[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Deel Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van de begroting 2013

Stenogram

Nummer: 2013D03018, datum: 2013-01-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 17 januari 2013

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
hebben op 17 december 2012 overleg gevoerd met minister Ploumen voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het deel
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van de begroting 2013.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk
verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,

De Roon

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Eijsink

De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,

Van Toor

Voorzitter: Eijsink

Griffier: Wiskerke

Aanwezig zijn twaalf leden der Kamer, te weten: Jasper van Dijk, De
Caluwé, Eijsink, Van Klaveren, Leegte, Maij, Agnes Mulder, Van Ojik,
Sjoerdsma, Van der Staaij, Thieme en Voordewind,

en minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking, die vergezeld is van enkele ambtenaren van
haar ministerie.

Aanvang 16.00 uur.

De voorzitter: Ik open de vergadering en heet u van harte welkom bij het
wetgevingsoverleg Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik
heet de minister en haar medewerkers van harte welkom, net als de
belangstellenden op de publieke tribune en uiteraard de
collega-Kamerleden.

Wij bespreken vandaag volgens de agenda 21 stukken, die ik niet allemaal
zal voorlezen. Ik merk wel op dat nr. 21 nog niet binnen is, namelijk
een kabinetsreactie op het position paper Netherlands-African Business
Council. Daarbij is genoteerd dat er nog een reactie te verwachten is.
Ik wil toch even hebben opgemerkt tegenover de commissie en de minister
dat die reactie mogelijk nog komt. Dan zullen wij zien hoe wij daarmee
omgaan.

Collega's, u bent op de hoogte van het feit dat u tien minuten
spreektijd hebt. De publieke tribune wijs ik erop dat de geachte
afgevaardigden allemaal een aantal minuten spreektijd hebben en die
worden verdeeld over de eerste en de tweede termijn. Wij beginnen in
eerste termijn bij de heer Van Klaveren van de PVV. Ik sta de leden
ruimhartig in eerste termijn drie onderlinge interrupties toe. Wij
beginnen nu, om 16.00 uur. Het is de bedoeling dat wij om 18.00 uur
schorsen voor de dinerpauze en daarna om 19.00 vervolgen met de eerste
termijn van de minister.

De heer Van Klaveren (PVV): Voorzitter. Subsidiesponzen, linkse
christenen en schuldgevoeligen schijnen de barricaden op te gaan. De
subsidie richting de bodemloze put die ontwikkelingshulp heet, zal
namelijk wat minder rijkelijk vloeien dan voorheen. Wat de PVV betreft,
is iedere cent minder naar corrupte regimes, sharialanden en hulpclubjes
in miljoenen kostende gebouwen, met directies die voor tonnen op de
loonlijst staan, absolute winst. Echter, bezuinigen is een relatief
begrip. In 2013 wordt er namelijk helemaal niets bezuinigd. Dat is dan
nul komma nul, niets, nada. Niet echt een stevig begin dus. In de
periode van 2014 tot 2017 wordt er slechts 500 miljoen per jaar
bezuinigd. Er staat heel stoer "750 miljoen ingeboekt", maar daar gaat
nog 250 miljoen af voor een zogenaamd revolverend fonds, dat wordt
gebruikt om te investeren in -- inderdaad -- ontwikkelingslanden.

Verder is het miljard dat men vanaf 2017 gaat bezuinigen slechts 200
miljoen ten opzichte van 2013. Wij geven volgend jaar immers nog 4,3
miljard weg, terwijl in 1017 de teller op 4,1 miljard staat. Dit maakt
de linkse ophef over de bezuinigingen en de geplande acties van onder
andere de ChristenUnie in samenwerking met subsidieverslindende
hulpclubs extra overbodig. Niet de hoogte van de bezuinigingen zou iets
zijn om tegen te protesteren maar het enorme bedrag dat nog steeds wordt
weggegooid; volgend jaar zelfs 1,5 miljard meer dan socialist Jan Pronk
in zijn laatste termijn weggaf.

En dat in een tijd dat de burgers in ons eigen land worden opgezadeld
met enorme lastenverhogingen. Daar waar de VVD voorheen nog eens sprak
en het opnam voor de werkende groep mensen in Nederland spreekt zij
tegenwoordig teksten als "wij moeten subsidie geven aan goede doelen en
hun kernactiviteiten" en "ontwikkelingsorganisaties moeten de helft van
hun inkomsten zelf genereren", waarmee de VVD dus eigenlijk zegt dat zij
het prima vindt om een half miljard in dit soort clubjes te steken, een
onbegrijpelijke draai van 180 graden. Dat staatsontwikkelingshulp
onzinnig is, werd al op heldere wijze uiteengezet in verschillende
studies van onder andere Dambisa Moyo, William Easterly en Simeon
Djankov. Het verstrekte geld wordt door landen weggegooid en in de
landen die ontvangen, zien wij corrupte regimes en dictators in het
zadel blijven zitten. Bij elke donatie groeit de afhankelijkheid.

De befaamde ontwikkelingseconoom Peter Bower gaf in de jaren zestig al
een heldere definitie van ontwikkelingshulp: "belasting voor arme mensen
in rijke landen geven aan rijke mensen in arme landen". Nederland geeft
helaas nog steeds vijftien landen bilaterale ontwikkelingshulp. Als het
aan de PVV zou liggen, zou dit aantal heel snel op nul staan. Wij hebben
al meerdere keren gewezen op het feit dat het volstrekt belachelijk is
dat Nederland geld geeft aan Indonesië, de zestiende economie van de
wereld, maar wij kregen van geen enkele fractie steun voor het idee om
de subsidiestroom stop te zetten. Maar ook achterlijke sharialanden als
Afghanistan en Jemen en de Palestijnse boevenautoriteit krijgen nog
steeds Nederlands ontwikkelingsgeld.

Hierover gaat ook mijn eerste vraag. Onlangs is 3 miljoen euro noodhulp
gegeven aan de Palestijnse Autoriteit in verband met slachtoffers die
gevallen zijn nadat Hamas raketten afvuurde op Israël, dat zich
uiteraard verdedigde. Was dit geld geoormerkt en, zo ja, welk label hing
daar dan aan? Hoeveel is er beschikbaar gesteld voor de slachtoffers van
Israëlische zijde? Vorig jaar, op 17 maart 2011, is de motie-Van der
Staaij/Voordewind aangenomen waarin gesteld wordt dat de Palestijnen
geen geld meer krijgen als ze terrorisme verheerlijken. Palestinian
Media Watch heeft het rapport "Palestinian Authorithy glorification of
terrorists and payment of salaries to terrorists and Dutch funding"
uitgebracht met daarin honderden terroristische voorbeelden. Er wordt
onder meer gesteld dat de Palestijnse Autoriteit maandelijks meer dan
3,6 miljoen aan salarissen verstrekt aan terroristen. Wij gaan er dan
ook van uit dat per direct de subsidie aan deze boevenbende gestopt
wordt. Ik verneem graag een reactie.

Behalve met bilaterale hulp aan de vijftien partnerlanden strooit
Nederland nog altijd met geld over de hele wereld. Er gaan nog steeds
sloten met ontwikkelingsgeld naar organisaties als de EU, de VN, de
Wereldbank en clubjes als Oxfam Novib, ICCO en Cordaid. Vijftien landen
klinkt beperkt, maar ook hier wordt de burger een rad voor ogen
gedraaid. Vele tientallen landen ontvangen nog steeds Nederlands
hulpgeld. Zo gaat er via Oxfam Novib nog altijd geld naar landen als
Libië, Somalië, Pakistan, Mali en zelfs Marokko. Over Oxfam Novib
gesproken, deze arme organisatie huist in een pand ter waarde van 7
miljoen. GroenLinks-directrice Farah Karimi verdient meer dan een ton
per jaar. En men steunt anti-Israëlpropaganda. Ook andere hulpclubs
houden zich bezig met zaken waar veel belastingbetalers geen flauw idee
van hebben. Zo gaf ICCO geld aan de anti-Israëlclub Electronic Intifada
en verdient men in de directie van deze liefdadigheidsclub, net als bij
Oxfam Novib, meer dan €100.000 per jaar. Dat zijn vrij aparte uitgaven
voor clubjes die zeggen in de kern te bestaan om armoede in de derde
wereld te bestrijden.

De voorzitter: De heer Leegte heeft een vraag.

De heer Leegte (VVD): Nee, ik heb meer een punt van orde. Ik zie dat net
de position paper is binnengekomen. Mijn voorstel is om deze paper niet
te behandelen in dit WGO maar te agenderen voor een algemeen overleg zo
snel mogelijk na het kerstreces. De voorbereidingstijd is immers te krap
om deze paper nog mee te nemen in mijn termijn.

De voorzitter: De paper die u noemde, is blijkbaar nu binnengekomen. Dit
is een volledig ander punt. Ik stel dan ook voor dat wij eerst de heer
Van Klaveren laten uitspreken. Straks zal ik dit punt in discussie
brengen. De heer Van Ojik heeft wel een vraag aan de heer Van Klaveren.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik vind het prima dat de heer Van
Klaveren kritiek heeft op organisaties op het gebied van
ontwikkelingssamenwerking. Hij zegt dat de directeuren van die
organisaties meer dan een ton verdienen. In hun jaarverslagen geven de
organisaties echter vrij precies aan hoe het feitelijk zit. Ik moet dan
ook zeggen dat de bewering van de heer Van Klaveren onjuist is. De
directeur van Oxfam Novib bijvoorbeeld verdient niet meer dan een ton.

De voorzitter: Wat is uw vraag?

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik zou graag willen dat de heer Van
Klaveren zijn bewering ofwel staaft met feiten ofwel terugneemt.

De heer Van Klaveren (PVV): Ik neem dat niet terug. Ik kom er in mijn
tweede termijn nog eventjes op terug, als u dat leuk vindt.

Het is jammer dat de VVD, terwijl er miljarden over de balk gesmeten
worden, hier een punt van orde wil maken. Volgens mij zou men zich
moeten bezighouden met andere zaken. Samen ontvangen deze hulpclubs meer
dan 200 miljoen euro subsidie. De afgelopen twintig jaar gooiden ze maar
liefst 4,5 miljard in de bodemloze putten van ontwikkelingshulp. Het is
bekend dat er wat de PVV betreft, geen cent meer heen gaat.

Ik zal meteen ingaan op wat mijn collega van GroenLinks net zei.
Wellicht minder bekend is het gegeven dat een van de grootste ontvangers
van hulpsubsidie van de Nederlandse overheid, de Stichting Nederlandse
Vrijwilligers (SNV), een stichting die vooral fors betaalde
beroepskrachten in dienst heeft en geen vrijwilligers, structureel
weigert om verantwoording af te leggen bij de onafhankelijke
toezichthouder op goede doelen. SNV krijgt jaarlijks gemiddeld 120
miljoen euro, maar heeft geen CBF-Keur en geen CBF-Certificaat. De VVD
stelde vandaag nog dat er in algemene zin goed met het geld wordt
omgegaan door hulpclubs, juist omdat er verantwoording over moet worden
afgelegd. Dat is dus niet waar; één van de grootste ontvangers weigert
structureel verantwoording af te leggen en de VVD vindt dat prima. Wat
ons betreft is dat bizar. Graag hoor ik van de minister waarom SNV door
de jaren heen honderden miljoenen heeft ontvangen, maar geen
onafhankelijke controle hoeft te laten uitvoeren.

Ik ga afsluiten. Behalve een linkse elite met een enorm schuldgevoel
zijn er in Nederland weinig mensen te vinden die miljarden willen
uitgeven aan deze kostenpost. Diederik Samsom bevestigde dit onlangs nog
in de Volkskrant, waarin hij stelde: ik kreeg de eerste weken na de
presentatie van het regeerakkoord massa's boze mails, maar over
ontwikkelingssamenwerking nul. Nederland wordt kapot bezuinigd, maar de
miljarden aan belastinggeld blijven overvloedig naar het buitenland
stromen. Deze gekte dient wat ons betreft zo spoedig mogelijk te stoppen
en in de tweede termijn zal ik daarom een motie indienen om dit te
bewerkstelligen.

De voorzitter: Dank u wel. U hebt in de eerste termijn zeven minuten
spreektijd gebruikt. Ik geef het woord aan mevrouw De Caluwé en aan de
heer Leegte. Zij verdelen de 15 minuten spreektijd van hun fractie en
hebben beiden om zevenhalve minuut gevraagd. Het woord is aan mevrouw De
Caluwé.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Dit is het eerste gecombineerde
begrotingsdebat over buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking.
Dat is een goede ontwikkeling wat de VVD betreft. Uiteraard hadden wij
graag een nog steviger aanpak van ontwikkelingssamenwerking willen zien,
maar wij zijn in ieder geval blij met een verdere bezuiniging en met de
nieuwe insteek van hulp naar handel. Hulp zal vooralsnog nodig blijven,
want er zijn nog grote problemen, waarbij Nederland een verschil kan
maken. De wereld is echter veranderd. Steeds meer arme landen maken een
behoorlijke groeispurt door. Zij realiseren zich dat het versterken van
de economie meer vruchten afwerpt dan het ontvangen van steun. Ik ben
dan ook blij dat dit kabinet meer nadruk legt op het bevorderen van
economische groei en handel. De minister heeft in de eerste weken van
haar functioneren deze insteek uitgedragen. Dat geeft ons vertrouwen
voor de toekomst.

De VVD is van mening dat de inzet van bedrijfsleven en hulporganisaties
veel beter op elkaar afgestemd kan worden. Het zijn entiteiten die
elkaar soms versterken, maar vaak ook tegenwerken. Ngo's begeven zich
steeds meer op het commerciële pad, gaan gesubsidieerd de concurrentie
aan met bedrijven of huren deze in als onderaannemer. Ik zou zeggen:
schoenmaker, blijf bij je leest!

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Zou mevrouw De Caluwé een concreet
voorbeeld kunnen noemen van dit soort gedrag? Waarom vindt zij dat dit
niet goed is?

Mevrouw De Caluwé (VVD): Dat kan ik zeker. Ik heb recentelijk gesproken
met een organisatie die digitaal een platform biedt aan
landbouwondernemingen op het platteland om aan een soort "match making
facility te kunnen deelnemen". Zij kunnen hun producten aanbrengen en
onderling contact houden. Ook kunnen zij zich op de markt begeven. Dit
wordt aangeboden tegen een geringe vergoeding. Het hele project wordt
ook uitgewerkt. Vervolgens komt dit bedrijf onderweg ngo's tegen die met
subsidies hetzelfde proberen te doen. Met subsidie leer je niet
ondernemen, maar met leningen leren deze boerenbedrijven om binnen twee
à drie jaar hun omzet te vergroten en veel meer binnen te halen dan zij
daarvoor binnenhaalden. Ook leren zijn hoe ondernemen werkt, door de
leningen terug te betalen. Als je dit in de markt kunt aanbieden, kun je
het geld dat je aan subsidies uitgeeft, beter aan andere dingen
besteden. Dat wat in de markt wordt aangeboden, leert bedrijven om te
ondernemen. Dat geld hoeft dan niet voor subsidies te worden gebruikt.
Het kan veel beter aan andere dingen worden besteed. De toegevoegde
waarde van ngo's ligt bij hun kernactiviteiten, maar niet bij een scala
aan bijkomende producten. Bovendien zouden zij allen minstens 50% van de
inkomsten zelf moeten genereren. Dat verplicht hen, te focussen en hun
toegevoegde waarde scherp te krijgen. Het versterkt ook de band met hun
donateurs.

De heer Van Klaveren (PVV): Kunt u aangeven wat de kernactiviteiten zijn
en klopt het dus dat u bereid bent om een half miljard in dit soort
clubjes te steken?

Mevrouw De Caluwé (VVD): De kernactiviteit van ngo's is het bieden van
hulp. Dat gaat meer om het klassieke OS-werk en niet zozeer om het
oprichten van bedrijfjes, het bedrijfsmatig te werk gaan of het
ontplooien van commerciële activiteiten. De heer Van Klaveren spreekt
over het subsidiëren of het financieren van deze organisaties, maar de
VVD is altijd tegen het structureel financieren van ngo's geweest. Wel
willen wij die financieren op projectmatige basis. Wij hebben
meerjarenplannen. Daar komen projecten uit voort en daar kan
financiering aan gegeven worden.

De heer Van Klaveren (PVV): Dat is helder. Het was voor mij altijd een
beetje schimmig of de VVD bereid was om daar honderden miljoenen in te
steken, maar dat is hierbij bevestigd.

Mevrouw De Caluwé geeft aan dat de kernactiviteiten gevormd worden door
het klassieke OS-werk. Wat houdt dit volgens de VVD in? Daar krijg ik
nog steeds geen antwoord op.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Wij hebben een aantal speerpunten, te weten
voedsel, zekerheid, watermanagement en veiligheid. Op die terreinen
kunnen organisaties, waaronder ngo's, een aantal dingen doen. Dat kan
zijn het ondersteunen van het maatschappelijk middenveld, het helpen bij
de watervoorziening of het ondersteunen van het bedrijfsleven met advies
over de cultuur in een regio. Dat kunnen ontzettend veel dingen zijn,
als die maar niet bedrijfsmatig zijn. De ngo's moeten niet doen wat
anderen zelf beter kunnen doen.

De heer Van der Staaij (SGP): Ik ben het met mevrouw De Caluwé eens dat
wij op termijn meer eigen inkomsten van de maatschappelijke organisaties
mogen verwachten. Dat mogen wij van die organisaties verlangen. Zij
mogen laten zien dat zij op die manier geworteld zijn. Is mevrouw De
Caluwé het met mij eens dat wij heel voorzichtig moeten zijn met
lopende contracten en dat wij daarin eigenlijk niet moeten inbreken? Ik
spreek nu over het langetermijnbeleid.

Als wij de vrijgevigheid van mensen meer willen stimuleren, dan moeten
wij dat ook fiscaal belonen. Is mevrouw De Caluwé dat met mij eens?

Mevrouw De Caluwé (VVD): De VVD is altijd voor het fiscaal belonen van
vrijgevigheid geweest. Dat heeft ook in ons verkiezingsprogramma
gestaan. Dat heeft het op dit moment niet gehaald, maar wij zijn daar
altijd wel voor geweest.

Wij moeten zo veel mogelijk de bestaande contracten respecteren, maar er
zijn ook contracten die al heel erg lang lopen. Wij kunnen best bezien
wat wij daar in de tussentijd aan kunnen veranderen. Wij hebben nu
eenmaal de taak om te bezuinigen in de komende paar jaar. Dat zal in
2014 verder gestalte krijgen. Wij kunnen nu al bekijken wat wij in 2014
zouden kunnen veranderen.

De heer Van der Staaij (SGP): Wij spreken over een nieuw kader na 2015.
Dat is nog iets anders dan het inbreken in lopende contracten met
allerlei maatschappelijke organisaties.

Mevrouw De Caluwé merkt op dat de VVD het fiscaal belonen van
vrijgevigheid een interessante gedachte vindt. Wij zouden de Geefwet
daarvoor kunnen uitbreiden. Zij zegt dat dit op dit moment nog niet is
gelukt. Heeft de VVD wel de handen vrij om die weg op te gaan als een
Kamermeerderheid zou vinden dat vrijgevigheid fiscaal beloond zou moeten
worden?

Mevrouw De Caluwé (VVD): Dat zie ik op dit moment niet gebeuren, want
dat kost geld. Wij moeten naar het budget blijven kijken. Ik ben niet
voor maatregelen die het budget weer vergroten.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik was een beetje verrast door de
scherpe toon van de VVD op dit gebied, omdat juist de VVD altijd naar
voren heeft gebracht dat hulp en handel heel goed zouden moeten kunnen
samengaan. Er zit nu een minister die de opdracht heeft om beide zaken
goed te combineren. Waar ligt de grens? Wat zou de VVD precies willen
afschaffen? Er zijn veel projecten, bijvoorbeeld de microprojecten, die
heel goed en succesvol verlopen, vooral voor de allerarmste groepen. Ik
denk in dit verband aan vrouwen die weduwe zijn geworden. Er worden door
ngo's ook trainingen gegeven op het gebied van maatschappelijk
verantwoord ondernemen, zodat bedrijven wellicht geholpen kunnen worden
om de OESO-normen te hanteren. Ik neem aan dat de VVD juist dit soort
projecten nog wel wil ondersteunen.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik ben het met de heer Voordewind eens dat
juist die ondersteuning en de wederzijdse kruisbestuiving heel
belangrijk zijn. Daar ben ik ook absoluut voor. Wij zullen echter heel
goed moeten kijken naar onder meer de microfinanciering. Leningen kunnen
gegeven worden uit subsidies die aan ngo's verstrekt zijn, maar
bijvoorbeeld ook door banken. Over het algemeen zit er een ontzettend
hoge rente op microfinanciering. Je moet je afvragen wat het meest
handige is. Het is beter om het bij commerciële partijen te doen als
zij de leningen tegen een laag tarief kunnen aanbieden en de ngo's
complementair te laten zijn aan de bedrijven. Op die manier kun je met
hetzelfde geld méér bereiken. Dat is waar ik op uit ben.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het mooie van de microkredieten was
altijd dat in sommige gevallen zelfs een lening werd gegeven tegen 0%
rente, juist omdat die vrouwen in een zodanige kwetsbare positie zitten,
terwijl commerciële banken deze leningen wel tegen rente verstrekken.
Waarom worden hier de microkredieten weggesneden, terwijl die juist de
allerarmsten helpen?

Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik ben niet voor het rigoureus wegsnijden van
microkredieten. Als kredieten tegen 0% rente worden aangeboden, is dat
een ander verhaal dan wanneer zij commercieel worden aangeboden. Door
ngo's zijn ook microkredieten aangeboden tegen een vrij hoge rente. Dan
moet je het anders ingeven. Bij microkredieten of leningen tegen 0%
rente die niet op een commerciële manier kunnen worden aangeboden, wil
ik absoluut kijken of het op een andere manier kan.

Bedrijven zijn geen hulporganisaties. Het runnen van schooltjes en
weeshuizen kunnen zij beter overlaten aan de professionals. Het is aan
de minister om een optimale mix te vinden tussen enerzijds meer ruimte
laten aan bedrijvigheid en anderzijds de verschillende vormen van hulp
zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten. Daarbij dienen de grote
aantallen onderaannemingen te worden tegengegaan. Dat kost namelijk
extra geld, geeft minder inzicht in de activiteiten en leidt tot
onnodige extra lagen. De minister geeft aan dat zij de instrumenten nog
eens goed tegen het licht wil houden. Wij zijn het daarmee eens. Ik
vraag de minister ook om het aantal bedrijfsleveninstrumenten fors
omlaag te brengen. Bij Buitenlandse Zaken zijn dat er 29. Met die van EZ
erbij komen wij op 52.

Ik vraag de minister om te overwegen bedrijfsadviseurs te stationeren op
het ministerie en op de ambassades. Grote bedrijven zijn bereid mensen
voor enige tijd uit te lenen. Een dergelijke kruisbestuiving levert veel
commerciële ondersteuning en inzicht op en bovendien kan dat met
gesloten beurzen. Ook bij de aansturing van het beleid in de diverse
partnerlanden is vooruitgang te boeken. De ambassades maken allemaal hun
eigen meerjarenplannen, de doelen blijven weinig concreet en meetbaar en
de controle op de plannen ligt vaak bij een kleine groep
ambassademedewerkers. De oplossing ligt in het opzetten of verstevigen
van expertisegroepen op het ministerie, bijvoorbeeld voor water en
voedsel. Deze expertisegroepen kunnen als een vliegende kiep de
ambassades in partnerlanden ondersteunen en bovendien voor een meer
samenhangende uitrol in de verschillende landen zorgen.

Verdere bezuinigingen kunnen wat ons betreft ook gevonden worden in het
stoppen van bijdragen aan slecht functionerende multilaterale
organisaties. De laatste evaluatie van Buitenlandse Zaken leverde maar
liefst 25% matig tot onvoldoende presterende multilaterale organisaties
op. Deze evaluatie dateert echter van 2009. Kan de minister op korte
termijn een actuele evaluatie presenteren?

De groep partnerlanden is heel divers: van zeer arme landen tot
middeninkomenslanden met een enorm groeipotentieel. Nederland moet hier
een verder gediversifieerd beleid voeren. Landen waarmee wij een brede
relatie hebben, bijvoorbeeld Indonesië, kunnen migreren van hulp naar
handel. Bovendien kunnen wij met Indonesië een vorm van tripartiete
samenwerking opbouwen. Indonesië is naast ontvanger namelijk ook donor
geworden. Landen als Kenia en Ghana zijn meer gebaat bij een grotere
focus op bedrijvigheid dan arme landen als Mali en Sudan. Hier kan het
revolverend fonds als een van de instrumenten worden gehanteerd. Met dit
fonds kunnen bedrijven híér samen met bedrijven dáár investeren in
het versterken van bedrijvigheid en ontwikkeling in ontwikkelingslanden.
De minister werkt het fonds uit in samenwerking met o.a. MKB-Nederland.
Ik verzoek de minister hierbij ook partijen te betrekken die al ruime
ervaring hebben met dit soort fondsen, zoals de Rabobank met het Rabo
Rural Fund. En wanneer kunnen wij het plan voor het fonds voor
vredesmissies tegemoet zien?

Ik heb nog een drietal specifieke punten. Heb ik daarvoor nog
tweeënhalve minuut?

Volgens de Algemene Rekenkamer ontbreekt het aan voldoende inzicht in
doel en resultaat van de begrotingsstukken, terwijl dit door voormalig
minister Rosenthal wel was toegezegd. Graag ontvang ik een aanvullende
brief van de minister, waarin de budgetten conform de brief van 1 juni
2012 zijn ingevuld.

Eerder heb ik al betoogd dat er voor het Grote Merengebied uitsluitend
nog gewerkt zou moeten worden met een regionale aanpak. Hiervoor is
vooralsnog onvoldoende steun gebleken. De activiteiten van met name
Rwanda en Oost-Congo kunnen echter niet ongestraft blijven. Ik zal dan
ook steun geven aan een amendement om de begrotingssteun aan Rwanda stop
te zetten. Verder wacht ik de reactie van de secretaris-generaal van de
VN op het rapport van de expert Group af. Mogelijk zal ik alsnog met een
voorstel komen voor de beëindiging van alle directe hulp aan Rwanda. In
plaats van regionale plus bilaterale hulp in het Grote Merengebied kan
Nederland zich beter concentreren op Noord-Afrika. Deze regio is zeer
van belang voor Nederland vanwege de veiligheid, immigratie en
economische ontwikkeling.

Ik rond af. De VVD-fractie is zeer positief over de aangekondigde inzet
van de minister op het gebied van vrouwenrechten. Ik verzoek de minister
bij alle speerpunten hiermee actief rekening te houden en de inzet waar
mogelijk te versterken. De Kamer heeft hiervoor kortgeleden een
meerpartijeninitiatief opgericht. Negen partijen zetten zich daarbij in
voor de positie van de vrouw in ontwikkelingslanden. Vrouwen zijn
essentieel gebleken voor de opbouw en ontwikkeling van hun land; zij
verdienen daarbij alle steun. Mijn collega van de PvdA-fractie zal
hierop in concrete amendementen nog terugkomen.

De heer Van Klaveren (PVV): De PVV-fractie verneemt graag van de
VVD-fractie in hoeverre zij bereid is om de begrotingssteun voor Burkina
Faso stop te zetten.

Mevrouw De Caluwé (VVD): De VVD-fractie is helemaal geen voorstander
van begrotingssteun. Begrotingssteun is eigenlijk alleen maar relevant
als Nederland en de landen waaraan je begrotingssteun geeft geheel op
lijn zitten wat betreft het uitgeven ervan. We geven maar in een gering
aantal landen begrotingssteun en daar willen we het ook heel erg nauw
monitoren. Over het algemeen zijn we echter niet zo'n voorstander van
begrotingssteun.

