel,
bij toepassing van artikel 1.4.1, eerste lid, in het verslag, bedoeld in
artikel 1.4.1, zevende lid.

	4. Het onderwijsprogramma voor een opleiding in de beroepsbegeleidende
leerweg voldoet aan de eisen met betrekking tot voldoende begeleide
onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming, bedoeld in het eerste lid,
indien het bevoegd gezag voor de deelnemer een onderwijsprogramma
verzorgt dat elk studiejaar ten minste 850 klokuren omvat, waarvan ten
minste 200 begeleide onderwijsuren en ten minste 610 klokuren
beroepspraktijkvorming. Het bevoegd gezag kan een onderwijsprogramma
verzorgen dat minder uren omvat dan de genoemde aantallen mits de
opleiding aantoonbaar van voldoende kwaliteit is. In het geval het
onderwijsprogramma minder uren omvat, legt het bevoegd gezag hierover
verantwoording af in het jaarverslag, bedoeld in artikel 2.3.2 dan wel,
bij toepassing van artikel 1.4.1, eerste lid, in het verslag, bedoeld in
artikel 1.4.1, zevende lid.

	5. Het onderwijsprogramma, bedoeld in het derde en vierde lid, omvat
alle onderwijsactiviteiten, gericht op het bereiken van de onderwijs- en
vormingsdoelen van de opleiding, waaraan door de deelnemer wordt
deelgenomen onder verantwoordelijkheid en toezicht van het bevoegd gezag
en bestaat uitsluitend uit begeleide onderwijsuren en
beroepspraktijkvorming.

	6. De begeleide onderwijsuren, bedoeld in het eerste, derde, vierde en
vijfde lid, zijn klokuren waarin onderwijs wordt gegeven onder
verantwoordelijkheid en met actieve betrokkenheid van onderwijspersoneel
als bedoeld in de artikelen 4.2.1 en 4.2.2, niet zijnde uren die deel
uit maken van de beroepspraktijkvorming.

	7. Indien in het laatste studiejaar van de basisberoepsopleiding of de
vakopleiding de studieduur van de opleiding gerekend vanaf 1 september
en naar boven afgerond op hele maanden minder is dan 10 maanden, worden
het aantal begeleide onderwijsuren en het aantal klokuren
beroepspraktijkvorming, genoemd in het derde lid, onder b, c en d en het
vierde lid, in dat studiejaar evenredig verlaagd. De laatste twee
volzinnen van het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige
toepassing.

	8. Voor opleidingen waarvan op grond van artikel 7.2.4a, vierde lid,
een studieduur is vastgesteld van meer dan drie volledige studiejaren
wordt het onderwijsprogramma, bedoeld in het derde lid, onderdeel d,
naar evenredigheid verhoogd met begeleide onderwijsuren en uren
beroepspraktijkvorming. De laatste twee volzinnen van het derde lid zijn
van overeenkomstige toepassing.

L1

	

	In artikel 7.2.7, tweede lid, onder a, wordt “alsmede het aantal te
volgen praktijkuren per jaar” vervangen door: alsmede het totale
aantal te volgen praktijkuren en de verdeling daarvan over de
studiejaren.

M

In artikel 7.4.6, derde lid, wordt “assistentopleiding” vervangen
door: entreeopleiding.

N

Artikel 8.1.1, vierde tot en met tiende lid, wordt vervangen door: 

4. De inschrijving geschiedt voor een opleiding educatie of een
onderdeel daarvan of voor een beroepsopleiding. Indien het verzoek om
inschrijving betrekking heeft op een beroepsopleiding, wordt daarbij
aangegeven op welke leerweg het verzoek van toepassing is.

5. De toelating tot beroepsopleidingen staat voor zover het de
beroepsbegeleidende leerweg betreft, uitsluitend open voor degenen voor
wie de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van de Leerplichtwet BES, is
geëindigd.

