[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2013D00638, datum: 2013-01-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Protocol tussen de Benelux-Staten en de Macedonische Regering ter uitvoering van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië betreffende de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven (2013D00637)

Preview document (🔗 origineel)


Protocol tussen de Benelux-staten (het Koninkrijk België, het
Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden) en de
Macedonische Regering ter uitvoering van de Overeenkomst tussen de
Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek
Macedonië betreffende de overname van personen die zonder vergunning op
het grondgebied verblijven; Brussel, 30 juli 2012 (Trb. 2012, 153)

TOELICHTENDE NOTA

Algemeen

Inleiding

In het onderhavige verdrag (hierna genoemd: het uitvoeringsprotocol)
zijn bepalingen opgenomen ter uitwerking van de op 18 september 2007 te
Brussel totstandgekomen, en op 1 januari 2008 inwerking getreden,
Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige
Joegoslavische Republiek Macedonië betreffende de overname van personen
die zonder vergunning op het grondgebied verblijven (PbEU 2007, L 334;
hierna genoemd: de EU-overnameovereenkomst).

Het op 13 december 2007 tot stand gekomen Verdrag van Lissabon tot
wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag
tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Trb. 2008, 11) is in werking
getreden op 1 december 2009. Vanaf die datum is de Europese Gemeenschap
vervangen en opgevolgd door de Europese Unie. De Europese Unie oefent nu
alle rechten uit en neemt alle verplichtingen op zich die voorheen
toebehoorden aan de Europese Gemeenschap. Deze wijziging heeft dan ook
geen gevolgen voor internationale overeenkomsten gesloten door de
Europese Gemeenschap, zoals bovengenoemd verdrag van 2007.

In het regeerakkoord is intensivering van het terugkeer- en uitzetbeleid
aangemerkt als prioriteit. Het beleid met betrekking tot terugkeer is
uiteengezet in de Kamerbrief van 1 juli 2011 “Terugkeer in het
vreemdelingenbeleid” (Kamerstukken II 2010/11, 19637, nr. 1436).
Doelstelling van dit beleid is, onder meer, met de zogenoemde
herkomstlanden een goede samenwerking op het gebied van terugkeer te
realiseren en te onderhouden, alsmede een betere samenhang na te streven
met het bredere Nederlandse beleid ten opzichte van deze landen. 

In het kader van het terugkeerbeleid wordt er kortom naar gestreefd met
belangrijke herkomstlanden van immigranten een terug- en overnameverdrag
te sluiten. Hierbij gaat het in de eerste plaats, maar niet uitsluitend,
om de landen van herkomst die in het kader van dat beleid als
prioritaire landen zijn aangemerkt. Voorts blijft ook het uitgangspunt
uit de “Notitie inzake opname van terug- en overnameclausules in
bilaterale verdragen” (Kamerstukken II 2003/04, 29 344, nr. 20)
gehandhaafd dat in bilaterale verdragen met herkomstlanden een terug- en
overnameclausule dient te worden opgenomen, die zowel ziet op de
verplichting eigen onderdanen terug te nemen als op de verplichting op
verzoek een verdrag te sluiten waarin de terugname van eigen onderdanen
en de overname van onderdanen van derde landen en staatlozen wordt
geregeld.

Terug- en overnameverdragen waarbij het Koninkrijk der Nederlanden
partij is of waaraan Nederland als lid van de Europese Unie is gebonden,
worden gesloten op verschillende niveaus. Het Koninkrijk sluit niet zelf
bilateraal terug- en overnameverdragen. 

Op grond van de op 11 april 1960 te Brussel tot stand gekomen
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk
België en het Groothertogdom Luxemburg inzake de verlegging van de
personencontrole naar de buitengrenzen van het Beneluxgebied
(Trb. 1960, 40) sluiten de lidstaten van de Benelux hun terug- en
overnameverdragen gezamenlijk. De Benelux-staten bepalen in overleg met
elkaar met welke landen van herkomst onderhandelingen worden geopend en
welke van de Benelux-staten daarin het voortouw neemt. Daarbij is de
omvang van de terugkeerproblematiek in de drie landen bepalend. De
terug- en overnameverdragen die in Benelux-verband worden gesloten, gaan
in de regel vergezeld van een gelijktijdig gesloten uitvoeringsprotocol
waarin specifieke uitvoeringsbepalingen zijn opgenomen. Het
uitvoeringsprotocol wordt eveneens door de Benelux-staten gezamenlijk
met de verdragspartner overeengekomen. In Benelux-verband zijn
verschillende terug- en overnameverdragen tot stand gekomen, laatstelijk
met de Republiek Kosovo (Brussel, 12 mei 2011; Trb. 2011, 127).