De heer Van Klaveren (PVV): Ja, maar in 2013 gaat daar nog steeds 18
miljoen naartoe. Is de VVD-fractie bereid om dat dan ook stop te zetten?
Ik vraag dat ook omdat mevrouw De Caluwé aangeeft daar helemaal geen
voorstander van te zijn. Of mag dat niet?

Mevrouw De Caluwé (VVD): We hebben aangegeven dat je daarin heel
restrictief moet zijn. In een bepaald aantal gevallen hebben we "ja,
mits" gezegd, maar voor zover dat afgebouwd en op een andere manier
ingevuld kan worden, en het past binnen het beleid dat wij voorstaan,
zijn we daar mogelijk voorstander van.

De heer Sjoerdsma (D66): Veertig jaar lang hebben regeringen ook met
VVD-ministers ontwikkelingssamenwerking gekoesterd. Twee jaar geleden
stond in het VVD-verkiezingsprogramma nog dat ook de VVD het hart op de
juiste plek heeft. Ja, ontwikkelingssamenwerking moest wel een beetje
efficiënter, maar de VVD had het hart op de juiste plek. Nu wil de VVD
er 3 miljard af. Is dat nou liberaal, mevrouw De Caluwé? En waarom nog
dat vernisje van 1,3 miljard? Waarom doet de VVD-fractie dan niet
hetzelfde als de PVV en schaft zij het helemaal af?

Mevrouw De Caluwé (VVD): De heer Sjoerdsma heeft een beetje selectief
gelezen in het verkiezingsprogramma van 2010. Daarin staat wel dat de
VVD het hart op de juiste plek heeft, en dat hebben we nog steeds, maar
er staat ook dat de helft van het budget voor ontwikkelingssamenwerking
eraf kan. Het hart op de juiste plaats betekent dat je kijkt naar wat
werkt. Er was net een WRR-rapport uitgekomen waarin heel duidelijk stond
wat niet werkte en wat wel werkte. Wij zijn voor een grondige hervorming
van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en dat kan inderdaad met veel
minder geld.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik hoorde de fractievoorzitter van de VVD
tijdens het debat over de regeringsverklaring zeggen dat
ontwikkelingssamenwerking het afkopen van een schuldgevoel is. Hoezo is
het steunen van bedreigde homo's in Oeganda het afkopen van een
schuldgevoel? Hoezo is het steunen van meisjes in Afghanistan het
afkopen van schuldgevoel? Hoezo is het ondersteunen van ondernemers in
Ghana het afkopen van schuldgevoel. Kan mevrouw De Caluwé dat
uitleggen?

Mevrouw De Caluwé (VVD): Het afkopen van schuldgevoel sloeg op de
bijdragen die altijd structureel zijn gegeven aan ngo's. De heer
Sjoerdsma kan dit in de stukken nalezen die de heer Blok en ik op 16
juni hebben gepresenteerd. Wij hebben gezegd dat een aantal grote dingen
nog moeten worden aangepakt: voedsel, water, veiligheid en SRGR. Ik vind
dat geen hulp moet worden gegeven om het hulp geven, maar dat moet
worden bekeken welk doel ermee bereikt kan worden. Wat willen wij nog
wel doen en wat niet? Voor de rest is het afkopen van schuldgevoel. Wij
dachten 40 jaar geleden dat als je maar zoveel procent van je bnp
afdraagt, het vanzelf wel goed komt. Wij hebben gezien dat dit niet
heeft gewerkt.

De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Het aantal Europeanen neemt af en ze
worden ook steeds ouder. In 2050 zijn er zo'n 20 miljoen minder
Duitsers. Ook Frankrijk, Italië en Nederland vergrijzen. Europa is
schaars aan grondstoffen en dankzij goedbedoeld maar verkeerd
klimaatbeleid exporteren wij versneld afval naar China. Afval bestaat
uit herbruikbare grondstoffen. Niet voor niets zit Europa in een
economische crisis. De huidige groei is te vinden in Azië, Latijns
Amerika, Turkije, Afrika, maar ook de Verenigde Staten laten weer
gezonde economische groei zien. De crisis waarin wij zitten en die wij
bijna allemaal beginnen te voelen, zal ook niet tijdelijk zijn. Grote
bedrijven die willen investeren zoeken gebieden waar groei wordt
verwacht. Die vinden zij steeds minder in de EU. Ik verwacht niet dat
wij teruggaan naar de tijd van voor 2008.

Er zijn fundamentele veranderingen gaande die een enorme kans bieden als
wij de juiste keuzen maken. Met een minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking kan Nederland vanuit het zo belangrijke
welbegrepen eigenbelang het verschil gaan maken. Door handel te drijven
kunnen de handelspartners samen meer verdienen dan alleen. Dat heet het
systeem van comparatieve kostenvoordelen. Samen kun je meer spullen
maken dan je alleen kan. Daardoor kunnen deze partners meer verdienen en
die toenemende welvaart leidt uiteindelijk tot een lagere druk op het
landgebruik. Welvaart is niet alleen goed tegen armoede, maar ook goed
voor de ontwikkeling van natuur en milieu. Dat inzicht ligt achter het
belangrijke besluit van deze regering om van hulp naar handel te gaan.

Het is eenvoudig uit te leggen. Als ik mijn dochter zakgeld geef, wordt
ons gezinsinkomen niet hoger maar is wel de verdeling binnen ons gezin
anders. Als voor mijn dochter ontwikkelingsland wordt ingevuld en voor
zakgeld hulp, dan is het direct duidelijk dat met het geven van hulp
slechts een andere verdeling van welvaart in de wereld komt, geen
stijging ervan. Minstens zo belangrijk is het je te realiseren dat als
voor zakgeld elkaars haar knippen wordt gelezen of diensten, op
nationaal niveau sprake is van welvaartsverdeling en niet van
welvaartsgroei. De strategie van het Verenigd Koninkrijk om een
dienstenmaatschappij te willen worden, was dan ook een mislukking.
Welvaart stijgt door waarde toe te voegen, door spullen te maken en die
te verkopen. Daarna en vooral daardoor ontstaat ruimte voor diensten en
voor leuke dingen die je met dat verdiende geld kunt doen. Tijdens het
eerste AO met deze minister stond een aantal handelsverdragen op de
agenda, die de welvaartsgroei voor de Europese Unie met 55 miljard zou
kunnen ophogen, waarvan ruim 3 miljard welvaartsgroei voor Nederland.
Beter en mooier kan ik het belang van de internationale handel niet
aangeven. Dat Nederland een handelsland is, is geen vanzelfsprekendheid.
In 2008 hebben wij een dip van 18% van de export gezien, een veel
grotere dip dan de landen om ons heen. In de paniek die ontstond na de
eerste financiële crisis werden alle omzetpolissen als belangrijk
instrument voor exportkredietfaciliteit op nul gezet. Duitsland en
Denemarken reageerden met een eigen faciliteit waardoor in die landen de
export en de economische ontwikkeling veel meer op peil bleef. Het
grootste probleem waar Nederlandse …

Mevrouw Thieme (PvdD): Ik maak bezwaar tegen de nogal simpele
wereldvisie van de heer Leegte. Hij denkt dat wij kunnen doorgaan met
groeien, dat wij een soort belofte kunnen neerleggen dat als wij nu maar
meer gaan produceren, iedereen uiteindelijk net zoveel welvaart krijgt
als wij hier in het Westen. Dat wij dus allemaal rijker en beter worden
als wij maar meer handel gaan drijven. Wij hebben nu eenmaal te maken
met de fysieke grenzen van de aarde. Wij kunnen niet meer produceren dan
wij nu al doen. Wij gaan al over de grenzen van de aarde heen. Is de
heer Leegte met mij van mening dat niet zozeer de mensen de illusie moet
worden voorgehouden dat wij de koek groter kunnen maken om te verdelen,
maar dat wij juist de koek die wij hebben en die niet groter gemaakt kan
worden, op een eerlijke manier moeten gaan verdelen?

De heer Leegte (VVD): Het antwoord is nee. Anders dan de Partij voor de
Dieren zijn wij optimisten. Binnen de Europese Unie is sinds 1950 zo'n
20 miljoen hectare landbouwgrond verdwenen en is er natuur gemaakt. Dat
is prachtig. Het is echter wel landbouwgrond die weg is omdat wij in
staat waren om op de landbouwgrond die overbleef meer te produceren.
Zelfs zoveel meer dat de productie per capita vergroot is. Zo kunnen we
dus nog steeds meer voedsel exporteren. De graanopbrengst in Nederland
is zo'n 10.000 kilo per hectare. In Niger is dat zo'n 400 kilo. Als je
de graanopbrengst in Niger zou kunnen verdubbelen tot 800 kilo, is dat
nog steeds niks. Dat leidt echter tot enorme welvaartsgroei. Als je die
welvaartsgroei zou kunnen verhandelen en samen zou kunnen gebruiken --
zij wat kunstmest van ons en wij wat graan van hen -- dan krijgen we
allebei welvaart. En dat is precies de optimistische blik waarover wij
het hebben.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het is gegoochel met cijfers. Adam Smith heeft niet zo lang geleden
aangegeven dat er al in de jaren zeventig een tekort aan grondstoffen
zou ontstaan, al heeft hij zich daarbij even verrekend. Het is echter
een illusie om te denken dat we maar eindeloos kunnen groeien in onze
welvaart. Ook hij gaf dat aan. Kennelijk zijn de VVD'ers, zoals de heer
Leegte, nog steeds zo naïef om te denken dat we kunnen doorgaan op de
oude weg. De belofte uit het verleden is dat iedereen het uiteindelijk
beter zal krijgen als we maar meer gaan produceren. Dat blijkt echter
niet het geval. We zullen dus een andere weg moeten bewandelen. Het is
jammer dat de VVD en de PvdA nu kiezen voor business as usual.
Uiteindelijk levert dat niets op.

De heer Leegte (VVD):

Mevrouw Thieme bedoelt Malthus, die een pessimist was. Hij zei namelijk
dat het grondgebruik gerelateerd was aan het gebruik daarvan.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Nee. Ken uw klassiekers.

De heer Leegte (VVD):

Ik kijk vooral naar de optimistische blik op de wereld. In 1950 leefde
zo'n 55% van de mensen onder de armoedegrens. Dat was de
ééndollarcategorie. Inmiddels zijn er 1,5 miljard mensen bijgekomen.
Nu leeft nog maar 18% onder die armoedegrens. Met andere woorden: we
hebben het in deze wereld fantastisch gedaan. Het gaat de goede kant op.
Er is nog steeds een grote groep mensen die te weinig heeft. Daar moeten
we iets aan doen. De sleutel tot welvaart en tot minder druk op natuur
zit in handel, in welvaartsgroei, in met zijn allen spulletjes maken en
gezellig handel drijven. Het grootste probleem waar de Nederlandse
exporterende bedrijven mee zitten, is de financieringskant van
exportfinanciering. Het gaat daarbij zowel om de beschikbaarheid van
financiering langer dan vijf jaar als om concurrerende rentetarieven.
Die liggen in Nederland namelijk zo'n 0,5 tot 2% hoger dan in ons
omringende landen. Er is geen level playing field voor de exporterende
ondernemingen. Zeker Basel III helpt hierbij niet. Nederland kent nu wel
een exportkredietverzekering, maar die heeft geen
herfinancieringsfaciliteit. Andere landen hebben op dat punt een veel
uitgebreider instrumentarium. Ik wil de minister dan ook vragen of zij
de ruimte die binnen de OESO-regels bestaat en de ruimte die er is waar
er geen OESO-regels zijn, wil gebruiken om de Nederlandse export te
bevorderen. Kan zij aangeven hoe zij deze ruimte optimaal gaat zoeken en
benutten? Ik wil haar ook vragen of zij een aansluiting ziet met het
revolverende fonds. Graag krijg ik een toezegging van de minister dat
zij middelen als private equity, garantstellingen, concessionele
financiering en exportkredietverzekeringen aan de doelstellingen van dat
fonds koppelt voor dat zo belangrijke handelsbevorderende deel van het
fonds. De zogenaamde high level werkgroep Exportfinanciering heeft hier
binnen de topsectoren een prachtige aanzet toe gedaan. Wat mij betreft
nemen we die over. Ik overweeg op dit punt dan ook een motie. De
financiële middelen voor exportbevordering zijn beperkt. In totaal
bedragen ze 28 miljoen euro. Dat is niet meer dan zeven keer de
vertrekbonus van een directeur van een coöperatie die zijn tent
failliet laat gaan. Het belangrijkste instrument dat Nederland daardoor
overheeft, is het rijksprogramma van de overheid. Dat zijn de relaties.
De minister is letterlijk met een vliegende start begonnen door eerst
naar Turkije en meteen daarna naar Brazilië te reizen. Wat de VVD
betreft mag de minister naast de grote groeilanden ook stevig inzetten
op de economische banden met de aangrenzende landen daarvan. Dat zijn
bijvoorbeeld Chili naast Brazilië, en Vietnam en Indonesië naast
China. Ik wil de minister daarom vragen of zij met een reisplan kan
komen voor de komende regeerperiode. Kan de minister in haar antwoord
ook aangeven hoe zij denkt over de samenstelling van handelsdelegaties
en over de coördinatie van handelsdelegaties met lagere overheden?Ik
realiseer me dat deze minister veel kan, maar zij kan natuurlijk niet
alles. Het Nederlandse handelsbelang is de verantwoordelijkheid van alle
ministers. Ik wil de minister vragen of zij met haar
collega-bewindslieden kan afspreken dat zij altijd een exportbevorderend
element in hun buitenlandse reizen meenemen en daar vervolgens over
terugrapporteren. Ook hier overweeg ik een motie. Ik zou daarnaast
willen voorstellen dat wij twee keer per jaar een algemeen overleg
Exportbevordering en handelsmissies organiseren. Daarbij kijken we dan
niet alleen naar de successen en de verbeterpunten van deze minister,
maar krijgen we ook een overzicht van de activiteiten die haar collega's
ondernemen om onze welvaart en die in de wereld te helpen bevorderen.

Ik noemde zo-even Indonesië al. Dat is een belangrijk land en bovendien
een land waar Nederland grote historische banden mee heeft. Minister
Timmermans noemt Indonesië een constructief land. Indonesië, aldus
Timmermans, is een van de landen met een groeiende rol in het dempen van
mogelijke conflicten in de regio en het beveiligen van de routes, het
bevorderen van handel et cetera. Ik zou het niet minder met hem eens
kunnen zijn en daarom is het ook zo wonderlijk dat diezelfde Timmermans
in de vorige periode toen hij nog Kamerlid was, de verkoop van
Leopardtanks tegenhield zeggende dat het niet opportuun was en dat een
nieuwe Kamer nieuwe kansen biedt. Een enorm morele "betere
mens"-gedachte zat achter het tegenhouden van deze deal en dat bleek
onterecht toen hij op zijn nieuwe stoel zat. Het is bovendien slecht
voor onze economische ontwikkeling. In 2012 groeide de Indonesische
economie met 3,2% en in 2030 zal Indonesië de zevende economie van de
wereld zijn. De handelsrelatie tussen Nederland en Indonesië bedraagt
nu zo'n 2,5 miljard en dat biedt dus ruimte voor groei, waar economische
groei evidenter is dan in Europa. Graag hoor ik dan ook van deze
minister hoe zij de langetermijnhandelsrelatie met Indonesië vorm gaat
geven en hoe zij daarbij wegblijft van goed bedoelde maar schadelijke,
morele selectieve gedachten.

Ten slotte heb ik nog een aantal institutionele vragen. De
handelsportefeuille is van EL&I naar BuZa gegaan en belangrijkste
aandachtspunt is het aantrekken van internationale investeringen die
zijn losgekoppeld van internationale handel. Dat lijkt een ongelukkige
combinatie, zeker in vergelijking met internationale counterparts. Hoe
zorgt de minister voor goede samenwerking tussen beide ministeries?
Wanneer en hoe wordt de Kamer geïnformeerd over de reorganisatie? Op
welke wijze worden de Netherlands Business Support Offices die het
Nederlandse bedrijfsleven ondersteunen, straks aangestuurd en op welke
wijze wordt de relatie met het ministerie van EZ geborgd?

De heer Van Klaveren (PVV): We hebben net de VVD horen zeggen dat
Indonesië een groeiende economie is. Dat klopt ook. Indonesië is de
zestiende economie ter wereld en is daarmee groter dan de Nederlandse.
Is de VVD van mening dat het dan goed is dat we 35 miljoen per jaar
weggeven aan Indonesië of vindt zij dat we daar maar beter mee kunnen
stoppen?

De heer Leegte (VVD): Ik ben niet zo van de waardeoordelen op dit vlak.
Wat ik vooral zie, is de enorme potentie die onze handelsrelatie met
Indonesië kan hebben. Het is nu de zestiende economie ter wereld en
binnenkort de zevende economie ter wereld. De economie daar groeit met
3,2%, een percentage waar we in Nederland en Europa alleen maar van
kunnen dromen. Er zijn enorme kansen vanwege de historische banden. Wat
mij betreft overschrijft het handelsbelang het morele oordeel over wat
wel of niet goed is aan het bedrag dat u noemde.

De eer Van Klaveren (PVV): Het is natuurlijk vrij belachelijk dat we 35
miljoen euro per jaar weggeven aan een land dat een grotere economie
heeft dan Nederland en, als ik de VVD moet geloven, ook een grotere
potentie heeft dan Nederland.

Ik wil nog een vraag stellen aan de heer Leegte en die betreft de vorig
jaar aangenomen motie-Van der Staaij/Voordewind waarin wordt gesteld dat
wanneer de Palestijnen doorgaan met het verheerlijken van terrorisme en
dat ook wordt aangetoond, Nederland zou stoppen met alle hulp. Er ligt
nu een rapport van PMW waarin aangetoond wordt dat er 3,6 miljoen per
maand gaat naar terrorisme vanuit de Palestijnse Autoriteit. Is de VVD
nu ook bereid om te stoppen met hulp aan de Palestijnen?

De heer Leegte (VVD): Volgens mij heeft deze motie niets met Indonesië
te maken. Ik beperk mij nu tot Indonesië. Daar zijn enorme kansen.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik heb een vraag aan beide woordvoerders
van de VVD. Het kabinet heeft ervoor gekozen om handel en
ontwikkelingssamenwerking in een portefeuille onder te brengen. Ik had
begrepen dat dit was omdat men dacht dat dit een heel mooie, elkaar
wederzijds versterkende coherentie zou opleveren. Nu zijn er twee
woordvoerders van de VVD van wie de een zegt dat de meeste hulp
eigenlijk slecht terecht is gekomen de afgelopen 40 jaar en van wie de
ander een verhaal houdt over vooral exportpromotie van het Nederlands
bedrijfsleven. Ik heb niets gehoord over maatschappelijk verantwoord
ondernemen, niets over OESO-richtlijnen, niets over eerlijke handel,
niets over het wegnemen van handelsbelemmeringen en niets over het
stopzetten van dumping. Dat vind ik een gemiste kans voor woordvoerders
van een partij die deel uitmaakt van een kabinet dat ervoor gekozen
heeft om deze twee zaken in een hand te leggen. Ik begrijp dat werkelijk
niet.

De voorzitter: Ik neem aan dat de VVD met één mond spreekt. De heer
Leegte zal de vraag beantwoorden.

De heer Leegte (VVD): De heer Van Ojik vat het goed samen. De VVD kiest
voor het beleid van hulp naar handel. Ik heb gesproken over de
OESO-richtlijnen en ik heb de minister gevraagd om maximale ruimte te
zoeken voor exportbevordering.

Voor wat betreft de NVO wijs ik erop dat wij hier spreken op
hoofdlijnen. Er komen vast algemeen overleggen en debatjes over de NVO,
maar hier gaat het om de vraag hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de
welvaart in Nederland wordt vergroot en dat internationale
handelsrelaties kunnen worden aangeknoopt. Daar komt immers onze groei
vandaan.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik ben ervoor dat het in Nederland goed
gaat. Wij kunnen dus best een debat voeren over het vergroten van de
welvaart van Nederland, maar ik verwacht dat ik dat eerder met mevrouw
Thieme zal voeren. Het gaat mij nu om de coherentie van het Nederlands
beleid. Ik meende dat het kabinet dit wilde zekerstellen door dit in de
handen van één minister te leggen. Dat is op zichzelf een goede
gedachte. Het gaat dan echter niet om het vergroten van de welvaart in
Nederland, maar om het eerlijker delen van de welvaart wereldwijd.
Daarover hoor ik de heer Leegte niet.

De heer Leegte (VVD): Dat zijn ook twee verschillende dingen.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ja, dat is nu precies mijn punt. Het zijn
twee verschillende dingen.

De heer Leegte (VVD): Wij spreken over het vergroten van de welvaart
waardoor er meer te verdelen zou kunnen zijn. Ik noem het voorbeeld van
mijn dochter die zakgeld krijgt. Dat vergroot op geen enkele wijze ons
gezinsinkomen, maar dat gebeurt wel als zij gaat werken en geld
binnenbrengt. Zo is het overal in de wereld. Onze focus is gericht op
een beleid van hulp naar handel. Wij stemmen dit als woordvoerders goed
af. Meerdere fracties hebben twee woordvoerders op dit terrein; dit
geldt zelfs voor D66. Dit laat onverlet dat het ons nu primair gaat om
vergroting van de welvaart. Dat is ook in het belang van Nederland, want
dit voorkomt dat wij moeten kiezen voor pijnlijke bezuinigingen. Ik ben
blij dat de heer Van Ojik ook kijkt naar het vergroten van de welvaart,
want dat is toch wel belangrijk.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. De verleiding is groot om
hierop nog even door te gaan. Dat de VVD zakgeld ziet als
ontwikkelingshulp is toch wel buitengewoon creatief.

In een tijd dat men zich bezighoudt met en bezint op het uitbannen van
de wereldwijde armoede na 2015, het jaar waarin de millenniumdoelen
aflopen, besluit Nederland dat het met 1 miljard euro minder kan. De
minister wil er niet te lang bij stilstaan. Op de Afrikadag zei zij: "Je
kunt je energie steken in verontwaardiging en protesten of je kunt
vooruitkijken. Ik kies voor het laatste." De minister doet daarmee alsof
zij voor voldongen feiten staat, maar zij zou ook kunnen opstaan net zo
als de VVD in verzet kwam tegen die plannen voor de zorgpremie. Die zijn
toen geschrapt. Wat heeft de Partij van de Arbeid daarvoor eigenlijk
teruggekregen? Waarom staat de minister niet op tegen deze harde
bezuiniging? Niets is in marmer gebeiteld. Als de minister het wil, kan
het anders. Dat is ook in lijn met de motie die vorige week in de Eerste
Kamer is aangenomen waarin de regering wordt opgeroepen om de bekende
0,7% voor ontwikkelingssamenwerking tot richtsnoer van beleid te maken.

Er is veel cynisme over ontwikkelingshulp. "Het is geldverspilling",
"het is geld geven aan dictators". Let wel, als dat gebeurt, moet je dat
aanpakken, maar het is flauwekul om te zeggen dat hulp zinloos is. Laat
ik een groot politicus citeren: "Keren politieke partijen onder druk van
populisme de armen de rug toe en laten wij mensen doodgaan van de honger
of stellen wij alles in het werk om wezenlijke mondiale problemen zoals
honger aan te pakken?" Mijnheer Voordewind weet al wie het betreft.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De heer Timmermans.

De heer Jasper van Dijk (SP): Helemaal goed. Ik citeerde de heer
Timmermans die in een interview in de Volkskrant van 9 augustus
jongstleden die uitspraak deed. Die is helaas niet overgekomen bij de
onderhandelaars van dit kabinet.

Hoe moet het volgens de SP? De SP wil niet minder hulp maar betere hulp.
Er moet worden gewerkt aan een internationale welvaartsverdeling, het
aanpakken van de mondiale ongelijkheid en het bevorderen van groei van
de allerarmsten. Dit betekent eerlijke handel in plaats van
vrijhandelsakkoorden door de strot van arme Afrikaanse landen duwen
zoals de EPA's waarbij landen hun markten voor 80% moeten opengooien.
Het vraagt om een aanpak van grootschalige belastingontduiking en
-ontwijking waaraan ook de bv Nederland vrolijk meewerkt.

In de documentaire Stealing Africa zien we het ontluisterende voorbeeld
van het Zwitserse koperbedrijf Glencore, dat met creatief boekhouden
belastingen ontwijkt in Zambia. Wat gaat de minister doen om deze landen
beter te wapenen tegen dit soort praktijken? Graag een reactie.

Het betekent een ambitieus klimaatakkoord, met extra middelen voor
ontwikkelingslanden, dus niet uit het bestaande budget. Graag een
reactie.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. De heer Van Dijk heeft het over
belastingontwijking en belastingontduiking, en zegt dat Nederland
daaraan meedoet. Het ging om een bedrijf dat echt criminele handelingen
verricht. Maar is het niet beter om landen te wapenen en te helpen bij
de ontwikkeling van een eigen belastingsysteem en belastingprogramma,
zoals we via de OESO doen, dan alleen maar te wijzen op de concurrentie
tussen bepaalde landen, van Noord naar Zuid?

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik vind het heel fijn dat ik deze
interruptie krijg, want ik wilde een dergelijke vraag eigenlijk stellen
aan uw partijgenoot. Ik moet namelijk vaststellen dat de VVD niet zoveel
heeft met ontwikkelingshulp, maar wel veel met handel. Dit gaat over de
vraag wat voor handel je drijft. Volgens mij is de VVD, een fatsoenlijke
partij, ook voorstander van eerlijke handel. We stellen helaas vast dat
er allerlei schimmige deals worden gesloten. We noemden al de
brievenbusmaatschappijen en de belastingontduiking en -ontwijking. We
moeten er alles aan doen om ook ontwikkelingslanden te wapenen tegen dit
soort gesjoemel. Ik ben blij met de steun van de VVD daarvoor.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Ja, maar betekent "wapenen" tegen dit soort
praktijken niet ook dat we ontwikkelingslanden ertoe moeten verplichten
om eens een eigen belastingsysteem op te zetten? Ontwikkelingslanden
zeggen namelijk heel vaak tegen bedrijven: kom hier maar investeren, dan
hoef je hier geen belasting te betalen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik vind dit een ander punt. Het is heel
duidelijk wat ik zeg. Wij praten vandaag over de Nederlandse rol in
ontwikkelingshulp en handel. Ik pleit voor een eerlijke handel.
Nederland moet bekijken wat het kan doen om die landen te wapenen. De
Nederlandse rol moet daarbij zo veel mogelijk worden beperkt. Ik hoop op
uw steun.

Dit betekent hulp, in plaats van oorlogvoeren. Deelt de minister, net
als de SP, de kritiek van het Rode Kruis, dat waarschuwt voor de
vermenging van humanitaire hulp met militaire actie? Is dat plan van 250
miljoen euro voor internationale veiligheid wel goed doordacht? Mij
lijkt van niet. Graag een reactie. Het betekent ook effectieve
ontwikkelingshulp, in plaats van nóg meer geld naar het Nederlandse
bedrijfsleven. Sinds Rutte I gaat er een groeiend deel van het
ODA-budget naar privatesectorontwikkeling, Rutte II zet deze trend
onverminderd door met het nieuwe investeringsfonds van 750 miljoen euro.
Privatesectorontwikkeling in ontwikkelingslanden is goed, maar de
effectiviteit van het bedrijfsleveninstrumentarium blijkt verre van
bewezen. Je moet dus voorwaarden verbinden aan
privatesectorontwikkeling. Die hebben te maken met ontwikkelingsimpact,
maatschappelijk verantwoord ondernemen, openbaarheid van informatie,
rekenschap afleggen, beleidscoherentie en belastingafdracht. Graag een
reactie op het rapport van onder andere SOMO en ActionAid over de
bijdrage van de private sector aan ontwikkeling.