6. Het bevoegd gezag van een bijzondere instelling kan aangeven dat
degenen die wensen te worden ingeschreven, geacht worden de grondslag en
de doelstellingen van de instelling te respecteren. De inschrijving kan
worden geweigerd dan wel beëindigd indien de betrokkene de grondslag en
de doelstellingen van de instelling niet respecteert. De inschrijving
aan een bijzondere instelling kan eveneens worden geweigerd dan wel
beëindigd indien gegronde vrees bestaat dat de betrokkene van die
inschrijving en de daaraan verbonden rechten misbruik zal maken door in
ernstige mate afbreuk te doen aan de eigen aard van die instelling, dan
wel indien is gebleken dat de betrokkene van die inschrijving en de
daaraan verbonden rechten een dergelijk misbruik heeft gemaakt. De
weigering dan wel beëindiging van de inschrijving geschiedt
schriftelijk en is met redenen omkleed. De inschrijving kan niet worden
beëindigd op grond van de tweede volzin indien voor betrokkene geen
gelegenheid bestaat de opleiding aan een andere instelling te volgen.

7. De inschrijving voor een opleidingsdomein BES kan uitsluitend
geschieden voor een beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg op
het tweede, derde of vierde niveau, bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid.

8. Bij ministeriële regeling kan een maximum worden vastgesteld voor
het percentage van de deelnemers in het beroepsonderwijs dat in een jaar
kan worden ingeschreven voor een opleidingsdomein BES.

O

Na artikel 8.1.1 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 8.1.1a. Toelating entreeopleiding 

1. De toelating tot de entreeopleiding staat uitsluitend open voor
degenen die niet ten minste voldoen aan de vooropleidingseisen van de
basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 8.2.1, vierde lid, en waarop
paragraaf 2 van de Leerplichtwet BES niet meer van toepassing is, met
uitzondering van degenen ten aanzien van wie toepassing is gegeven aan
artikel 9 van de Leerplichtwet BES. 

2. Het bevoegd gezag kan de toelating tot de entreeopleiding slechts
weigeren indien diegene die om toelating verzoekt in de afgelopen twee
studiejaren bij een instelling was toegelaten tot een entreeopleiding.

Artikel 8.1.1b. Toelating basisberoepsopleiding, vakopleiding,
middenkaderopleiding en specialistenopleiding

Het bevoegd gezag beslist over de toelating tot de
basisberoepsopleiding, de vakopleiding, de middenkaderopleiding en de
specialistenopleiding. Het bevoegd gezag kan bepalen dat de in de eerste
volzin bedoelde bevoegdheid onder zijn verantwoordelijkheid wordt
uitgeoefend door een door het bevoegd gezag in te stellen
toelatingscommissie. Het bevoegd gezag regelt de omvang, werkzaamheden
en bevoegdheden van de toelatingscommissie.

Artikel 8.1.1c. Toelating opleiding educatie

De toelating tot opleidingen educatie staat uitsluitend open voor
volwassenen.

P

Artikel 8.1.5, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervallen de woorden “het voltijdse of deeltijdse
karakter,”.

2. In onderdeel b wordt “ , en” vervangen door een komma, wordt in
onderdeel c de eindpunt vervangen door “, en” en wordt een onderdeel
toegevoegd, luidende:

d. de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan
worden ontbonden.

Q

In artikel 8.1.7, negende lid, wordt “assistentopleiding” vervangen
door: entreeopleiding.

R

Na artikel 8.1.7. wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.1.7a. Bindend studieadvies

1. Het bevoegd gezag brengt aan iedere deelnemer die is ingeschreven in
een entreeopleiding uiterlijk binnen vier kalendermaanden na aanvang van
de opleiding advies uit over de voortzetting van zijn opleiding.

2. Aan een advies als bedoeld in het eerste lid kan het bevoegd gezag
een besluit tot ontbinding van de onderwijsovereenkomst, bedoeld in
artikel 8.1.5, verbinden. De ontbinding is slechts gerechtvaardigd
indien de deelnemer naar het oordeel van het bevoegd gezag, met
inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, onvoldoende vordering
heeft gemaakt in de opleiding. Het bevoegd gezag kan van de bevoegdheid
krachtens dit lid slechts gebruikmaken indien het gezorgd heeft voor
zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor goede voortgang van de
opleiding zijn gewaarborgd.

3. Van de deelnemer waarvan de onderwijsovereenkomst op grond van het
tweede lid is ontbonden, wordt de inschrijving voor de desbetreffende
entreeopleiding aan de betrokken instelling beëindigd. De deelnemer kan
niet opnieuw aan die instelling voor die opleiding worden ingeschreven.

4. Het bevoegd gezag stelt ter uitvoering van de voorgaande leden nadere
regels vast. Deze regels hebben in elk geval betrekking op de te behalen
studieresultaten en de voorzieningen, bedoeld in het tweede lid. 