Daarnaast is Nederland gehouden aan terug- en overnameovereenkomsten die
de Europese Unie sluit. De Europese Unie is bevoegd tot het sluiten van
dergelijke verdragen op grond van artikel 79, derde lid, van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie, volgens de procedure van
artikel 218 van hetzelfde Verdrag (zie Trb. 2008, 51, voor de
geconsolideerde tekst). Op grond van die bepaling verleent de Raad van
de Europese Unie de Europese Commissie op haar voorstel een mandaat om
onderhandelingen te openen met 

bepaalde landen. Bij de keuze van deze landen baseert de Raad zich
ondermeer op criteria als migratiedruk uit het desbetreffende land en de
geografische ligging ten opzichte van het grondgebied van de Europese
Unie. De Europese Unie heeft tot nu toe, naast de voornoemde
EU-overnameovereenkomst met de Voormalige Joegoslavische Republiek
Macedonië, overnameovereenkomsten gesloten met Albanië,
Bosnië-Herzegovina, Georgië, Hongkong, Macau, Moldavië, Montenegro,
Oekraïne, Pakistan, de Russische Federatie, Servië en Sri Lanka.
Zolang de Europese Unie geen gebruik maakt van haar bevoegdheid een
overnameovereenkomst te sluiten, blijven de lidstaten bevoegd dat zelf,
op bilateraal, of zoals in het geval van de Benelux, op multilateraal
niveau te doen. 

Bij de overnameovereenkomsten die in EU-verband tot stand komen, kan
elke lidstaat afzonderlijk een uitvoeringsprotocol met de andere partij
sluiten. Het onderhavige uitvoeringsprotocol ziet hierop en is gebaseerd
op artikel 19 van de EU-overnameovereenkomst. De desbetreffende
bepaling, die in beginsel standaard in de EU-overnameovereenkomst wordt
opgenomen, biedt de partijen de mogelijkheid nadere afspraken te maken
over de praktische uitvoering van de in de EU-overnameovereenkomst
overeengekomen bepalingen en over de concrete samenwerking tussen de
uitvoerende diensten die hiervoor verantwoordelijk zijn.

Nederland sluit uitvoeringsprotocollen in Benelux-verband, ingevolge de
eerdergenoemde Overeenkomst inzake de verlegging van de personencontrole
naar de buitengrenzen van het Beneluxgebied. Met betrekking tot het
onderhavige uitvoeringsprotocol met de voormalige Joegoslavische
Republiek Macedonië heeft Nederland namens de Benelux-landen de
onderhandelingen gevoerd. 

1.2 Inhoud van het uitvoeringsprotocol

De EU-overnameovereenkomst strekt ertoe de feitelijke uitzetting van
vreemdelingen ten aanzien van wie op basis van het nationale recht de
verplichting bestaat Nederland te verlaten, te vergemakkelijken. De
uitoefening van de op grond van de Vreemdelingenwet 2000 bestaande
bevoegdheid om uit te zetten, wordt vergemakkelijkt doordat de
aangezochte Partij erkent, onder bepaalde omstandigheden, tot terug- of
overname verplicht te zijn. 

De EU-overnameovereenkomst bevat voorwaarden waaronder de Partijen
gehouden zijn eigen onderdanen terug te nemen en onderdanen van derde
landen en staatlozen over te 

nemen, evenals procedurele bepalingen met betrekking tot het indienen en
antwoorden van eenverzoek voor terug- of overname. De praktijk heeft
geleerd dat dergelijke afspraken de procedures die moeten leiden tot het
vaststellen van de identiteit en nationaliteit van vreemdelingen
aanzienlijk bekorten. De EU-overnameovereenkomst regelt voorts de
voorwaarden waaronder en de wijze waarop Partijen gehouden zijn de
doorgeleiding over elkaars grondgebied toe te staan van naar derde
landen te verwijderen personen.

In het uitvoeringsprotocol bij een EU-overnameovereenkomst worden vooral
de procedurele bepalingen die door de uitvoerende diensten van de
verdragsluitende Partijen dienen te worden gevolgd, nader uitgewerkt.
Met de nadere uitwerking van de afspraken wordt beoogd de concrete
afhandeling van een terug- en overnameverzoek verder te bespoedigen.
Afhankelijk van de inhoud van de bepalingen van de
EU-overnameovereenkomst, kunnen in het uitvoeringsprotocol nadere
afspraken worden gemaakt over, bijvoorbeeld, de termijnen die in acht
dienen te worden genomen in het kader van een terug- en overnameverzoek,
de wijze van transport, de vergoeding van gemaakte kosten en de
handelwijze bij doorgeleiding over elkaars grondgebied. 

Artikelsgewijze toelichting 

Titel en preambule

Dit verdrag wordt gesloten met de Macedonische Regering. Dit verdrag zal
uiteraard wel tussen de staten gelden.

Artikelen 2 en 10

De partijen informeren elkaar via diplomatieke kanalen welke autoriteit
bevoegd is voor de uitvoering van de EU-overnameovereenkomst en van
welke grensovergangen gebruik kan worden gemaakt. 