Ik stelde al eerder vragen over de door de Financieringsmaatschappij
voor Ontwikkelingslanden (FMO) gefinancierde Barro Blancodam in Panama.
Ik vroeg of de minister het ermee eens is dat investeringen van de FMO
van tevoren bekend moeten worden gemaakt, zodat inspraak mogelijk is. De
minister antwoordde dat dit om bedrijfsgevoelige informatie gaat, en dus
niet kan. Maar zoiets zou dan toch ook gelden voor de Wereldbank, die
wel een uitstekend openbaarheid-van-informatiebeleid heeft? Kan de
Wereldbank in dit opzicht niet als voorbeeld dienen? Graag een reactie.
Als het gaat om financiële steun aan bedrijven, staan wij voor een
maximale transparantie. Uit Kamervragen blijkt dat de FMO onderzoekt hoe
zij op nationaal niveau een onafhankelijk klachtenmechanisme kan
opzetten. Dat is een goed plan. Hoe staat het hiermee? Dient het
Inspection Panel van de Wereldbank hierbij als voorbeeld? Krijgen lokale
belanghebbenden toegang tot het klachtenmechanisme?

Sinds kort heb ik de eer om voorzitter te mogen zijn van het
Meerpartijen Initiatief HIV/Aids en seksuele gezondheid. De cijfers zijn
bekend: 34 miljoen mensen met hiv wereldwijd, van wie 22 miljoen in
Sub-Sahara-Afrika. Alle deskundigen zijn het erover eens: we staan op
een omslagpunt, we weten wat er nodig is om de epidemie te keren en we
weten ook dat behandeling preventief werkt.

Er bestaat dan ook een passende slogan voor deze vorm van hulp: pay now
or pay forever. De Nederlandse bijdrage aan aidsbestrijding loopt
voornamelijk via het global fund, maar die bijdrage is helaas verlaagd
van 90 miljoen naar 55 miljoen euro. Ik pleit voor een verhoging van dit
bedrag. Daarvoor heb ik een amendement voorbereid en alle partijen staat
het natuurlijk vrij om hun handtekening daaronder te zetten. Als SP'er
vind ik het natuurlijk het beste om die bezuiniging op het global fund
helemaal terug te draaien. Ik zou daar ook graag een voorstel voor doen,
maar dan moeten we het wel eens worden over de dekking. Als we het
daarover eens kunnen worden, dan graag, want daarmee zouden we ervoor
zorgen dat 300.000 extra mensen toegang krijgen tot aidsremmers of dat
jaarlijks ruim 1.000.000 baby's een antihivbehandeling kunnen krijgen.
Doen wij dit niet, dan vallen er talloze onnodige slachtoffers.

Nog een ander pijnlijk punt: malaria. Jaarlijks overlijden er zo'n
700.000 mensen aan deze ziekte. Het is de grootste doodsoorzaak van
kinderen in Afrika. Nederland beschikt over veel kennis over malaria.
Kennis en expertise die wereldwijd helaas onderbenut blijven. Er valt
veel voor te zeggen om een actievere politiek te voeren. Deelt de
regering die mening? Zou malariaonderzoek bijvoorbeeld toegevoegd kunnen
worden aan live sciences binnen het topsectorenbeleid?

Alle partijen zien het nut van noodhulp. De hoge commissaris voor de
vluchtelingen heeft bij herhaling de noodklok geluid over de situatie
van vluchtelingen. De SP wil dan ook de korting van 5 miljoen euro op
UNHCR ongedaan maken.

Het belang van onderwijs is groot, maar sinds 2010 stagneert de groei
van het aantal schoolgaande kinderen, ook een millenniumdoel. Kan de
minister garanderen dat de Nederlandse bijdrage van 30 miljoen euro per
jaar aan het Global Partnership for Education overeind blijft en niet
terechtkomt op haar bezuinigingslijstje?

De minister gaat ook over wapenexport. We gaan ervan uit dat zij de
criteria voor dat beleid naleeft en dus geen tanks verkoopt aan
Indonesië, want die transactie zou niet voldoen aan de criteria.
Daaronder valt echter ook de clustermunitie. Het verbod op
clustermunitie is per verdrag geregeld, maar we moeten ook zorgen voor
een verbod in investeringen in clustermunitie. Nu zijn er
vermogensbeheerders die pleiten voor een lijst van bedrijven waar zij
niet in mogen investeren. Dat geeft hen de nodige duidelijkheid. Is de
minister bereid om daarvoor te zorgen?

De voorzitter: Mijnheer Van Dijk, u hebt zes minuten spreektijd
verbruikt. Dat wil zeggen dat u nog tijd over hebt.

Het woord is aan mevrouw Maij van de PvdA-fractie. Zij heeft 15 minuten
spreektijd in eerste termijn.

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Vandaag spreken we met de minister over
de begroting voor 2013 voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking. We doen dit voor de eerste maal. Graag wil ik
in mijn inbreng een aantal dingen zeggen over de visie van de PvdA op
het samenvoegen van deze twee portefeuilles en over de begroting voor
2013. Verder zal ik van de gelegenheid gebruikmaken om alvast over die
begroting heen te kijken en de minister een aantal gedachten voor 2014
mee te geven.

Door de samenvoeging van Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking kan er meer coherentie van beleid ontstaan.
Voorgaande regeringen hebben al een aantal stappen op het terrein van
coherentie, grondstoffenbeleid en milieubeleid gezet. Ook steunt de PvdA
de inzet op internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen,
waarbij wat ons betreft meer nadruk op het tegengaan van kinderarbeid
mag worden gelegd. Ik vind het mooi dat de minister die in de Europese
Handelsraad de Nederlandse inbreng voor Europese handelsakkoorden
bespreekt, nu ook degene is die het belang van ontwikkelingslanden in
haar portefeuille heeft. Ontwikkelingslanden vroegen in de jaren zestig
en zeventig van de vorige eeuw al om toegang tot onze markten voor hun
producten. Laten we kijken of we over vier jaar die toegang hebben
kunnen verbeteren.

Door het samenvoegen van deze twee portefeuilles kan er meer aandacht
worden geschonken aan de samenwerking van het Nederlandse bedrijfsleven
met het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden. De minister is in haar
eerste weken als minister al op handelsmissie naar de opkomende
economieën van Turkije en Brazilië geweest, maar vijf van de tien
snelst groeiende economieën liggen momenteel in Afrika. Het continent
kent een gemiddelde groei van ruim 5% met enkele uitschieters van boven
de 10%. De PvdA vraagt de minister om in 2013 ook twee handelsmissies
naar Afrika uit te voeren.

In dit kader kijkt de PvdA ook uit naar de uitwerking die de minister
vorige week per brief toezegde over het vanaf 2014 op te richten
revolverende fonds. In dit fonds komt, aldus de brief, de bevordering
van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking samen. De PvdA
onderstreept nogmaals dat investeringen uit het fonds
ontwikkelingsrelevant moeten zijn, ten gunste moeten komen van het mkb
in ontwikkelingslanden en moeten voldoen aan de mfo-criteria en de
relevante OESO-richtlijnen.

De uitwerking van de motie-Slob c.s. over dit fonds zal de PvdA dan ook
afwachten. Graag herinner ik de minister hierbij ook kort aan de vragen
die mijn collega Jan Vos over het fonds voor opschoning van de
Nigerdelta heeft gesteld. Heeft de minister contact gehad met Shell over
de inzet van Shell Nigeria en de Nigeriaanse overheid conform de
afspraken van UNEP?

De heer Sjoerdsma (D66): Mevrouw Maij, ik herinner mij dat nog goed.
Premier Rutte en uw fractievoorzitter, de heer Samsom, zaten bij Pauw en
Witteman en laatstgenoemde zei: die 1 miljard doet mij pijn, maar ik ben
onwaarschijnlijk trots op dat nieuwe fonds -- het betrof dat wonderfonds
dat u net noemde, dat revolverend bedrijfslevenfonds -- want dat gaat
eigenlijk alles wat wij "snijden" ongedaan maken. Een week later echter,
mevrouw Maij, was het ruzie tussen ministers en woordvoerders. En u
vraagt nu aan de minister om de invulling van het fonds. Waarom was uw
fractievoorzitter dan zo trots? Kunt u me dat alstublieft uitleggen? Was
het niet gewoon een heel slechte afspraak?

Mevrouw Maij (PvdA): Zoals de heer Sjoerdsma het navertelt, heb ik die
aflevering in elk geval niet beleefd. Ik denk dat het fonds een nieuw
innoverend middel is om te kijken naar economische ontwikkeling van het
mkb in ontwikkelingslanden. Ik wacht de uitwerking van de minister wat
dit betreft af.

De heer Sjoerdsma (D66): Voor de duidelijkheid zeg ik het volgende. U
vertegenwoordigt een fractie van 38 zetels. U kunt toch aangeven hoe u
dat revolverend wonderfonds met leningen ziet voor het bedrijfsleven
hier, voor dat van daar en ook nog ODA-relevant. Hoe gaat dat volgens u
concreet werken?

Mevrouw Maij (PvdA): Volgens mij is het een revolverend fonds, dus niet
een wonderfonds. Maar misschien gebruikt mijnheer Sjoerdsma daarvoor een
andere naam. Ik zou het heel prettig vinden als alle partners die met
ontwikkelingssamenwerking en met het mkb in ontwikkelingslanden bezig
zijn, het gesprek hierover met de minister aangingen. Ik wil daarop in
de eerste plaats niet vooruitlopen en in de tweede plaats zou ik het
pedant vinden als ik hier zei dat ik weet hoe dat allemaal ingevuld gaat
worden. Ik denk dat er heel veel ruimte is om te bezien op welke manier
dit fonds ingevuld gaat worden. De PvdA heeft aangegeven -- dat heb ik
net herhaald -- dat het ontwikkelingsrelevant moet zijn, dat het er voor
de economie en het mkb in ontwikkelingslanden moet zijn. Volgens mij was
dat vrij helder.

De voorzitter: Mijnheer Van Ojik, dit wordt uw derde interruptie.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ja, ik weet het. Ik had daarmee misschien
zuiniger moeten zijn, maar ik kan het toch niet laten. Ik hoor zo'n
groot verschil tussen de manier waarop mevrouw Maij namens de
PvdA-fractie spreekt over het samenvoegen van die twee portefeuilles en
datgene wat haar coalitiegenote van de VVD zegt -- ik heb daarop al
geïnterrumpeerd -- dat ik haar er toch naar vraag. Het spreken over
maatschappelijk verantwoord ondernemen, eerlijke handel en coherentie
als motief voor die samenvoeging, is toch echt iets anders dan zeggen
dat je eigenlijk vindt dat hulp niet zo succesvol was, dat je daarom
vooral overgaat naar handel en dat je dat vooral doet als een vorm van
Nederlandse exportbevordering. Ik koppel daaraan een concrete vraag over
het revolverend fonds. Mevrouw Maij noemt dat zelf als voorbeeld. De
vraag is heel simpel: gaat het hier om een nieuwe vorm van gebonden
hulp, of is het anders?

Mevrouw Maij (PvdA): Ik heb volgens mij heel duidelijk uitgelegd hoe de
Partij van de Arbeid de samenvoeging tussen Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking ziet. Ik wil mijn tekst daarover best
herhalen, maar ik denk dat die vrij scherp is over onze gedachten met
betrekking tot de wijze waarop Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking ook ten gunste kan komen van
ontwikkelingslanden. Dat vind ik een heel mooi principe. Uw tweede vraag
ben ik kwijt. Wat was uw specifieke vraag?

De heer Van Ojik (GroenLinks): Als je het revolverende fonds als
voorbeeld neemt, is mijn vraag …

De voorzitter: Het is duidelijk, mijnheer Van Ojik. Mevrouw Maij heeft
het weer te pakken.

Mevrouw Maij (PvdA): Ja, ik heb het weer te pakken. Ik denk dat ik voor
het revolverend fonds heb aangegeven hoe de PvdA het graag zou zien.
Vorige week vrijdag mocht ik een brief van de minister ontvangen waarin
zij de motie-Slob uitlegt en aangeeft hoe zij een en ander verder gaat
uitwerken. Ik ben dus heel benieuwd hoe de minister daarop reageert,
wanneer wij die uitwerking tegemoet kunnen zien en hoe die eruit zal
zien.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ook ik spreek nogmaals mijn grote
verontwaardiging uit tegenover de Partij van de Arbeid over de enorme
bezuiniging. Die wordt niet beperkt tot die 1 miljard. Die gaat
waarschijnlijk oplopen tot 2,5 miljard, als we de klimaatfondsen in 2020
ook meerekenen en die absoluut niet succesvol zijn in het particulier
werven van fondsen. Collega Van Dijk heeft al een aantal citaten
aangehaald. Ik haal er een aan van voormalig Kamerlid Jeroen de Lange:
bezuiniging op Ontwikkelingssamenwerking is dom en onacceptabel. Dat zei
hij in de verkiezingscampagne. Hij zei: we vinden bezuinigingen daarop
asociaal. Toch is er sprake van een enorme bezuiniging. Ik vraag de
Partij van de Arbeid toch om dit uit te leggen.

Mevrouw Maij (PvdA): Laat ik eerst zeggen dat ik een optimist ben in
plaats van een pessimist. De heer Voordewind is duidelijk een pessimist,
want hij rekent alles negatief om.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Nee, dat zijn citaten van uw
collega's!

Mevrouw Maij (PvdA): Ik heb het over het Klimaatfonds. Misschien kunt u
me laten uitpraten. Wat het Klimaatfonds betreft ben ik een optimist. Ik
denk namelijk dat er heel veel ruimte is om dat samen met het
bedrijfsleven en op andere manieren in te vullen. Het is nog geen 2020,
dus laten we in de loop daar naartoe kijken hoe dat ingevuld wordt. Ik
denk dat de minister daarover straks nog wel iets gaat zeggen. 1 miljard
korting op Ontwikkelingssamenwerking -- ik heb dat eerder aan de heer
Voordewind gemeld -- was niet de keuze van de Partij van de Arbeid. Het
is wel de keuze van de PvdA geweest om de opdracht van de kiezer te
volgen, namelijk die van nu regeren en een stabiel kabinet creëren. We
staan voor bezuinigingen die groter zijn dan ooit. Er was al sprake van
bezuinigingen van 30 miljard en er moest 16 miljard bij. In het kader
van die brede bezuiniging van 46 miljard in totaliteit, hebben wij dit
geaccepteerd en ik sta daar ook achter. Ik wil wel nagaan of we aan de
ontwikkelingssamenwerking die we hebben, een goede invulling kunnen
geven. Daarvoor zal ik, zodra ik mijn betoog kan vervolgen, een aantal
suggesties doen en ik zal die uitleggen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik schrik nu weer, want mevrouw Maij
zegt dat zij achter die complete bezuiniging staat. Voorheen was het nog
een pijnpunt, maar nu staat zij daarachter. Ik zeg nogmaals dat ik
daarvan schrik.

Mijn vraag had betrekking op twee dingen. Het eerste ding was het
Klimaatfonds. In een motie van D66, die door de oppositiepartijen
gezamenlijk is ingediend -- mevrouw Maij is, zoals zij zegt, immers een
optimist -- is voorgesteld om op zijn minst een piketpaal te slaan voor
het betalen van 50% buiten het ODA-budget voor de klimaatfondsen. Die
motie wilde de optimist, mevrouw Maij, niet ondersteunen. Waarom wilde
zij dat niet doen?

Wat de motie betreft van mijn fractievoorzitter, de heer Slob, hoeven we
niet te wachten op een verdere uitwerking. Die hebben we inmiddels
immers van minister Ploumen gehad. Natuurlijk komt er een verdere
uitwerking, maar daarin staat dat de besteding ontwikkelingsrelevant
moet zijn en dat die ook ten goede moet komen aan het Nederlandse
bedrijfsleven, de Nederlandse handel, de investeringen et cetera. Dat is
de lijn die "uw" minister heeft gekozen. Die is niet in lijn met de
aangenomen motie. Daarin staat namelijk dat de besteding ten goede moet
komen aan het mkb in ontwikkelingslanden. Hoe verklaart mevrouw Maij het
verschil? Heeft zij die slag ook verloren?

Mevrouw Maij (PvdA): Ik zeg nogmaals dat ik achter het regeerakkoord
sta. Eerder heb ik aangegeven dat die 1 miljard een pijnpunt is. Wij
hebben ook aangegeven dat, zodra er weer evenwicht is in de begroting,
we graag terug willen gaan naar 0,7%. Dat heb ik ook eerder gezegd. Ik
zou het dan ook prettig vinden als de heer Voordewind eveneens dat deel
van mijn betoog probeerde te onthouden.

Ik denk dat er ook ten aanzien van het Klimaatfonds ruimte is om te
kijken naar datgene wat de minister gaat uitwerken. Graag wacht ik
daarop en tegen die tijd kunnen we opnieuw daarover in debat gaan.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb ook een vraag gesteld over de
motie-Slob. Die is nog niet beantwoord.

De voorzitter: Excuses mijnheer Voordewind, maar mevrouw Maij gaat over
haar eigen antwoorden. Mevrouw Maij, hebt u nog iets toe te voegen?

Mevrouw Maij (PvdA): Volgens mij heb ik inmiddels drie keer herhaald wat
ik van dat fonds vind, maar ik wil dat nogmaals doen als de heer
Voordewind dat prettig vindt.

De voorzitter: Dan is die vraag beantwoord.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dan maak ik een punt van orde. Ik heb
een serieuze vraag gesteld. Die heeft betrekking op de brief die we net
van de minister hebben gehad. Er is sprake van een verschil in de uitleg
van de motie en de wijze waarop de minister een en ander gaat uitvoeren.
Ik vraag wat de mening is van de Partij van de Arbeid.

De voorzitter: Dit is geen punt van orde, mijnheer Voordewind. U krijgt
niet het antwoord op uw vraag dat u wilt krijgen. Ik stel voor om het
hierbij te laten. Straks kunt u hierop alsnog terugkomen.

Mevrouw Thieme (PvdD): Partijleider Samsom noemde de grote bezuinigingen
op ontwikkelingssamenwerking "het zakken onder de fatsoensgrens". Sprak
hij op het moment dat hij dat zei, ook namens mevrouw Maij?

Mevrouw Maij (PvdA): De heer Samsom is partijleider van de Partij van de
Arbeid. Ik zeg nogmaals dat dit een bezuiniging is die ons heel veel
pijn doet en dat ik hoop dat we, op het moment dat we een
begrotingsevenwicht bereiken, weer 0,7% van het bnp aan
ontwikkelingssamenwerking kunnen besteden.

Mevrouw Thieme (PvdD): Het doet vooral pijn bij de allerarmsten. Laat ik
dat vooropstellen. Maar ik vroeg mevrouw Maij of de heer Samsom ook
namens haar sprak op het moment dat hij het in deze mate bezuinigen op
Ontwikkelingssamenwerking "het zakken onder de fatsoensgrens" noemde. Ik
wil simpelweg ja of nee horen.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik heb altijd begrepen dat wij over ons eigen
antwoord gaan. Ik geef hier graag aan dat die bezuiniging van 1 miljard
pijn doet, dat we die accepteren in de breedte van de begroting, zoals
die nu in het regeerakkoord is vastgelegd. Daarbij zou ik het graag
willen laten.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik haal ook een citaat aan van de heer
Samsom, uit de periode waarin hij nog woordvoerder was: houd op met het
helpen van landen als de Verenigde Staten bij het vullen van hun
ODA-budget, houd op met het Nederlandse imago van koploper in het
bezoedelen van het ontwikkelingsbeleid en stop met de onzalige poging om
de ODA-definitie op te rekken zodat daaruit ook soldaten en militaire
activiteiten betaald kunnen worden. Is dat de mening van mevrouw Maij?

Mevrouw Maij (PvdA): Dat wij met dit alles moeten ophouden? Mijn mening
is die welke ik net verwoord heb: we hebben een pijnlijke bezuiniging
geaccepteerd in de breedte van het regeerakkoord. Volgens mij is die
uitspraak gedaan in 2006 of in 2007. Toen stonden we er economisch een
tikkeltje anders voor. Ik zou graag voor datgene wat over is in de
begroting -- het is nog best een behoorlijke begroting -- een aantal
voorstellen doen voor de manier waarop we een en ander het beste kunnen
invullen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Als een economische omstandigheid anders
was dan die van vandaag, hoeft dat nog niet te betekenen dat u 180
graden draait en dat u dus volledig andere standpunten inneemt? De vraag
is waar de Partij van de Arbeid staat. Verschuilt u zich nu helemaal
achter de VVD en zegt u: prima, die handel en hulp? Of zegt u: nee, dit
is principieel niet ons beleid. Die 1 miljard aan bezuinigingen willen
wij niet. Wij staan voor die 0,7% voor hulp, die willen we zo snel
mogelijk weer regelen en wij gaan ook niet het ODA-budget bezoedelen
door daaruit militaire activiteiten te betalen? Waar staat u?

Mevrouw Maij (PvdA): U hebt een aantal citaten aangehaald van de VVD die
ik niet heb gebruikt. Dat is dus voor uw rekening.

De heer Jasper van Dijk (SP): Die zijn van de heer Samsom!

Mevrouw Maij (PvdA): Nee, u zei net iets anders. U citeert de VVD. Dat
zijn dus niet mijn citaten. Wat de definitie van ODA betreft, denk ik
dat er ruimte is om daarnaar te kijken maar wel op basis van een aantal
andere elementen. Daarover zal ik zo meteen in mijn betoog iets zeggen.

Ik vraag de minister naar haar visie op internationale handel in
combinatie met haar OS-portefeuille. Net als de collega's van de VVD
vraag ik haar of zij het bestaande bedrijfsleveninstrumentarium in dat
kader tegen het licht wil houden.

Ik kom op de begroting voor 2013. Ik roep de minister op om van
vrouwenemancipatie in ontwikkelingslanden een geïntegreerde prioriteit
te maken. Van de armen in de wereld is namelijk 70% vrouw. De
achtergestelde positie van deze vrouwen is voor hen, hun families en de
maatschappij een structurele belemmering. Vrouwen leveren echter ook
overal een belangrijke bijdrage aan ontwikkeling, vrede en
democratisering. Wereldwijd zien we dat vrouwenemancipatie nog een lange
en hobbelige weg te gaan heeft. Een traditioneel conservatieve en
orthodox-religieuze alliantie lijkt in de wereld de overhand te krijgen.
In 1995 -- dat is bijna 20 jaar geleden -- vond in Beijing de vierde
VN-vrouwenconferentie plaats. Het organiseren van een vijfde conferentie
zal spannend worden omdat doelstellingen als betere participatie van
vrouwen in politiek, bestuur en economie en gelijke sociale rechten,
economische rechten en familierechten minder breed gedeeld worden dan 20
jaar geleden. De VN-organisatie UN Women die in 2010 in het leven is
geroepen heeft een belangrijk doel, namelijk om lidstaten in de VN te
helpen die doelstellingen te implementeren die betrekking hebben op
gelijke rechten, om het maatschappelijk middenveld te ondersteunen en de
VN zelf alert te houden op emancipatiedoelstellingen.

Hoewel veel vrouwen een prominente rol hebben gespeeld in de Arabische
Lente, dreigt het er toch op uit te draaien dat deze politieke lente een
herfst wordt voor vrouwenrechten. Mij slaat het koud om het hart als ik
lees dat bijvoorbeeld in Afghanistan het hoofd van een vrouwenafdeling
van vrouwenzaken in de provincie Laghman is doodgeschoten. Dat gebeurde
vijf maanden nadat haar voorgangster eveneens bij een aanslag was
vermoord. Maar ik heb ook diepe bewondering voor deze vrouwen die hun
nek toch maar durven uitsteken. We moeten deze trotse, dappere vrouwen
steunen. Het versterken van de rechtspositie van vrouwen is een
belangrijk doel. Het is een doel op zich maar het is ook een doel omdat
kinderen in maatschappijen waar vrouwen een gelijkwaardige rol hebben,
gezonder opgroeien en vanwege het feit dat er meer economische en
sociale stabiliteit is in gezinnen en gemeenschappen. De PvdA wil dat er
een eind komt aan de achtergestelde positie van vrouwen in de wereld.
Mijn collega, mevrouw De Caluwé, heeft het NPI Gender al genoemd. Ik
ben dan ook heel trots dat ik twee amendementen kan "voorstellen" die
heel breed gesteund worden. Het eerste heeft betrekking op het verhogen
van het fonds van FLOW voor vrouwenrechten. Dat staat voor Funding
Leadership en Opportunities for Women. Het betreft een bedrag van 10
miljoen in 2013. Zodoende komt er 90 miljoen voor dit fonds beschikbaar.
De dekking zal komen uit de opgeschorte begrotingssteun voor Mali. Dit
amendement wordt ondersteund door mevrouw De Caluwé van de VVD, mevrouw
Mulder van het CDA, de heer Sjoerdsma van D66, de heer Van Ojik van
GroenLinks, mevrouw Thieme van de PvdD en de heer Krol van 50PLUS. Het
tweede amendement heeft betrekking op verhoging van de bijdrage van UN
Women met 2 miljoen. De dekking daarvoor is hetzelfde. Dit amendement
wordt ook ondersteund door mevrouw De Caluwé, mevrouw Mulder, de heer
Sjoerdsma, de heer Van Ojik, mevrouw Thieme en de heer Krol en tevens
door de heer Voordewind. Ik ben er erg trots op dat we het NPI Gender
hiermee meteen een vliegende start kunnen geven.

Ik zou het fijn vinden als Nederland, net als onder meer het VK,
Duitsland, Finland, Zweden en Oostenrijk een nationaal comité van UN
Women in Nederland kreeg. Ik vraag de minister of zij, eventueel in
samenwerking met de gemeente Den Haag als internationale stad van recht
en vrede, kan nagaan of zij de start van een nationaal comité kan
ondersteunen. Op dit punt ziet de PvdA graag dat gender mainstreaming in
de speerpunten van beleid een prioriteit wordt. Nu lijkt mainstreaming
soms te leiden tot het wegstromen van het element gender. Gender moet
zichtbaarder worden in alle programma's en projecten. Vrouwen moeten
zichtbaarder worden als doelgroep en in de rapportage. Het moet geen
onderwerp zijn dat wordt afgevinkt, maar het dient een thema te zijn
zonder welk een programma of een project incompleet is. Ik verzoek de
minister om dit verder uit te werken en de Kamer hierover in een
volgende "genderbrief" te informeren.

Ik kom op de gedifferentieerde aanpak van ontwikkelingssamenwerking. Van
de 1 miljard armste mensen in de wereld woont 70% in landen met
opkomende economieën als China, India en Brazilië. Dat zijn relatief
rijke landen. Ik heb jarenlang in Beijing gewoond en kan u melden dat er
meer Meba's, Spijkers en lipstick roze Porsches rondrijden dan in
West-Europa. Ik zag in China echter ook armoede, namelijk op het
platteland. Die armoede is vergelijkbaar met die in Afrika. Deze
achtergestelde bevolkingsgroepen moeten in staat worden gesteld om zelf
hun rechten op onderwijs, gezondheidszorg en welvaart op te eisen. Er
moet een herverdeling van rijkdom en welvaart in landen plaatshebben die
een fantastische economische ontwikkeling doormaken, die onvoldoende
gepaard gaat met een eerlijke sociale ontwikkeling. Het beleid ten
aanzien van armoedebestrijding moet daarom gedifferentieerd worden. In
de allerarmste landen moeten we blijven helpen met het opbouwen van
basisvoorzieningen: mensen de spreekwoordelijke hengel geven in plaats
van een vis. In de opkomende economieën echter, waar wel veel welvaart
en rijkdom is, moet die rijkdom beter verdeeld worden. Nederland zou dus
niet direct meer geld aan de overheden van deze landen moeten geven. Wel
kan het eraan bijdragen dat burgers mondiger worden, dat de democratie
wordt versterkt en dat de emancipatie wordt bevorderd. Nederland -- dat
geldt vooral voor veel Nederlandse ngo's -- heeft veel expertise op dit
gebied en kan het verschil maken. In deze landen moeten we mensen geen
hengel meer geven, maar we moeten ze helpen om hun eigen hengel op te
eisen. Het AIV heeft in oktober van dit jaar hierover een gedegen advies
uitgegeven. Ik kijk uit naar de reactie van de regering daarop. Ik
verzoek de minister om een beleidsnotitie over landenkeuzes voor
bilateraal beleid te maken waarin zij een doorkijkje geeft naar 2014 en
met een gedifferentieerde aanpak komt.

