[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2013)

Eindtekst

Nummer: 2012D43828, datum: 2012-11-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2012Z15959:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

20 november 2012



	Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige
fiscale maatregelen 2013)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het
fiscale beleid voor het jaar 2013 wenselijk is in een aantal
belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen, bijstellingen of
technische reparaties aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

[vervallen]

Aa

Artikel 3.20, zesde lid, eerste volzin, komt te luiden: Voor de
toepassing van dit artikel is de CO2-uitstoot van een auto, de
CO2-uitstoot gemeten overeenkomstig bijlage XII bij Verordening (EG) nr.
692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging
van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de type goedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot
emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6)
en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU 2008, L 199).

B

In artikel 3.67, eerste lid, wordt “de leeftijd van 65 jaar”
vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a,
eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

C

In artikel 3.70, eerste lid, onderdeel b, onder 2Âș, wordt “de
leeftijd van 65 jaar” vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd,
bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

D

Artikel 3.76 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt “de leeftijd van 65 jaar” vervangen door:
de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van
de Algemene Ouderdomswet,.

2. In het vierde lid wordt “de leeftijd van 65 jaar” vervangen door:
de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van
de Algemene Ouderdomswet,.

E

In artikel 3.78a, eerste lid, eerste volzin, wordt “de leeftijd van 65
jaar” vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

F

[vervallen]

G

In artikel 3.125, eerste lid, onderdeel a, wordt “de leeftijd van 70
jaar bereikt” vervangen door: de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger
is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste
lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

H

In artikel 3.126a, vierde lid, onderdeel a, onder 1(, wordt “de
leeftijd van 70 bereikt” vervangen door: de leeftijd bereikt die vijf
jaar hoger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel
7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.

I

Artikel 3.127 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “de leeftijd van 65 jaar” vervangen door:
de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van
de Algemene Ouderdomswet,.

2. In het tweede lid wordt “de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt”
vervangen door: een leeftijd heeft bereikt die ten hoogste tien jaar
lager is dan de in dat kalenderjaar geldende pensioengerechtigde
leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene
Ouderdomswet.

J

Artikel 3.129, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, onder 1(, wordt “de leeftijd van 60 jaar heeft
bereikt” vervangen door: een leeftijd heeft bereikt die ten hoogste
vijf jaar lager is dan de ten tijde van het staken geldende
pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de
Algemene Ouderdomswet.

2. In onderdeel b, onder 1(, wordt “de leeftijd van 50 jaar heeft
bereikt” vervangen door: een leeftijd heeft bereikt die ten hoogste
vijftien jaar lager is dan de ten tijde van het staken geldende
pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de
Algemene Ouderdomswet,.

K

[vervallen]

L

In artikel 3.154, achtste lid, wordt “de leeftijd van 65 jaar”
vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a,
eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

La

Artikel 3.156, zesde lid, vervalt.

Lb

In artikel 3.157, tweede lid, wordt “tweede tot en met zesde lid”
vervangen door: tweede tot en met vijfde lid.

M

In artikel 5.6, eerste lid, onderdeel a, wordt “de leeftijd van 65
jaar” vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

N

In het opschrift van AFDELING 5.3 wordt “MAATSCHAPPELIJKE
BELEGGINGEN” vervangen door: GROENE BELEGGINGEN.

O

In artikel 6.19, eerste en tweede lid, wordt “de leeftijd van 65
jaar” telkens vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld
in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

P

Artikel 8.7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. De aanduiding “1.” voor het eerste lid vervalt.

	2. Het tweede lid vervalt.

Q

Artikel 8.9a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt “niet-inwoners” vervangen door:
niet-premieplichtigen.

2. In het eerste lid wordt “niet-premieplichtige niet-inwoner”
vervangen door “niet-premieplichtige” en wordt “van een andere
lidstaat” vervangen door: van een lidstaat.

3. In het tweede lid wordt “niet-premieplichtige niet-inwoner”
vervangen door “niet-premieplichtige” en wordt “premieplichtig
inwoner van Nederland” vervangen door: premieplichtig in Nederland.

R

In artikel 8.17, eerste lid, wordt “de leeftijd van 65 jaar”
vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a,
eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

S

In artikel 9.4, derde lid, onderdeel a, wordt “de leeftijd van 65
jaar” vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

ARTIKEL II

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2014 als
volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, wordt “de leeftijd van 65
jaar” vervangen door “de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,” en wordt “de
leeftijd van 70 jaar bereikt, voorzover” vervangen door: de leeftijd
bereikt die vijf jaar hoger is dan de pensioengerechtigde leeftijd,
bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, voor
zover.

B

Artikel 3.126a, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, onder 2(, wordt “de leeftijd van 65 jaar”
vervangen door “de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel
7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,” en wordt “dat de
verzekeringnemer jonger is dan 65 jaar ten tijde van het uitkeren van de
eerste termijn” vervangen door: tussen het tijdstip van het uitkeren
van de eerste termijn en de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, van de
verzekeringnemer. 

2. In onderdeel a, onder 3(, wordt “de leeftijd van 64 jaar heeft
bereikt” vervangen door: de leeftijd heeft bereikt die een jaar lager
is dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste
lid, van de Algemene Ouderdomswet.

C

Na artikel 10a.11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a.12 Overgangsrecht tijdelijke oudedagslijfrenten bij
verhoging van de AOW-leeftijd 

1. Op aanspraken die uitsluitend dan wel mede betrekking hebben op
lijfrenten als bedoeld in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, zoals
dit onderdeel luidde op 31 december 2013, die niet voldoen aan de met
ingang van 1 januari 2014 in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c,
gestelde voorwaarden, blijven de op 31 december 2013 geldende bepalingen
die verband houden met de aanspraken op dergelijke lijfrenten van
toepassing, voor zover de aanspraken op dergelijke lijfrenten
voortvloeien uit premies of bedragen die vóór 1 januari 2014 in
aanmerking zijn genomen als uitgaven voor inkomensvoorzieningen.

2. Indien ter zake van een overeenkomst waarin een aanspraak is
opgenomen die mede betrekking heeft op lijfrenten als bedoeld in artikel
3.125, eerste lid, onderdeel c, zoals dit onderdeel luidde op 31
december 2013, die niet voldoen aan de met ingang van 1 januari 2014 in
artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, gestelde voorwaarden, nog
premies worden voldaan, worden die premies geacht geen betrekking te
hebben op lijfrenten als bedoeld in genoemd onderdeel c.

3. Indien ter zake van een overeenkomst waarin een aanspraak is
opgenomen die uitsluitend of mede betrekking heeft op lijfrenten als
bedoeld in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, zoals dit onderdeel
luidde op 31 december 2013, die niet voldoen aan de met ingang van 1
januari 2014 in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, gestelde
voorwaarden, ook na 31 december 2013 nog premies worden voldaan, is
aanwending van opgebouwde aanspraken voor lijfrenten als bedoeld in
genoemd onderdeel c slechts mogelijk tot ten hoogste een bedrag gelijk
aan de waarde in het economische verkeer van die aanspraak op 31
december 2013. Voor zover de in de eerste volzin bedoelde aanspraken tot
een hoger bedrag dan de aldaar bedoelde waarde worden aangewend voor
lijfrenten als bedoeld in genoemd onderdeel c, is artikel 3.133, eerste
lid, van overeenkomstige toepassing.

4. De vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing op het tegoed van
de lijfrentespaarrekening of de waarde van het lijfrentebeleggingsrecht
waarop artikel 3.126a, vierde lid, onderdeel a, onder 3(, zoals dat
luidde op 31 december 2013, van toepassing is.

ARTIKEL III

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2015 als
volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. een pensioenregeling waaraan wordt deelgenomen op grond van de Wet
verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de Wet op
het notarisambt of de Wet verplichte beroepspensioenregeling, zowel voor
het deel waarvoor deelneming verplicht is (basispensioenregeling) als
voor de vrijwillige aanvulling daarop.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

5. Onder een pensioenregeling als bedoeld in het tweede lid, onderdeel
b, wordt mede begrepen hetgeen wordt verkregen als gevolg van de
voldoening van een te hoge premie die niet is gecorrigeerd binnen zes
maanden na afloop van het kalenderjaar, bedoeld in artikel 36, onderdeel
c, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling of artikel 26,
onderdeel c, van de Pensioenwet. 

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld op grond waarvan een regeling als bedoeld in het tweede lid,
onderdeel b, die vrijwillig wordt voortgezet nadat de arbeidsverhouding
op grond waarvan deelneming aan die pensioenregeling was verplicht is
geëindigd, tevens als pensioenregeling wordt aangemerkt.