Artikelen 3, 4 en 7

De onderhavige artikelen bevatten voorschriften voor de verzending van
verzoeken om terugname, overname of doorgeleiding, alsmede voor de
verzending van antwoorden op deze verzoeken. Verzoeken om terugname van
eigen onderdanen, overname van onderdanen van derde landen of staatlozen
of doorgeleiding van over elkaars grondgebied naar derde landen te
verwijderen personen dienen te worden gezonden aan de bevoegde 

autoriteit van de aangezochte staat. De aangezochte staat dient binnen
de in de EU-overnameovereenkomst gestelde termijnen op dit verzoek te
antwoorden.

Artikel 5

Dit artikel bepaalt wie verantwoordelijk is voor de afgifte van het
reisdocument voor betrokkene. Indien er sprake is van overname van een
derdelander of staatloze, verschaft de diplomatieke of consulaire
vertegenwoordiging van de aangezochte staat een inreisvisum, omdat op
basis van een door één van de Benelux-staten te verstrekken
EU-reisdocument alleen niet de Macedonische grens kan worden
overschreden. 

Artikel 6

De feitelijke overdracht dient vooraf te worden gemeld aan de bevoegde
autoriteiten van de aangezochte staat.

Artikelen 8 en 9

In deze artikelen zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot
ondersteuning door de aangezochte partij bij doorgeleiding (artikel 8)
en de verplichtingen voor de begeleiders van de verzoekende staat bij
terug- en overname of een doorgeleiding (artikel 9). Zij dienen onder
meer in burger op te treden en niet gewapend te zijn en zich tijdens de
uitvoering van hun taak aan het recht van de aangezochte staat te
houden.

Artikel 11

Het onderhavige artikel bevat een nadere uitwerking van artikel 15 van
de EU-overnameovereenkomst dat ziet op de verrekening van de kosten
verbonden aan terug- en overname. Ingevolge artikel 15 komen de kosten
die voortvloeien uit de terug- en overname ten laste van de verzoekende
staat. Artikel 11 van het uitvoeringsprotocol bepaalt dat de verzoekende
staat alle kosten dient te vergoeden binnen zestig dagen na ontvangst
van een factuur.

Artikel 12

Dit artikel bepaalt dat de partijen samenwerken bij het analyseren van
onderwerpen die de toepassing van het onderhavige uitvoeringsprotocol
aangaan. Voor dit doel kan op verzoek van één van de partijen een
vergadering van deskundigen worden belegd.

Artikel 13

De bevoegde autoriteiten communiceren in de Engelse taal via fax of
post. Na instemming van de partijen kan ook gebruik worden gemaakt van
e-mail of andere technische middelen.

Artikelen 14, 15 en 16

Deze artikelen bevatten de gebruikelijke bepalingen over bijlagen,
wijzigingen en de depositaris. 

Ingevolge artikel 14 vormen de twee bijlagen een integrerend onderdeel
van het uitvoeringsprotocol. Het zijn formulieren die ten behoeve van de
terug- en overnameprocedure door de bevoegde autoriteiten gebruikt
dienen te worden. De bijlagen zijn aan te merken als zijnde van
uitvoerende aard en verdragen tot wijziging van deze bijlagen behoeven
op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en
bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de
Staten-Generaal zich het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

Artikel 17

Artikel 17 ziet op inwerkingtreding, duur en opzegging. In artikel 17,
tweede lid, wordt met betrekking tot de inwerkingtreding van het
uitvoeringsprotocol verwezen naar artikel 19, tweede lid, van de
EU-overnameovereenkomst. Iedere verdragsluitende partij dient de voor
haar geldende nationale goedkeuringsprocedure te volgen. Wanneer de
verdragspartijen hun nationale goedkeuringsprocedure hebben doorlopen,
wordt het Gemend Comité overname hierover geïnformeerd, waarna het
uitvoeringsprotocol in werking kan treden.

 

Artikel 17, derde lid, geeft aan dat de bepalingen uit de
EU-overnameovereenkomst en het onderhavige uitvoeringsprotocol voorrang
hebben op de bepalingen van de op 30 mei 2006 te Voorburg
totstandgekomen Overeenkomst tussen de Regeringen van de Benelux-staten
(het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk
der Nederlanden) en de Macedoonse Regering betreffende de overname van
onregelmatig verblijvende personen (Trb. 2006, 135). De Overeenkomst uit
2006 blijft echter wel volledig van kracht tussen Curaçao, Sint Maarten
en het Caribische deel van Nederland, enerzijds, en de voormalige
Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds.

Ingevolge artikel 17, vierde lid, is de beëindiging van het
uitvoeringsprotocol gekoppeld aan die van de EU-overnameovereenkomst.
Als deze overeenkomst door de EU of de Voormalige 

Joegoslavische Republiek Macedonië wordt opgezegd, zal daarmee
tegelijkertijd het uitvoeringsprotocol worden beëindigd. 

Koninkrijkspositie

De EU-overnameovereenkomst geldt alleen voor het gebied waarop het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is.
Het uitvoeringsprotocol zal dan ook wat het Koninkrijk der Nederlanden
betreft, alleen voor het Europese deel van Nederland gelden. 

DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL,

DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN,

  PAGE   \* MERGEFORMAT  2 

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet
openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26,
zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).