Ik kom op de fragiele staten. De allerarmste landen ter wereld zijn
bijna zonder uitzondering ook fragiele staten. Het zijn landen die
geteisterd worden door een neerwaartse spiraal van corruptie.

De voorzitter: Ik zie dat mevrouw Thieme wil interrumperen. Mevrouw
Thieme, dit wordt uw derde interruptie.

Mevrouw Thieme (PvdD): Ik heb de amendementen van mevrouw Maij van harte
ondersteund, met name het amendement met betrekking tot de versterking
van de positie van vrouwen in ontwikkelingslanden. We weten echter
allemaal dat vrouwen daar met name boerinnen zijn en dat landbouw een
cruciale rol speelt bij het recht op voedsel. Mevrouw Maij vraagt
enerzijds om projecten met als doel om emancipatie voor die vrouwen te
bevorderen en daarin te investeren. Anderzijds zeggen die vrouwen dat
zij met hun agrarisch bedrijfje bestaansrecht hebben. Ze willen alle
ruimte krijgen om met ecologische bedrijven op een goede manier landbouw
te bedrijven. Die ontwikkelingsgelden gaan echter naar die grote
landbouwbedrijven die inzetten op intensivering en die deze vrouwen dus
van het land verdrijven. Het is dan misschien wel mooi om te zeggen dat
we gaan investeren in een emancipatiebeweging voor de vrouwen aldaar,
maar zij willen meer bestaansrecht. Zij willen dat zij niet van het land
worden verdreven en dat ze hun eigen voedsel kunnen verbouwen. Wat gaan
wij daaraan doen?

Mevrouw Maij (PvdA): Ik ben het helemaal met mevrouw Thieme eens. Dat
punt wilde ik ook maken op het moment dat ik sprak over mainstreaming.
De thema's voedselzekerheid, water en gender zijn
"mainstreamonderwerpen" geworden. Die zijn een beetje weggestroomd. Ik
zou heel graag willen dat boerinnen met een klein akkertje en vrouwen
die water dragen, die het grootste belang hebben bij gezond drinkwater,
daarin ook goed worden opgenomen.

Mevrouw Thieme (PvdD): Ik ben ook blij dat er een Kamermeerderheid is
die een motie van ons heeft aangenomen waarin staat dat
ontwikkelingsgeld niet mag worden gebruikt voor investeringen in
megastallen in ontwikkelingslanden. Daarin staat dat dit geld ten goede
moet komen aan die "kleine" boerinnen. Het afgelopen jaar zijn er al
projecten geweest waarbij geld aan megastallen in ontwikkelingslanden
werd gegeven. Is mevrouw Maij met mij bereid om te strijden tegen dit
soort uitgaven en ervoor te zorgen dat er criteria komen voor het
steunen van de "kleine" boer in plaats van voor de grote bedrijven die
meestal afkomstig zijn uit het Westen?

Mevrouw Maij (PvdA): Ik zou heel graag zien dat de minister ons liet
weten op welke manier zij na 2014 de speerpunten voedselzekerheid en
water vorm gaat geven. Ik heb aangegeven dat wat mij betreft de
armoedebestrijding zo veel mogelijk in de allerarmste landen moet
plaatsvinden, ook voor deze elementen. Daarbij heb ik aangegeven dat
vrouwen daarin een belangrijke rol moeten krijgen.

Ik begin opnieuw met het zinnetje over de fragiele staten. De
allerarmste landen ter wereld zijn bijna zonder uitzondering ook
fragiele staten. Het zijn landen die geteisterd worden door een
neerwaartse spiraal van corruptie, geweld, gebrek aan centraal gezag en
schending van mensenrechten. De rechten van de vrouw komen daarbij
steeds meer onder druk te staan. Investeren in vrede en veiligheid is
dus een basisvoorwaarde voor ontwikkeling. Daarnaast is het in ons
belang om landen te helpen en een eind te maken aan die neerwaartse
spiraal van geweld en afbreuk. Bijvoorbeeld door het ineenstorten van
Mali heeft Al Qaida de kans gekregen om zich te nestelen op de drempel
van Europa. Het gebrek aan gezag en controle in Mali is een belemmering
voor de ontwikkeling van het land en de Sahel Regio en het kan ook een
negatief effect hebben op Europa. Ook dit zijn wereldwijde problemen die
we alleen gezamenlijk kunnen aanpakken en waarvoor Nederland expertise
in huis heeft. Nederland heeft in een aantal fragiele staten langdurig
geïnvesteerd in noodhulp en in enkele gevallen ook in vrede en
veiligheid: in politieke en militaire steun. Deze inzet mag niet teniet
worden gedaan. Het is van belang dat we blijven investeren in landen als
Afghanistan, Zuid-Sudan, Somalië, Mali en de DRC. Hierbij moet echter
meer dan voorheen naar de omringende landen worden gekeken. Beleid maken
ten aanzien van Afghanistan, kan niet zonder naar Pakistan te kijken.
Hetzelfde geldt voor de DRC en het Grote Merengebied en voor Mali en de
Sahel Regio. Regionaal beleid ten aanzien van fragiele staten en hun
omgeving kan meer zijn dan noodhulp. Noodhulp blijft noodzakelijk voor
mannen, vrouwen, kinderen, ouden van dagen en gehandicapten die daar
onder zeer moeilijke omstandigheden leven. Fragiele staten zijn echter
niet alleen doffe ellende. In het noorden van Somalië, in Somaliland,
bezocht ik in 1998 een vluchtelingenkamp buiten Hargeisa. In Hargeisa
kwamen we een meneer tegen die net een netwerk voor mobiele telefonie
opzette. Dat was dus al in 1998! Ik zou graag zien dat die twee werelden
met elkaar in verbinding kwamen. Ik verzoek de minister om naar het
fragiele statenbeleid te kijken en hier een regionaal beleid te
formuleren, eventueel samen met haar collega van Buitenlandse Zaken en
die van Defensie. Omdat het hier om grote inspanningen gaat, is ook de
Europese dimensie hiervoor van belang.

De heer Jasper van Dijk (SP): Mag ik in dat verband ook vragen hoe
mevrouw Maij aankijkt tegen het idee van de regering om een potje te
maken voor internationale veiligheid, voor militaire missies, waarop het
afgelopen weekend ook het Rode Kruis hevige kritiek heeft geuit? Je moet
er namelijk voor oppassen dat je die hulpverlening vermengt met
militaire actie. Deelt mevrouw Maij die mening?

Mevrouw Maij (PvdA): Dat is het volgende deel van mijn betoog. Als ik
mijn betoog mag vervolgen … Mocht uw vraag dan niet in voldoende mate
zijn beantwoord, dan zou ik het fijn vinden als u die nogmaals wilt
stellen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dan telt dit natuurlijk niet als
interruptie!

Mevrouw Maij (PvdA): Daarmee ben ik het eens.

De voorzitter: Daar ga ik over, maar laat ik het met de heer Van Dijk
eens zijn.

Mevrouw Maij (PvdA): Wij zijn verheugd over de nieuwe kansen voor
effectief beleid voor internationale veiligheid waarbij specifieke
middelen onder de hoofdverantwoordelijkheid van de minister van
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking worden gecreëerd.
Vrede en veiligheid zijn belangrijke voorwaarden voor ontwikkeling. Het
nieuwe fonds Vrede en Veiligheid kan hierin een rol spelen. Er moet meer
nadruk komen te liggen op de 3D-benadering en de humanitaire kanten van
vredesmissies. Uit dit fonds zullen bepaalde aspecten van vredesmissies
gefinancierd kunnen worden. Dit fonds kan echter nooit als een budget
voor vredesmissies worden aangemerkt omdat de kosten van missies, zoals
die voor Uruzgan, een veelvoud van de middelen daaruit zullen zijn.
Bovendien hebben deze missies meer dan alleen humanitaire kanten. De
PvdA ziet graag dat de minister dit goed uitwerkt, samen met de minister
van Buitenlandse Zaken en die van Defensie.

De heer Jasper van Dijk (SP): Mevrouw Maij kijkt naar mij met een blik
van: dit is mijn antwoord. Ik vraag haar dus nogmaals of zij de mening
van het Rode Kruis deelt dat het riskant is om die twee zaken met elkaar
te vermengen, ook in verband met de 3D-benadering.

Mevrouw Maij (PvdA): De PvdA is voorstander van de 3D-benadering,
waarbij Defence, Diplomacy en Development samengaan. Je ziet dat dit de
meest integrale benadering is voor postconflictsituaties. Ik kan mij ook
goed vinden in de opmerkingen van het Rode Kruis dat, daar waar het
echte ICRC-interventies betreft, deze onafhankelijk moeten zijn.

De minister zegde eerder toe dat zij in het voorjaar met een voorstel
komt voor de invulling van dit fonds voor vredes- en
crisisbeheersingsoperaties in ontwikkelingslanden. De PvdA wacht haar
voorstel af.

Tot slot richt ik mij op de toekomst van ontwikkelingssamenwerking.
Nederland stond altijd vooraan in het OS-denken. Er is veel kennis en
denkkracht in Nederland over dit onderwerp, maar die komt onvoldoende
bij elkaar. In de lente van 2013 brengt het High Level Panel van de VN
een verslag uit aan de secretaris-generaal van de VN over de visie op de
toekomst van ontwikkelingssamenwerking. 2015 is het ijkmoment voor de
millenniumontwikkelingsdoelstellingen. Deze zullen in dat jaar niet
allemaal worden gerealiseerd. Daarnaast is er in Rio een set duurzame
ontwikkelingsdoelstellingen gepresenteerd. Het High Level Panel zal een
voorstel doen voor de agenda na 2015, waarbij armoedebestrijding -- dat
is de overkoepelende doelstelling van de MDG's -- en verduurzaming van
de economie -- daarbij is de vraag hoe moet worden omgegaan met het
gebruik van de mondiale publieke goederen -- samen komen. Het laatste is
het overkoepelende doel van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen, de
SDG's. Na de presentatie van het High Level Panel is er nog ongeveer
anderhalf jaar beschikbaar om in VN-verband tot een gezamenlijke agenda
te komen. Deze zal uiterlijk begin 2015 vorm krijgen. In vele landen in
de wereld is al een levendig debat gaande over deze nieuwe agenda,
waaraan de overheid, het bedrijfsleven, de politiek en
kennisinstellingen deelnemen. Nederland kent een dergelijk breed
maatschappelijk debat niet. In dit kader is het ook van belang om naar
de rol van nieuwe donoren te kijken, alsmede naar de definitie van ODA.
Vorige week was hierover een eerste bijeenkomst van de OESO in Londen.
De PvdA ontvangt van de regering graag informatie over deze bijeenkomst.
Zij wil een appreciatie van de minister van datgene wat daar is
besproken.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Mevrouw Maij ging in op ODA vanaf 2015. Het
CDA heeft dat gemist in het regeerakkoord. Vindt de PvdA dat wij daarin
een prominente rol zouden moeten spelen? Zouden wij voorop moeten gaan
lopen en hoe wordt dan het vertrouwen van de inwoners teruggewonnen? Dat
is voor het CDA namelijk heel cruciaal. Ik ben benieuwd of dat ook voor
mevrouw Maij cruciaal is op het moment dat er heel veel reuring in een
samenleving is over steun aan ontwikkelingslanden. Zou dit een
prominente plek moeten krijgen in die ODA-criteria? Ik doel dus op het
herwinnen van het vertrouwen. Ik ben dus benieuwd hoe de PvdA daarover
denkt en ook wat de gedachte van de minister daarover is.

Mevrouw Maij (PvdA): Mevrouw Mulder stelt twee vragen. Zij vraagt naar
de steun aan ontwikkelingssamenwerking, het brede maatschappelijke debat
daarover en de steun daarvoor in de samenleving. Ik draag daaraan vanuit
de PvdA heel graag bij en denk dat de regering dat ook graag wil, omdat
ontwikkelingssamenwerking niet alleen in het verdomhoekje zou moeten
zitten. Dat is wat er nu een beetje gebeurt. Wat mij betreft kan men ook
heel trots zijn op datgene wat er bereikt is met
ontwikkelingssamenwerking.

Wat de discussie betreft over de definitie van ODA, stellen landen als
China, India en Brazilië, die ook met internationale samenwerking bezig
zijn, zich terecht de vraag wat hun internationale samenwerking betekent
en wat de betekenis daarvan is voor de ODA-criteria. Ik denk dat dit
één van de onderwerpen is waarover we spreken. Ik zou het heel mooi
vinden als onze regering daarin eveneens een actieve rol speelde.

De voorzitter: De heer Voordewind, dit wordt uw derde interruptie

De heer Voordewind (ChristenUnie): Daarvan ben ik mij bewust. Dat wordt
inderdaad een heel interessante discussie. Na 2015 horen we hoe we
verder gaan met de Development Goals. Dan zal duidelijk zijn of we die
al dan niet behaald hebben, hoe we verder gaan en of we wat dat betreft
een ommezwaai gaan maken. "Uw" voormalig minister Pronk van
Ontwikkelingssamenwerking heeft daarover ook het een en ander geschreven
in een column in Vise Versa. Daarin stipte hij ook aan dat het
belangrijk is om tot social protection programma's te komen, ofwel een
sociaal zekerheidsstelsel in ontwikkelingslanden. Ziet ook deze
woordvoerder van de Partij van de Arbeid dat zitten?

Mevrouw Maij (PvdA): De millenniumontwikkelingsdoelstellingen zijn
ambitieus, maar wat mij betreft zouden die ambitieuzer kunnen zijn. "De
armoede in de wereld halveren" zou moeten worden vervangen door
"proberen om een eind te maken aan de armoede in de wereld". Onderdeel
daarvan is volgens mij inderdaad sociale steun in ontwikkelingslanden
voor de mensen die daar onder het bestaansminimum leven. Ik vind het ook
belangrijk dat die twee agenda's -- die van duurzame ontwikkeling en die
van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen, waar die gaan over
armoedebestrijding -- samenkomen. Het moeten niet alleen agenda's zijn
die voor ontwikkelingslanden gelden, maar het dienen ook agenda's te
zijn die voor ons gelden. Die duurzame ontwikkeling zou niet alleen in
ontwikkelingslanden moeten plaatsvinden, maar daarmee zouden ook wij aan
de slag moeten gaan. Ik zou het fantastisch vinden als onze regering in
de persoon van deze minister, een belangrijke rol in dat debat kon
spelen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat is een mooie lijn, maar Jan Pronk
heeft gezegd dat je binnen die duurzame ontwikkeling specifiek moet
kijken of je het ontstaan van sociale zekerheidsstelsels zou kunnen
stimuleren. Deels is dat al aan de gang, bijvoorbeeld via de
zorgverzekeringen. Je zou echter ook kunnen denken aan een
wezenuitkering, een weduwenuitkering, met name om die kinderarbeid of
die meisjesprostitutie tegen te gaan. Verder doel ik op pensioenstelsels
et cetera. Ziet u die lijn van de heer Pronk ook zitten?

Mevrouw Maij (PvdA): Dat zijn zaken die nationaal in ontwikkelingslanden
geregeld zouden moeten worden. Ik denk dat het belangrijk is dat, daar
waar ontwikkelingslanden ons daarbij om steun vragen, wij nagaan of wij
dat kunnen doen in het kader van datgene wat we na 2014 aan
Ontwikkelingssamenwerking in een aantal landen bilateraal doen.

De voorzitter: U hebt nog één minuut.

Mevrouw Maij (PvdA): Die heb ik niet nodig.

Ik roep de minister op om hierover in gesprek te gaan -- dat is datgene
wat ik net met de heer Voordewind en mevrouw Mulder deelde -- met
gelijkgezinde collega's, bijvoorbeeld die uit de Scandinavische landen
en Canada, en ons hierover te informeren. Ook verzoek ik de minister om
in Nederland een dergelijk breed debat te organiseren en zo tot een
gedragen input van Nederland in het mondiale debat te komen.

De heer Van der Staaij (SGP): Hoe kijkt mevrouw Maij aan tegen het
fiscaal meer stimuleren dat mensen aan goede doelen geven, ook in het
kader van ontwikkelingssamenwerking? De VVD heeft in een interview
aangegeven dat zij dat wel in het regeerakkoord had willen zien maar dat
het daar niet van is gekomen. Heeft de PvdA daar bezwaar tegen of hoe
zit dat?

Mevrouw Maij (PvdA): Ik kijk uit naar de uitwerking van deze vraag van
de heer Van der Staaij. Ik weet niet of hij zelf wel eens aan een goed
doel geeft. Zo ja, dan kan hij dat bedrag van de belasting aftrekken.
Volgens mij is er dus al een fiscale manier om dat te doen. Mocht de
heer Van der Staaij nog iets anders bedoelen, dan hoor ik dat graag.

De heer Van der Staaij (SGP): Bijvoorbeeld in de Catshuisstukken die
openbaar zijn gemaakt, kwam naar voren dat je het bereik van de Geefwet
zou kunnen uitbreiden naar maatschappelijke organisaties die zich
bezighouden met ontwikkelingssamenwerking. Dat betekent dat er nog een
hogere aftrekpost is voor giften aan maatschappelijke organisaties in
het kader van ontwikkelingssamenwerking.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik kan niet anders zeggen dan dat op dit moment
giften voor ontwikkelingssamenwerking ... Als u een gift doet aan een
van de Nederlandse ontwikkelingsorganisaties -- ik zal geen naam noemen
-- of aan een andere maatschappelijk verantwoorde organisatie, kunt u
die aftrekken van de belasting. Ik denk dat de vraag over een ander
fiscaal iets gaat. Ik zie daarvan dus graag de uitwerking. Daarna kan ik
het antwoord op uw vraag geven.

De heer Van der Staaij (SGP): Nog één keer, misschien ter toelichting.
Dat is inderdaad waar. Die aftrekmogelijkheid kennen we allemaal, maar
die Geefwet houdt in dat er juist een verhoogde aftrekbaarheid is.
Daarmee geef je dus een extra stimulans aan het doen van giften in het
kader van ontwikkelingssamenwerking, zoals die er bijvoorbeeld ook voor
de cultuursector is gekomen. Wil de PvdA-fractie dat in ieder geval
overwegen?

Mevrouw Maij (PvdA): Ik zie de uitwerking graag tegemoet.

De voorzitter: Dit is de derde interruptie van de heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik heb goed geluisterd naar het verhaal van
mevrouw Maij. Dat omvat niet onsympathieke voorstellen, maar onder de
streep staat toch nog altijd dat bedrag van 1 miljard dat eraf gaat. Kan
mevrouw Maij mij vertellen van welke projecten in welke landen zij dat
bedrag af wil halen? Ik doel niet op de visie van het kabinet maar op
die van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik heb geprobeerd om in mijn betoog aan te geven op
wie de regering naar mijn mening de focus moet leggen, namelijk op de
allerarmsten. Ik heb ook aangegeven dat wat mij betreft de focus moet
liggen op de vrouwen, die onderdeel zijn van de allerarmsten. Ik heb
geprobeerd om aan te geven dat er een verschil is tussen het geven van
de hengel en het in staat stellen van mensen om die hengel bij hun eigen
overheid op te eisen. Die visie zou ik graag verder uitgewerkt zien door
de regering.

De heer Sjoerdsma (D66): Sorry, ik vind dat toch echt te gemakkelijk.
Aan de goede kant hebt u wel een verhaal maar als u even geen zin hebt
om te antwoorden, verschuilt u zich achter het kabinet. We zagen dat
laatst ook in een algemeen overleg over Oost-Congo. U wilde 2 miljoen
voor noodhulp en u kreeg 2 miljoen voor noodhulp. Daar was ik ook wel
voorstander van voor Oost-Congo, maar het zijn wel dealtjes. Gaan we
vaker zien dat u wel weet welke cadeautjes u wilt hebben maar dat u niet
weet waar u wilt schrappen? Laat ik het dan maar op zo'n manier vragen.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik moet zeggen dat ik in dit verband 2 miljoen voor
mensen die in mensonterende omstandigheden leven, geen cadeautje zou
willen noemen. Ik vind dat echt een ongemakkelijke opmerking.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik doel op cadeautjes aan u, mevrouw Maij, op
politieke cadeautjes.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik zeg dat ik dat echt een ongemakkelijke opmerking
vind. Ik heb duidelijk aangegeven waarop ik wil focussen. Ik denk dat we
hier het debat aan moeten gaan over de focus op
ontwikkelingssamenwerking. Ook heb ik aangegeven dat die 1 miljard mij
pijn doet. Ik vind het begrijpelijk dat de heer Sjoerdsma daarin wil
wrijven, maar die 1 miljard doet mij pijn en daar wil ik het graag bij
laten.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Vandaag bespreken wij de
begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Het CDA was in het vorige kabinet verantwoordelijk voor
Ontwikkelingssamenwerking. Ik kan zeggen dat de CDA-fractie trots is op
wat er in die tijd is bereikt. Ondanks felle kritiek van met name
partijgenoten van de huidige minister, is Ben Knapen er in onze ogen in
geslaagd het OS-beleid te hervormen en zijn er flinke stappen gezet om
het beleid aan te passen aan de ontwikkelingen in de wereld. Dat ging
niet zonder pijn. De nieuwe keuzes waren ingrijpend en de bezuinigingen
op het budget hadden grote consequenties voor de ontwikkelingssector en
de mensen die daarin werken.

Zoals ik zei, was het in de Tweede Kamer vooral de PvdA die flink van
leer trok tegen de keuzes die het vorige kabinet maakte: kwartetten met
de allerarmsten, de staatssecretaris van de uitverkoop en de vraag wat
er toch gebeurd was met het CDA. Daarom is het juist zo verbazend dat de
PvdA na zes weken onderhandelen akkoord ging met een bezuiniging van 1
miljard op het ontwikkelingsbudget. Op 13 november zei de leider van de
PvdA nog dat het kabinet met de bezuiniging op Ontwikkelingssamenwerking
onder de fatsoensnorm is gezakt. Kan de minister aangeven hoe zij dat
ziet? Gaat zij nu onfatsoenlijk beleid uitvoeren? Kan zij daarnaast
aangeven wat het voor een kabinet betekent als onder de fatsoensnorm
wordt geregeerd? Graag willen wij een reactie hierop.

Bijzonder pijnlijk in dit licht is de keuze om de klimaatgelden in de
toekomst ook nog eens met het OS-budget te financieren. De CDA-fractie
heeft daarmee grote moeite. Kan de minister aangeven hoeveel geld zij
hieraan jaarlijks kwijt is? Hoeveel gaan bijvoorbeeld Infrastructuur en
Milieu hieraan bijdragen? Dit, gezien de toezegging van de
staatssecretaris.

Mevrouw Maij (PvdA): Mijnheer Buma heeft op 20 augustus gezegd dat het
wel wat minder kan met ontwikkelingshulp. Als ik de berekening van het
CPB goed nakijk, wil het CDA 0,5 miljard op ontwikkelingshulp
bezuinigen. Ik begrijp dat mevrouw Mulder kritiek heeft op de Partij van
de Arbeid, maar wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik begrijp de opmerking van mevrouw Maij,
maar dan moet zij er wel bij zeggen dat het vanaf 2015 is. Wij houden
ons aan de criteria die wij met elkaar internationaal hebben
afgesproken. Afspraak is afspraak en wij kunnen alleen maar constateren
dat de PvdA-fractie en de PvdA-minister hier onderdoor gaan. Dus zij
houden zich niet aan afspraken.

Mevrouw Maij (PvdA): In het Catshuis had het CDA al 750 miljoen
weggegeven. Ik begrijp de kritiek en het is allemaal moeilijk, maar
laten we wel open en eerlijk tegen elkaar blijven.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): En als wij dan toch open en eerlijk zijn,
moet er ook bij gezegd worden dat dit nog niet door de fractie was
goedgekeurd en dat ik weet dat er sprake was van grote moeite met juist
dit onderdeel. U bent heel gemakkelijk akkoord gegaan -- dat geldt ook
voor de VVD-fractie -- met nivelleren. Daarvan hebt u achteraf spijt
gehad. Ik geloof dat wij hierover nog wel eens samen hadden gesproken in
een regering, in een vorige dan wel te verstaan.

Wel ziet de CDA-fractie een kans in samenvoeging van Economische Handel
en Ontwikkelingssamenwerking. In het vorige kabinet hebben we al een
stap gezet, namelijk die van hulp naar investeren. Die wordt breed
gedragen door de huidige regeringspartijen. We weten dat de minister
haar visie in een brief nader zal toelichten, maar de CDA-fractie is al
erg nieuwsgierig en hoopt dat de minister vandaag al iets meer gaat
zeggen over wat haar agenda is voor de komende jaren. De afgelopen jaren
is coherent beleid gevoerd tussen Ontwikkelingssamenwerking en Handel.
Neem het voorbeeld van Colombia, een transitieland. Op zijn laatste reis
naar dat land kwam Ben Knapen terug met een portefeuille vol met orders
voor het Nederlandse bedrijfsleven. Is dit het soort coherentie waarop
de minister wil voortbouwen? Het CDA zou een dergelijke benadering van
harte toejuichen. Graag horen we van de minister hoe zij hierover denkt.

De afgelopen twee jaar is de sector ontwikkelingssamenwerking ingrijpend
gemoderniseerd. Er is gekozen voor minder landen met een scherpere focus
op die onderwerpen waarvoor geldt dat Nederland daadwerkelijk het
verschil kan maken, met meer inzet op samenwerking tussen de
verschillende spelers in de sector en de kennis waarmee zij elkaar
versterken. Wij hebben nog maar net de brieven gekregen van de projecten
die in gang zijn gezet. De CDA-fractie is van mening dat die inzet
overeind moet worden gehouden en de minister zegt ook dat ze dat wil,
maar ze gaat dat wel doen met 1 miljard minder. Wij vragen ons dan ook
af waar deze enorme bezuiniging zal neerslaan en wanneer de minister
daarover duidelijkheid geeft. Welke gevolgen zal dat bijvoorbeeld hebben
voor het beurzenprogramma van de Nuffic en het Global Fund? Moeten de
contracten met de ngo's worden opengebroken? Andere partijen maakten
daarover ook al opmerkingen. Wij vragen ons af hoe de minister dat wil
doen. Hoeveel zal er worden gekort op de bijdragen aan VN-instellingen
en welke gevolgen zal dat hebben voor de positie die Nederland
internationaal inneemt?

De minister van Buitenlandse Zaken zei bij de start van het kabinet dat
het imago van Nederland in het buitenland moet worden opgepoetst. Hoe
voorkomt de minister dat het door de bezuiniging juist imagoschade
oploopt? Wij horen in ieder geval graag van de minister of zij het
speerpuntenbeleid overeind zal houden. Dat is voor de CDA-fractie van
ontzettend groot belang.

De mensen in het land kennen het CDA als partij van de samenleving.
Daarom hechten wij ook grote waarde aan betrokkenheid van die
samenleving bij ontwikkelingssamenwerking. Het budget dat we hiervoor
beschikbaar stellen, is een uiting van betrokkenheid van de gehele
samenleving bij mensen die het minder hebben en bij de allerarmsten in
de wereld. Als de samenleving dat niet meer zo ziet, hebben wij een
serieus probleem. Het is daarom goed dat het SCP laat zien dat steeds
meer mensen uit eigen initiatief projecten opstarten op het gebied van
ontwikkelingssamenwerking. Welke rol ziet de minister daarvoor en hoe
kan ze een en ander eventueel ondersteunen?