B

Na artikel 3.17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.18 Premies voor beroeps- of bedrijfstakpensioenregeling

1. Bij het bepalen van de winst komen premies voor een pensioenregeling
als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de
belastingplichtige uitsluitend in aftrek indien die regeling voldoet aan
de in de artikelen 18, eerste lid en tweede lid, onderdeel b, 18a,
tweede tot en met twaalfde lid, 18b, tweede tot en met achtste lid, 18c,
tweede tot en met zevende lid, 18d en 18f van de Wet op de loonbelasting
1964 en de bij of krachtens het vijfde lid gestelde normeringen en
beperkingen. Bij de toepassing van de eerste volzin zijn de artikelen
19a, eerste lid, onderdelen a, b, c en f, en vierde lid, 19c en 19d van
de Wet op de loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing. 

2. Bij het bepalen van de winst komen niet in aftrek premies als bedoeld
in het eerste lid, voor zover deze zijn gebaseerd op een hoger inkomen
dan het voor de belastingplichtige geldende pensioengevend inkomen.

3. Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek premies voor
vrijwillige aanvulling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel
b, voor zover deze per jaar meer bedragen dan een derde van de over dat
jaar verschuldigde premies voor de basispensioenregeling.

4. Voor de beoordeling of is voldaan aan de normeringen en beperkingen,
bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan onder: 

a. werknemer: deelnemer aan een pensioenregeling als bedoeld in artikel
1.7, tweede lid, onderdeel b;

b. gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet: gevallen voorzien
bij of krachtens de Pensioenwet, de Wet op het notarisambt of de Wet
verplichte beroepspensioenregeling;

c. dienstjaar: jaar waarin wordt deelgenomen in een pensioenregeling op
grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds
2000, de Wet op het notarisambt of de Wet verplichte
beroepspensioenregeling;

d. pensioengevend loon: pensioengevend inkomen, bestaande uit de winst
uit onderneming vóór toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve
en vóór de ondernemersaftrek en vermeerderd met de ten laste van de
winst gebrachte premies uit hoofde van een pensioenregeling als bedoeld
in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de belastingplichtige, in
het derde kalenderjaar voorafgaande aan het dienstjaar, bedoeld in
onderdeel c, waarbij het pensioengevend inkomen ten minste wordt gesteld
op nihil;

e. dienstbetrekking: arbeidsverhouding als gevolg waarvan deelneming aan
een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel
b, verplicht is op grond van de Wet verplichte deelneming in een
bedrijfstakpensioenfonds 2000, de Wet op het notarisambt of de Wet
verplichte beroepspensioenregeling.

5. Voor de toepassing van dit artikel kunnen bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot:

a. de overeenkomstige toepassing van artikel 18a, vierde lid, vijfde
lid, zevende lid, achtste lid, onderdeel a, tweede volzin, en negende
lid, van de Wet op de loonbelasting 1964;

b. perioden die mede in aanmerking kunnen worden genomen als
dienstjaren, alsmede de gedurende deze perioden met pensioengevend
inkomen gelijk te stellen bedragen;

c. de met pensioengevend inkomen gelijk te stellen bedragen gedurende
ten hoogste de eerste drie jaar van deelneming in een pensioenregeling
op grond van de Wet verplichte deelneming in een
bedrijfstakpensioenfonds 2000, de Wet op het notarisambt of de Wet
verplichte beroepspensioenregeling;

d. de situatie waarin het pensioengevend inkomen is verlaagd in verband
met ziekte of arbeidsongeschiktheid van de deelnemer;

e. het met het bereikbaar pensioengevend loon, bedoeld in de artikelen
18b en 18c van de Wet op de loonbelasting 1964, gelijk te stellen
bereikbaar pensioengevend inkomen; 

f. de overeenkomstige toepassing van artikel 19a, eerste lid, onderdeel
f, van de Wet op de loonbelasting 1964.

C

Aan artikel 3.95, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Voor de overeenkomstige toepassing van artikel 3.18, vierde lid,
onderdeel d, wordt verstaan onder de winst uit onderneming vóór
toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en vóór de
ondernemersaftrek en vermeerderd met de ten laste van de winst gebrachte
premies uit hoofde van een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7,
tweede lid, onderdeel b: het belastbare resultaat uit overige
werkzaamheden vermeerderd met de ten laste van dat resultaat gekomen
premies uit hoofde van een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7,
tweede lid, onderdeel b.

D

Artikel 3.100, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. uitkeringen en verstrekkingen op grond van een pensioenregeling als
bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, alsmede uitkeringen en
afkoopsommen als bedoeld in artikel 3.135, zesde lid;.

E

Artikel 3.135 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. de zekerheidstelling wordt beëindigd door de belastingplichtige die
zich op grond van artikel 3.18, vijfde lid, onderdeel f, heeft verplicht
deze zekerheid te stellen.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

6. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover een in het eerste
lid, onderdeel c, bedoelde uitkering of afkoopsom wordt uitgekeerd met
toepassing van artikel 66, 67 of 68 van de Pensioenwet of artikel 78, 79
of 80 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

7. Het eerste lid is niet van toepassing bij een vervreemding als
bedoeld in artikel 57, vijfde lid, van de Pensioenwet of artikel 68,
vijfde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling of bij een
vermindering als bedoeld in artikel 134, eerste lid, van de Pensioenwet
of artikel 129, eerste lid, van de Wet verplichte
beroepspensioenregeling.

ARTIKEL IV

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 1Âș, wordt “de leeftijd
van 65 jaar” vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld
in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

B

In artikel 11a, derde lid, onderdeel a, onder 1Âș, wordt “de leeftijd
van 65 jaar” vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld
in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

Ba

Artikel 13bis, zesde lid, eerste volzin, komt te luiden: Voor de
toepassing van dit artikel is de CO2-uitstoot van een auto, de
CO2-uitstoot gemeten overeenkomstig bijlage XII bij Verordening (EG) nr.
692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging
van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de type goedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot
emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6)
en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU 2008, L 199).

C

In artikel 18, tweede lid, onderdeel b, wordt “de 65-jarige
leeftijd” vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.

D

Artikel 18a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onder 3(, wordt “de 65-jarige leeftijd”
telkens vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

2. In het vierde lid, onder 4(, wordt “de 65-jarige leeftijd”
vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a,
eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

3. In het vierde lid, onder 5(, wordt “de 70-jarige leeftijd
bereikt” vervangen door: de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is
dan de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid,
van de Algemene Ouderdomswet.

E

In artikel 18d, derde lid, wordt “de 65-jarige leeftijd” vervangen
door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste
lid, van de Algemene Ouderdomswet.

F

In artikel 18f, onderdelen a en c, wordt “de 65-jarige leeftijd”
vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a,
eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.

G

In artikel 22b, eerste lid, wordt “de leeftijd van 65 jaar”
vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a,
eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

H

In artikel 23, derde lid, onderdeel a, onder 2(, wordt “de leeftijd
van 65 jaar” vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld
in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

I

In artikel 26b, onderdelen b en c, wordt “onderdeel e” vervangen
door: onderdeel f.

J

In artikel 28, eerste lid, wordt na onderdeel c, onder verlettering van
de onderdelen d tot en met g tot onderdelen e tot en met h, een
onderdeel ingevoegd, luidende:

d. aan de inspecteur opgave te verstrekken van de bij ministeriële
regeling, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, en na overleg met het Centraal Bureau voor de
Statistiek, te bepalen gegevens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van
de Algemene wet inzake rijksbelastingen;.

K

In artikel 28bis, eerste lid, aanhef, wordt “onderdeel f” vervangen
door: onderdeel g.

L

Artikel 28a wordt als volgt gewijzigd: 

1. Het eerste en tweede lid komen te luiden: 

1. Bij ministeriële regeling wordt bepaald van welke gegevens opgave
wordt verlangd in geval van een onjuiste of onvolledige aangifte en
kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop, de vorm waarin en de
termijnen waarbinnen die gegevens worden verstrekt.

