[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies Raad van State

Bijlage

Nummer: 2012D42788, datum: 2012-11-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Tweede nota van wijziging (2012D42786)

Preview document (🔗 origineel)


No.W03.12.0268/II	's-Gravenhage, 9 augustus 2012

Bij Kabinetsmissive van 25 juli 2012, no.12.001695, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Afdeling
advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de
tweede nota van wijziging bij het voorstel van wet tot vaststelling van
een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in
diverse andere wetten (Wet forensische zorg), met toelichting.

De tweede nota van wijziging bevat deels (technische) wijzigingen in
verband met onder meer het onderbrengen van de forensische zorg onder de
Wet marktordening gezondheidszorg. Deze geven geen aanleiding tot het
maken van opmerkingen.

Belangrijk onderdeel van de tweede nota van wijziging betreft een
procedure tot verkrijging zonder hun toestemming van medische gegevens
van verdachten die niet mee willen werken aan pro justitia onderzoek.
Zonder de vaststelling van de stoornis bij betrokkene ten tijde van het
plegen van het delict is het opleggen van de maatregel van
terbeschikkingstelling (tbs) niet mogelijk. De medische gegevens zijn in
het bijzonder van belang, indien andere gedragskundige rapporten
ontbreken of onvoldoende informatie bevatten. Het medisch beroepsgeheim
wordt hiermee doorbroken.

Een voorloper van de thans voorgestelde regeling is vervat in de eerste
nota van wijziging, die op 23 december 2011 aan de Tweede Kamer is
aangeboden. Op de toen voorgestelde regeling is kritiek geuit door onder
andere de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ)
en de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der
Geneeskunst (KNMG). Voorts is van de zijde van verschillende fracties
uit de Tweede Kamer tijdens het wetgevingsoverleg over de Wet
forensische zorg op 2 april 2012 kritiek geuit op het toen voorliggende
voorstel. Deze kritiek heeft aanleiding gegeven tot de thans
voorgestelde regeling.

De spoed die de Minister van Veiligheid en Justitie met de voorgestelde
nota van wijziging wenst te betrachten, is niet zozeer ingegeven door
het genoemde onderdeel van de nota van wijziging, maar door de wens om
de forensische zorgverlening (de plaatsing, indicatiestelling en
bekostiging) per 1 januari 2013 te laten beheersen door de Wet
forensische zorg en niet nog een jaar door het Interimbesluit
forensische zorg. De telkens voor een jaar verleende subsidies worden
immers op grond van de Wet forensische zorg gewijzigd in inkooprelaties.


De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert om het
ingrijpende voorstel met betrekking tot de verkrijging zonder hun
toestemming van medische gegevens van weigerende observandi, die een
doorbreking van het medisch beroepsgeheim meebrengt, in een afzonderlijk
wetsvoorstel op te nemen en dat voorstel eerst aan de geëigende
adviesorganen voor advies te doen toekomen. Deze werkwijze komt zowel de
te betrachten zorgvuldigheid als een spoedige totstandkoming van de Wet
forensische zorg ten goede. Voorts adviseert de Afdeling om in de
toelichting, in het licht van artikel 10 van de Grondwet en artikel 8
van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en
de fundamentele vrijheden (EVRM), in het bijzonder de proportionaliteit
en subsidiariteit van het voorstel met betrekking tot de verkrijging van
medische gegevens van weigerende observandi dragend te motiveren.

1.	Splitsing

Het wetsvoorstel forensische zorg is een kaderwet die de hoofdlijnen van
de organisatie van forensische zorg regelt, waaronder de inkoop,
bekostiging, tariefstelling en toewijzing, en het toezicht op de
verleende zorg en het inkoopstelsel. De problematiek van de verkrijging
van medische gegevens over weigerende observandi, in het geval dat
bestaande onderzoeken of gegevens die noodzakelijk zijn voor de
vaststelling van een mogelijke psychische stoornis bij betrokkene
ontbreken, is een wezensvreemd onderdeel van de Wet forensische zorg.