5. Tegen het advies, bedoeld in het eerste lid, staat binnen twee weken
na het uitbrengen van het advies, beroep open bij de Commissie van
beroep voor de examens, bedoeld in artikel 7.5.1. Artikel 7.5.2 is van
overeenkomstige toepassing.

S

Artikel 8.2.1 komt te luiden:

Artikel 8.2.1. Vooropleidingseisen 

1. Vereiste voor inschrijving voor een middenkaderopleiding als bedoeld
in artikel 7.2.2, eerste lid, is met inachtneming van het bepaalde
krachtens artikel 8.2.2 het bezit van: 

a. een diploma lager beroepsonderwijs, een diploma voorbereidend
beroepsonderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar
beroepsonderwijs voor zover het betreft de kaderberoepsgerichte leerweg,


b. een diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, of een diploma
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de
theoretische leerweg, 

c. een diploma mavo-vbo, of een diploma voorbereidend middelbaar
beroepsonderwijs voor zover het betreft de gemengde leerweg, 

d. een bewijs dat de eerste drie leerjaren van een school voor hoger
algemeen voortgezet onderwijs of van een school voor voorbereidend
wetenschappelijk onderwijs met gunstig gevolg zijn doorlopen, 

e. een ander bij ministeriële regeling aangewezen diploma of
bewijsstuk, 

f. een diploma basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste
lid, onderdeel b, of

g. een diploma vakopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid,
onderdeel c.

2. Vereiste voor inschrijving voor een specialistenopleiding als bedoeld
in artikel 7.2.2, eerste lid, is het bezit van een diploma vakopleiding
voor eenzelfde beroep of beroepencategorie. 

3. Vereiste voor inschrijving voor een vakopleiding als bedoeld in
artikel 7.2.2, eerste lid, is met inachtneming van het bepaalde
krachtens artikel 8.2.2 het bezit van:

a. een diploma lager beroepsonderwijs, een diploma voorbereidend
beroepsonderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar
beroepsonderwijs voor zover het betreft de kaderberoepsgerichte leerweg,


b. een diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, of een diploma
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de
theoretische leerweg, 

c. een diploma mavo-vbo, of een diploma voorbereidend middelbaar
beroepsonderwijs voor zover het betreft de gemengde leerweg, 

d. een bewijs dat de eerste drie leerjaren van een school voor hoger
algemeen voortgezet onderwijs of van een school voor voorbereidend
wetenschappelijk onderwijs met gunstig gevolg zijn doorlopen, 

e. een ander bij ministeriële regeling aangewezen diploma of
bewijsstuk, of

f. een diploma basisberoepsopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste
lid, onderdeel b.

4. Vereiste voor inschrijving voor een basisberoepsopleiding als bedoeld
in artikel 7.2.2, eerste lid, is met inachtneming van het bepaalde
krachtens artikel 8.2.2 het bezit van:

a. een diploma lager beroepsonderwijs, een diploma voorbereidend
beroepsonderwijs, of een diploma voorbereidend middelbaar
beroepsonderwijs voor zover het betreft de basisberoepsgerichte leerweg
of de kaderberoepsgerichte leerweg, 

b. een diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, of een diploma
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor zover het betreft de
theoretische leerweg, 

c. een diploma mavo-vbo, of een diploma voorbereidend middelbaar
beroepsonderwijs voor zover het betreft de gemengde leerweg, 

d. een bewijs dat de eerste drie leerjaren van een school voor hoger
algemeen voortgezet onderwijs of van een school voor voorbereidend
wetenschappelijk onderwijs met gunstig gevolg zijn doorlopen, 

e. een ander bij ministeriële regeling aangewezen diploma of
bewijsstuk, of

f. een diploma entreeopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid,
onderdeel a. 

5. Voor de inschrijving voor een opleiding educatie gelden geen
vooropleidingseisen. 

6. Het bevoegd gezag kan in bijzondere gevallen personen die niet
voldoen aan de vooropleidingseis voor een basisberoepsopleiding,
vakopleiding, middenkaderopleiding of specialistenopleiding, vrijstellen
van die vooropleidingseis, indien zij bij een onderzoek door een door
het bevoegd gezag in te stellen commissie hebben blijk gegeven van
geschiktheid voor het desbetreffende onderwijs.

7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op examendeelnemers als
bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid. 