2. De inhoudingsplichtige of gewezen inhoudingsplichtige is gehouden, al
dan niet op verzoek van de inspecteur en al dan niet door middel van een
correctiebericht, de juiste en volledige gegevens, bedoeld in het eerste
lid, te verstrekken indien: 

a. hij in het kalenderjaar met betrekking tot een aangifte over een
tijdvak in het kalenderjaar constateert dat die aangifte onjuist of
onvolledig is;

b. de inspecteur in het kalenderjaar met betrekking tot een aangifte
over een tijdvak in het kalenderjaar constateert dat die aangifte
onjuist of onvolledig is;

c. hij binnen vijf jaren na het einde van een verstreken kalenderjaar
met betrekking tot een aangifte over een tijdvak in dat kalenderjaar
constateert dat die aangifte onjuist of onvolledig is en:

1°. die aangifte niet is hersteld;

2°. de aangiftetermijn van de laatste aangifte over dat kalenderjaar is
verstreken; 

d. de inspecteur binnen vijf jaren na het einde van een verstreken
kalenderjaar met betrekking tot een aangifte over een tijdvak in dat
kalenderjaar constateert dat die aangifte onjuist of onvolledig is en:

1°. die aangifte niet is hersteld;

2°. de aangiftetermijn van de laatste aangifte over dat kalenderjaar is
verstreken; 

e. de inspecteur binnen een halfjaar na het einde van een verstreken
kalenderjaar met betrekking tot een aangifte over een tijdvak in dat
kalenderjaar constateert dat die aangifte onjuist of onvolledig is en:

1°. die aangifte niet is hersteld;

2°. de aangiftetermijn van de laatste aangifte over dat kalenderjaar is
verstreken; 

3°. de tekortkoming aan de inhoudingsplichtige of gewezen
inhoudingsplichtige is toe te rekenen.

2. Het derde tot en met zesde lid vervallen, onder vernummering van het
zevende tot en met elfde lid tot derde tot en met zevende lid.

3. In het derde lid (nieuw) wordt “het eerste en derde lid en een
jaaropgave als bedoeld in het tweede lid zijn” vervangen door: het
tweede lid is.

M

Artikel 28b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “het correctiebericht, bedoeld in artikel
28a, eerste en derde lid, alsmede de jaaropgave, bedoeld in artikel 28a,
tweede lid” vervangen door: de correcties, bedoeld in artikel 28a,
tweede lid.

2. In het tweede lid wordt “artikel 28a, eerste lid” vervangen door:
artikel 28a, tweede lid, aanhef en onderdelen a en c.

3. In het derde lid wordt “artikel 28a, derde lid” vervangen door:
artikel 28a, tweede lid, aanhef en onderdelen b en d.

4. In het vierde lid wordt “artikel 28a, tweede lid” vervangen door:
artikel 28a, tweede lid, aanhef en onderdeel e.

N

In artikel 28c, eerste en tweede lid, wordt “onderdeel f” vervangen
door: onderdeel g.

O

In artikel 29, derde lid, wordt “onderdelen a en d” vervangen door:
onderdelen a en e.

Oa 

	Na artikel 38k wordt een artikel toegevoegd:

Artikel 38l

	In afwijking in zoverre van artikel 18d, eerste lid, onderdeel b, wordt
de mate van variatie in de hoogte van een pensioen dat vóór 1 januari
2013 is ingegaan ten laatste bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd
vastgesteld.

P

Aan artikel 39d wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Bij toepassing van dit artikel wordt artikel 19g, achtste lid, zoals
dat luidde op 31 december 2011, vanaf 1 januari 2013 als volgt gelezen:

8. De ingevolge de levensloopregeling opgebouwde voorziening wordt op de
dag voorafgaand aan de dag waarop de werknemer de pensioengerechtigde
leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene
Ouderdomswet, heeft bereikt, maar uiterlijk op de dag voorafgaand aan
het ingaan van het ouderdomspensioen aangemerkt als loon uit een
vroegere dienstbetrekking van de werknemer.

ARTIKEL IVa 

	In de Wet op de loonbelasting 1964 komt artikel 28, eerste lid,
onderdeel e (nieuw), met ingang van 1 januari 2014 te luiden:

	e. aan de werknemer opgave te verstrekken van het in het voorafgaande
kalenderjaar genoten loon, de op dat loon ingehouden belasting en premie
voor de volksverzekeringen, de op dat loon ingehouden
inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, de over dat loon door
de inhoudingsplichtige verschuldigde premies werknemersverzekeringen en
inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de met de
loonbelasting en premie volksverzekeringen verrekende arbeidskorting;.

ARTIKEL IVb

	In de Wet op de loonbelasting 1964 vervalt per 1 januari 2016 artikel
38l.

ARTIKEL V

	

	De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

	 Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde en vierde
lid tot vierde en vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

	3. De premies die op grond van dit hoofdstuk worden geheven worden per
loontijdvak berekend over het verschil tussen het loon dat de werknemer
in het kalenderjaar heeft genoten tot en met dat loontijdvak en het loon
dat de werknemer in dat kalenderjaar heeft genoten tot en met het aan
dat loontijdvak voorafgaande loontijdvak, met dien verstande dat van het
bij eenzelfde werkgever genoten loon buiten aanmerking blijft het
gedeelte dat meer bedraagt dan het met toepassing van het tweede lid
vastgestelde bedrag per loontijdvak, vermenigvuldigd met het aantal
loontijdvakken van het kalenderjaar.

	

	2. Het vierde lid (nieuw), tweede volzin, komt te luiden: In de te
stellen regels wordt uitgegaan van een totaal loonbedrag in een
kalenderjaar, dat niet hoger is dan het bedrag, bedoeld in het eerste
lid, eerste volzin, waarbij niet meer dan Ă©Ă©n keer rekening wordt
gehouden met dat bedrag en waarbij het tweede en derde lid van
overeenkomstige toepassing zijn.

B 

	In artikel 59, tweede lid, wordt “de uitnodiging tot het doen van
aangifte” vervangen door: de uitnodiging tot het doen van aangifte,
bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen,.

ARTIKEL VI

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onderdeel b, worden
met werknemers gelijkgesteld: deelnemers aan een pensioenregeling als
bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel b, van de Wet
inkomstenbelasting 2001.

B

In artikel 10a, derde lid, onderdeel b, wordt “waarbij de artikelen
12b en 12c buiten toepassing blijven” vervangen door: waarbij artikel
12b buiten toepassing blijft.

C

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “Ingeval een belastingplichtige
(moedermaatschappij) de juridische en economische eigendom bezit van ten
minste 95 percent van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal van
een andere belastingplichtige (dochtermaatschappij)” vervangen door:
Ingeval een belastingplichtige (moedermaatschappij) de juridische en
economische eigendom bezit van ten minste 95 percent van de aandelen in
het nominaal gestorte kapitaal van een andere belastingplichtige
(dochtermaatschappij) en dit bezit ten minste 95% van de statutaire
stemrechten in de dochtermaatschappij vertegenwoordigt en in alle
gevallen recht geeft op ten minste 95% van de winst en ten minste 95%
van het vermogen van de dochtermaatschappij,. 

2. In het vierde lid wordt vóór de eerste volzin een volzin ingevoegd,
luidende “Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen
regels worden gegeven voor de beoordeling of een naar buitenlands recht
opgericht lichaam naar aard en inrichting vergelijkbaar is met een naar
Nederlands recht opgericht lichaam als bedoeld in het derde lid,
onderdelen d en e.”. Voorts wordt “Bij algemene maatregel van
bestuur kunnen” vervangen door: Tevens kunnen bij algemene maatregel
van bestuur.

3. In het tiende lid vervalt onderdeel a onder verlettering van de
onderdelen b tot en met i tot onderdelen a tot en met h.

ARTIKEL VIa

	De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10, eerste lid, tweede en derde volzin, vervalt.

B

In artikel 11a, tweede lid, tweede volzin, wordt “en vervolgens
verminderd met het bedrag waarvoor niet in Nederland wonende of
gevestigde uiteindelijke gerechtigden – anderen dan bedoeld in artikel
10, tweede en derde lid – die een belang hebben in de
inhoudingsplichtige, bij dooruitdeling van de opbrengst waarop de
bronheffing betrekking heeft, op grond van de Belastingregeling voor het
Koninkrijk” vervangen door: en vervolgens verminderd met het bedrag
waarvoor uiteindelijke gerechtigden die een belang hebben in de
inhoudingsplichtige, bij dooruitdeling van de opbrengst waarop de
bronheffing betrekking heeft, op grond van artikel 10, de
Belastingregeling voor het Koninkrijk.

ARTIKEL VII

	De Wet op de kansspelen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 33f wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het tweede lid worden, onder vernummering van het derde tot en met
negende lid tot achtste tot en met veertiende lid, vijf leden ingevoegd,
luidende:

3. Overeenkomstig bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en
Justitie te stellen regels verstrekt de vergunninghouder op de daarbij
vastgestelde wijze en binnen de daarbij vastgestelde termijn de gegevens
en bescheiden die voor de vaststelling van de heffing van belang kunnen
zijn en verstrekt hij op verzoek van de kansspelautoriteit de nadere
gegevens en bescheiden die de kansspelautoriteit voor de vaststelling
van de kansspelheffing behoeft.