Ik ga in op handel en export. We spreken vandaag over
Ontwikkelingssamenwerking en Handel. Daarover is al het een en ander
gezegd door de heer Leegte en mevrouw Maij. Wij sluiten ons van harte
bij die woorden aan, want we moeten het echt hebben van onze
concurrentiepositie en export. Wat kan de minister daaraan doen?

Op welke wijze wil de minister het bedrijfsleven vroegtijdig betrekken
bij de totstandkoming van handelsverdragen in Brussel? Welke rol ziet
zij voor zichzelf om handelsbelemmeringen af te bouwen en hoe wordt
duurzaamheid hierbij betrokken, ook met het oog op de verschillende
bestaande posten waarop een korting te verwachten is? Wientjes zei daar
ook al het een en ander over. Wat is de visie van de minister daarop?

Ik ga in op het revolverend fonds dat belangrijk is voor ondernemers in
ontwikkelingslanden en in Nederland. Dat fonds kan de economie daar
versterken en werkgelegenheid creëren, wat ontzettend belangrijk is.
Aandachtspunten voor ons ten aanzien van het fonds zijn de
duurzaamheidscriteria, garantiestellingen, professioneel beheer --
mensen met verstand van zaken moeten met die fondsen aan de slag gaan --
maatschappelijk verantwoord ondernemen, draagvlak in onze samenleving en
vrouwelijke ondernemers die in de Arabische regio ook de beschikking
kunnen krijgen over kredieten. Dat is erg belangrijk: een hartenkreet
van ons.

Ik kom op het budget voor internationale samenwerking en het fonds
Internationale Veiligheid, waarover ook al het een en ander is gezegd.
Kan de minister wat het nieuwe budget betreft ingaan op de afstemming
met de ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken? Wij hebben
gelezen dat daarop een korting plaatsvindt en vragen ons af hoe dit
verder wordt opgepakt. Wij weten dat er een brief onderweg is, maar
misschien kan de minister daarover in dit overleg toch al iets zeggen.
We vragen ons onder andere af of de Patriots van het budget moeten
worden gefinancierd. Hoe zit het met de piratenbestrijding. In het
Financieel Dagblad werd over de grondstoffen uit het Midden-Oosten
geschreven dat de VS waarschijnlijk minder olie gaan importeren vanuit
die regio. Dit zal de heer Leegte aanspreken. Als zij dan stoppen met de
beveiliging van de transporten, hebben we weer een tekort van 5 miljard.
Dat soort vragen hebben wij hierover.

Ik ga in op de financiële structuur in OS-landen, waarover ook collega
Van Dijk al sprak. Wat gaat de minister daaraan doen? Van heel veel
mensen heb ik gehoord dat er sprake was van een heel confronterende
uitzending.

Wij zijn kritisch over de begrotingssteun. Kan de minister in overweging
nemen om de begrotingssteun die op het programma stond voor Rwanda, in
te zetten voor de samenleving aldaar? Ik doel dus op het inzetten
daarvan voor de mensen in Rwanda en dus niet voor die overheid.

Graag horen wij van de minister hoe zij een en ander met betrekking tot
de ODA ziet na 2015. Wij vinden het jammer dat dit niet in het
regeerakkoord staat.

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Er was sprake van een snelle
formatie van de VVD en de PvdA, van een snelle start. Als wij echt keken
naar het buitenlandbeleid, zagen wij echter dat er sprake was van
verdeeldheid over de houding ten aanzien van het buitenland,
onduidelijkheid over potjes en beleid en ongeloofwaardigheid door de
grote broek die werd aangetrokken terwijl er eigenlijk historisch werd
gekort op het buitenlandbeleid in brede zin. Dat gebeurde, terwijl
Nederland een geschiedenis in ere te houden heeft.

In 1945 tekende Alexander Loudon namens Nederland het Handvest van de
Verenigde Naties waarmee landen elkaar beloofden om de sociale en
economische rechten van alle volkeren te bevorderen. Vele verklaringen
volgden: de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. In de jaren zeventig
beloofden de rijkere landen om een vast percentage van hun inkomen in te
zetten om de allerarmsten in de wereld te steunen. En in het jaar 2000
kwamen de millenniumdoelen. Al deze verdragen kwamen er en al die
beloftes werden gedaan met één doel voor ogen, namelijk ervoor zorgen
dat ieder mens het recht heeft om zich te ontwikkelen. Ook een meisje
uit Afghanistan moest naar school kunnen gaan en haar moeder moest de
mogelijkheid hebben om te werken. Homo's in Uganda moesten hand in hand
over straat kunnen gaan: ze moesten zichtbaar en zichzelf kunnen zijn.
Ook een jonge ondernemer in Ghana moest een winstgevend bedrijf kunnen
opzetten. De toevallige geboorteplek mocht mensen niet definiëren en
evenmin hun toekomst bepalen. Dat alles is niet zonder resultaat
gebeurd: het aantal sterfgevallen als gevolg van malaria is in de
afgelopen tien jaar met 20% gedaald. Het aantal kinderen dat dagelijks
overlijdt is verminderd met 12.000. Er sterven dus minder kinderen dan
er ooit stierven. Van de kinderen In Sub-Sahara Afrika gaat nu 50% meer
naar school dan in het jaar 2000. Wie denkt dat
ontwikkelingssamenwerking niet werkt, heeft dus niet opgelet. Wie denkt
dat we klaar zijn, vergeet de 1 miljard armen die deze wereld nog steeds
rijk of arm is. Wie vindt dat ontwikkelingssamenwerking beter moet,
heeft helemaal gelijk maar dat is geen reden om daarmee te stoppen.

40 jaar lang hebben kabinetten van alle kleuren hierin een
voortrekkersrol vervuld. 40 jaar lang gaven wij 0,7% van ons inkomen, en
vaak meer, aan mensen die onze steun nodig hadden. 40 jaar lang konden
wij geloofwaardig oproepen tot een grotere inzet van andere landen.
Vanwege onze eigen verworvenheden kwamen wij op voor gemarginaliseerde
groepen die een stem gaven aan de stemlozen, de armen, de
verwaarloosden. Wij waren het die lastige discussies over bijvoorbeeld
seksualiteit altijd aangingen. Dat deden wij niet omdat wij die
verdragen hadden getekend, maar wij tekenden die omdat Nederland die
internationale verantwoordelijkheid voelde. Het voelde de
verantwoordelijkheid om er ook buiten de grenzen van Europa en Nederland
voor te zorgen dat mensen de kans kregen het leven in eigen hand te
nemen, zodat ook zij langzamerhand op hun eigen kracht konden
vertrouwen. Dat is een fundamentele liberale gedachte en een
fundamentele sociaaldemocratische gedachte.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik deel de mening van de heer Sjoerdsma dat we
moeten kijken naar het recht op ontwikkeling en naar kansen voor mensen.
Deelt de heer Sjoerdsma ook mijn mening dat we ons eveneens moeten
aanpassen aan de eisen van de tijd? Als we merken dat een bepaalde
aanpak in 40 jaar niet datgene heeft gebracht wat we daarmee beoogden,
is hij het er dan mee eens dat we die moeten aanpassen? In diverse
rapporten van verschillende deskundigen is verklaard dat economische
ontwikkeling veel meer doet voor de arme mensen in de
ontwikkelingslanden dan alleen maar het geven van hulp in de vorm van
scholing. Deelt de heer Sjoerdsma die opvatting?

De heer Sjoerdsma (D66): Volgens mij heb ik dat net gezegd. Ik heb
aangegeven welke resultaten we de afgelopen jaren met
ontwikkelingssamenwerking wisten te bereiken. We hebben zelfs een aantal
millenniumdoelstellingen voortijdig behaald. Ik heb ook gezegd dat het
niet perfect was en dat we juist daarom een verbeterslag moeten maken.
Dat ben ik met u eens, maar ik ben niet van mening dat dit met minder
geld moet gebeuren.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Als we het geld als uitgangspunt nemen in
plaats van de doelen, bereiken we toch ook niet wat we willen? Het doel
is, landen op eigen benen te laten staan. Als dat beter mogelijk is met
economische ontwikkeling en leningen dan met subsidies, moeten we toch
die weg inslaan?

De heer Sjoerdsma (D66): Dat ben ik niet met mevrouw De Caluwé eens.

Natuurlijk -- de VVD vroeg het al -- moet internationale samenwerking op
de schop. Die moet moderner en effectiever worden, maar de VVD heeft
deze liberale houding al jaren geleden losgelaten. In het
verkiezingsprogramma van deze PVV-lightpartij werd zonder blozen 3
miljard geschrapt. Ik zei net al dat we de fractievoorzitter van de VVD
hoorden zeggen: ontwikkelingssamenwerking, ach ja … Het afkopen van
schuldgevoel. Wat vindt de PvdA daar eigenlijk van? Op die partij
rekenen wij toch een beetje. Kon de PvdA die 0,7% -- die fatsoensnorm,
die beloftes in het verkiezingsprogramma, die zaaltjes tijdens de
campagne -- zomaar loslaten? Die partij noemde de bezuiniging van 800
miljoen van het vorige kabinet beschamend. Mevrouw Mulder zei het net
al. Er werd gesproken van kwartetten met de allerarmsten. De partij
verweet het CDA dat het in de houdgreep zat van de PVV. Maar wat schetst
onze verbazing? Nu kort de PvdA meer op ontwikkelingshulp dan de PVV
ooit deed. Mijnheer Van Klaveren zou zijn vingers erbij aflikken.

De minister wil zich inzetten voor het draagvlak voor
ontwikkelingssamenwerking. Vindt zij net als ik dat dit precies is wat
het draagvlak ondermijnt: het op hoge toon beschuldigen van het vorige
kabinet, er zelf nog 1 miljard bovenop doen en dat ervan afsnijden?
Graag wil ik hierop een reactie.

Mijn fractie moedigt de minister graag aan om ook haar belofte te
houden. Is zij bereid haar pogingen om het draagvlak te vergroten, te
laten meten? Is zij het met D66 eens dat het aan de overheid is om de
resultaten van ontwikkelingssamenwerking inzichtelijk te maken, wat
onder andere het Verenigd Koninkrijk al doet? Pakt zij daarnaast de open
data-agenda op en maakt zij al het door Nederland gefinancierde
ontwikkelingsrelevante onderzoek vrij beschikbaar?

Het bedrag voor de klassieke OS -- dat werd al genoemd -- wordt
overigens nog zwaarder gekort dan je op het eerste gezicht zou denken.
De internationale klimaatgelden worden steeds meer koekoeksjong dat door
de rest wordt opgegeten. Hoe vallen die kosten nu uit? Welk doel stelt
het kabinet zich wat de private financiering betreft? Hoe zal de
minister ervoor zorg dragen dat de klimaatfinanciering zo weinig
mogelijk ten koste gaat van de klassieke OS?

Ik kom op de vrede en de veiligheid. Collega Mulder noemde deze punten
ook al. Het kabinet wil Patriots naar Turkije sturen en de
piraterijmissie voor Somalië voortzetten. Komt het geld daarvoor uit
het nieuwe potje voor vredesmissies, of komt dit voor rekening van
Defensie?

Het regeerakkoord bevat behalve bezuinigingen, veel onduidelijkheid. Zo
ontbreken de woorden "maatschappelijk verantwoord ondernemen" volledig
in het 80 pagina's tellende regeerakkoord. Gaat de minister deze leemte
opvullen met een visie op maatschappelijk verantwoord ondernemen,
ketentransparantie en verduurzaming? Ik roep haar op om eerst met een
visie te komen, met een plan met scenario's, voordat deze bezuinigingen
worden ingevuld? Kan zij dat toezeggen? Zo ja, wanneer kunnen we dat
plan van haar verwachten?

Deze uitdagingen zijn volgens D66 alleen aan te gaan in Europees
verband. Ik hoop daarom dat de minister zich, net als haar ambtsgenoot,
de heer Timmermans, een Limburgse Europeaan wil tonen. Welk initiatief
gaat ze nemen om te komen tot echte Europese samenwerking op het gebied
van Ontwikkelingssamenwerking en wat zijn haar Europese doelstellingen?
Er werd al gezegd dat samenhang cruciaal is. Naar eigen zeggen is dit de
eerste minister ooit die naar ontwikkelingssamenwerking en handel in
samenhang kijkt. Ik weet overigens niet of dat helemaal klopt, maar in
dat streven vindt zij mijn fractie aan haar zijde. Zeker in de 21ste
eeuw moeten we met één bril kijken naar buitenlandse politiek,
Ontwikkelingssamenwerking, Economische Zaken, Veiligheid en Defensie,
Landbouw en Milieu. Op welke wijze gaat het kabinet dit doen en kan de
minister aangeven of zij ook dit streven naar meer samenhang meetbaar
wil maken?

Er staan verschillende handelsmissies op de rol, wat ook al is gezegd.
Kan de minister toezeggen dat we van elke missie een verslag krijgen met
daarin expliciet aandacht voor deze minister als koopman, als dominee en
misschien ook als klimatoloog, econoom en landbouwdeskundige? Ik wil er
geen carnaval van maken, maar het zou goed zijn om dat in goede
samenhang te bezien. Dan kunnen we misschien eens per halfjaar de
complete lijst met de minister doorspreken.

Ik kom op de periode na 2015. De internationale gemeenschap komt dan met
een nieuwe inzet voor Samenwerking en Handel met ontwikkelingslanden. Ik
zei al dat ik van de minister verwacht dat zij in deze discussie voorop
loopt en dat zij Europa achter haar agenda krijgt. D66 ziet dan een
drieledige inzetbaarheid voor Nederland. In de eerste plaats moeten wij
taboedoorbrekend blijven: bestrijden van hiv en aids, opkomen voor de
seksuele gezondheid en reproductieve rechten en vrouwenrechten. Wij
moeten in de tweede plaats een stem blijven geven aan de stemlozen, aan
de 2,5 miljard mensen die leven van minder dan 2 dollar per dag. In de
derde plaats is de 3D-benadering van belang. De aanpak die in
Afghanistan zoveel navolging en steun kreeg, verdween vervolgens een
beetje van het toneel. Wat zal de aanpak van de minister worden op het
gebied van fragiele staten? Ziet zij bijvoorbeeld een missie in Mali
voor zich?

Tot slot merk ik op dat de minister een moeilijke, zo niet onmogelijke
taak heeft. Tegen een achtergrond van verdeeldheid heeft zij zich
voorgenomen dat zij hetzelfde resultaat gaat bereiken met minder
middelen. D66 ziet graag dat zij deze belofte waarmaakt.

De voorzitter: Het woord is aan de heer Voordewind. Hij heeft vijf
minuten de tijd.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Vijf minuten voor zo'n
belangrijk onderwerp. Ik ga het proberen.

Laat ik met iets positiefs beginnen. Dat is misschien wel aardig na het
tranendal van de afgelopen twee uur. Ik complimenteer dit kabinet, met
name de Partij van de Arbeid, met het feit dat het er opnieuw een
minister van Ontwikkelingssamenwerking en Handel uit heeft gesleept. Dat
is positief, dat geeft de allerarmsten in de wereld een stem in de
ministerraad. Dat is belangrijk, ook voor een coherent beleid in die
raad. De minister gaat niet alleen over Ontwikkelingssamenwerking maar
ook over Handel. Ik hoop dat de minister -- ik moedig haar daartoe aan
-- vooral gaat spreken over coherentie van beleid, ofwel het verminderen
van de handelsbarrières als het gaat om Europa zodat die Afrikaanse
landen vooral in Nederland en Europa kunnen investeren. Dat kan
misschien veel meer bijdragen aan de ontwikkeling van die landen dan
alles wat we met elkaar betalen aan Ontwikkelingssamenwerking.

Ik moet hierbij echter wel direct opmerken dat de PvdA ook voor een
grote aderlating heeft gezorgd, namelijk het bezuinigen met 1 miljard op
Ontwikkelingssamenwerking. We hebben de citaten van de collega's in de
campagne allemaal uitgebreid aangehaald. Als de minister geïnteresseerd
is, heb ik hier nog een lijstje met citaten liggen, al weet ik niet of
dat veel om het lijf heeft.

Wij gaan aan de slag. De ChristenUnie heeft ook meegedacht over het
revolving fonds. Ik verzoek de minister overigens wel om meer
duidelijkheid te geven dan die welke ik van de Partij van de Arbeid heb
gekregen. Zij heeft een brief geschreven. Zet de minister zich in om dit
fonds ontwikkelingsrelevant te maken en om dat dus ten voordele te laten
komen van de ontwikkelingslanden? Ik hoop op deze vraag een heel helder
antwoord te krijgen.

Ten aanzien van de klimaatfondsen rekende de Algemene Rekenkamer voor
dat het bedrag in het slechtste geval kan oplopen tot 1,3 miljard in
2020. We zagen dat de PvdA niet meeging met de motie die tot doel heeft
slechts 50% van de OS-gelden te financieren. Wat zijn de grenzen van de
minister ten aanzien van de inzet van particuliere middelen? Er zijn
vier scenario's geschetst om de aanslag op het Ontwikkelingsbudget zo
beperkt mogelijk te maken. Dat van die 50% heeft de PvdA niet gesteund.
Ik hoop dat de minister dat in ieder geval wel doet of dat zij die
ambitie uitspreekt.

Ik maak een zijsprongetje. Morgen gaan de deejays weer in het Glazen
huis. Ik heb veel respect voor de deejays die Serious Request weer op de
agenda zetten en daarmee fondsen binnenhalen voor het Rode Kruis. De
traditie met een minister van de Partij van de Arbeid was die
particuliere gelden te verdubbelen. Gelukkig hebben we weer een minister
voor Ontwikkelingssamenwerking van de Partij van de Arbeid. Ik zie dan
ook graag uit naar een positieve reactie van haar ten aanzien van het
verdubbelen van die particuliere middelen na afloop van de periode in
het Glazen Huis. Particulieren hebben dan in ieder geval hun best
gedaan.

In de periode waarin we gezamenlijk in een kabinet zaten -- met "we"
bedoel ik de ChristenUnie, de PvdA en het CDA -- hebben we kinderarbeid
tot speerpunt gemaakt. Wil de minister dat beleid terughalen? Zij heeft
een goede daad verricht toen zij op handelsmissie in Turkije was door
daarover meteen met de ILO te spreken en daarvoor ook geld beschikbaar
te stellen. Dat ging over de katoenpluk en de kinderarbeid in Turkije,
een land waar sommigen van ons graag op vakantie gaan. Daar bestaat
kinderarbeid echter nog steeds. De minister heeft dus haar eerste
positieve signaal afgegeven. Wil zij ook toezeggen dat zij daarvan een
speerpunt gaat maken?

De minister heeft toegezegd dat zij met verschillende sectoren om de
tafel gaat, te beginnen met de schoenensector. We hebben echter ook de
sectoren kleding, cacao, fruit, koffie, thee, tapijten en natuursteen.
Dat zijn wat de kinderarbeid betreft allemaal risicosectoren. Is de
minister bereid om met de risicosectoren -- ik weet dat het er veel zijn
-- in gesprek te gaan om na te gaan of in de gehele keten, zoals dat ook
door de OESO wordt gevraagd, geen kinderarbeid meer plaatsvindt?

Ik kom op de nieuwe agenda na 2014. Ik ben benieuwd wat de visie van de
minister is op de periode na 2014. Ongetwijfeld zullen we die
millenniumdoelstellingen niet behalen. We zullen er een aantal voort
moeten zetten. Is de minister het met mij eens dat er moet worden
gekeken naar het veel meer omzetten van bilateraal beleid -- overheid
naar overheid -- naar het versterken van de sociale zekerheid. Dat is
reeds deels in gang gezet. Collega Van der Staaij en ik hebben voor het
Social Protection Programm in het verleden al 8 miljoen gereserveerd,
maar we zouden dat veel verder kunnen uitbouwen om de mensen zelf in
staat te stellen hun eigen ontwikkeling goed te laten verlopen door
middel van het in het leven roepen van een sociaal zekerheidsstelsel.

Misschien mag ik nog kort iets zeggen over mijn reis. Ik heb daarover
een rapport gemaakt. Graag zou ik dat uitdelen aan de collega's en de
minister, zodat ze een indruk hebben van de vluchtelingenproblematiek in
Libanon en Syrië.

De voorzitter: Mag ik u vragen om dat via de bode aan de minister te
overhandigen na de inbreng van de collega's? Dat is wat rustiger voor de
collega's die het woord nog willen voeren. Het woord is aan de heer Van
Ojik. Ook hij heeft vijf minuten de tijd.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Wat is het toch moeilijk om
niet meer te mogen interrumperen, maar nu mag ik in ieder geval vijf
minuten het woord voeren.

Een van de mooie dingen van het Lenteakkoord was dat GroenLinks samen
met D66 en de ChristenUnie een nieuwe aanslag op het budget voor
Ontwikkelingssamenwerking van 750 miljoen ongedaan kon maken. Des te
wranger is het om een halfjaar later een regeerakkoord te hebben waarin
nota bene de Partij van de Arbeid met pijn in het hart een bezuiniging
van 1 miljard doorvoert. Diederik Samsom spreekt van een steen op de
maag, maar daar hebben we natuurlijk niets aan. De PvdA is hier een
grens over gegaan. Zij had natuurlijk gewoon nee moeten zeggen, zoals ze
dat tot voor kort deed. Rutte zou de formatie op dit punt heus niet
hebben laten springen. Althans, dat denk ik. Het budget voor
Ontwikkelingssamenwerking is in enkele jaren tijd verworden tot een
grabbelton waarmee financiële gaten kunnen worden gedicht. We hebben de
Algemene Rekenkamer gevraagd om de gevolgen in kaart te brengen van het
schrappen van nogmaals 1 miljard. Het kan niet anders dan dat de
stapeling van bezuinigingen grote gevolgen heeft voor de mensen in
ontwikkelingslanden. Het zijn mensen die met geld uit Nederland naar
school kunnen gaan, met een bedrijfje kunnen starten enzovoorts. Kortom,
mensen die kansen krijgen om zichzelf uit de armoede te trekken. Zij
krijgen die mogelijkheid niet meer. Ik verzoek de minister, ons te
informeren over de gevolgen van de huidige bezuinigingsronde waar we nog
volop in zitten. Het is in feite de bezuinigingsronde van het vorige
kabinet voor een bedrag van eveneens 1 miljard. Misschien kunnen we
daaruit lessen trekken voor de nieuwe bezuinigingsmaatregelen.
Bezuinigen is ook niet goed voor Nederland, nu machten als hij zijn
gebaat bij een stevige inzet op internationale samenwerking. Nederland
kan zich internationaal onderscheiden op het gebied van
ontwikkelingssamenwerking, duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord
ondernemen. De goodwill en de invloed die we daarmee verdienen, is enorm
en die kans laten we nu lopen.

De allerarmsten gaan fors meebetalen aan de klimaatverandering die wij
hebben veroorzaakt. De Algemene Rekenkamer laat zien dat de minister nog
niet een begin van een idee heeft over hoe deze toenemende last
structureel kan worden bekostigd uit het budget voor
Ontwikkelingssamenwerking. Ik roep haar nogmaals op, zich in te zetten
om alternatieve financieringsbronnen aan te boren zodat het gehavende
OS-budget bespaard kan blijven.

Ik kom op het doekje voor het bloeden, te weten het revolverend fonds:
de terugkeer van de gevonden hulp. Als het aan de VVD ligt, komt dat
geld namelijk ten goede van het Nederlandse bedrijfsleven. Als het aan
de Partij van de Arbeid ligt, gaat dat naar het midden- en kleinbedrijf
in Afrika. Wie trekt er aan het langste eind? Ik hoor het graag en breng
in herinnering dat gebonden hulp 20 tot 25% duurder is dan ongebonden
hulp. Juist om die reden zijn we daarmee gelukkig in hoge mate gestopt.
Kan de minister toezeggen dat er straks niet weer voor uiteindelijk een
bedrag van 750 miljoen aan gebonden hulp op haar begroting staat?

Ik maak een paar opmerkingen over de andere portefeuille, namelijk
Buitenlandse Handel. We rekenen erop dat de minister een frisse start
maakt op het ministerie dat de laatste jaren "het ministerie van
belangenbehartiging van de BV Nederland" leek te zijn geworden. Vorig
jaar is er een motie aangenomen van collega Peters waarin staat dat van
bedrijven die profiteren van economische diplomatieke dienstverlening,
zoals handelsmissies, een zogenaamde human rights due dilligence wordt
verlangd. Dat is een soort risicoanalyse: een plan van aanpak op het
gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik stel in dat kader
drie vragen aan de minister.

Is zij bereid om toezicht te houden op het maken van een risicoanalyse
door bedrijven overeenkomstig de OESO-normen?

De winning van grondstoffen veroorzaakt, zoals we weten, vaak een enorme
ravage voor het milieu en de gemeenschappen waar dit plaatsvindt. De
zwarte plassen rondom Shells activiteiten in Nigeria zijn daarvan een
goed voorbeeld. Nee, ik moet zeggen een slecht voorbeeld. Is de minister
bereid om zich in te zetten voor een EU-verbod op de import van
grondstoffen waarbij de winning gepaard gaat met ernstige
mensenrechtenschendingen?

De productie van de eerste generatie biobrandstoffen heeft grote
gevolgen voor locale gemeenschappen en voedselproductie. Kan de minister
helpen bij het bevorderen dat dergelijke projecten niet langer
gefinancierd worden met ontwikkelingsgeld?

Multinationals die in ontwikkelingslanden rijk zijn geworden -- anderen
hebben daarover ook al gesproken, ik meen dat in ieder geval collega Van
Dijk dat heeft gedaan -- sluizen het geld naar belastingparadijs
Nederland. Ik ben van plan om een motie in te dienen met als doel alle
huidige en toekomstige belastingverdragen door te lichten op de
negatieve effecten voor ontwikkelingslanden. Graag hoor ik een reactie
van de minister daarop.

De minister heeft een interessante portefeuille waarin zij werkelijk
werk kan maken van de coherentie tussen ontwikkelingsbeleid en andere
vormen van buitenlands beleid. Mijn fractie en ik zien uit naar haar
inzet hierop en wij zullen haar graag blijven aansporen.

De heer Leegte (VVD): Ik was nogal verbaasd dat GroenLinks in een
interruptie op mijn inleiding zei dat zij voorstander is van het
bevorderen van de welvaart. Gelukkig blijkt uit het betoog van
GroenLinks dat daar niets van waar is, want zij blijft op de plaat
hangen bij hulp geven en het tegengaan van handel. Vervolgens heeft zij
het over een fonds dat is gericht op het eigen belang van Nederland. Wat
is er mis met het bevorderen van je eigen belang als daaruit een
handelsrelatie ontstaat waarvan beide partijen beter worden?

De heer Van Ojik (GroenLinks): Als daaruit een handelsrelatie ontstaat
waarvan beide partijen beter worden, is daar niets op tegen. Maar zo
kritisch als u kijkt naar 40 jaar ontwikkelingsbeleid, zo stil bent u
als het gaat om 40 jaar handelspolitiek. We hebben juist gezien dat het
handelsbeleid van Nederland en dat van de Europese Unie hebben geleid
tot steeds grotere ongelijkheid en het achterblijven van ontwikkeling in
ontwikkelingslanden. Daarover hoor ik u geen woord zeggen. We hebben dus
een kabinet dat trots is op het feit dat Ontwikkelingssamenwerking en
Buitenlandse Handel nu bij elkaar gebracht zijn. Ik steun dat, want ik
vind het heel goed dat dit gebeurt. Ik hoor de VVD-fractie echter
slechts benadrukken -- ik heb dat eerder gezegd -- dat ontwikkelingshulp
niet heeft geholpen en dat handel vooral moet dienen om de welvaart in
Nederland te bevorderen. Dat vind ik onbegrijpelijk.