Het opnemen van een regeling omtrent genoemde problematiek is ingrijpend
van aard en belast derhalve het wetsvoorstel. Daardoor kan de beoogde
inwerkingtreding per 1 januari 2013 in verband met de omzetting van de
subsidierelaties met de forensisch psychiatrische centra, die per
boekjaar worden verleend, in inkooprelaties in gevaar komen. De Afdeling
adviseert daarom het onderdeel dat ziet op de verkrijging van medische
gegevens van weigerende observandi, in het huidige voorstel te schrappen
en in een afzonderlijk wetsvoorstel op te nemen.

2.	Advisering

De Afdeling stelt vast dat over genoemd onderdeel van de tweede nota van
wijziging slechts het College van Procureurs-Generaal advies heeft
uitgebracht en dat uit de toelichting niet blijkt dat adviezen van
andere bij de strafrechtspleging betrokken organisaties en van de KNMG
zijn ingewonnen. Organen en organisaties als het College Bescherming
Persoonsgegevens, de Raad voor de Rechtspraak, de Nederlandse Vereniging
voor Rechtspraak, de RSJ en de Nederlandse Orde van Advocaten hebben
zich niet kunnen uitlaten over de tweede nota van wijziging. Een
ordentelijke wetgevingsprocedure brengt mee dat over een dermate
ingrijpende wijziging, die een doorbreking van het medisch beroepsgeheim
meebrengt, advies wordt gevraagd aan de genoemde organen. De Afdeling
adviseert daartoe. Ook om deze reden is afsplitsing van dit onderdeel
van het voorstel gewenst.

Onverminderd het vorengaande merkt de Afdeling het volgende op.

3.	Verkrijging van medische gegevens zonder toestemming verdachte.

Het voorgestelde artikel 37a, derde tot en met negende lid, van het
Wetboek van Strafrecht biedt de mogelijkheid bestaande medische gegevens
te gebruiken van een weigerachtige observandus. Volgens de voorgestelde
regeling vraagt de officier van justitie advies aan een
multidisciplinaire commissie omtrent de bruikbaarheid van de beschikbare
medische gegevens van een weigerende observandus. De artsen die over
medische gegevens van betrokkene beschikken, worden verplicht op verzoek
van de commissie persoonsgegevens vertrouwelijk aan de commissie te
verstrekken. De rechter-commissaris kan op vordering van de officier van
justitie machtiging verlenen voor het gebruik van de door de commissie
bruikbaar geoordeelde medische gegevens ten behoeve van een rapportage
over betrokkene. Daartoe legt de officier van justitie het advies van de
commissie omtrent de bruikbaarheid van de beschikbare gegevens over aan
de rechter-commissaris. De rechter-commissaris ontvangt de gegevens zelf
niet, maar kan, indien hij dat voor zijn oordeelvorming nodig acht, de
voorzitter van de commissie nadere vragen stellen over de inhoud van
bepaalde persoonsgegevens. Betrokkene wordt op de hoogte gebracht van de
adviesaanvraag, het advies en de beslissing van de rechter-commissaris.
Tegen de beslissing van de rechter-commissaris staat voor de officier
van justitie en betrokkene hoger beroep en cassatie open.

De Afdeling merkt op dat de voorgestelde mededelingsplicht van de arts
aan de commissie het medisch beroepsgeheim doorkruist. Ingevolge artikel
457, eerste lid, derde volzin, van Boek 7 BW kan het beroepsgeheim
doorbroken worden op grond van een wettelijk voorschrift. Voorbeelden
hiervan zijn de mededeling van verdenking van kindermishandeling of die
van besmettelijke ziekten. De Afdeling wijst erop dat bij wettelijke
doorbreking van het beroepsgeheim grote terughoudendheid dient te worden
betracht. Alleen gewichtige maatschappelijke belangen kunnen het
beroepsgeheim doen wijken. De toelichting vermeldt dat de informatie die
de arts dient te verstrekken, kan bijdragen aan de vaststelling of
betrokkene een psychische stoornis heeft die gevaar voor de veiligheid
(de gezondheid) van anderen met zich brengt. Het te beschermen belang
dat met de onderhavige regeling wordt gediend, is dat van de fysieke en
geestelijke gezondheid van mogelijke toekomstige slachtoffers. Het
verstrekken van bestaande gegevens kan slechts als een ultimum remedium
worden gebruikt, als niet op andere wijze een psychische stoornis kan
worden vastgesteld. Daarnaast wordt in procedurele waarborgen voorzien.