4. Indien de vergunninghouder niet binnen de daartoe gestelde termijn de
gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, heeft verstrekt of
kennelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, kan de
kansspelautoriteit een schatting doen van de gegevens die voor de
vaststelling van de heffing van belang zijn. 

5. De kansspelautoriteit kan een voorlopige kansspelheffing opleggen tot
ten hoogste het bedrag waarop de kansspelheffing met toepassing van de
verrekening, bedoeld in het zesde lid, van eerdere voorlopige
kansspelheffingen vermoedelijk zal worden vastgesteld. Indien het bedrag
in termijnen kan worden betaald, vermeldt de beschikking de te betalen
geldsommen en de termijnen waarbinnen de betalingen moeten plaatsvinden.
De voorlopige heffing wordt niet vastgesteld voor aanvang van het
kalenderjaar waarop zij betrekking heeft.

6. De voorlopige kansspelheffing wordt verrekend met de kansspelheffing.


7. De kansspelheffing en de voorlopige kansspelheffing kunnen bij
dwangbevel worden ingevorderd.

2. Het negende tot en met dertiende lid (nieuw) vervallen, onder
vernummering van het veertiende lid (nieuw) tot negende lid.

B

Na artikel 33f wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 3. GEGEVENSVERWERKING

Artikel 33g

	1. De raad van bestuur, bedoeld in artikel 33a, kan persoonsgegevens,
daaronder begrepen strafrechtelijke persoonsgegevens als bedoeld in
artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens, verwerken, voor
zover die verwerking noodzakelijk is voor: 

	a. de uitvoering van deze wet;

	b. het toezicht op naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde
of aan de op grond van deze wet verleende vergunning verbonden
voorschriften;

	c. de handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde of aan de op
grond van deze wet verleende vergunning verbonden voorschriften.

	2. De raad van bestuur, bedoeld in artikel 33a, en de ambtenaren en
personen, bedoeld in artikel 34, verstrekken elkaar de gegevens die deze
behoeven ter uitvoering van hun wettelijke taken.

	3. Onze Minister van Veiligheid en Justitie, de rijksbelastingdienst,
de Inspectie SZW en andere in het reglement, bedoeld in het zesde lid,
aangewezen bestuursorganen en toezichthouders zijn bevoegd uit eigen
beweging of verplicht desgevraagd de raad van bestuur, bedoeld in
artikel 33a, en de ambtenaren en personen, bedoeld in artikel 34, de
gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun
taken. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van het burgerservicenummer,
bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen
burgerservicenummer, en van andere, bij regeling van Onze Minister van
Veiligheid en Justitie aangewezen nummers.

	4. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden niet verwerkt voor
een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, tenzij bij wettelijk
voorschrift anders is bepaald of de uitvoering van de taak met het oog
waarop de gegevens zijn verstrekt, daartoe noodzaakt.

	5. De in het tweede en derde lid bedoelde gegevensverstrekking vindt
niet plaats indien de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene
daardoor onevenredig wordt geschaad.

	6. De raad van bestuur, bedoeld in artikel 33a, beschikt over een
reglement waarin in ieder geval regels zijn gesteld met betrekking tot
de wijze waarop:

	a. de verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt;

	b. de persoonsgegevens door passende technische en organisatorische
maatregelen worden beveiligd tegen verlies of onrechtmatige verwerking;

	c. wordt gewaarborgd dat de verwerkte persoonsgegevens slechts worden
verwerkt voor het doel waarvoor ze zijn verzameld of voor zover het
verwerken met dat doel verenigbaar is, alsmede hoe daarop wordt
toegezien.

	7. Het reglement, bedoeld in het zesde lid, bevat voorts regels met
betrekking tot de bestuursorganen, toezichthouders, instanties of
personen waarmee gegevens kunnen worden uitgewisseld, de wijze waarop
gegevens kunnen worden verstrekt en de doorlevering en vernietiging van
gegevens.

	8. Bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie kunnen
nadere regels worden gesteld met betrekking tot de vorige leden. 

	9. De raad van bestuur, bedoeld in artikel 33a, is verantwoordelijke in
de zin van artikel 1, onder d, van de Wet bescherming persoonsgegevens.

C

Artikel 34c vervalt.

ARTIKEL VIII

In de Successiewet 1956 wordt artikel 33 als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 5Âș wordt “35 jaar” vervangen door: 40 jaar.

2. In onderdeel 6Âș, aanhef, wordt “35 jaar” vervangen door: 40
jaar.

	

3. In onderdeel 6Âș, onder b, wordt “het bedrag is geschonken ter zake
van de 	verwerving van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111,
eerste of derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2011” vervangen
door: een eigen woning 	als bedoeld in artikel 3.111, eerste of derde
lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 is geschonken of een bedrag is
geschonken ter zake van de verwerving van een zodanige eigen woning.

ARTIKEL IX

De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt
als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zevende lid wordt “waarvoor eerder teruggaaf van belasting
is verleend op de voet van artikel 14a, eerste lid,” vervangen door:
waarvoor eerder een verzoek om teruggaaf van belasting kon worden gedaan
op de voet van artikel 14a, eerste lid,.

2. In het achtste lid wordt “waarvoor eerder teruggaaf van belasting
is verleend op de voet van artikel 14a, eerste of tweede lid,”
vervangen door: waarvoor eerder een verzoek om teruggaaf van belasting
kon worden gedaan op de voet van artikel 14a, eerste of tweede lid,.

B

Artikel 9, tiende lid, komt te luiden:

10. Voor de toepassing van dit artikel is de CO2-uitstoot van een
personenauto, de CO2-uitstoot gemeten overeenkomstig bijlage XII bij
Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot
uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het
Europees Parlement en de Raad betreffende de type goedkeuring van
motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en
bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en
onderhoudsinformatie (PbEU 2008, L 199). Indien de meting mede met LPG
of aardgas als brandstof is uitgevoerd, wordt de CO2-uitstoot van de
auto met LPG of aardgas als brandstofsoort gehanteerd.

C

Artikel 10, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt “de inkoopwaarde in Nederland”
vervangen door: de som van de catalogusprijs, bedoeld in artikel 9,
vierde lid, en de belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

2. De tweede volzin vervalt.

D

In artikel 10a, eerste lid, wordt “voorafgaand aan de heffing artikel
14a is toegepast” vervangen door “voorafgaand aan de heffing voor
dat motorrijtuig een verzoek om teruggaaf van de belasting kon worden
gedaan op de voet van artikel 14a, eerste of tweede lid,” en wordt
“feitelijke” vervangen door: feitelijk.

E

Artikel 10b, eerste lid, komt te luiden:

1. Indien het bedrag van de belasting op enig tijdstip sinds eerste
ingebruikneming van een gebruikt motorrijtuig, ingevolge de wettelijke
bepalingen met betrekking tot de maatstaf van heffing en het tarief
zoals die op dat tijdstip golden, lager is dan het bedrag van de
belasting ingevolge artikel 9, na toepassing van artikel 9b, kan, in
afwijking van artikel 10, eerste lid, dat lagere bedrag aan belasting
worden toegepast. 

F

Artikel 14b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “wordt verhuurd aan een inwoner van
Nederland door een in die andere staat gevestigde ondernemer als bedoeld
in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968” vervangen door
“ter beschikking wordt gesteld aan een in Nederland wonende
natuurlijke persoon of gevestigd lichaam door een in die andere staat
wonende natuurlijke persoon of gevestigd lichaam” en wordt “de
overeengekomen huurperiode” vervangen door: de overeengekomen periode
van terbeschikkingstelling.

2. In het tweede en derde lid wordt “huurperiode” telkens vervangen
door: periode van terbeschikkingstelling.

3. In het vierde lid wordt “huurperiode” vervangen door “periode
van terbeschikkingstelling” en wordt “de huurder van het
motorrijtuig” vervangen door: degene aan wie het motorrijtuig ter
beschikking is gesteld.

ARTIKEL X

De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 12 wordt “met ingang van de dag waarop het gebruik van de
weg met het motorrijtuig wordt geconstateerd” vervangen door: met
ingang van de dag waarop het gebruik van de weg in Nederland aanvangt.

B

In artikel 13, eerste lid, wordt “met ingang van de dag van het
gebruik van de weg in Nederland” vervangen door: met ingang van de dag
waarop het gebruik van de weg in Nederland aanvangt en, zolang het
motorrijtuig in Nederland feitelijk ter beschikking staat, telkenmale
drie maanden later.