De heer Leegte (VVD): Volgens mij heeft de VVD juist betoogd dat het
omgekeerde het geval is, namelijk dat er ontwikkeling is gekomen dankzij
handel. Kijk naar Korea: geen hulp, wel handel en een grote
ontwikkeling. Ik vraag dus nogmaals aan GroenLinks wat er mis is met het
eigen belang en waarom zij zo blijft hangen in aan de ene kant haar
verhaal voor de bühne dat zij handel wil en aan de andere kant in het
uiten van het feit dat zij tegen alle alternatieven is. Wat wil
GroenLinks echt als het gaat om handel?

De heer Van Ojik (GroenLinks): Wat zal ik zeggen? GroenLinks wil
eerlijke handel waarvan beide partijen profiteren. Het probleem van de
afgelopen 40 à 50 jaar is dat daarvan geen sprake is geweest.
Natuurlijk zijn er landen die wel geprofiteerd hebben. Zuid-Korea is
daarvan een voorbeeld, maar dat land krijgt geen ontwikkelingshulp van
Nederland. Het gaat juist om de landen die hulp krijgen. De vraag zou
moeten zijn hoe je ervoor kunt zorgen dat de effecten van die hulp niet
teniet worden gedaan door bijvoorbeeld onze handel, onze investeringen
en de financiële relaties. Dat is coherentie van beleid. Ik dacht dat
het kabinet dat beoogde met het samenvoegen van die twee portefeuilles.
Daarover het ik u niet gehoord, mijnheer Leegte.

De heer Leegte (VVD): Uw conclusie is dus dat handel helpt in
bijvoorbeeld Zuid-Korea … Dat is ook mijn conclusie.

De voorzitter: Deze discussie is hiermee afgerond.

Het woord is aan de heer Van der Staaij. Hij heeft ook vijf minuten de
tijd.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik bleef nog even mijmeren
over die zakgeldvergelijking van collega Leegte. Er zijn namelijk best
mooie dingen te leren van de vergelijking met zakgeld, al schiet
uiteraard elke vergelijking op bepaalde punten tekort. Mooi vind ik dat
de heer Leegte zei dat zakgeld geen welvaartsvermeerdering oplevert. Dat
is waar, maar dat laat precies zien dat een macro-economische maatstaf
alleen vaak niet voldoet. Het is echter wel heel belangrijk dat er
zakgeld wordt gegeven, dat jongeren met geld leren omgaan. Dat is het
eerste punt.

Het tweede punt is dat uit allerlei onderzoeken blijkt dat er geregeld
iets mis gaat met zakgeld. Dat wordt door jongeren heel vaak verkeerd
besteed, maar dat is geen reden om te stoppen met het geven daarvan. Dat
laat precies zien dat het gemakkelijk is om generaliserende opmerkingen
te maken, maar dat die vaak geen recht doen aan de complexiteit daarvan.
Je moet wel leren van dingen die mis gaan. Met zakgeld help je jongeren
uiteindelijk om op eigen benen te staan en om dat te bereiken moet je
helder en consequent zijn. De ene keer verdubbelen van het bedrag en de
andere keer halveren, werkt niet. Wees helder en consequent. Er zijn dus
wel degelijk goede lessen te trekken uit de zakgeldvergelijking.

De heer Leegte (VVD): Ik ben blij dat ik mijn interruptie heb bewaard.
De SGP geeft precies aan wat de kern is van het probleem. De VVD zegt
ook dat het veel beter is als die jongere gewoon gaat werken, als hij
een baantje heeft waarmee hij waarde toevoegt aan het gezin: het
gezinsinkomen gaat omhoog. Omdat het zijn eigen geld is, leert die
jongere daarmee op een verstandige manier omgaan. Hij zal er dus voor
zorgen dat hij dat geld niet weggeeft aan andere dingen. De heer Van der
Staaij moet het toch met mij eens zijn dat het geven van zakgeld een
soort overdreven luxe is waardoor het misbruik juist in de hand kan
worden gewerkt?

De heer Van der Staaij (SGP): Ik begrijp dat dit een pleidooi is voor
kinderarbeid. Het is duidelijk dat ik dat niet steun. Ik dacht even dat
de heer Leegte slechts een vergelijking maakte op bepaalde punten, maar
ik begrijp nu dat hij het zakgeld helemaal wil afschaffen en dat ik dat
dus ook helemaal verkeerd heb gezien. Ik meen werkelijk waar -- dat
blijkt ook uit allerlei onderzoeken -- dat het heel belangrijk is om
kinderen te leren hoe ze met geld moeten omgaan. Ja, je moet juist
bevorderen dat het op een goede manier gebeurt. Het gaat niet vanzelf en
er gaan dingen mis, maar het is in de kern wel een goede zaak om hen op
die manier aan te leren met geld om te gaan.

De heer Leegte (VVD): Ik begrijp dat wij het eigenlijk wel eens zijn.
Wat we doen met zo'n revolverend fonds -- de helft handel en de helft
die gericht is op hulp -- is precies datgene wat we zeggen. Het is goed
om een baantje te hebben om te leren werken en welvaart toe te voegen.
Ook is het handig om een beetje te leren met geld om te gaan. Die
verantwoordelijkheid zit daarin. Volgens mij houdt het pleidooi van de
SGP dus warme steun in voor het VVD-beleid. Ik kan het niet anders
interpreteren.

De heer Van der Staaij (SGP): De SGP zegt -- dat is niets nieuws, maar
het is juist een blijvende lijn -- dat handel inderdaad heel belangrijk
is. In de banken van de middelbare school leerde ik al: geen hulp maar
handel. Het kan niet alleen met hulpgeld gebeuren. Je moet echter niet
van het ene naar het andere uiterste gaan. De VVD stelde een aantal
jaren geleden in bijvoorbeeld de motie-Koenders/Terpstra voor om die
uitgaven voor Ontwikkelingssamenwerking voor bepaalde fondsen te
verdubbelen. Wij vroegen ons toen af of we dat moesten doen en of men
wel wist of het effectief zou zijn. Blijf gewoon te allen tijde nuchter
en verwacht het niet alleen van hulp en ook niet alleen van handel. Zorg
voor een intelligente benadering op grond waarvan je voortdurend leert
van wat er mis gaat en hoe het beter kan. Onderken echter wel -- dat
geldt voor alles, dus ook voor handel -- dat je altijd risico's neemt.
Ontwikkelingssamenwerking is evenmin als handel voor bange mensen.

De voorzitter: Ik zag wat vragende blikken. De twee VVD-collega's hebben
gezamenlijk drie interrupties gehad. Mijnheer Van der Staaij, vervolgt u
uw betoog.

De heer Van der Staaij (SGP): Ik maak nog een zakgeldopmerking tot slot.
Het is ook heel mooi -- wij doen dat thuis ook -- om kinderen niet
alleen voor zichzelf zakgeld te geven maar eveneens om dat aan een goed
doel te besteden. Daarmee leer je ze al op heel jonge leeftijd om niet
alleen te kijken naar het eigen belang -- dat gaat vaak wel vanzelf --
maar om ook oog te hebben voor de medemens die het wat minder goed
heeft. Dat gaat niet altijd vanzelf. Dat heeft ook te maken met
draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking. Ik denk dat het ook een
uitdaging is om dat draagvlak op peil te houden. Ermee stoppen en
korten, gaat vanzelf. Om in te zien wat het nut en de waarde ervan zijn,
moet je vaak iets doen. Ik vraag de minister hoe het draagvlak voor
ontwikkelingssamenwerking, ook voor de dingen die goed gaan, de komende
tijd vergroot kan worden. Wij denken dat het belangrijk is om geen
draagvlak te verwachten van allerlei organisaties die het weer met
aparte bureautjes en instituties moeten doen maar juist van mensen uit
de praktijk die zelf vertellen wat zij concreet doen en hoe zij daaraan
op de beste manier invulling kunnen geven.

Ik begin nu met het uitspreken van mijn echte tekst, waarvoor ik nog
twee minuten de tijd heb. Ik vat de punten samen die ik naar voren wil
brengen op een groot aantal terreinen. Er staat de komende tijd veel te
gebeuren en er gaat veel op de schop. Ik beklemtoon dat we niet in een
blanco situatie zitten. We hebben op alle manieren
medeverantwoordelijkheid genomen en kunnen daarvan niet onder druk van
de crisis zomaar onze handen aftrekken. Dat noemen we de betrouwbare
overheid. Wil de minister daarmee rekening houden bij de vormgeving van
die bezuinigingen? Duidelijk is dat de SGP geen voorstander is van die
grootscheepse bezuinigingen op Ontwikkelingssamenwerking. Zij is wel
voorstander van het effectiever besteden van gelden, maar daarvoor heb
je niet minder geld nodig. Wil de minister goed letten op het voorkomen
dat goedlopende projecten worden gefrustreerd en dat we onze handen
ergens van aftrekken zonder dat er in goede alternatieven is voorzien?
Ik denk ook aan het loslaten van bepaalde onderwijsprojecten, wat al
gebeurde, en houd een pleidooi voor het oog houden voor het
beroepsonderwijs. Zonder toegesneden beroepsonderwijs zijn ook
investeringen in bijvoorbeeld landbouw en de watersector vergeefse
moeite. Hoe voorkomen we ook op dit terrein dat er kapitaalvernietiging
plaatsvindt? Nederland en andere lidstaten trekken hun handen af van
onderwijs. Wordt deze notie nauw betrokken bij de lopende
onderhandelingen over de invulling van het EU-OS-budget? Kan de EU ook
niet in de gaten springen die de lidstaten laten vallen?

Het is dus belangrijk om te weten waar de voorgenomen bezuinigingen hun
beslag gaan krijgen. Wat ons betreft is het uitgangspunt en een
belangrijk moreel punt dat die bezuinigingen zodanig neerslaan dat de
allerarmsten daarvan het minste de dupe worden. Het liefst worden zij
daarvan helemaal niet de dupe. Als je met die bril kijkt, kom je heel
sterk uit bij vele internationale organisaties waaraan Nederland fors
bijdraagt en die soms weinig effectief zijn. Denk aan UNDP en UNESCO die
in het verleden vrij kritische rapporten hebben gekregen. We kregen
weinig waar voor ons geld. Welke mogelijkheden ziet de minister om juist
op die organisaties de korting te laten neerslaan?

Wij pleiten ervoor dat overheden in OS-landen worden geprikkeld om ernst
te maken met het heffen van belasting. Particuliere en private bedrijven
moeten fiscaal extra gestimuleerd worden om bij te dragen aan
ontwikkelingssamenwerking. Ik noemde in interrupties al de Geefwet.

Ik zie de bezuinigingen vooral ten aanzien van het niet altijd
effectieve multilaterale kanaal. Verdere bezuinigingen op
maatschappelijke organisaties liggen niet in de rede, gelet op de
doorgaans effectieve besteding van middelen. Wij zijn er echter wel
voorstander van om te bezien hoe we juist na de huidige MFS-periode ook
die organisatie kunnen aanzetten om meer eigen inkomsten te werven.
Waarom zou dat op termijn niet verder omhoog kunnen? Organisaties moeten
immers geen verlengstuk van de overheid worden. Wat is de reactie van de
minister daarop?

Ik zie dat ik echt geen tijd meer heb, maar ik heb nog een
interruptiemogelijkheid. Misschien kan ik de heer Van der Staaij van de
SGP-fractie dan ook vragen hoe hij denkt over het revolverend fonds.

De voorzitter: Mijnheer Van der Staaij, ik ben bekend met uw
creativiteit maar u weet als geen andere dat u dan uw negen voorgangers
die interruptie had moeten meegeven. Maar ik zie zomaar enthousiaste
reacties. Mijnheer Van der Staaij, u bent aan het eind gekomen van uw
eerste termijn. U hebt uw tijd gebruikt.

De heer Sjoerdsma (D66): Mag ik de heer Van der Staaij vragen naar zijn
mening over het fonds waarover hij het net had? Ik ben daar erg benieuwd
naar.

De heer Van der Staaij (SGP): Ik hoopte al dat een dergelijke vraag zou
worden gesteld.

Het is een fonds van flinke omvang met veel potentie. Ik zie dat vooral
als een soort garantiefonds dat bedrijven aanmoedigt en in staat stelt
om wat meer risicovolle investeringen in OS-landen op te pakken. Ik vind
het belangrijk om dat fonds niet te veel dicht te spijkeren maar om echt
de ruimte te behouden met als doel, goed na te denken over de vraag hoe
dat geld op de intelligentste wijze kan worden besteed.

De voorzitter: Het woord is aan mevrouw Thieme. Ook zij heeft vijf
minuten de tijd.

Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. We voeren vandaag wel een merkwaardig
debat. We bespreken een begroting die nog niet bestaat en waarvan we
weten dat daarin niet veel zal komen te staan, behalve een groot rood
cijfer dat 1 miljard in de min aanduidt voor Ontwikkelingssamenwerking.
De PvdA minister mag deze grove bezuiniging op de armsten in de wereld
verdedigen. Ik heet haar welkom en wens haar daarbij succes.

Waar vorige kabinetten met de PvdA nog de pretentie hadden dat zij over
de grenzen van ons landje heen keken en zich het lot van de allerarmsten
aantrokken, staat de huidige minister voor Ontwikkelingssamenwerking
vooral ten dienste van ons eigen bedrijfsleven. Ze verdedigt een beleid
van welbegrepen eigenbelang in de Derde Wereld als een nieuwe
VOC-mentaliteit en versoepelde criteria die gelden voor officiële
ontwikkelingshulp. Handelsmissies en klimaatgelden vallen nu allemaal
onder ontwikkelingshulp. Dat is extra schrijnend nu klimaatverandering
en uitbuiting van natuurlijke hulpbronnen zware tol eisen van de
ontwikkelingslanden. Het dodental van de orkaan die de Filippijnen begin
deze maand trof, ligt boven de duizend. Natuurlijk is er geen directe
link, maar we zullen steeds meer van deze tragische gebeurtenissen zien.
Dat is niet te negeren. We moeten ons volgens een panel van deskundigen
in Science opmaken voor miljoenen klimaatvluchtelingen. Toch zal de
klimaatfinanciering die mensen in kwetsbare landen moet helpen
beschermen tegen de gevolgen van bijvoorbeeld de stijgende zeespiegel,
voortaan uit het zeer, zeer magere budget voor Ontwikkelingssamenwerking
komen.

De fractievoorzitter van de partij van de minister noemde dat eerder
"het zakken door de fatsoensgrens" en zo is het. Het is ronduit
schandalig om dat hier toch te verdedigen. Klimaatslachtoffers ruil je
niet in voor je hypotheekrenteaftrek. Onder de fatsoensnorm valt niets
te ruilen. Het komt dan aan op principes. Daarop spreek ik de minister
dan ook persoonlijk aan.

Bij het ontwikkelingswerk speelt landbouw een cruciale rol. Recht op
voedsel is hierbij de kern. Ik wijs de minister op een aantal moties dat
in dit huis is aangenomen. De Kamer wil dat ontwikkelingsgelden die
besteed worden aan voedselzekerheid, ten goede komen aan kleine boeren
en het ondersteunen van agro-ecologische landbouwpraktijken. De minister
ging in haar eerste week als bewindspersoon op dit punt al in de fout.
Ik noem de grootste handelsmissie ooit naar Brazilië. Daar werd het
mantra van intensiveren van intensiveren ongegeneerd uitgedragen. Dit
door Prins Willem-Alexander namens de regering versterkte standpunt over
een groot Nederlands runderfokbedrijf, staat haaks op de wens van de
Kamer om in te zetten op agro-ecologische landbouwpraktijken en
ondersteuning van kleine boeren. Intensivering is niet de weg die we
moeten inslaan om de voedselvoorziening van de wereldbevolking veilig te
stellen. Dat stelt ook Olivier de Schutter, speciaal rapporteur op het
gebied van Recht op Voedsel van de VN. Gaat de minister de aangenomen
motie alsnog uitvoeren? Graag wil ik een toezegging op dit punt.

De Kamer heeft de regering via een motie opgedragen om op geen enkele
manier meer bij te dragen aan financiering van megastallen in het
buitenland. Het geld moet ten goede komen aan de allerarmsten. Ook deze
motie is nog niet uitgevoerd. Ik wacht al 3,5 maanden op de antwoorden
op mijn vragen over een gigantische megastal in Oekraïne, waar
jaarlijks 111 miljoen plofkippen worden gefokt. Dat wordt mede mogelijk
gemaakt met geld van de Nederlandse belastingbetaler en dat na aanname
van mijn motie.

Er is in de afgelopen tien jaar via het Agentschap Altradius maar liefst
250 miljoen euro aan ontwikkelingsgelden aan exportkredietverzekeringen
afgegeven aan dit megabedrijf. Dat gaat dus niet naar de allerarmsten,
het is slecht voor mens, voor dier, voor de natuur en voor het milieu.
Wanneer kan ik de antwoorden op mijn vragen tegemoet zien? En wanneer
gaat de minister dit soort financiering stop zetten?

Om projecten te beoordelen die in aanmerking willen komen voor
financiering uit het Fonds duurzaam water en het Fonds duurzaam
ondernemen en voedselzekerheid worden criteria gebruikt met betrekking
tot duurzaamheid. Ik wil van de minister de toezegging dat deze criteria
worden aangevuld met de voorwaarde die de Kamer heeft geformuleerd dat
het geld ten goede komt aan kleine boeren en agro-ecologische landbouw,
en dus niet wordt besteed aan megastallen.

750 Miljoen uit het ontwikkelingsbudget wordt ingezet voor ons eigen
bedrijfsleven, via het revolverend fonds. Wat onze fractie betreft, is
dat geen ontwikkelingssamenwerking, maar verkapte staatssteun en maakt
het de bezuiniging op de armsten in de wereld nog gênanter. Ik mag
aannemen, maar ik krijg hiervan graag een bevestiging, dat de zojuist
genoemde duurzaamheidscriteria ook gelden voor de investeringen in het
buitenland die vanuit dit fonds gedekt worden. De brief die we hierover
vandaag kregen, was nog veel te vaag.

Op de internationale duurzaamheidsconferentie Rio+20 zijn dit jaar
afspraken gemaakt om te komen tot duurzame ontwikkelingsdoelen. Wat zal
de inzet van de minister hierbij zijn? Is ze het met mij eens dat de
SDG-doelstellingen de kans bieden om duidelijke, dwingende normen te
stellen voor het gedrag van regeringen en bedrijven? Zal dat haar inzet
zijn?

De vergadering wordt van 18.30 uur tot 19.30 uur geschorst.

De voorzitter: De heer Van der Staaij laat zich verontschuldigen,
vanwege een kerstdiner.

De brief, genoemd in agendapunt 21, is inderdaad binnengekomen om 16.04
uur. Ik stel voor dat de commissie die brief meeneemt in de volgende
procedurevergadering.

Minister Ploumen: Voorzitter. Allereerst een warm woord voor degenen die
ik in deze Kamer nog nooit heb getroffen in de afgelopen vijf weken. Dat
blijkt voor te komen! Ik kijk erg uit naar de samenwerking.

Ik begin met een korte inleiding. Daarna wil ik de vier pijlers van mijn
beleid schetsen. De eerste pijler is de economische samenwerking, de
tweede pijler mondiale publieke goederen, de derde pijler buitenlandse
handel en de vierde pijler armoedebestrijding.

Dank voor de inbreng van de leden. Die zal ik voor een deel verwerken in
mijn beantwoording nu. Voor zover die inbreng behulpzaam is voor de
inrichting van toekomstig beleid, neem ik die graag mee. Ik heb ja
gezegd tegen het regeerakkoord, dat ik ook ga uitvoeren, inclusief de
bezuinigingen. Vanaf 2014 wordt het budget met jaarlijks 750 miljoen
verlaagd, en vanaf 2017 is de bezuiniging ten opzichte van Rutte I
jaarlijks 1 miljard, een korting van bijna 20%. Ik moet dus in de
toekomst scherpe keuzes gaan maken. Daarom vraag ik de Kamer om mij
daarvoor de tijd te geven tot dit voorjaar. Dat is een maand of drie. Ik
ga wel een aantal uitgangspunten schetsen, zodat de Kamer een idee heeft
waar ik heen wil. Maar voor een aantal uitwerkingen vraag ik om geduld
tot het voorjaar.

Belangrijk is om even als uitgangspunt vast te houden dat de wereld van
vandaag een heel andere wereld is dan die van vorige week, van vorig
jaar, van twintig jaar geleden. Waren er eerst nog twee grootmachten die
de dienst uitmaakten, zo is het allang niet meer. En gelukkig maar.
Landen als Brazilië, China en India eisen wat mij betreft terecht hun
positie op, niet alleen aan de onderhandelingstafel bij IMF en
Wereldbank, maar ook in het maatschappelijke internationale debat. Vorig
jaar sprak ik oud-president Lula van Brazilië, die mij een wijze les
meegaf die ik de Kamer niet wil onthouden. Kijk, zei hij, jullie in
Europa en in Amerika hebben het steeds over emerging countries,
waaronder Brazilië. Maar jullie maken een grote fout: wij zijn niet
emerging, wij zijn er al. Make no mistake, wij doen mee. Dat is al een
van de veranderingen die we zien.

Een andere verandering is dat, waar de mensen in het Westen vroeger rijk
waren en in het Zuiden arm, dit nu niet meer aan de orde is. Een groot
deel van de arme mensen woont nu in middeninkomenslanden. Daarmee moet
onze positie ten opzichte van die landen gaan verschuiven. Wat dat
betreft is het about time dat wij nu één portefeuille hebben. Het
streven naar beleidscoherentie is meen ik Kamerbreed al jaren een wens.
Ik ben het met allen eens die zeggen dat dit een ambitieuze opdracht is,
die niet altijd gemakkelijk zal zijn, maar we gaan het wel doen.

Ik zei al dat ik de Kamer vraag mij tijd te geven voor de uitwerking. De
heer Van der Staaij vroeg of de contracten worden opengebroken en er is
gevraagd naar de indeling van de budgetten. Ik ga dat eind maart tonen.
De financiële keuzes volgen op beleidsinhoudelijke keuzes, en niet
andersom.

Nog even over het nieuwe toneel. Nieuwe landen doen mee, eisen hun plek
op, terwijl bestaande multilaterale instituties als de VN en OESO DAC
soms moeite hebben om resultaten te boeken, en hun impact zien
verschrompelen. Wat zijn de nieuwe problemen van deze tijd?
Bevolkingsgroei leidt tot nieuwe tekorten in voedsel, water en
grondstoffen. Steeds meer problemen trekken zich niets aan van
landsgrenzen. Denk aan energieschaarste, klimaatverandering en de
globale financiële crisis. Al die dingen hebben alles met elkaar te
maken. Ook nieuw zijn de nieuwe ontwikkelingsdoelen: de MDG's lopen af
in 2015. Er wordt hard gewerkt aan nieuwe doelstellingen, die we
wereldwijd kunnen accepteren en waarbij we ons wereldwijd betrokken
voelen. Dan bedoel ik niet alleen maar overheden, of wij zoals wij in
deze Kamer zitten, maar alle burgers van de wereld, alle instituties van
de wereld en de private sector. Het mooie van de MDG's was dat ze enorm
mobiliserend hebben gewerkt, en dat we heel goede resultaten hebben
bereikt. Maar we zijn er nog niet, dus het is echt tijd dat er een nieuw
framework komt, waarop landen als Brazilië, India en China hun stempel
kunnen drukken. Maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven moeten
daaraan meedoen. We gaan nadrukkelijk zoeken naar innovatieve manieren
van financiering. Nederland zal zich enorm gaan inzetten in het debat
richting die nieuwe doelstellingen, hoe ze ook gaan heten. Nederland is
trekker van de waterconsultaties, en we organiseren in het Vredespaleis
de Wereldwaterdag. Ook het maatschappelijk debat moet natuurlijk
plaatsvinden, en dat gebeurt gelukkig al. FMO, ISS, SID et cetera
organiseren mede in overleg met BZ al consultatieprocessen en
conferenties. Mijn oproep aan hen is om dat niet alleen maar
bijeenkomsten van gelijkgezinden te laten zijn, maar daarvoor iedereen
uit te nodigen. Mevrouw Maij vroeg in dat kader ook naar de bijeenkomst
van OESO DAC, waarin over die doelstellingen is gesproken. De
DAC-highlevelmeeting heeft in dat kader, vooruitlopend op 2015, aan het
secretariaat gevraagd om een voorstel uit te werken voor een nieuwe
maatstaf voor totale officiële ontwikkelingssteun, dus zeg maar een
vernieuwde gemoderniseerde ODA. Zij gaan daarover in 2013 een rapport
uitbrengen. Ik ben blij dat we in een nieuwe tijd ook nieuwe criteria
kunnen hebben.

De heer Sjoerdsma stelde een vraag over het imago van Nederland. Mijn
inzet is om nadrukkelijk een plek aan tafel op te eisen met een
inhoudelijke inbreng. Voor zover ik dat kan beoordelen, is dat
gewaardeerd. Ik heb een uitnodiging gekregen om namens Nederland lid te
blijven van de groep van gelijkgezinde landen die de 0,7% hoog in het
vaandel hebben staan. Men begreep dat ik de komende jaren mijn ambitie
inhoudelijk wil waarmaken. Ook zijn wij uitgenodigd voor een groep die
zich op initiatief van de VS in het verband van OESO DAC gaat
bezighouden met homo's, lesbo's en transgenders. 2012 heeft ons echt
iets anders gebracht dan 1992, God zij dank! Op basis van ideeën en
inzichten gaan we meedoen, en ik hoop uit het debat met de Kamer
daarvoor veel inspiratie te krijgen. Mijn eerste bijeenkomsten met de
Kamer geven daar alle aanleiding toe.

Nieuwe wereld, nieuwe landen, nieuwe economische verhoudingen. Extreme
armoede concentreert zich in Sub-Sahara Afrika en in een aantal fragiele
staten. Tegelijkertijd voorspelt het IMF dat de komende vijf jaar zeven
Afrikaanse landen in de top 10 van snelst groeiende economieën staan:
Mozambique, Ghana en Ethiopië. Maar ook landen als Vietnam, Zuid-Afrika
en de Filippijnen horen in dat rijtje thuis. Wij hebben bij uitstek een
open economie, wij zijn bij uitstek een land dat zich wil verhouden tot
de wereld, dus dat geeft alle aanleiding om ons in de gecombineerde
portefeuille van handel en ontwikkelingssamenwerking op een nieuwe
manier te verhouden tot die landen.

Binnen die landen is natuurlijk ook het een en ander aan de hand. Ik zei
het al: de armoede concentreert zich bij de middeninkomenslanden.
Tegelijkertijd zie je dat in veel landen de middenklasse opkomt en haar
plek opeist. Ik vind dat een heel goede ontwikkeling. Heel wat mensen in
deze wereld zouden willen dat ze tot de middenklasse behoren. Ik ben
daar eerlijk gezegd altijd heel trots op geweest. Om twee redenen. Om te
beginnen is de middenklasse een economische marktkans voor producenten
uit het eigen land. Je zou kunnen zeggen: het ontwikkelen van een
thuismarkt, bijvoorbeeld voor boeren die hun spullen in eigen land
willen verkopen. Ook voor het Nederlandse bedrijfsleven liggen hier
kansen. Maar de middenklasse is ook belangrijk voor de democratie, en
voor de ontwikkeling van democratische instituties in een land. No
taxation without representation, een oud adagium, minstens zo oud als
Adam Smith, dat zeker opgaat. Als een belastingsysteem in een land
eerlijk en transparant tot stand komt, dan engageert dat burgers bij de
besteding van die gelden, en in de democratie. Dat gaat allemaal niet
zonder slag of stoot. In veel landen is de middenklasse in ontwikkeling,
wat onze steun verdient. In veel landen vormt de middenklasse het
maatschappelijk middenveld, zoals je dat in Nederland ook ziet. Dat
middenveld zou zich wat mij betreft vooral moeten bezighouden met het
zijn van een tegenmacht tegen de gekozen macht. Dat geldt niet alleen in
Nederland, maar ook in andere landen. De middenklasse is ook
instrumenteel in de overgang die toch echt nodig is, zeg ik tegen het
CDA en de VVD. Zelfs The Economist is nu erg tegen ongelijkheid, dus
2012 heeft ons ook wat dat betreft heel veel gebracht. Ongelijkheid in
landen zelf moet worden bestreden, met onze hulp.