T

In artikel 8.2.2, eerste lid, wordt “ingeschreven voor” vervangen
door”toegelaten tot” en wordt een volzin toegevoegd, luidende:

De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de diploma van
beroepsopleidingen, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a
tot en met c, ingeval van doorstroom van een lager naar een hoger niveau
als bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid, met dien verstande dat er geen
sprake is van een voorstel van organisaties in het voortgezet onderwijs.

U

Het opschrift van Hoofdstuk 8, Titel 4, komt te luiden: Samenwerking in
verband met leer-werktrajecten vmbo en entreeopleiding in het vmbo.

V

Artikel 8.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Samenwerkingsovereenkomst
entreeopleiding in het vmbo.

2. In het eerste lid wordt “assistentopleiding” vervangen door:
entreeopleiding.

W

Na artikel 11.6b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11.6c. Beëindiging inschrijvingen beroepsopleidingen oude stijl

De deelnemer die in het studiejaar voorafgaand aan het tijdstip van
inwerkingtreding van dit artikel stond ingeschreven voor een
beroepsopleiding wordt door het bevoegd gezag in de gelegenheid gesteld
deze opleiding te voltooien uiterlijk in het studiejaar volgend op het
studiejaar waarin de voor hem geldende studieduur is verstreken. Hierop
zijn de artikelen 7.2.2, eerste tot en met derde lid, en 7.2.6 van
toepassing zoals die artikelen luidden vóór dat tijdstip.

ARTIKEL VI. WIJZIGING WET VOORTGEZET ONDERWIJS BES

De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 24, eerste lid, onderdeel e, wordt “assistentopleiding”
vervangen door: entreeopleiding.

B

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 26. Entreeopleiding in het
vmbo.

2. In het eerste lid tot en het met het vijfde lid wordt
“assistentopleiding” telkens vervangen door “entreeopleiding” en
“8.1.1, zesde lid,” vervangen door: 8.1.1, vijfde lid,.

C

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 27. Samenwerkingsovereenkomst
entreeopleiding in het vmbo.

2. In het eerste en tweede lid wordt “assistentopleiding” telkens
vervangen door: entreeopleiding.

D

In artikel 31, derde lid, wordt “assistentopleiding” vervangen door:
entreeopleiding.

E

In artikel 82 wordt “assistentopleiding” vervangen door:
entreeopleiding.

ARTIKEL VII. WIJZIGING WET STUDIEFINANCIERING BES

In artikel 1.1 van de Wet studiefinanciering BES wordt in de
begripsomschrijving van “opleiding niveau 1 of 2”
“assistentopleiding” vervangen door: entreeopleiding.

ARTIKEL VIII. SAMENLOOP MET HET WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN ONDER
MEER DE WET OP DE EXPERTISECENTRA IN VERBAND MET DE KWALITEIT VAN HET
SPECIAAL EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS 

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 juni 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de
expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en
voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstukken 32 812) tot wet is of wordt
verheven en artikel I, onderdelen A en F, van die wet eerder in werking
zijn getreden of treden dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in
werking treden als artikel I, onderdeel M, van deze wet, wordt na
artikel II, van deze wet een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIA. WIJZIGING WET OP DE EXPERTISECENTRA

De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, achtste lid, wordt “assistentopleiding” vervangen
door: entreeopleiding.

B

In artikel 14c, eerste lid, wordt “assistentopleiding” vervangen
door: entreeopleiding.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 juni 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de
expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en
voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstukken 32 812) tot wet is of wordt
verheven en artikel I, onderdelen A en F, van die wet later in werking
treedt dan artikel I, onderdeel M, van deze wet, wordt in artikel I,
onderdelen A en F, van die wet “assistentopleiding” telkens
vervangen door: entreeopleiding.

3. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 juni 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de
expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en
voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstukken 32 812) tot wet is of wordt
verheven en artikel III, onderdeel D, van die wet eerder in werking is
getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking
treedt als artikel I, onderdeel BB, van deze wet, wordt na artikel I,
onderdeel BB, van deze wet een onderdeel toegevoegd, luidende:

BB1

1. In het opschrift van Hoofdstuk 8, Titel 5, wordt
“assistentopleiding” vervangen door: entreeopleiding.

2. In het opschrift en het eerste lid van artikel 8.5.2 wordt
“assistentopleiding” vervangen door: entreeopleiding.

4. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 juni 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op de
expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en
voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstukken 32 812) tot wet is of wordt
verheven en artikel III, onderdeel D, van die wet later in werking
treedt dan artikel I, onderdeel BB, van deze wet, worden in artikel III,
onderdeel D, van die wet de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het opschrift van titel 5 wordt “assistentopleiding” vervangen
door: entreeopleiding.