C

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt “het motorrijtuig waarvoor een kenteken is
opgegeven” vervangen door “het motorrijtuig” en wordt een volzin
toegevoegd, luidende: Voor een motorrijtuig waarvoor geen kenteken is
opgegeven, dan wel een motorrijtuig dat in het buitenland is
geregistreerd, wordt de teruggaaf op verzoek verleend.

2. In het derde lid wordt “voor een motorrijtuig waarvoor geen
kenteken was opgegeven” vervangen door: voor een motorrijtuig waarvoor
geen kenteken was opgegeven, dan wel voor een motorrijtuig dat in het
buitenland was geregistreerd.

D

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt “, onder bij algemene maatregel van
bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen,”.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de schorsing binnen een
maand eindigt.

E

Artikel 23, derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. voor de personenauto een typegoedkeuring is verleend als bedoeld in
artikel 22 van de Wegenverkeerswet 1994 dan wel een individuele
goedkeuring als bedoeld in artikel 26 van die wet, met toepassing van de
normen zoals die zijn neergelegd in de Verordening (EG) nr. 692/2008 van
de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van
Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot
emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6)
en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU 2008, L
199);.

F

Artikel 35a komt te luiden:

Artikel 35a

Indien een voor een motorrijtuig geldende schorsing als bedoeld in
Hoofdstuk IV, paragraaf 6, van de Wegenverkeerswet 1994 binnen een
maand eindigt, anders dan als bedoeld in artikel 68, eerste lid,
onderdelen c en d, van die wet, wordt de belasting waarvan krachtens
artikel 20, tweede lid, teruggaaf is verleend alsmede de te weinig
geheven belasting nageheven.

G

In artikel 37d, derde lid, wordt “genoemd in het eerste lid”
vervangen door: genoemd in het tweede lid.

Ga

Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:

	1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

	Vrijstelling van belasting wordt verleend voor:.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Bij algemene maatregel van bestuur worden voorwaarden en beperkingen
gesteld met betrekking tot de vrijstelling van belasting, bedoeld in het
eerste lid.

H

In artikel 72 wordt het aansluitend aan het tweede lid opgenomen derde
lid vernummerd tot vijfde lid en geplaatst na het vierde lid.

ARTIKEL XI

In de Wet belasting zware motorrijtuigen komt artikel 8 te luiden:

Artikel 8

Als degene die het motorrijtuig feitelijk ter beschikking heeft, wordt
beschouwd degene ten aanzien van wie het gebruik van de autosnelweg is
geconstateerd, met dien verstande dat ingeval het gebruik van de
autosnelweg met een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig wordt
geconstateerd zonder dat gevorderd wordt het motorrijtuig te doen
stilstaan, degene op wiens naam het buitenlandse kenteken is gesteld
wordt beschouwd als degene ten aanzien van wie het gebruik van de
autosnelweg is geconstateerd.

ARTIKEL XII

De Wet op de accijns wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5, vierde lid, onderdeel h, komt te luiden:

h. 3811 11 10, 3811 11 90, 3811 19 00 en 3811 90 00;.

B

Artikel 7, tiende lid, komt te luiden:

10. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op bier dat afkomstig
is uit een brouwerij buiten Nederland.

C

In artikel 28, tweede en zesde lid, wordt “minerale oliĂ«n van GN-code
3811” vervangen door: minerale oliĂ«n van GN-codes 3811 11 10, 3811 11
90, 3811 19 00 en 3811 90 00.

D

Artikel 36, vierde lid, komt te luiden:

4. De gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs wordt uiterlijk op 15 januari
van elk jaar gepubliceerd op basis van alle tot verbruik uitgeslagen
sigaretten respectievelijk rooktabak in de periode van 1 oktober tot en
met 30 september voorafgaand aan de datum van publicatie.

E

Artikel 52, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen b tot en met f worden geletterd c tot en met g.

2. Na onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. bij toepassing van artikel 2c: op het tijdstip van de vaststelling
van de in artikel 2c bedoelde onregelmatigheid;.

F

Artikel 53a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. In afwijking van artikel 53, eerste lid, en van artikel 10, tweede
lid, en artikel 19, derde lid, van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen wordt de accijns op aangifte voldaan:

a. bij toepassing van artikel 52, tweede lid, onderdelen a tot en met d,
en, voor zover het een geregistreerde geadresseerde betreft, onderdeel
e: uiterlijk op de dag na het in artikel 52, tweede lid, onderdelen a
tot en met e, bedoelde tijdstip;

b. bij toepassing van artikel 52, derde lid, onderdelen a, c, d en e:
uiterlijk op de dag na het in artikel 52, derde lid, onderdelen a, c, d
en e, bedoelde tijdstip;

c. bij toepassing van artikel 52, derde lid, onderdeel b, voor zover het
een ander dan de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats betreft:
binnen Ă©Ă©n maand na het in artikel 52, derde lid, onderdeel b,
bedoelde tijdstip;

d. bij toepassing van artikel 52, derde lid, onderdeel g: binnen Ă©Ă©n
maand na het in artikel 52, derde lid, onderdeel g, bedoelde tijdstip.

2. Het derde lid vervalt.

G

In artikel 64, eerste lid, onderdeel f, wordt “die kennelijk zijn
bestemd” vervangen door: die uitsluitend zijn bestemd.

H

Artikel 65, derde lid, komt te luiden:

3. Behoudens in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen
gevallen is degene die accijnsgoederen met vrijstelling van accijns
betrekt in het bezit van een daartoe strekkende vergunning.

I

Artikel 72 komt te luiden:

Artikel 72

1. Teruggaaf van accijns wordt verleend tot ten hoogste het bedrag dat
aan accijns is voldaan.

2. Op een verzoek om teruggaaf van accijns beslist de inspecteur bij
voor bezwaar vatbare beschikking.

J

In artikel 75, eerste lid, onderdeel c, wordt “die buiten Nederland”
vervangen door: dat buiten Nederland.

K

In artikel 95a, eerste lid, wordt “de kalendermaand” vervangen door:
de tweede kalendermaand.

ARTIKEL XIII

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 47 komen de leden na het derde lid te luiden:

4. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld
met betrekking tot de toepassing van het eerste lid, onderdeel p.

5. Met betrekking tot aardgas wordt onder distributienet verstaan een
gastransportnet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van
de Gaswet.

6. Indien in een tijdvak van 18 maanden een of meerdere
voorschotnota’s worden uitgereikt dan wel een of meerdere
voorschotbedragen worden ontvangen en uiterlijk binnen 13 weken na
afloop van dat tijdvak geen eindfactuur wordt uitgereikt, wordt dat
tijdvak van 18 maanden aangemerkt als verbruiksperiode.

7. Met betrekking tot elektriciteit wordt onder directe lijn verstaan
een directe lijn als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel ar, van
de Elektriciteitswet 1998. 

8. Met betrekking tot aardgas wordt onder directe lijn verstaan een
directe lijn als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel an, van de
Gaswet.

B

Artikel 64, tweede lid, komt te luiden:

2. Als installatie met een elektrisch rendement van minimaal 30 percent
wordt aangemerkt een installatie met een gemiddeld gebruik van aardgas
met een bovenste verbrandingswaarde van 35,17 megajoule per Nm3, van
maximaal 0,38 Nm3 aardgas per opgewekte kWh. Bij aardgas met een
bovenste verbrandingswaarde die lager of hoger is dan 35,17 megajoule
per Nm3, wordt de in de eerste volzin genoemde maximale hoeveelheid naar
evenredigheid verhoogd, onderscheidenlijk verlaagd.

C

In artikel 90 wordt “59, eerste en derde lid en artikel 60, eerste
lid,” vervangen door: 59, eerste en derde lid, en 60, eerste lid,.

ARTIKEL XIV

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, onder 4o, wordt “de daartoe
bevoegde inspecteur” vervangen door: de inspecteur.

2. In het derde lid wordt na onderdeel j, onder verlettering van de
onderdelen k en l tot onderdelen l en m, een onderdeel ingevoegd,
luidende:

k. volkshuisvesting;.

3. Na het vierde lid wordt, onder vernummering van het vijfde tot en met
achtste lid tot zesde tot en met negende lid, een lid ingevoegd,
luidende:

5. Een instelling die werkzaamheden verricht die gericht zijn op het
bieden van volkshuisvesting als bedoeld in het derde lid, onderdeel k,
kan slechts worden aangemerkt als algemeen nut beogende instelling,
indien zij op de voet van artikel 70 van de Woningwet bij koninklijk
besluit is toegelaten als instelling die in het belang van de
volkshuisvesting werkzaam is.