Make no mistake, ik gebruik hier grote woorden, maar bescheidenheid is
op zijn plaats. Een van de elementen die het draagvlak voor
ontwikkelingssamenwerking nogal heeft ondermijnd, is dat we te veel de
indruk hebben gewekt dat we onze wens snel konden realiseren. Zo is het
natuurlijk niet. Nederland alleen kan niet zo heel veel. We moeten
eerlijk zijn over de tijd die het kost om instituties op te bouwen en te
verstevigen, en om burgers gebruik te laten maken van hun democratische
recht. Wij staan iedereen daarin bij, maar wij zijn niet de enige factor
die daarin een rol speelt. Dat ontslaat ons overigens niet van de plicht
om de inspanningen die we doen, niet alleen goed te doen, maar
overstijgend goed te doen. We moeten proberen boven onszelf uit te
stijgen.

Nog eens even over de meerwaarde tussen hulp en handel. Ik zeg steeds:
hulp en handel zijn een heel goede combinatie. Het gebied waar ze
meerwaarde hebben ten opzichte van elkaar, moeten we vergroten ten
opzichte van wat het nu is. Maar we moeten wel reëel zijn: sommige
dingen zijn nu eenmaal gewoon hulp, en sommige dingen zijn gewoon
handel. Het onderhandelen over een vrijhandelsakkoord tussen de EU en
Japan is handel, wat mij niet ontslaat van de plicht om er een stevige
duurzaamheidsparagraaf in op te nemen. Het werken aan de armoede in
Zuid-Sudan is hulp. Natuurlijk hopen we dat Zuid-Sudan de transitie kan
maken, en dat we dat land ooit kunnen verwelkomen als onze
handelspartner. Nu is het vooral zorgen dat de extreme armoede daar
wordt uitgebannen, en dat iedereen daar hun rechten kunnen opeisen.

Ik zei al: mijn opdracht is wel om die overlap tussen hulp en handel zo
groot mogelijk te maken, omdat ik denk dat we daarbij het meeste te
winnen hebben. In ontwikkelingslanden liggen heel veel kansen, voor de
landen zelf, maar ook voor Nederlandse bedrijven. Het is natuurlijk
ontzettend belangrijk dat Nederlandse bedrijven, nu de groei hier en de
export naar landen binnen Europa stokt -- 75% van onze export gaat naar
Europese landen, maar daar is de groei de afgelopen jaren niet heel erg
groot geweest -- hun nek uitsteken en over de verre grenzen gaan kijken.
Dat is niet altijd even makkelijk. Ondernemen is risico nemen, zeker in
OS-landen. Ik ga me daarom ervoor inzetten om het Nederlandse
bedrijfsleven te begeleiden, voor zover ze dat nodig hebben, deuren te
openen en te ondersteunen bij het investeren in markten in
ontwikkelingslanden. Tegelijkertijd moeten we nadenken hoe en waar de
opbrengsten van investeringen van Nederlandse bedrijven terechtkomen.
Het geld mag niet verdwijnen in de zakken van een handjevol oligarchen,
iedereen zou er beter van moeten worden. We moeten ondernemen met oog
voor klimaatverandering en milieuvervuiling. Iemand uit de commissie zei
dat maatschappelijk verantwoord helemaal niet voorkwam in het
regeerakkoord. Ik heb hier heel veel pagina's, waarin dat begrip heel
vaak voorkomt. Het is namelijk een van de uitgangspunten van mijn
beleid. Nederlandse bedrijven doen het al goed op dat terrein. Er gaat
hier geen handelsmissie uit zonder dat in de briefing is gesproken over
elementen van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik heb mij
voorgenomen om in samenwerking met collega Kamp van EZ te komen met een
nieuwe beleidsnotitie over internationaal en maatschappelijk verantwoord
ondernemen. Een heel aantal van de onderwerpen die door de commissie
zijn genoemd, zullen daarvan onderdeel uitmaken, zoals kinderarbeid. Ik
zeg dat nu alvast toe.

Mevrouw Thieme (PvdD): Ik krijg graag van de minister een visie op wat
prins Willem-Alexander in Brazilië zei, namelijk dat de intensivering
van de landbouw bijdraagt aan de voedselvoorziening in de wereld en hoe
de regering daarnaar kijkt, mede in het licht van de discussie over
megastallen en de aangenomen motie dat ontwikkelingsgelden niet mogen
worden ingezet ter financiering van megastallen, maar juist ter
bevordering van de kleinschalige ecologische agrarische sector in de
ontwikkelingslanden zelf. Kan ik die toezegging krijgen?

Minister Ploumen: Dit is denk ik een goed moment om mevrouw Thieme te
melden dat de brief over megastallen, die er al heel lang ligt --
excuses daarvoor -- in ieder geval nog voor het reces zal worden
beantwoord. Ik hoop uw andere vragen over Brazilië nog voor het reces
te beantwoorden. Ik wil er sowieso een gewoonte van maken om de vaart
erin te houden. Natuurlijk ga ik straks nog iets zeggen over de manier
waarop wij met voedselzekerheid willen omgaan.

Mevrouw Thieme (PvdD): Dank u wel.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Mijn eerste interruptie. Ik vind het heel
goed om te horen dat de minister ons in het voorjaar samen met minister
Kamp een notitie gaat sturen over hoe ze omgaat met maatschappelijk
verantwoord ondernemen. In mijn bijdrage heb ik verwezen naar de motie
van Mariko Peters, die eigenlijk al een uitspraak heeft gedaan, met
steun van de Kamer, om bedrijven die meedoen aan economische missies en
profiteren van economische steun, een risicoanalyse te laten maken op
het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Kan de minister
in haar brief op de uitvoering van de motie ingaan?

Minister Ploumen: Even om precies te zijn, in maart kom ik met de
overkoepelende nota. In de loop van 2013 kom ik samen met collega Kamp
met een notitie. We proberen niet alles tegelijk te doen. Dat is op
zichzelf best moeilijk voor een ongeduldige minister, zoals ik ben. Maar
zeker komen we terug op de motie van het Kamerlid Peters. Het is
overigens wel duidelijk dat ook de bedrijven die nu meegaan op
handelsmissies, zich houden aan de OESO-richtlijnen. Maar het kan geen
kwaad om dat nog eens even te stipuleren in de nota.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik begrijp dat bedrijven die meegaan op
missies moeten aangeven dat ze zich houden aan de OESO-richtlijnen die,
voor zover ik weet, ongelooflijk ambitieus zijn. Ik zou niet zo snel
durven zeggen dat bedrijven die meegaan op al die missies, zich nu al
houden aan de OESO-richtlijnen. Ik denk dat daarvoor nodig is dat er
toezicht is.

Minister Ploumen: Ik ben niet zo heel erg voor in het leven roepen van
allerlei toezichthoudende organen. Ik citeer altijd de oud-voorzitter
van de Raad van State, de heer Herman Tjeenk Willink, die ooit zei: met
het toezicht zit het zo dat, als er een keeper in het doel staat, met
een keeper daarachter en daarna nog één, omdat je denkt dat die eerste
het allemaal niet goed weet, dan is het enige wat je bereikt dat er én
heel veel keepers in het doel staan, én dat het heel druk wordt, maar
vooral ook dat de eerste keeper niet meer oplet. Ik ben erg voor
zelfregulering en het zich houden aan afspraken. Ik ga daar in de brief
verder op in.

De voorzitter: De minister bedoelt waarschijnlijk de vicevoorzitter van
de Raad van State. Ik zie dat dat het geval is.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Het punt is nu niet dat er meerdere
keepers in het doel staan, maar dat er geen keeper in het doel staat.
Dan is het soms erg makkelijk scoren.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De minister noemde daarnet de
sectoren waarmee zij graag in gesprek wil gaan. Ik zat te broeden op een
motie daarover, maar dit gaat veel sneller en scheelt papier. Ik begrijp
dat de minister toezegt om met de risicosectoren in gesprek te gaan,
zoals zij ook al heeft gedaan met de fabrikanten van kleding of
schoenen, om afspraken te maken om in de hele keten kinderarbeidvrij te
produceren. Als de minister dat bedoelt, hoor ik dat graag.

In die motie zou ik ook hebben verwezen naar het Europees beleid. De
vorige minister van Buitenlandse Zaken heeft eerder gevraagd om
onderzoek dat nu ergens in Brussel in een bureaula ligt. Kan de minister
dat onderzoek uit die bureaula halen, om te kijken of wij in Europees
verband producten met kinderarbeid kunnen weren?

Minister Ploumen: Vorige week heb ik het gesprek met de textielsector
gestart. Ergens in het voorjaar is er een handelsmissie naar Bangladesh,
onder andere over thema's als water en voedselzekerheid. Ik heb de
textielsector uitgenodigd om mee te gaan op die missie, evenals
maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met die problematiek.
Dan kunnen we samen poolshoogte nemen. Daarmee zal niet alles meteen
opgelost zijn, maar het geeft ons wel de gelegenheid om met onze
counterparts in Bangladesh om de tafel te gaan. Ik heb onlangs de
Kamervragen van de heer Voordewind over de schoenensector beantwoord. Ik
zal even bekijken of ik met al die sectoren in gesprek moet of dat het
ook op een andere manier kan, want we moeten ook de agenda's bewaken.
Het onderwerp heeft wel mijn aandacht. Ik ga er intensief op inzetten.

Ik zal een paar dingen noemen die wij al doen op dat terrein, zodat de
heer Voordewind weet dat er boter bij de vis komt. Uit het
Mensenrechtenfonds wordt de Campagne Stop Kinderarbeid gefinancierd, met
Child Labour Free Zones, waarover we net ook hebben gesproken. Er worden
ook activiteiten ondernomen zoals het organiseren van een lobby voor de
internationale conferentie in Uganda in april 2013, om meer steun te
mobiliseren voor het concept van Child Labour Free Zones. Wij zullen de
uitkomsten daarvan ook inbrengen bij de conferentie in Brazilië die dat
in november allemaal moet afronden. We doen dit dus niet in isolement,
maar de inzet is op globale schaal, want alleen dan werkt het, maar dat
wil niet zeggen dat we het moeten laten als we soms iets alleen kunnen
doen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dank voor dit antwoord. Ik begrijp
dat de minister heeft bepaald dat kinderarbeid een speerpunt is, los van
hoe je dat allemaal moet wegen. Ik zie aan de houding van de minister
dat zij hier heel serieus werk van gaat maken. Daar ben ik blij mee.

De Kamer heeft in 2009 een motie aangenomen om de huismerken van de
supermarkten kinderarbeidvrij te krijgen. Dat heet het
eerlijkesupermarktenconvenant. Kan de minister ook naar die motie
kijken? Deze ligt er al jaren, maar is nog steeds niet uitgevoerd.

Minister Ploumen: Ik zeg graag toe dat ik daar zeker naar ga kijken.

Ik kom nog even terug op duurzaam investeren, waarvan wij al enkele
elementen hebben besproken. Economische groei is voor mij ook verbonden
met de strijd tegen armoede. Geld is gemunte vrijheid, was een adagium
dat in feministische kring enorm veel opgang deed. Dat plaatst ook het
debat over het zakgeld in een heel ander perspectief.

Economische groei betekent zelfredzaamheid. Dat betekent ook dat de
condities gecreëerd moeten worden om die groei duurzaam maar ook
rechtvaardig tot stand te laten komen, met een zo level mogelijk playing
field. Dat heeft ook consequenties voor het onderhandelen over
vrijhandelsakkoorden en de inrichting van het internationale economische
systeem. Kijk wat er gebeurt bij de WTO. Niet veel, zal men zeggen, maar
er lopen wel processen waar Nederland stevig op wil inzetten.

Wij willen goed economisch beleid in landen zelf stimuleren. Dat is een
van de pijlers van mijn beleid, als het gaat om de vraag hoe hulp en
handel elkaar kunnen versterken. Maatschappelijk verantwoord ondernemen
is daarbij enorm belangrijk. Daar hoort ook de Decent Work Agenda bij.
Make no mistake, ook daarvoor is economische diplomatie heel belangrijk.
In Bangladesh willen we ook met het Better Work Program beginnen. We
proberen daar echt snel stappen te zetten.

De heer Van Dijk vroeg naar het rapport van SOMO, Action AID en Both
ENDS, dat suggesties bevat voor de verbetering van het
bedrijfsleveninstrumentarium. Ik ben bezig met de beantwoording van een
brief van hen over die handelsmissies. Daarin geef ik ook aan hoe
belangrijk duurzaamheid is en op welke manier dit punt een plek krijgt
in het werk dat ik doe en ook in de economische diplomatie. Dat is ook
een antwoord op de motie van de heer Voordewind over duurzame
handelsmissies. Daar komen we in één pakket op terug. Ik zeg in ieder
geval alvast toe dat ik naar aanleiding van dat rapport graag in gesprek
ga met SOMO, Action AID en Both ENDS, zodat ik hun bevindingen kan
meenemen in de nota over internationaal maatschappelijk verantwoord
ondernemen en in de nota die ik in het voorjaar presenteer over mijn
integrale beleid, waarin handelsmissies natuurlijk ook aan de orde
komen.

Nu we het daar toch over hebben, zal ik meteen iets over die
handelsmissies zeggen, waarover ook vragen zijn gesteld. Ik zeg heel
graag toe om hier twee keer per jaar te spreken over handelsmissies. Ik
zeg ook heel graag toe om van elke handelsmissie een schriftelijk
verslag aan de Kamer te zenden. Het is een ambitieuze agenda. Deze stel
ik samen in overleg met de Dutch Trade Board. Daarbij zal ook afstemming
plaatsvinden met decentrale overheden, zodat wij effectief en efficiënt
kunnen zijn. De eerstvolgende gaat naar Brunei en Singapore en dan komen
er nog een heleboel. Ik informeer de Kamer daar graag over, want dan
kunnen we elke keer even terug- en vooruitkijken. Dan hoor ik graag waar
het wellicht op een andere manier zou kunnen en of de Kamer vindt dat de
accenten in overeenstemming zijn met wat zij graag zou willen zien.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik had gevraagd naar twee specifieke punten
op het gebied van de handelsmissies, te weten duurzaamheid en
topsectoren. Worden deze daar standaard in meegenomen?

Minister Ploumen: Ja.

Ik kom nog even terug op de combinatie in mijn portefeuille. Ik heb tot
nu steeds in redelijk huiselijke termen gesproken over hulp en handel,
maar de leden weten allemaal dat deze terreinen ook vallen onder de
beleidscoherentie. Een van mijn grote opdrachten is om niet alleen zelf
te zoeken naar de meerwaarde van hulp en handel, maar ook mijn collega's
in het kabinet daartoe aan te zetten. Ik moet zeggen dat de eerste vijf
weken wat dat betreft zeer veelbelovend waren, omdat duurzame
economische groei breed in het kabinet wordt ondersteund, zoals wij ook
in het regeerakkoord hebben opgeschreven. Met minister Kamp spreek ik
over duurzaam ondernemen. Met minister Schultz van Haegen en met
staatssecretaris Mansveld over klimaat en met staatssecretaris Weekers
over belastingen, maar daar kom ik zo nog op terug. Ik heb dus met
verschillende collega's over die beleidsterreinen kunnen spreken. Ik zie
de opmerkingen van de Kamer daarover echt als een aanmoediging.

Wat betreft coherentie zou ik mij op een beperkt aantal thema's willen
concentreren, omdat we anders misschien van alles een beetje doen. Ik
doe liever op vier terreinen zo veel mogelijk.

De heer Leegte (VVD): Ik heb nog een vraag over die handelsmissies. Wat
ons betreft gaat het erom de handel te bevorderen. U zegt dat u gaat
coördineren met die andere bewindspersonen. Kunt u dat ook tot uiting
laten komen in de tweejaarlijkse rapportage aan de Kamer, zodat wij
inzicht hebben in wat zij doen en middelen krijgen om uw collega's
eventueel aan te sporen om een tandje harder te gaan? Kan bij dat beleid
ook worden gekeken naar mijn vragen over de coördinatie met lagere
overheden, die ook vaak missies hebben en die een eigen portefeuille
hebben?

Minister Ploumen: Mijn ervaring met de collega's is tot nu toe dat zij
weinig aanmoediging nodig hebben, maar wij hebben ons wel voorgenomen,
al was het maar met het oog op de effectiviteit, om zo slim mogelijk met
elkaars tijd om te gaan en elkaar ook boodschappen mee te geven, als ik
het zo huiselijk mag zeggen. Ik zeg dat dus graag toe. Wellicht leent
niet elk gesprek, bij elk bezoek, van elke minister zich daartoe, maar
ik kan mij voorstellen dat men dat graag zal doen. Ook met de decentrale
overheden maken wij afspraken, ook met het oog op de effectiviteit en de
efficiency. Ik zal bekijken wat daarvoor de mogelijkheden zijn. We
moeten ervoor oppassen dat we niet voortdurend lijstjes laten
circuleren, dus het moet wel een beetje passen. Mijn indruk is dat men
daar al redelijk alert op is, maar ik zal dat zeker nog extra doen.

Ik was gebleven bij mijn vier aandachtspunten met betrekking tot
beleidscoherentie. Deze zijn wat mij betreft: handelsbeleid, landbouw,
klimaat en milieu en financiële stromen. Dat zijn vier belangrijke
onderwerpen die ik nader ga uitwerken.

Ik wil mijn beleid stoelen op vier pijlers. De eerste daarvan is
economische samenwerking.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik dacht eigenlijk dat wij interrupties
deden na een blokje, maar de minister gaat gewoon door.

De voorzitter: Nee, sorry, we hebben niet afgesproken dat de
interrupties na een blokje komen. U kunt gewoon een interruptie
plaatsen, maar we hebben wel afgesproken om de minister de kans te geven
voor een inleiding. De minister is nu een half uur bezig met haar
inleiding, dus het is aan u of u een vraag wilt stellen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Is dit wel nog steeds de inleiding?

De voorzitter: Ik begrijp dat de minister nu begint aan haar eerste
pijler, zoals zij heeft toegelicht.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik ga helemaal terug naar het begin. De
minister zei toen dat zij gewoon akkoord gaat met die bezuiniging van 1
miljard, want dat is kabinetsbeleid. Volgens mij moet de minister twee
werelden of twee partijen verenigen die behoorlijk verschillend in dit
debat staan. De Partij van de Arbeid noemt die bezuiniging pijnlijk en
wil graag terug naar 0,7%, zodra dat kan, maar de VVD vindt die
bezuinigingen prima en heeft niet zoveel met die 0,7%. Hoe staat de
minister daarin?

Minister Ploumen: Ik ervaar het niet als twee werelden die niet met
elkaar zouden kunnen spreken. Dat bewijzen wij elke dag. Ik heb
benadrukt dat er in deze nieuwe tijd geen schotten meer zitten tussen
hulp en handel. Elke minister moet willen dat er beleidscoherentie is,
waar ik nog op terugkom, en dat financiële stromen eerlijk lopen. Wat
ik het allerbelangrijkste vind en waar ik mij de komende jaren voor ga
inzetten, is om maximale effectiviteit te krijgen. Hier zie ik toch echt
de toegevoegde waarde van die combinatie. Het gaat bij hulpstromen
allang niet meer alleen om hulpstromen die van Noord naar Zuid gaan. We
spraken al eerder over remittances. Er zijn steeds meer private fondsen.
Ook de private sector beweegt zich op dat terrein. De stroom heeft zich
verbreed en is gevarieerder geworden. Ik vind dat we ons daartoe moeten
verhouden.

Tegelijkertijd vind ik dat wij als wij willen dat ontwikkelingslanden
een faire kans op duurzame economische groei krijgen, ook moeten
meewerken aan de randvoorwaarden daarvoor. Dat zal uiteindelijk
buitengewoon effectief zijn, niet alleen in termen van zeggenschap, maar
ook in termen van eerlijke economische groei.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik vind het een knap betoog. Er worden
zaken mooi aan elkaar gekoppeld. Maar ik wil graag heel concreet weten
of het standpunt dat deze bezuiniging pijnlijk is ook een
kabinetsstandpunt is. Voert het kabinet de motie-Kox c.s. (33400, letter
M) uit die in de Eerste Kamer is aangenomen en waarin wordt verzocht om
die 0,7% wel een richtsnoer te laten zijn, zodra er ruimte voor is?

Minister Ploumen: Ik dank de heer Van Dijk voor zijn complimenten.

Ik heb al eerder, ik denk in de eerste speech die ik hield, gezegd dat
ik die bezuiniging pijnlijk vind. De opdracht om maximaal effectief te
zijn, is voor mij dus ook een persoonlijke opdracht. Daar ga ik absoluut
mee aan de slag.

Ik kom op de motie-Kox c.s. die in de Eerste Kamer is aangenomen. Het is
allemaal niet toevallig. Ik vind het ontzettend belangrijk dat we de
criteria vernieuwen. Wat mij betreft gaat het veel verder dan alleen
maar de vraag of uitgaven voor vrede en veiligheid of voor klimaat
daaronder mogen vallen. Daarmee loop ik vooruit op andere vragen die
wellicht worden gesteld. Hier komen we ook nog wel over te spreken, maar
stel dat er een nieuwe wereld is met nieuwe verhoudingen tussen landen,
waarin Brazilië tegen Nederland zegt: hoezo emerging; wij zijn er
allang, jullie zijn de beggars en wij zijn de choosers. Dan vraagt dat
om een andere visie op internationale samenwerking, als we de discussie
willen verbreden. Daarom is het zo belangrijk dat het OESO-DAC, mede op
instigatie van Duitsland en Nederland, heeft gezegd dat het gaat
bekijken hoe het de normen aan de nieuwe tijd kan aanpassen. Ze dateren
immers uit 1970. Toen was er echt sprake van een andere wereld. Ik
committeer mij heel graag aan het debat over de OESO-DAC-normen. Ik vind
dat ze verbreed mogen worden. Het is belangrijk dat landen als China,
Brazilië en Indonesië, die zelf donoren worden, ook bij dat debat
worden betrokken. Die waren er gelukkig ook bij. Ik zal de Kamer graag
met enige regelmaat informeren over de vraag of we er voortgang mee
maken.

De heer Jasper van Dijk (SP): Mag ik nog iets concluderen?

De voorzitter: Nee, dank u wel, mijnheer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dat is spijtig.

Mevrouw Thieme (PvdD): Naar aanleiding van de vraag van de heer Van
Dijk, heeft de minister het over de toegevoegde combinatie. Die vraag
refereerde eraan dat VVD en PvdA twee totaal verschillende werelden zijn
die samen voor ontwikkelingshulp gaan. Wat is de toegevoegde combinatie?
Zonder de VVD had de PvdA immers ook oog voor de nieuwe tijd. De PvdA
had zich zonder de VVD ook beziggehouden met duurzame handel. Wat is er
voor de PvdA nou zo inspirerend aan de VVD? Wat is de toegevoegde waarde
van deze twee werelden die samen gaan regeren?

Minister Ploumen: Hebt u even, zou ik willen zeggen tegen mevrouw
Thieme. De combinatie van hulp en handel vind ik heel inspirerend. Ik
vind het heel inspirerend dat ik in de eerste vijf weken van mijn
ministerschap op pad ben geweest met grote bedrijven in Nederland die
zich ook in Brazilië zeer goed presenteren. Daar liggen marktkansen. Ze
gaan op een manier te werk die past bij onze uitgangspunten van
maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Ik ben ook in Mali geweest, waar de situatie heel anders is. Mede op
zijn aandringen, heb ik daar met de minister van Financiën de politieke
situatie besproken. Ik heb het met hem ook gehad over de vraag hoe Mali
verder uit de crisis kan komen.

Ik vind het belangrijk dat de schotten tussen hulp en handel afgebroken
zijn, omdat die twee werelden elkaar nu leren kennen. Als de schotten
zijn afgebroken, kan het veel effectiever zijn dan in een situatie van
ieder voor zich. Het bedrijfsleven had zich zonder de inbreng van
maatschappelijke organisaties niet zo snel het concept van
maatschappelijk verantwoord ondernemen eigen gemaakt. Ik noem het
voorbeeld van Unilever. Paul Polman, de topman van Unilever, zit in een
van de high-level expert meeting panels rondom de MDG's en SDG's. Dat is
de toegevoegde waarde die ik daarbij zie. Ik weet helemaal niet wat de
heer Polman stemt. Het maakt mij niet zo veel uit of hij VVD of PvdA
stemt. Wellicht maakt hij een andere keuze. Dat kan; we leven gelukkig
in een vrij land. Maar wat mij betreft, is dit een meerwaarde.

Wil mevrouw Thieme een vervolgvraag stellen? Wij kennen elkaar nog niet
zo lang, dus ik kan haar gedachten niet lezen. In Nederland bouwen we
aan coalities. Nu is er een kabinet van PvdA en VVD. Dat doet het meeste
recht aan de verkiezingsuitslag. Zowel de VVD als de PvdA heeft zelf
allerlei gedachten ontwikkeld. Die gedachten zijn nu samengekomen in het
regeerakkoord. Op dit terrein is het buitengewoon ambitieus. Het biedt
ons allemaal een kans om de effectiviteit van onze inspanningen te
maximaliseren.

De voorzitter: Mevrouw Thieme kennende, heeft zij een vervolgvraag.

Mevrouw Thieme (PvdD): Ik had het over de twee verschillende werelden
van VVD en PvdA. Of is dit te kenschetsen als hulp versus handel? Of is
handel voor deze minister opeens zo inspirerend omdat het kennelijk iets
is wat bij de VVD hoort? Daar ging mijn vraag echter niet over. Ik wilde
weten wat er voor deze minister nou zo inspirerend aan is om twee
werelden van de twee totaal verschillende ideologieën van VVD en PvdA
op het gebied van ontwikkelingshulp bij elkaar te brengen? Wat is er zo
inspirerend aan om samen te regeren terwijl dat als gevolg heeft dat het
budget voor ontwikkelingssamenwerking ver onder het fatsoensniveau zal
komen? Wat is de inspirerende toegevoegde waarde waardoor deze minister
zegt: hier kies ik voor; hier ga ik voor staan, ondanks het feit dat ik
een budget heb dat ver onder het fatsoensniveau zit?

Minister Ploumen: In zijn algemeenheid vind ik het belangrijk dat je
kunt samenwerken en inspiratie ontleent aan de mensen om je heen, of die
nu precies hetzelfde denken als jij of niet. Dat geldt ook hiervoor.