2. In het opschrift en het eerste lid van artikel 8.5.2 wordt
“assistentopleiding” vervangen door: entreeopleiding.

ARTIKEL IX. SAMENLOOP MET HET WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN ENKELE
ONDERWIJSWETTEN IN VERBAND MET EEN HERZIENING VAN DE ORGANISATIE EN
FINANCIERING VAN DE ONDERSTEUNING VAN LEERLINGEN IN HET BASISONDERWIJS,
SPECIAAL EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS EN BEROEPSONDERWIJS 

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 29 november 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met
een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning
van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal
onderwijs en beroepsonderwijs (Kamerstukken 33 106) tot wet is of wordt
verheven en artikel IV, onderdeel A, van die wet eerder in werking is
getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking
treedt als artikel I, onderdeel H, van deze wet, vervalt artikel I,
onderdeel H, van deze wet.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 29 november 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met
een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning
van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal
onderwijs en beroepsonderwijs (Kamerstukken 33 106) tot wet is of wordt
verheven en artikel IV, onderdeel C, van die wet eerder in werking is
getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking
treedt als artikel I, onderdeel V, van deze wet, komt artikel I,
onderdeel V, van deze wet te luiden:

V

Artikel 8.1.3, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervallen de woorden “het voltijdse of deeltijdse
karakter,”.

2. Aan het slot van onderdeel f vervalt “en”.

3. In onderdeel g wordt de punt aan het slot vervangen door “, en”
en wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

h. de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan
worden ontbonden.

3. Indien het bij koninklijke boodschap van 29 november 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met
een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning
van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal
onderwijs en beroepsonderwijs 

(Kamerstukken 33 106) tot wet is of wordt verheven en artikel IV,
onderdeel C, van die wet later in werking treedt dan artikel I,
onderdeel V, van deze wet, komt artikel IV, onderdeel C, van die wet te
luiden:

C

Artikel 8.1.3, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

Onderdeel g wordt geletterd h en na onderdeel f wordt een nieuw
onderdeel g ingevoegd, luidende:

g. indien sprake is van een gehandicapte deelnemer, de extra
ondersteuning die voortvloeit uit zijn handicap, en.

ARTIKEL X. SAMENLOOP MET HET WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN DE WET
INBURGERING EN ENKELE ANDERE WETTEN IN VERBAND MET DE VERSTERKING VAN DE
EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE INBURGERINGSPLICHTIGE 

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 14 november 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere
wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid
van de inburgeringsplichtige (Kamerstukken 33 086), tot wet is of wordt
verheven, en artikel III van die wet eerder in werking is getreden of
treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als
artikel I, onderdeel U, van deze wet, komt in artikel I, onderdeel U,
artikel 8.1.1d als volgt te luiden: 

Artikel 8.1.1d. Toelating opleiding educatie

De toelating tot opleidingen educatie staat uitsluitend open voor
volwassenen. De toelating tot de opleidingen educatie, bedoeld in
artikel 7.3.1, eerste lid, onderdelen c tot en met e, staat niet open
voor volwassenen die inburgeringsplichtig zijn in de zin van artikel 1,
aanhef en onder b, van de Wet inburgering. Het bevoegd gezag neemt bij
de toelating tot opleidingen educatie de overeenkomst, bedoeld in
artikel 2.3.4, in acht. 

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 14 november 2011 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere
wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid
van de inburgeringsplichtige (Kamerstukken 33 086), tot wet is of wordt
verheven, en artikel III van die wet later in werking treedt dan artikel
I, onderdeel U, van deze wet, komt artikel III van die wet als volgt te
luiden:

ARTIKEL III

Artikel 8.1.1d van de Wet educatie en beroepsonderwijs komt te luiden:

Artikel 8.1.1d. Toelating opleiding educatie

De toelating tot opleidingen educatie staat uitsluitend open voor
volwassenen. De toelating tot de opleidingen educatie, bedoeld in
artikel 7.3.1, eerste lid, onderdelen c tot en met e, staat niet open
voor volwassenen die inburgeringsplichtig zijn in de zin van artikel 1,
aanhef en onder b, van de Wet inburgering. Het bevoegd gezag neemt bij
de toelating tot opleidingen educatie de overeenkomst, bedoeld in
artikel 2.3.4, in acht. 