4. In het negende lid (nieuw) wordt “het vierde tot en met zevende
lid” vervangen door: het vierde en het zesde tot en met achtste lid.

B

Aan artikel 49a, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Onder werkzaamheden als bedoeld in de eerste volzin wordt mede verstaan
het doen van aangifte.

C

Artikel 67a wordt als volgt gewijzigd: 

1. In het eerste lid wordt “gelijktijdig met de vaststelling van de
aanslag” vervangen door: uiterlijk bij de vaststelling van de aanslag.

2. In het tweede lid wordt “bij het vaststellen van de aanslag”
vervangen door: uiterlijk bij het vaststellen van de aanslag.

D

In artikel 67ca, eerste lid, onderdeel c, wordt “de artikelen 28,
eerste lid, aanhef en onderdelen a, b, d en e” vervangen door: de
artikelen 28, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b, e en f.

E

Artikel 67fa komt te luiden:

Artikel 67fa

Bij toepassing van artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht vervalt voor zover nodig:

a. de voorwaarde van gelijktijdigheid, bedoeld in de artikelen 67c,
tweede lid, 67d, eerste lid, 67e, eerste lid, en 67f, derde lid;

b. de voorwaarde dat uiterlijk bij het vaststellen van de aanslag een
verzuimboete kan worden opgelegd, bedoeld in artikel 67a, eerste lid.

ARTIKEL XV

In de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt artikel 5b met ingang
van 1 januari 2014 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na onderdeel 1o, onder
vernummering van de onderdelen 2o, 3o en 4o tot onderdelen 3o, 4o en 5o,
een onderdeel ingevoegd, luidende:

2o. haar gegevens op elektronische wijze via internet openbaar maakt;. 

2. Na het achtste lid (nieuw) wordt, onder vernummering van het negende
lid (nieuw) tot tiende lid, een lid ingevoegd, luidende:

9. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot
de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2o, die
openbaar worden gemaakt, alsmede met betrekking tot de wijze waarop deze
gegevens via internet openbaar worden gemaakt.

ARTIKEL XVI

In de Invorderingswet 1990 komt artikel 70a te luiden:

Artikel 70a

Bij toepassing van de artikelen 22, derde lid, en 36, eerste en tweede
lid, blijft artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag van
toepassing, zoals dat artikel luidde:\

a. op 31 december 2011, voor belastingaanslagen grondwaterbelasting en
afvalstoffenbelasting; en

b. op 31 december 2012, voor belastingaanslagen verpakkingenbelasting. 

ARTIKEL XVII

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt
gewijzigd:

A

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het vierde lid wordt, onder vernummering van het vijfde en zesde
lid tot zesde en zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:

5. Voor de toepassing van het derde en vierde lid alsmede voor de
toepassing van bepalingen in inkomensafhankelijke regelingen die
verwijzen naar artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt
onder voordeel uit sparen en beleggen mede verstaan het in het niet in
Nederland belastbaar inkomen begrepen voordeel uit sparen en beleggen. 

2. In het zevende lid (nieuw) wordt “vijfde lid” vervangen door:
zesde lid.

B

Aan artikel 18, vierde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Indien de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner gehouden is
aan de inspecteur een opgaaf te verstrekken van het niet in Nederland
belastbaar inkomen en deze persoon daaraan niet, dan wel niet binnen de
daartoe gestelde termijn heeft voldaan, kan de Belastingdienst/Toeslagen
de hoogte van de tegemoetkoming ambtshalve bepalen.

C

In artikel 40, tweede lid, vervalt “tengevolge waarvan een of meer
tegemoetkomingen tot een te hoog bedrag is of zijn toegekend” en wordt
“bij een herziening” vervangen door “bij een verrekening van
verleende voorschotten met de toegekende tegemoetkoming of bij een
herziening van een toegekende tegemoetkoming”. Voorts worden twee
volzinnen toegevoegd, luidende: De in de eerste volzin bedoelde
bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste 150 procent indien binnen een
periode van vijf jaren voorafgaand aan de dag van constatering van de
overtreding een eerdere overtreding van de belanghebbende, zijn partner
of een medebewoner is geconstateerd en de bestuurlijke boete of
strafrechtelijke sanctie wegens die eerdere overtreding onherroepelijk
is geworden. De in de tweede volzin genoemde periode beslaat tien jaren
indien wegens de eerdere overtreding de belanghebbende, zijn partner of
een medebewoner is gestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

D

Na artikel 44 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 44a. Contactambtenaar

Ten dienste van de vervolging en berechting van de feiten waarvan de
ambtenaren, bedoeld in artikel 44, zijn belast met de opsporing kan Onze
Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en
Justitie, ambtenaren van de Belastingdienst/Toeslagen aanwijzen die het
contact onderhouden met het openbaar ministerie.

E

In artikel 47 wordt “wie het aangaat” vervangen door “die het
aangaat” en wordt “artikel 7, derde of vierde lid,” vervangen
door: artikel 7, derde of vierde lid, artikel 2a, eerste lid, van de Wet
op de zorgtoeslag of artikel 1, vierde lid, van de Wet op het
kindgebonden budget.

ARTIKEL XVIII

In de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van
belastingen wordt artikel 7 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt “staat” vervangen
door: lidstaat.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Onze Minister kan een bevoegde autoriteit van een andere staat uit
eigen beweging inlichtingen verstrekken die voor haar van belang kunnen
zijn bij de bepaling van een belastingschuld in de gevallen waarin:

a. vermoed wordt dat in de staat van de bevoegde autoriteit ten onrechte
een vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belasting
zou worden verleend dan wel heffing van belasting ten onrechte
achterwege zou blijven ingeval de inlichtingen niet zouden zijn
verstrekt;

b. in Nederland een vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling
van belasting is verleend die van invloed kan zijn op de
belastingheffing in de staat van die bevoegde autoriteit;

c. in Nederland rechtshandelingen of andere handelingen zijn verricht
met het doel de heffing van belasting in de staat van de bevoegde
autoriteit geheel of ten dele onmogelijk te maken;

d. zulks overigens naar het oordeel van Onze Minister is geboden.

ARTIKEL XIX

In de Belastingwet BES wordt artikel 6.7i als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel i, wordt “telecommunicatiediensten”
vervangen door: telecommunicatiediensten als bedoeld in artikel 2a,
eerste lid, onderdeel r, van de Wet op de omzetbelasting 1968.

2. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede lid tot
derde lid, een lid ingevoegd, luidende:

2. In afwijking van het eerste lid worden de diensten, genoemd in dat
lid, die worden verricht voor een andere dan ondernemer, verricht in een
openbaar lichaam, wanneer het werkelijk gebruik en de werkelijke
exploitatie in dat openbaar lichaam plaatsvinden.

ARTIKEL XX

De Douane- en Accijnswet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.115 wordt “krachtens dit hoofdstuk” vervangen door:
krachtens deze wet.

B

Artikel 4.3 komt te luiden:

Artikel 4.3

Op dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, behoudens die ter
zake van de heffing van accijns bij invoer, zijn de bepalingen van
hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES van overeenkomstige toepassing.

C

Artikel 4.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt “het in strijd met artikel
4.6 vervaardigen van een accijnsgoed” vervangen door: het vervaardigen
van een accijnsgoed buiten een accijnsgoederenplaats die voor dat soort
accijnsgoed als zodanig is aangewezen.

2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. een plaats buiten de BES eilanden.

3. Het tweede lid, onderdelen c en d, vervallen.

4. In het derde lid wordt “De voorwaarden als bedoeld in het tweede
lid” vervangen door: De voorwaarden, bedoeld in het tweede lid,.

D

Artikel 4.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Onverminderd artikel 4.48 zijn de bepalingen van deze wet inzake de
heffing van invoerrecht van overeenkomstige toepassing ter zake van de
heffing van accijns bij invoer.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen
voorwaarden wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk niet als invoer
aangemerkt het brengen van een accijnsgoed vanuit een plaats buiten de
BES eilanden of vanuit een plaats voor tijdelijke opslag dan wel vanuit
een douane-entrepot of een handels- en dienstenentrepot naar een
accijnsgoederenplaats die voor dat soort accijnsgoed als zodanig is
aangewezen.

3. In het derde lid wordt “De voorwaarden, bedoeld in het tweede
lid” vervangen door: De voorwaarden, bedoeld in het tweede lid,.

E

In artikel 4.8, eerste lid, aanhef, vervalt “bij een temperatuur van
15o C”. 

F

Artikel 4.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt “overige alcoholhoudende dranken” vervangen
door: alcoholhoudende dranken.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een
puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. andere alcoholhoudende producten met een alcoholgehalte van meer dan
1,2%vol.

