[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Mandaat Commissie Structuur Nederlandse banken

Bijlage

Nummer: 2012D40701, datum: 2012-11-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Instelling van de Commissie Structuur Nederlandse banken (commissie Wijffels) (2012D40699)

Preview document (šŸ”— origineel)


Bijlage: Mandaat Commissie Structuur Nederlandse banken

De bankencrisis van 2007-2008 heeft laten zien dat de bankensector hervorming behoeft. Daartoe heeft het kabinet in nationaal en internationaal verband de invoering van een uitgebreid hervormingspakket in gang gezet. Enkele belangrijke voorbeelden zijn verhoging van kapitaal- en liquiditeitseisen (CRD III en IV), de Interventiewet, en het opstellen van herstel- en resolutieplannen.

Internationaal en nationaal is een discussie op gang gekomen over de vraag of naast alle maatregelen die al worden genomen, aanvullend structuurhervorming van de bankensector noodzakelijk is om de financiƫle stabiliteit te waarborgen en de afwikkelbaarheid van banken te verbeteren. Nederland heeft hier al de nodige stappen gezet. Door Financiƫn en DNB wordt gewerkt aan het beter scheidbaar maken van systeemrelevante delen van banken voor het geval zich een deconfiture voordoet. Daarnaast bestaat het voornemen om handel voor eigen rekening door banken aan banden te leggen.

Internationaal heeft een aantal onderzoeken naar structuurhervormingen plaatsgevonden. In het Verenigd Koninkrijk heeft de commissie-Vickers over dit onderwerp een rapport gepubliceerd. In Belgie voert de Nationale Bank van Belgiƫ een soortgelijk onderzoek uit. Op verzoek van de Europese Commissie heeft de commissie-Liikanen recentelijk haar aanbevelingen voor structuurhervormingen van de Europese bankensector bekend gemaakt.

De Nederlandse bankensector kent daarbij een aantal specifieke eigenschappen. Meer in het bijzonder:

  • in Nederland is - meer dan in de meeste andere EU-lidstaten - sprake van een retail-funding gap van het binnenlandse bankbedrijf: er is onvoldoende spaargeld beschikbaar om de behoefte aan bankleningen te kunnen financieren als gevolg van grote hypotheekportefeuilles en van het feit dat veel gelden naar de pensioenfondsen vloeien;

  • de Nederlandse bankensector is relatief geconcentreerd;

  • de Nederlandse bankensector is relatief groot ten opzichte van de rest van de economie;

  • het Nederlandse bankenlandschap wordt gedomineerd door universele banken met relatief beperkte investment banking activiteiten.

Tegen de achtergrond van de lopende hervormingen zoals hierboven geschetst, zal de commissie onderzoeken in hoeverre structuurhervormingen van de Nederlandse bankensector noodzakelijk zijn om de stabiliteit van afzonderlijke banken en het financiƫle systeem als geheel te waarborgen en de afwikkelbaarheid van banken te verbeteren.

De commissie krijgt tot opdracht onderzoek te doen naar en te rapporteren over:

  • de aanbevelingen van de commissie-Liikanen en de toepasbaarheid daarvan in Nederland, waaronder het - in lijn met de ā€˜Volcker ruleā€™ - beperken van risicoā€™s volgend uit handel voor eigen rekening; en

  • de wijze waarop de scheidbaarheid van Nederlandse banken gerealiseerd kan worden voor het geval zich een deconfiture van een bank voordoet en in het bijzonder de noodzaak om in dergelijke gevallen de continuĆÆteit van de systeemrelevante activiteiten van een bank te kunnen blijven garanderen, zoals het betalingsverkeer. Daarbij zal de commissie werken vanuit de reeds genomen maatregelen dienaangaande, zoals de Interventiewet.

Daarbij zal de commissie rekening houden met:

  • de noodzaak om de banksector dienstbaar te laten zijn aan de internationaal georiĆ«nteerde economie, met in het bijzonder aandacht voor kredietverlening aan consumenten en bedrijven;

  • de noodzaak om bij te dragen aan het herstel van vertrouwen tussen de bankensector en de maatschappij;

  • het Europese regelgevende kader, evenals de vraag of aanvullende maatregelen beter op EU- dan nationaal niveau kunnen worden getroffen;

  • proportionaliteit en kostenefficiĆ«ntie van de voorgestelde maatregelen.