ARTIKEL XI. SAMENLOOP MET DE WET VAN 10 MEI 2012 TOT WIJZIGING VAN ONDER
MEER DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS EN DE WET EDUCATIE EN
BEROEPSONDERWIJS IN VERBAND MET DE SAMENWERKING TUSSEN ONBEKOSTIGD
VOORTGEZET ONDERWIJS EN VOORTGEZET ALGEMEEN VOLWASSENENONDERWIJS

	1. Indien artikel II, onderdeel A, van de Wet van 10 mei 2012 tot
wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet
educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen
onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen
volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) later in werking treedt dan,
onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I,
onderdeel C1, van deze wet, wordt in artikel II, onderdeel A, van die
wet “artikel 8.1.1, zesde lid, eerste volzin” vervangen door:
artikel 8.1.1d, eerste volzin. 

	2. Indien artikel II, onderdeel B, van de Wet van 10 mei 2012 tot
wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet
educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen
onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen
volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) eerder in werking is getreden of
treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als
artikel I, onderdeel U, artikel 8.1.1d, van deze wet, wordt in artikel
I, na onderdeel C1, een onderdeel ingevoegd, luidende:

C2

	In artikel 1.4a.2, eerste lid, wordt “artikel 8.1.1, zesde lid,
eerste volzin” vervangen door: artikel 8.1.1d, eerste volzin.

	3. Indien artikel II, onderdeel B, van de Wet van 10 mei 2012 tot
wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet
educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen
onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen
volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) later in werking treedt dan
artikel I, onderdeel U, artikel 8.1.1d, van deze wet, wordt in artikel
II, onderdeel B, artikel 1.4a.2, eerste lid, van die wet “artikel
8.1.1, zesde lid, eerste volzin” vervangen door: artikel 8.1.1d,
eerste volzin.

	4. Indien artikel IV, onderdeel A, van de Wet van 10 mei 2012 tot
wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet
educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen
onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen
volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) eerder in werking is getreden of
treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als
artikel V, onderdeel O, artikel 8.1.1c, van deze wet, wordt in artikel
V, na onderdeel C, een onderdeel ingevoegd, luidende:

C1

	In artikel 1.4.2, derde lid, wordt “artikel 8.1.1, achtste lid”
vervangen door: artikel 8.1.1c.

	5. Indien artikel IV, onderdeel A, van de Wet van 10 mei 2012 tot
wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet
educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen
onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen
volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) later in werking treedt dan
artikel V, onderdeel O, artikel 8.1.1c, van deze wet, wordt in artikel
IV, onderdeel A, van die wet, “artikel 8.1.1, achtste lid” vervangen
door: artikel 8.1.1c. 

	6. Indien artikel IV, onderdeel B, van de Wet van 10 mei 2012 tot
wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet
educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen
onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen
volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) later in werking treedt dan,
onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel V,
onderdeel O, artikel 8.1.1c, van deze wet, wordt in artikel IV,
onderdeel B, artikel 8.1.2a, eerste lid, van die wet, “artikel 8.1.1,
achtste lid” vervangen door: artikel 8.1.1c.

	7. Indien artikel IV, onderdeel B, van de Wet van 10 mei 2012 tot
wijziging van onder meer de wet op het voortgezet onderwijs en de wet
educatie en beroepsonderwijs in verband met de samenwerking tussen
onbekostigd voortgezet onderwijs en voortgezet algemeen
volwassenenonderwijs (Stb. 2012, 257) eerder in werking is getreden of
treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als
artikel V, onderdeel O, artikel 8.1.1c, van deze wet, wordt in artikel
V, na onderdeel O, een onderdeel ingevoegd, luidende:

O1

	In artikel 8.1.2a, eerste lid, wordt “artikel 8.1.1, achtste lid”
vervangen door: artikel 8.1.1c.

ARTIKEL XII. INWERKINGTREDING

	1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

	2. Artikel 12.4a.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs vervalt op
het tijdstip waarop artikel I, onderdeel P, van deze wet in werking
treedt.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

 

 

 PAGE    

 PAGE   12