G

Artikel 4.17 komt te luiden:

Artikel 4.17

1. De accijns bedraagt per 100 sigaretten:

a. indien vervaardigd op Bonaire voor een Bonairiaans merk: USD 5,34;

b. indien vervaardigd op Bonaire voor een niet-Bonairiaans merk: USD
7,01;

c. in geval van invoer: USD 8,69.

2. Voor de berekening van de accijns wordt een sigaret als bedoeld in
artikel 4.16 aangemerkt als twee sigaretten wanneer deze, zonder filter
of mondstuk, meer dan 8 cm doch niet meer dan 11 cm lang is en als drie
sigaretten wanneer deze, zonder filter of mondstuk, meer dan 11 cm doch
niet meer dan 14 cm lang is, enzovoort. 

H

In artikel 4.24, eerste lid, aanhef, wordt “Bij algemene maatregel van
bestuur” vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur. 

I

Aan artikel 4.34 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de accijns geheven:

a. bij toepassing van artikel 4.4, eerste lid, onderdeel b: van de
vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats dan wel in voorkomend
geval van de vergunninghouder van het douane-entrepot of van het
handels- en dienstenentrepot;

b. bij toepassing van artikel 4.4, eerste lid, onderdeel c: van degene
die een accijnsgoed vervaardigt of heeft vervaardigd, of die een
accijnsgoed voorhanden heeft of heeft gehad dat niet overeenkomstig de
bepalingen van deze wet in de heffing is betrokken, dan wel van een
ieder als bedoeld in artikel 4.45. 

J

Artikel 4.35 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Indien het tijdstip van het ontstaan van de verschuldigdheid van
accijns niet kan worden vastgesteld, geldt als tijdstip de dag waarop de
inspecteur de verschuldigdheid heeft vastgesteld.

K

Artikel 4.46 vervalt.

L

Artikel 4.47 vervalt.

M

Artikel 4.49 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. wordt gebruikt als brandstof voor schepen, andere dan
pleziervaartuigen;.

3. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. wordt gebruikt voor de voortstuwing van luchtvaartuigen, andere dan
plezierluchtvaartuigen.

4. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende
bepalingen wordt onder een pleziervaartuig of een plezierluchtvaartuig
verstaan: een vaartuig respectievelijk een luchtvaartuig dat wordt
gebruikt door de eigenaar daarvan of door de natuurlijke of
rechtspersoon die het gebruik daarvan geniet door huur of anderszins,
voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere
doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen of voor het
verrichten van diensten onder bezwarende titel, dan wel ten behoeve van
overheidsinstanties.

3. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen nadere regels
worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

N

Artikel 4.50 komt te luiden:

Artikel 4.50

Vrijstelling van accijns wordt verleend ter zake van de uitslag en
invoer van ethylalcohol en andere alcoholhoudende producten als bedoeld
in artikel 4.13, onderdelen a en d, die op bij regeling van Onze
Minister van Financiën voorgeschreven wijze zijn gedenatureerd.

O

Artikel 4.50a komt te luiden:

Artikel 4.50a

1. Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en
beperkingen wordt op verzoek teruggaaf van accijns verleend voor:

a. accijnsgoederen die naar een plaats buiten de BES eilanden zijn
gebracht;

b. benzine die wordt gebruikt voor een van de doeleinden als bedoeld in
artikel 4.49, eerste lid, onderdelen b tot en met d.

2. Teruggaaf van accijns wordt verleend tot ten hoogste het bedrag dat
aan accijns is voldaan.

3. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen nadere regels
worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.

ARTIKEL XXI

In de Invoeringswet fiscaal stelsel BES wordt in hoofdstuk II, artikel
XVI, onderdeel B, “telecommunicatiediensten” vervangen door:
telecommunicatiediensten als bedoeld in artikel 2a, eerste lid,
onderdeel r, van de Wet op de omzetbelasting 1968.

ARTIKEL XXII

De Wet werken aan winst wordt als volgt gewijzigd:

A

De in artikel II, onderdeel M, opgenomen afdeling 2.4 van hoofdstuk II
van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vervalt.

B

Artikel XIII, vijfde lid, vervalt.

ARTIKEL XXIIa

	In de wet van 27 juni 2008 tot wijziging van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken en enige andere
wetten in verband met de invoering van een basisregistratie inkomen en
een basisregistratie waarde onroerende zaken (Stb. 2008, 269) vervalt
artikel III.

ARTIKEL XXIII

[vervallen]

ARTIKEL XXIV

In Overige fiscale maatregelen 2011 vervalt artikel IA.

ARTIKEL XXV

De Wet uniformering loonbegrip wordt als volgt gewijzigd:

A

In het in artikel II, onderdeel D, opgenomen artikel 42, eerste lid,
onderdeel b, van de Zorgverzekeringswet wordt “tot de eerste dag van
de kalendermaand volgende op de maand waarin deze de leeftijd van 65
jaar bereikt” vervangen door: tot een bij ministeriĂ«le regeling te
bepalen tijdstip.

B

In het in artikel III, onderdeel K, opgenomen artikel 22b, tweede lid,
van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt “€ 884” vervangen door
“€ 962” en wordt “€ 34 934” telkens vervangen door: € 35
450.

C

Artikel XXX wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel F, onder 4, vervalt.

	2. In het in onderdeel G opgenomen artikel 8.17, tweede lid, van de Wet
inkomstenbelasting 2001 wordt “€ 884” vervangen door “€ 962”
en wordt “€ 34 934” telkens vervangen door: € 35 450.

	3. Onderdeel I, onder 4, vervalt.

	4. Onderdeel I, onder 5, komt te luiden:

	5. Het zesde lid vervalt, onder vernummering van het zevende lid tot
zesde lid.

D

In artikel XXXVIII, eerste lid, wordt “de leeftijd van 65 jaar”
vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a,
eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

E

In artikel XXXIX, eerste lid, wordt “de leeftijd van 65 jaar”
vervangen door: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a,
eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,.

ARTIKEL XXVI

Het Belastingplan 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan het in artikel VII, onderdeel B, opgenomen artikel 39d van de Wet op
de loonbelasting 1964 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Bij toepassing van dit artikel wordt artikel 19g, achtste lid, zoals
dat op 31 december 2011 luidde, vanaf 1 januari 2013 als volgt gelezen:

8. De ingevolge de levensloopregeling opgebouwde voorziening wordt op de
dag voorafgaand aan de dag waarop de werknemer de pensioengerechtigde
leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene
Ouderdomswet, heeft bereikt, maar uiterlijk op de dag voorafgaand aan
het ingaan van het ouderdomspensioen aangemerkt als loon uit een
vroegere dienstbetrekking van de werknemer.

Aa

Artikel XVIII, onderdeel A, vervalt.

B

In artikel XX, eerste lid, wordt in de tabel in de tweede kolom het
bedrag van € 239,89, behorende bij een toegestane maximum massa van 15
000 tot 23 000 kilogram, vervangen door: € 193,56.

Ba

Aan het in artikel XXVIII, onderdeel E, opgenomen artikel 30g, tweede
lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt een volzin
toegevoegd, luidende: De renteberekening heeft als grondslag het te
betalen bedrag aan belasting.

C

Artikel XXXIV wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de aanhef van het eerste lid wordt “Artikel I” vervangen door
“Artikel 1” en wordt “, zoals dat artikel en dat hoofdstuk
luidden” vervangen door “en de op dat hoofdstuk berustende
bepalingen, zoals dat artikel, dat hoofdstuk en die bepalingen
luidden”. Voorts worden aan het eerste lid twee volzinnen toegevoegd,
luidende: In afwijking in zoverre van de eerste volzin blijft de
regeling inzake het rentepercentage van de heffingsrente van artikel
30f, vijfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, zoals dat
luidde op 31 december 2012, slechts van toepassing ter zake van
renteperiodes die zijn gelegen vóór 1 januari 2013. Voor zover een
renteperiode is gelegen na 31 december 2012, geldt de regeling inzake
het rentepercentage, zoals die regeling luidt met ingang van 1 januari
2013. 

	2. In het tweede lid wordt “beschikkingen” vervangen door
“beschikkingen alsmede teruggaafbeschikkingen op grond van de
artikelen 236, 237 en 238 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad
van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van
het communautair douanewetboek (PbEG 1992, L 302) met betrekking tot
uitnodigingen tot betaling met een dagtekening die is gelegen vóór
1 januari 2013,”. Voorts wordt in het tweede lid “, zoals dat
hoofdstuk luidde” vervangen door: en de op dat hoofdstuk berustende
bepalingen, zoals dat hoofdstuk en die bepalingen luidden.

