[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2013D02627, datum: 2013-01-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Wijziging Verdrag Groot-Brittanniƫ, houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen in burgerlijke en handelszaken (2013D02626)

Preview document (šŸ”— origineel)


Wijziging van het op 31 mei 1932 te Londen tot stand gekomen Verdrag
tussen Nederland en Groot-Brittanniƫ, houdende bepalingen tot het
vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen in burgerlijke en
handelszaken; Londen, 9 mei 2012 (Trb. 2012, 106)

TOELICHTENDE NOTA

Het wijzigingsverdrag dat op 9 mei 2012 bij notawisseling tot stand is
gekomen, voorziet in een wijziging van artikel 3, onderdeel d, en
artikel 7, onderdeel c, van het op 31 mei 1932 te Londen tot stand
gekomen Verdrag tussen Nederland en Groot-Brittanniƫ houdende
bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen in
burgerlijke en handelszaken (Stb. 1933, 364; zie laatstelijk Trb. 1998,
19). Het wijzigingsverdrag zal, evenals het Verdrag van 1932, voor het
gehele Koninkrijk gelden.

Aanleiding voor de wijziging is de Wet van 9Ā oktober 2008 (Stb. 411)
waarin onder meer een aanpassing van de Wet van 11 december 1980,
houdende uitvoering van het op 18 maart 1970 te ā€™s-Gravenhage tot
stand gekomen Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland
in burgerlijke en handelszaken (Stb. 653) is opgenomen.
InĀ dezeĀ laatstgenoemde wet is als ontvangende autoriteit van rogatoire
commissies de rechtbank ā€™s-Gravenhage aangewezen, in plaats van de
officier van justitie bij deze rechtbank (zie artikel I, onderdeel A). 

Uit het oogpunt van harmonisatieĀ enĀ in navolging van het advies van de
Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht en de
Adviescommissie voor het burgerlijk procesrecht is onderdeelĀ c van
artikel 7 van het Verdrag van 1932 met betrekking tot de ontvangende
autoriteit van rogatoire commissies gewijzigd. Deze wijziging houdt in
dat de rogatoire commissies door de Britse autoriteiten worden
overgemaakt aan de rechtbank binnen wier rechtsgebied de getuigen of het
grootste aantal van hen woonachtig zijn of verblijven in plaats van aan
de officier van justitie bij deze rechtbank. Indien de namen enĀ woon-
of verblijfplaatsen van de getuigen niet zijn opgegeven, worden de
rogatoire commissies overgemaakt aan de rechtbank ā€™s-Gravenhage in
plaats van aan de officier van justitie bij de rechtbank
ā€˜s-Gravenhage.Ā 

De wijziging in onderdeel d van artikel 3 is redactioneel van aard.
Daarbij zij aangetekend dat in de wijze van aanvragen om mededeling van
stukken geen wijziging is aangebracht. Deze aanvragen worden gezonden
aan de officier van justitie bij de rechtbank binnen wier rechtsgebied
de stukken moeten worden medegedeeld.

Vermeld zij dat op voorstel van het Verenigd Koninkrijk met betrekking
tot zowel artikel 3 als artikel 7 de ontvangende instantie in Engeland
is gewijzigd.

Naar aanleiding van de wijziging van artikel 7, onderdeel c, van het
Verdrag van 1932 dient voor Nederland de Wet van 6 april 1933, houdende
voorzieningen tot uitvoering van het op 31 mei 1932 te Londen tussen
Nederland en Groot-Brittanniƫ gesloten verdrag, houdende bepalingen tot
het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen aangepast te
worden. Aangezien het een technische aanpassing betreft, zal deze
wijziging bij gelegenheid van een passend wetsvoorstel worden
meegenomen. 

Het Verdrag van 1932 is eveneens van toepassing op Aruba, CuraƧao,
Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint
Eustatius en Saba). Met het wijzigingsverdrag is van de gelegenheid
gebruik gemaakt artikel 3, onderdeelĀ d, en artikelĀ 7, onderdeel c, te
actualiseren naar aanleiding van de staatkundige hervorming van 10
oktober 2010. 

Met betrekking tot ā€˜het Koninkrijk der Nederlandenā€™ wordt uitgegaan
van het deel gelegen in Europa en de delen gelegen buiten Europa (Aruba,
CuraƧao, Sint Maarten, alsmede Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Voor
de buiten Europa gelegen delen van het Koninkrijk dienen, gelet op de in
het kader van de staatkundige hervormingen binnen het Koninkrijk tot
stand gekomen Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie, de rogatoire
commissies te worden overgemaakt aan het Gemeenschappelijk Hof van
Justitie van Aruba, CuraƧao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint
Eustatius en Saba en dienen de aanvragen om mededeling van stukken te
worden gericht aan de procureurs-generaal bij dit Gemeenschappelijk Hof
binnen wier respectievelijke rechtsgebied de stukken moeten worden
medegedeeld. 

Aruba, CuraƧao en Sint Maarten, alsmede het Caribische deel van
Nederland hebben eveneens wetgeving met voorzieningen tot uitvoering van
het Verdrag van 1932. De regering van Aruba heeft aangegeven dat ten
aanzien van het onderhavige wijzigingsverdrag er geen noodzaak is om de
desbetreffende wetgeving aan te passen. Of voor CuraƧao en Sint Maarten
de wettelijke regeling een wijziging behoeft, dient nog nader te worden
onderzocht. Voor het Caribische deel van Nederland is van toepassing de
Uitvoeringswet van het tussen Nederland en Groot-Brittanniƫ gesloten
verdrag, houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van
rechtsgedingen BES (Stb. 2010, 504). Deze wet behoeft, evenals de
wetgeving van Aruba, naar aanleiding van de wijziging van het verdrag
geen aanpassing. 

De Minister van Veiligheid en Justitie,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 PAGE   2 

  PAGE   \* MERGEFORMAT  2 

Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar
gemaakt, omdat het instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde
lid, van de Wet op de Raad van State).