De Afdeling is van oordeel dat de voorgestelde regeling in zoverre met
waarborgen is omkleed en recht doet aan de belangen van weigerende
observandi. Zij wijst er evenwel op dat de voorgestelde wettelijke
regeling een inmenging impliceert in het privéleven van betrokkene in
de zin van artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 van het EVRM.
Daarnaast gaat het om verwerking van bijzondere persoonsgegevens in de
zin van in het bijzonder de artikelen 16, 21 en 23 van de Wet
bescherming persoonsgegevens (Wbp). Artsen dienen immers medische
gegevens van betrokkene aan de leden van de multidisciplinaire commissie
te verstrekken zonder diens toestemming en de multidisciplinaire
commissie beoordeelt de verstrekte gegevens op bruikbaarheid voor de
vaststelling van de stoornis. De Afdeling mist in de toelichting een
uiteenzetting over de verenigbaarheid van de voorgestelde regeling met
de eisen van artikel 10 van de Grondwet, artikel 8 van het EVRM, in het
bijzonder waar het de proportionaliteit en subsidiariteit betreft, en de
Wbp. De Afdeling adviseert de toelichting in verband met het voorgaande
aan te vullen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging goed
te vinden dat de nota van wijziging wordt gezonden aan de Tweede Kamer
der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn
gehouden.

De waarnemend vice-president van de Raad van State,

 	Per jaar betreft dit ongeveer 35 verdachten (Kamerstukken II 2010/11,
29 452, nr. 138, p. 6).

	Naast de andere voorwaarden die artikel 37a Wetboek van Strafrecht (Sr)
stelt.

 	Deze nota van wijziging is niet ter advisering aan de Afdeling
advisering voorgelegd.

	De thans voorgestelde regeling maakte geen onderdeel uit van het
wetvoorstel forensische zorg zoals dat in juni 2010 bij de Tweede Kamer
is ingediend. De in dat wetvoorstel opgenomen wijzigingen van het
Wetboek van Strafrecht waren van technische aard.  

	De commissie bestaat uit twee artsen, onder wie een psychiater, die
tevens de voorzitter is, een gedragskundige en twee juristen.

	Voorgesteld artikel Y, dat artikel 37a Wetboek van Strafrecht wijzigt.

	De geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van artsen vormen
samen het beroepsgeheim en zijn bedoeld om de toegang tot de
gezondheidszorg en de privacy van patiëntengegevens te beschermen. De
geheimhoudingsplicht houdt in dat de hulpverlener aan anderen geen
inlichtingen verstrekt over de patiënt zonder toestemming van de
patiënt. 

	Daarnaast is doorbreking mogelijk bij toestemming van de patiënt (of
diens nabestaanden) voor het verstrekken van gegevens en bij een
conflict van plichten. In het belang van waarheidsvinding in het
strafrecht zijn volgens wet en rechtspraak de twee navolgende extra
uitzonderingen mogelijk: bij een zwaarwegend belang en in zeer
uitzonderlijke omstandigheden. HR 26 mei 2009, LJN BG5979. 

	Artikel 53, derde lid, van de Wet op de jeugdzorg. Het gaat hier om een
meldrecht inzake kindermishandeling. Voorts bevat het wetsvoorstel
verplichte meldcode huiselijk geweld en mishandeling (Kamerstukken 33
062) en de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg meldingsplichten
die het beroepsgeheim doorbreken.

	Wet Publieke Gezondheid.

	Toelichting op artikel Y.

  PAGE  \* MERGEFORMAT  2 

........................................................................
...........