ARTIKEL XXVII

De Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 wordt als
volgt gewijzigd:

0A

In artikel I, onderdeel N, wordt “€ 436” vervangen door: € 452.

A

Na artikel XX wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XXa

1. Hoofdstuk III en artikel 91 van de Wet belastingen op
milieugrondslag, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de dag van
inwerkingtreding van artikel XIII, en de daarop berustende bepalingen
blijven van toepassing met betrekking tot leveringen van leidingwater
die hebben plaatsgevonden vóór de dag van inwerkingtreding van artikel
XIII.

2. Voor het op verzoek verlenen van teruggaaf van belasting op
leidingwater voor zover de door de belastingplichtige ter zake te
ontvangen bedragen niet zijn en niet zullen worden ontvangen, blijven
artikel 92 van de Wet belastingen op milieugrondslag, zoals dat artikel
luidde op de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel
XIII, en de daarop berustende bepalingen, van toepassing tot en met twee
jaren na de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel
XIII.

B

Artikel XXI, tweede lid, komt te luiden:

2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen XIII en XXa in
werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL XXVIII

Het koninklijk besluit van 24 augustus 2004 tot wijziging van het
Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (Stb. 2004, 435) wordt
goedgekeurd.

ARTIKEL XXVIIIa

	

	De Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:

A 

	Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. In het tweede lid wordt “in een kalenderjaar vastgestelde
bedrag” vervangen door: met betrekking tot een kalenderjaar
vastgestelde bedrag.

	

	2. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. De inkomensafhankelijke bijdrage wordt per loontijdvak berekend over
het verschil tussen het loon dat de werknemer in het kalenderjaar heeft
genoten tot en met dat loontijdvak en het loon dat de werknemer in dat
kalenderjaar heeft genoten tot en met het aan dat loontijdvak
voorafgaande loontijdvak, met dien verstande dat van het bij eenzelfde
inhoudingsplichtige genoten loon buiten aanmerking blijft het gedeelte
dat meer bedraagt dan het met toepassing van het derde of vierde lid
vastgestelde bedrag per loontijdvak, vermenigvuldigd met het aantal
loontijdvakken van het kalenderjaar.

	

	3. In het zesde lid wordt “tweede en vijfde lid” vervangen door:
tweede, derde en vierde lid.

B

	

	In artikel 43, derde lid, wordt “in een kalenderjaar vastgestelde
bedrag” vervangen door: met betrekking tot een kalenderjaar
vastgestelde bedrag.

ARTIKEL XXIX

In de Wet op de zorgtoeslag wordt aan artikel 2a, eerste lid, een volzin
toegevoegd, luidende: Bij de bepaling van de grondslag, bedoeld in de
vorige volzin, wordt geen rekening gehouden met de vrijstelling, bedoeld
in artikel 5.13 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

ARTIKEL XXX

In de Wet op het kindgebonden budget wordt aan artikel 1, vierde lid,
een volzin toegevoegd, luidende: Bij de bepaling van de grondslag,
bedoeld in de vorige volzin, wordt geen rekening gehouden met de
vrijstelling, bedoeld in artikel 5.13 van de Wet inkomstenbelasting
2001.

ARTIKEL XXXI

In de Wet werk en bijstand wordt artikel 38 als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Met ingang van de dag waarop het netto minimumloon wijzigt, worden de
normen, genoemd in de artikelen 21, 22 en 23, eerste lid, en het bedrag,
genoemd in artikel 25, tweede lid, herzien met het percentage van deze
wijziging.

2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde en vijfde lid
tot derde en vierde lid.

ARTIKEL XXXIa

	In de Pensioenwet wordt aan artikel 63 een lid toegevoegd, luidende:

	3. In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, kan de mate
van variatie uiterlijk bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd worden
vastgesteld indien het pensioen is ingegaan vóór 1 januari 2013.

ARTIKEL XXXIb

	In de Pensioenwet vervalt per 1 januari 2016 artikel 63, derde lid.

ARTIKEL XXXIc

	In de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt aan artikel 75 een
lid toegevoegd, luidende:

	3. In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, kan de mate
van variatie uiterlijk bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd worden
vastgesteld indien het pensioen is ingegaan vóór 1 januari 2013.

ARTIKEL XXXId

	In de Wet verplichte beroepspensioenregeling vervalt per 1 januari 2016
artikel 75, derde lid.

ARTIKEL XXXII

1. Met betrekking tot kolen die vóór 1 januari 2013 zijn uitgeslagen
of ingevoerd met vrijstelling van kolenbelasting op grond van artikel
44, tweede lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag en die op of
na 1 januari 2013 in een opslagplaats voorhanden zijn, wordt
kolenbelasting geheven naar het tarief, genoemd in artikel 43 van de Wet
belastingen op milieugrondslag, zoals dit geldt op 1 januari 2013 na
indexering.

2. Artikel 84a van de Wet op de accijns, met uitzondering van het eerste
lid, eerste alinea en het tweede lid, onderdeel b, is van
overeenkomstige toepassing op de heffing van kolenbelasting, bedoeld in
het eerste lid, met dien verstande dat de verwijzing in artikel 84a,
tweede lid, van de Wet op de accijns naar het eerste lid van dat artikel
moet worden gelezen als een verwijzing naar het eerste lid van dit
artikel.

ARTIKEL XXXIII

1. De artikelen 80, 86 en 87a tot en met 87d van de Wet belastingen op
milieugrondslag en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden
op 31 december 2012, blijven van toepassing op verpakkingen als bedoeld
in artikel 87a van die wet, zoals deze luidde op 31 december 2012, van
producten die na 31 december 2012 maar vóór 1 april 2013 door een
producent ter beschikking worden gesteld aan een belastingplichtige of
ondernemer als bedoeld in hoofdstuk VIII van de Wet belastingen op
milieugrondslag zoals dit luidde op 31 december 2012. Het voorgaande
geldt niet voor producten waarop vóór 1 januari 2013 een regeling
krachtens artikel 88a van de Wet belastingen op milieugrondslag van
toepassing was. 

2. Artikel 89, vierde en vijfde lid, van de Wet belastingen op
milieugrondslag, zoals deze luidden op 31 december 2012, blijven van
toepassing voor zover de verschuldigdheid van de verpakkingenbelasting
vóór 1 januari 2013 is ontstaan.

3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld
met betrekking tot verzoeken om teruggaaf ingevolge het eerste lid.

ARTIKEL XXXIV

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 januari 2011 ingediende
voorstel van wet houdende regels inzake de normering van bezoldigingen
van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector (Wet
normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke
sector) (Kamerstukken 32 600) tot wet wordt verheven, wordt in bijlage
1 van die wet “als bedoeld in artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b,
van de Wet inkomstenbelasting 2001” vervangen door: als bedoeld in
artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

ARTIKEL XXXV

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2013, met dien
verstande dat:

a. met betrekking tot de heffing van kansspelheffing over tijdvakken die
voor 1 januari 2013 zijn geëindigd:

1o. artikel 33f, derde tot en met zesde lid, van de Wet op de
kansspelen, zoals dit luidde op 31 december 2012, van toepassing blijft;

2o. artikel 33f, derde tot en met zesde lid en achtste lid, van de Wet
op de kansspelen niet van toepassing is; 

b. aanmaningen of dwangbevelen die door de ontvanger, bedoeld in artikel
33f, zevende lid, van de Wet op de kansspelen, zoals dit luidde op 31
december 2012, voor 1 januari 2013 zijn verzonden, onderscheidenlijk
uitgevaardigd, geacht worden te zijn verzonden, onderscheidenlijk
uitgevaardigd, door het met ingang van 1 januari 2013 bevoegde
bestuursorgaan;

c. artikel XVII, onderdeel B, voor het eerst toepassing vindt met
betrekking tot tegemoetkomingen waarvoor een verzoek om opgaaf is gedaan
op of na 1 januari 2013;

d. artikel XXV, onderdelen A, B en C, toepassing vindt voordat de
artikelen II, onderdeel D, III, onderdeel K, en XXX, onderdeel G, van de
Wet uniformering loonbegrip worden toegepast;

	e. artikel XXVI, onderdelen Ba en C, toepassing vindt voordat de
artikelen XXVIII, onderdeel E, en XXXIV van het Belastingplan 2012
worden toegepast.

2. Artikel XIV, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 januari 2012.

3. Artikel XIII, onderdeel A, werkt terug tot en met 20 juli 2012.

ARTIKEL XXXVI

Deze wet wordt aangehaald als: Overige fiscale maatregelen 2013.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

 

 

 PAGE    

 PAGE   37