Ik zal een voorbeeld uit de praktijk van de afgelopen vijf weken geven.
Daarmee kom ik meteen op de vragen van de heer Van Dijk van de SP en de
heer Van Ojik van GroenLinks. Ik zei al dat een van de vier belangrijke
onderwerpen bij beleidscoherentie financiële stromen is. Ik was
vanavond blij om te horen dat ook de Kamer daar enerzijds zorgen over
heeft en anderzijds mogelijkheden ziet. We waren immers allemaal
gechoqueerd naar aanleiding van de documentaire over Zambia. Ik heb de
afgelopen weken een aantal keren met collega Weekers gesproken, die van
de VVD is. Dat zeg ik erbij, want dan is het duidelijk waarom deze
combinatie zo inspirerend is. We hebben twee dingen afgesproken. Die
twee dingen kunnen enorm significant zijn voor de effectiviteit van onze
hulpinspanningen. Ik heb al gezegd dat het ontzettend belangrijk is dat
de middenklasse zich vertegenwoordigd voelt en dat een land in staat is
om op een fatsoenlijke manier belasting te innen. Wij hebben een
convenant gesloten en afgesproken dat het ministerie van Financiën en
het ministerie van Buitenlandse Zaken -- daarmee doel ik dus op collega
Weekers en mij -- samen zullen optrekken om de vijftien partnerlanden
capaciteitsversterking te bieden opdat zij hun eigen belastingsystemen
kunnen opbouwen, transparant maken en professionaliseren. Dat gaan wij
samen doen.

Die eerste afspraak vond ik al tamelijk inspirerend, maar daar houdt het
niet bij op. Wij hebben geconstateerd dat een aantal van de
belastingverdragen al van jaren her dateren. Wij hebben gezegd: als wij
allemaal vinden dat de wereld van vandaag echt anders is dan de wereld
van tien jaar geleden, moeten we ook eens bekijken of een aantal van die
verdragen niet opnieuw op hun merites moeten worden beoordeeld. Dat gaan
we dus ook doen. De Kamer kan zeggen: het eerste gewin is kattengespin.
Maar ik wou dat iedereen in de eerste vijf weken dit type afspraken kon
maken. Dit is een onderwerp waarvoor wij ons allemaal jarenlang hebben
ingezet en dat in deze constellatie blijkbaar te realiseren is. Dat vind
ik heel erg inspirerend.

De heer Van Klaveren (PVV): Begrijp ik het nu goed dat het idee om
belasting te innen in andere landen van de VVD kwam? Dat terwijl de VVD
van oudsher toch streeft naar een kleine overheid die zich richt op
kerntaken?

Minister Ploumen: Volgens mij vinden landen en burgers in het algemeen,
welke politieke achtergrond ze ook hebben, dat het verstandig is om
belasting te heffen om daarmee collectieve uitgaven te doen. Over de
omvang van die belastingen wil nog weleens verschil van inzicht zijn.
Collega Weekers en ik zullen ons niet bemoeien met de percentages aan
belastingen in al die landen, maar wij zullen ons vooral bezighouden met
de vraag hoe men ervoor zorgt dat er belastinginspecteurs komen, dat die
hun werk goed doen en dat burgers inzicht krijgen in de besteding van
belastingen. Dit betreft een visie van dit kabinet in de volle breedte.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik vind dit wel heel goed. Ik heb ook
gevraagd wat de minister gaat doen om die landen beter te wapenen tegen
belastingontduiking en -ontwijking. Ik begrijp dat zij nu met de
staatssecretaris van Financiën een tour gaat maken! Nee, grapje. Ik
begrijp dat zij gezamenlijk zullen optrekken in het kader van de
capaciteitsontwikkeling van die landen voor de inning van belasting.
Daarbij refereerde de minister aan de documentaire Stealing Africa,
waarin te zien was dat het bedrijf de zaken bedonderde. Ik begrijp dat
de staatssecretaris en de minister dat willen voorkomen in de toekomst.
Is dat wat de minister bedoelt? Kan zij toelichten wat
capaciteitsontwikkeling is?

Minister Ploumen: Ik zal het wat meer preciseren. Ten eerste gaat het
vooral over de vraag hoe je een belastingsysteem opzet dat transparant
is voor de eigen burgers. Misschien heb ik daar in mijn beantwoording
iets te veel nadruk op gelegd. Of ze het nu leuk vinden of niet, het
belastingsysteem moet wel transparant en eerlijk zijn. Ten tweede gaat
het om het versterken van de onderhandelingscapaciteit van landen om
zich ook op het internationale toneel goed te kunnen weren. Die twee
dingen gaan samen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Wanneer krijgen we hier bericht over? Er
komt dus een programma. Krijgen we een brief daarover? Ontvangen we een
schema? Hoe gaat dit eruitzien? Gaat hier geld naartoe? Wanneer horen we
iets?

Minister Ploumen: Zo snel mogelijk, zeg ik even. We hebben namelijk heel
veel plannen en moeten eerst bekijken hoe we dat in de tijd zullen
uitzetten. Vanzelfsprekend wordt de Kamer geïnformeerd over de missie
en wordt daarna verslag gedaan.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik vind het ook heel goed dat we
ontwikkelingslanden gaan helpen om meer belasting te innen. De angel zit
echter in het tweede punt, namelijk de belastingverdragen. Ik gun de
minister uiteraard dat zij geïnspireerd raakt door gesprekken met haar
collega, maar het is een beetje weinig als alleen maar wordt gezegd dat
nog eens naar de belastingverdragen zal worden gekeken. We kennen
namelijk het probleem. Het probleem is dat wij honderden van die
belastingverdragen hebben, waarbij ontwikkelingslanden nauwelijks de
mogelijkheid hebben om bronbelasting te heffen. Er is namelijk
afgesproken dat ze dat niet doen. Dat geld komt in een brievenbusfirma
in Nederland terecht. Dat is het ontwikkelings- en coherentieprobleem.
De minister zegt nu alleen maar dat erover zal worden gesproken, maar
komt dit dan ook expliciet aan de orde? We kennen immers het probleem.

Minister Ploumen: We kennen het probleem zeker. Misschien was ik niet
precies genoeg toen ik zei dat we ernaar gaan kijken. Het idee is echter
dat we ook in actie komen als we gekeken hebben. Dan gaat het over twee
dingen. Het gaat allereerst over de bronheffing, die de heer van Ojik
zojuist noemde. Als ik het goed heb, heeft collega Weekers toegezegd dat
hij de Kamer eind januari een brief zal sturen waarin hij nader zal
ingaan op lege bv's en de bredere problematiek. Ik kan mij voorstellen
dat wij dat zullen betrekken bij het debatje dat we hier voeren.

Ik kom op de eerste pijler, de economische samenwerking. Ik zal mijn
beantwoording hier en daar wat inkorten, zonder dat ik de leden van de
commissie tekort zal doen.

Wat betekent economische samenwerking? Onderlinge handel en
investeringen stimuleren, dus ook import uit ontwikkelingslanden
bevorderen. Dan heb ik het ook over al die landen die mevrouw De Caluwé
noemde. Dat vraagt om een multilaterale aanpak. WTO zit vast, muurvast.
Dat betekent dat we nog sterker dan voorheen zullen inzetten op
bilaterale akkoorden tussen de EU en andere landen. We willen ons ook
hard maken voor een deelakkoord op handelsfacilitatie.

Onze inzet is om de minst ontwikkelde landen zonder tegenprestatie
gebruik te laten maken van markttoegang voor diensten. Anders gezegd:
het is een "anything but arms"-constructie maar dan voor diensten.
Daarover wordt onderhandeld met de EU, de Verenigde Staten en negentien
andere landen. We zullen voor de economische samenwerking al het
gereedschap inzetten dat we kennen: handelsmissies, landenscans en
publiek-private partnerschappen.

Om de economie van landen te versterken, wil ik ook het werken aan een
betere infrastructuur, markttoegang, een sterke, transparante
financiële sector en een sterk maatschappelijk middenveld ondersteunen.
Daarbij willen we de expertise inzetten die wij hier in Nederland hebben
binnen het maatschappelijk middenveld, bij het ministerie en bij het
Nederlandse bedrijfsleven.

Over het bedrijfsleven gesproken … Misschien is het goed als ik nu
inga op de vraag van mevrouw Maij over Shell, in reactie op een vraag
van het Kamerlid Vos van de Partij van de Arbeid. Heb ik Shell al
gesproken over de kwestie van het UNEP-rapport en de opvolging daarvan?
Wat is de stand van zaken wat betreft het UNEP-rapport? Ik heb
morgenochtend een afspraak met Shell. Dan is dit een van de onderwerpen
van gesprek. Over de opvolging van het UNEP-rapport moet gezegd worden
dat een deel van de betrokken bedrijven, waaronder Shell, van goede wil
is. Het wil de stappen die in dat rapport worden aangegeven waarmaken.
Voor lokale ngo's en voor de Ogonigemeenschap is dat rapport een
breakthrough. Het wordt breed gedragen, namelijk door het bedrijfsleven,
de overheid en het maatschappelijk middenveld. Helaas heeft de reactie
van de Nigeriaanse overheid nogal lang op zich laten wachten. Ook vanuit
onze ambassade is er regelmatig contact. Als ik het wel heb, is er pas
drie weken geleden een reactie gekomen. Er is pas onlangs binnen het
ministerie van Oliezaken een eenheid opgericht die de schoonmaak namens
de Nigeriaanse overheid zal coördineren, namelijk het Hydrocarbon
Pollution Restoration Project. Het is wel goed nieuws dat dit is gedaan.
Helpt het en ruimt het op, dan ben ik ervoor.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik zal de minister niet vragen om te herhalen hoe
het project heet. Ik kon het niet snel genoeg opschrijven. Mijn vraag is
echter of de Nigeriaanse overheid er zelf aan mee betaalt.

Minister Ploumen: Daar ga ik niet op gokken. Dat weet ik niet. Ik dacht
van wel, maar ik laat het de Kamer graag morgen voor 14.00 uur weten.

In dit kader vroeg de heer Van Dijk wat ik ga doen om OS-landen te
wapenen tegen misstanden -- dat waren zijn woorden -- in het hele
internationale financiële systeem en handelssysteem. We hebben al over
het financiële systeem gesproken. Ik zal nog wat preciezer ingaan op
het handelssysteem. Nederland houdt in de handelspolitiek wel degelijk
rekening met het ontwikkelingsniveau van landen. Dat geldt ook voor de
EU, maar Nederland is hierbij een van de voorvechters. Wij houden
absoluut ook de ontwikkelingsdimensie in het oog. Ik geef een voorbeeld.
In de EU-vrijhandelsakkoorden wordt rekening gehouden met ongelijkheid
tussen verschillende partijen, de zogenaamde asymmetrie. Die kan zich
vertalen in ongelijkheid in de mate van marktopening, dus hoe ongelijker
hoe minder markttoegang. Gemiddeld wordt 90% als norm gehanteerd, maar
Nederland hanteert 80%. Wij lopen op dat gebied dus voor. Bovendien
pleiten we ook voor langere overgangstermijnen voor liberalisatie van
producten uit ontwikkelingslanden. De heer Van Dijk heeft ongetwijfeld
al begrepen uit mijn inbreng dat dit voor mij een punt van aandacht is,
ook bij de EU-onderhandelingen. Daarbij moeten we wel realistisch zijn.
Nederland is een van de 27 lidstaten. Als we niet uitkijken, zijn we wel
heel lang aan het woord, zoals de Kamer inmiddels ongetwijfeld heeft
gemerkt. Ik weet niet zeker of we gelijk krijgen, maar ik zal alles op
alles zetten om ervoor te zorgen dat het zo eerlijk mogelijk gebeurt.
Een aantal onderhandelingen worden binnenkort gevoerd. Dat is een goed
moment om dit onderwerp maar ook de duurzaamheidsparagraaf onder de
aandacht te brengen van de andere lidstaten.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Het gaat over de vrijhandelsverdragen met
Brussel. Ik had gevraagd op welke wijze de minister daarbij het
Nederlandse bedrijfsleven wil betrekken. Hoe komen de
vrijhandelsverdragen tot stand? Welke rol ziet de minister om de
handelsbelemmeringen die er dan nog zijn, af te bouwen?

Minister Ploumen: Mijn ervaring, ook al is die nog een beetje beperkt,
is dat wij in Nederland vrij breed consulteren, ook in het kader van
onze inzet daarbij. Soms dient men zich bij ons aan. Dan gaat het vaak
over maatschappelijke organisaties, maar ook bedrijven hebben daar hun
ideeën over. Een van de dingen die ik heel bijzonder vind aan deze
portefeuille, is dat ik zowel het bedrijfsleven als maatschappelijke
organisaties met regelmaat spreek over verschillende onderwerpen en dat
het daardoor mogelijk is om goed vooraf te consulteren. Ook hierbij
geldt dat er altijd een balans gevonden zal worden bij het welbegrepen
eigenbelang, om maar iemand te citeren. Welbegrepen eigenbelang betekent
vaak dat het voor ontwikkelingslanden een goede inbreng is. Ik vind met
name de duurzaamheidsparagraaf heel belangrijk. In een eerder overleg
met de Kamer spraken wij over de vrijhandelsakkoorden met Colombia en
Peru, waarbij ook mensenrechtenissues aan de orde kwamen. Daarover wordt
een brief naar de Kamer gestuurd. Deze voorbeelden laten zien hoe ik het
graag zou willen doen.

Misschien is het goed om in dit kader iets te zeggen over Indonesië.
Een aantal Kamerleden vroeg terecht speciale aandacht voor Indonesië en
onze relatie met dat land. Indonesië en Nederland hebben immers een
gedeeld verleden. Over en weer zijn er veel contacten, op verschillende
dimensies, of het nou gaat over ontwikkelingssamenwerking of economische
ontwikkeling. De economische groei in Indonesië is niet onopgemerkt
gebleven. Leden spraken er al over. Het is een van de groeiende
economieën van deze wereld. De andere kant van de werkelijkheid is dat
nog steeds ruim 100 miljoen mensen moeten rondkomen van een bedrag van
minder dan 2 dollar per dag. Ook binnen Indonesië zijn er grote
verschillen in ontwikkeling tussen de verschillende regio's. Daarom is
er nog steeds sterke behoefte aan capaciteitsopbouw.

Indonesië figureert op twee van mijn lijstjes, als ik het zo
oneerbiedig mag zeggen. De eerste is de lijst van 29 economische
focuslanden, dus landen waar we met voorrang handelsbetrekkingen mee
onderhouden, versterken en aanknopen. De tweede is de lijst van
partnerlanden. Indonesië is een zogenaamd profiel-3-land. Dat houdt in
dat wij vooral investeren in de verdere economische ontwikkeling van dat
land. Ik wil in de toekomst wat flexibeler omgaan met de lijst van
partnerlanden. Hiermee geef ik meteen antwoord op de vraag die daarover
is gesteld. In maart zal ik daar preciezer op ingaan. Op een zeker
moment kunnen en willen landen op eigen benen staan. Dat past bij de
benadering van een land als Indonesië waarbij wij uitgaan van de vraag
wat het zou kunnen zijn. Dat wil niet zeggen dat je elkaar dan loslaat,
want voor de Duitsers en voor de Fransen doen we ook nog weleens aan
capaciteitsversterking, en andersom. Maar het betekent wel dat de
relatie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking op een zeker moment
afgebouwd kan worden en dat er dan meer een transitiefase komt, waarbij
we de overgang van het ene naar het andere type land kunnen
vergemakkelijken. Zo is dat nu bijvoorbeeld ook het geval bij een land
als Vietnam of Colombia. In Vietnam lukt dat heel erg goed. Wat mij
betreft, houd ik vast aan een lijst van ongeveer vijftien partnerlanden,
maar daarbinnen kunnen wel wat verschuivingen optreden. Als een land op
eigen benen kan staan, betekent dit dat er misschien plek komt voor een
land waarvan Nederland vindt dat de extreme armoede stevig moet worden
aangepakt. Wat dat betreft, wil ik dus iets flexibeler met die lijst
omgaan. In maart zal ik de criteria et cetera gedetailleerder op een rij
zetten.

De voorzitter: Mevrouw De Caluwé heeft een vraag.

Ik geef het voorzitterschap voor 30 seconden aan de heer Van Klaveren.

Voorzitter: Van Klaveren

Mevrouw De Caluwé (VVD): De minister gaf net aan flexibeler om te
willen gaan met de lijst van partnerlanden. Ze zei dat, op het moment
dat een partnerland afvalt omdat het zo fortuinlijk is om naar de
transitiefase te gaan, er een ander land bij zou kunnen komen. De
minister heeft het daarbij over een van de allerarmste landen. Denkt de
minister daarbij ook aan landen in Noord-Afrika, bijvoorbeeld in de
MENA-regio, waar wij gelet op veiligheid, immigratie en economische
ontwikkeling een heel groot belang bij zouden hebben, ook al behoren zij
niet tot de allerarmste landen in Afrika?

Minister Ploumen: Ik moet eerlijk zeggen dat het denken nog niet zo ver
doorontwikkeld is dat ik echt al een beeld heb van mogelijke landen. Ik
weet ook nog niet op basis van welke criteria we dat precies gaan doen.
Mijn eerste insteek is wel dat het met name de allerarmste landen zouden
moeten zijn. Dat heb ik net al gezegd. Ik zeg graag toe dat ik deze
opmerking, net zoals alle opmerkingen, meeneem in de nota in maart. Ik
zal ernaar kijken. Mijn idee is vooral om er de allerarmste landen een
impuls mee te geven.

Voorzitter: Eijsink

Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik begrijp het antwoord van de minister. Aan
de ene kant gaat het om allerarmste landen, die het langste in een
traject zouden zitten. Aan de andere kant valt er bij landen zoals in
Noord-Afrika juist op korte termijn winst te behalen. Ik verzoek de
minister om ook dat mee te nemen in haar overweging en om niet
allereerst alleen maar te focussen op de allerarmste landen.

Minister Ploumen: Ik begrijp de zorgen van mevrouw De Caluwé. Die zijn
al deels geadresseerd in het kader van het Matra-Zuid-programma. Het zou
wel heel onredelijk van mij zijn om daar niet over na te willen denken.
Dat zal ik dus ook doen. Maar nogmaals, mijn focus ligt echt op de
allerarmste landen. Ook daarvoor geldt enige bescheidenheid. Achter deze
tafel klinkt het heel kordaat om te zeggen dat ik daar flexibeler mee om
wil gaan, zodat landen kunnen in- en uitstromen, maar we weten allemaal
dat het kan gaan om processen die jarenlang inzet vergen. Wat dat
betreft, wil ik dus wel realisme prediken.

Ik had het over economische samenwerking als een van de pijlers van mijn
beleid. Dit is dus een goed moment om in te gaan op de twee vragen van
de heer Van Dijk over de FMO. Ik parafraseer ze maar even. Waarom geen
openbaarheid van projecten van de FMO? Krijgen lokale belanghebbenden
toegang tot het klachtenmechanisme van de FMO en zou het Inspection
Panel van de Wereldbank een voorbeeld kunnen zijn?

Ik begin met de laatste vraag. De FMO heeft besloten om in 2013 een
onafhankelijk klachtenmechanisme op te zetten. Een nadere uitwerking zal
plaatsvinden in overleg met stakeholders, waaronder ngo's. Ik juich dit
zeer toe. Met ingang van 2013 zullen projecten die worden
gecontracteerd, ontsloten worden op het internet. Hierbij worden
kerngegevens van projecten gepubliceerd. Men gaat wel bekijken hoe het
openbaringsbeleid verder vorm kan krijgen. Het beleid van de Wereldbank
strekt daarbij tot voorbeeld. Ik ga ervan uit dat we daar in 2013 iets
meer over kunnen melden. Maar de inzet is dus in de richting van hetgeen
de heer Van Dijk aanhangt. Dat heeft ook mijn volledige instemming.

De tweede pijler is mondiale publieke goederen. We spraken er al over.
Mondiale publieke goederen betreft datgene wat van ons allemaal is en
waar we dus ook allemaal een gezamenlijke gedeelde verantwoordelijkheid
voor dragen, wereldwijd. Het gaat daarbij om voedsel, klimaat en
veiligheid. Voor een deel betreft het nieuwe problemen en voor een deel
problemen die we of al hadden kunnen zien aankomen -- zo oprecht moeten
we ook zijn -- of waar we al een tijd mee worstelen.

Ik ga mij daarbij vooral concentreren op voedsel en landbouw. Dat past
ook bij onze inzet op voedselzekerheid. Verder zal ik mij concentreren
op financiële stromen en klimaat en milieu. Ik zal ook op zoek gaan
naar nieuwe manieren om geld op te halen. Laat ik daar eerst iets over
zeggen, want vele leden van de commissie hebben daar iets over gevraagd.
Er zijn met name vragen gesteld over de klimaatfinanciering. Mijn dank
gaat als eerste uit naar de Algemene Rekenkamer, die in reactie op de
motie van de heer Van Ojik onder andere bekeken heeft wat de impact op
het budget is van het onderbrengen van de klimaatfinanciering. Overigens
was dit in Rutte I ook al het geval. In die zin is het niet nieuw, maar
het is wel goed dat we daar heel scherp naar kijken. Er is nog veel
onduidelijk over de hoogte van het bedrag.

De leden van de commissie vroegen vooral of er iets te zeggen is over
het aandeel van private financiering. Die vraag vind ik zelf ook heel
belangrijk. Als minister heb ik daar twee belangen bij. Het eerste is
het financiële belang. We willen zo veel mogelijk privaat financieren.
Dat is een materieel belang. Het tweede belang is de betrokkenheid van
de private sector bij het oplossen van klimaatproblemen. Het mooie van
de debatten van de afgelopen twee decennia over deze problematiek is dat
het niet exclusief een verantwoordelijkheid is die overheden op zich
hebben genomen, maar dat we meer en meer zien dat de private sector er
ook een steentje aan bijdraagt. Ook om die reden is het heel belangrijk
dat de private sector een financieel deel op zich neemt.

Ik wil zo maximaal mogelijke inbreng realiseren. Het is nog relatief
onduidelijk hoe die gelden zich zullen ontwikkelen. De Algemene
Rekenkamer heeft dat goed op papier gezet. Of het nou 800 miljoen is of
200 miljoen, het is ontzettend belangrijk om de private sector daarbij
te betrekken. Ik denk dat het ook ontzettend belangrijk is om een goede
balans te vinden tussen onze ambities op het gebied van het brede
klimaatbeleid, waarbij ik overigens goed samenwerk met de minister van I
en M en met name de staatssecretaris van I en M. Natuurlijk heeft de
staatssecretaris van I en M haar toezegging in Doha gedaan als lid van
het kabinet en namens het kabinet. Wij trekken daarbij samen op.

De Algemene Rekenkamer zal de motie van de heer Van Ojik betrekken bij
de lopende onderzoeken. Ik denk dat wij daar allemaal baat bij hebben.
Ik heb de Algemene Rekenkamer gevraagd om niet alleen onderzoek te doen
naar de gevolgen van de financiële set-up in de komende jaren voor
ontwikkelingslanden en ontwikkelingsprojecten maar ook naar de effecten
van ontwikkelingssamenwerking op Nederland, dus naar de
terugverdieneffecten. Het lijkt mij goed om daar inzicht in te krijgen,
want het CPB weet jammer genoeg niet zo veel van dat type plaatjes.

De heer Sjoerdsma (D66): De minister noemde de toezegging van
staatssecretaris Mansveld in Doha om 200 miljoen euro aan internationale
klimaatgelden te besteden. Zij zei daarbij dat die toezegging uiteraard
is gedaan namens het kabinet waar zij deel van uitmaakt. Is die
toezegging ook met de minister afgestemd? Eerder in haar betoog zei zij
namelijk dat er nog veel onduidelijkheid is over internationale
klimaatgelden. Zo zou het ook nog onduidelijk zijn hoeveel die ons
zullen kosten. Waarom kiest dit kabinet er dan voor om ondanks die
onduidelijkheid 200 miljoen euro toe te zeggen, ook gelet op de
begroting, waarop voor volgend jaar slechts 80 miljoen is gereserveerd?
Er is dus een gat van 120 miljoen. Dat geld zou dan ergens anders
vandaan moeten komen. Graag wil ik hierop een toelichting van de
minister.

Minister Ploumen: Het is van tweeën een. Als je zegt dat je ambitieus
bent, moet je het er niet bij de eerste de beste gelegenheid bij laten
zitten. Dat betekent dat ik deze inzet samen met collega Mansveld
geformuleerd heb. Ik heb wel even goed bekeken hoe dit zich verhoudt tot
de begroting. Ik merk dat ook de heer Sjoerdsma daar aandacht voor
heeft. Het is dus misschien goed om precies aan te geven hoe die 200
miljoen is opgebouwd.

De ene helft komt uit klimaatprogramma's en was voorzien. Dat is dus
iets meer dan die 80 miljoen, namelijk 100 miljoen. De andere helft
betreft de zogenaamde "mainstreaming". Daar komen we straks bij het
onderwerp vrouwen ook nog even over te spreken. Het gaat daarbij om
gelden voor OS-activiteiten die klimaatrelevant zijn. Het kan daarbij
gaan om bijdragen aan internationale organisaties, bijvoorbeeld IFAD.
IFAD werkt veel met smallholders, dus kleine boerinnen en boeren, om op
een sustainable manier de productie te vergroten met inachtneming van de
klimaatverandering, waar zij soms op een heel individueel niveau mee te
maken hebben. Het kan echter ook programma's rondom water betreffen die
Nederland zelf doet. Zo hebben we die inzet bepaald. Dat hebben we in
goede harmonie gedaan. Dat laat onverlet dat ik het wel zeer eens ben
met de inzet van de heer Sjoerdsma en anderen dat er ook private
partijen bij moeten worden betrokken. Ik ben het er ook mee eens dat het
goed zou zijn dat we "as we go" zo scherp mogelijk krijgen hoe die
commitments zullen oplopen.

De heer Sjoerdsma (D66): Dank voor dit antwoord. Ik heb goed gehoord wat
de minister zei over de opbouw van die 200 miljoen. Ik begrijp echter
niet helemaal -- maar dat kan ook aan mij liggen -- dat de Algemene
Rekenkamer heeft gezegd dat die 200 miljoen niet helemaal viel te
"mainstreamen". Dat heeft de Algemene Rekenkamer mij verteld. Hoe pakt
het dan uit voor de rest van het geld?

De minister noemde het woord "ambitieus". Zij zei: als we ambitieus
zijn, moeten we ook doorpakken. Ik vraag haar dan ook om de handschoen
op te pakken en om aan te geven welk gedeelte private financiering zij
voor de klimaatgelden wil regelen. Ik daag haar uit om met 50% te komen.

Minister Ploumen: Grote woorden vragen om grote woorden terug. Ik kan
het de heer Sjoerdsma dus absoluut niet kwalijk nemen dat hij mij nu aan
de tafel noodt om een openingsbod uit te brengen.

Ik geef eerst een antwoord op het eerste deel van zijn vraag. Dat klopt.
De heer Sjoerdsma heeft de inbreng van de Algemene Rekenkamer helemaal
goed begrepen. 100 miljoen, dus de helft, is mainstreaming. Dat kon ook
niet de volle 200 miljoen zijn, want binnen de commitments was dat niet
mogelijk. Daarom hebben wij ervoor gekozen om de 100 miljoen die al als
bestaande verplichting was ingeboekt, te combineren met hetgeen
verantwoord was. We zijn met 100 miljoen voor mainstreaming zelfs ietsje
lager gaan zitten dan de Rekenkamer. Zo is dat bedrag dus opgebouwd.

Ik vraag toch enige coulance van de heer Sjoerdsma bij het noemen van
man en paard en percentages. In vijf weken heb ik mij daar nog niet
voldoende een beeld van kunnen vormen, maar ik verzeker de Kamer dat ik
daar maximaal op zal inzetten. In gesprekken met private partijen heb ik
ook grote welwillendheid ontmoet.

De voorzitter: We zijn nu bezig met de tweede pijler. Wellicht is het
goed om de tijd een klein beetje in de gaten te houden. We hebben alle
tijd om rond 21.45 uur te beginnen met een tweede termijn na een korte
pauze van vijf minuten. Vindt de minister dat goed?

Minister Ploumen: Zeker.

Ik wilde toch nog even ingaan op de opmerkingen van mevrouw Thieme. Zij
vroeg terecht -- ik parafraseer -- of er wel genoeg aandacht is voor
kleine boeren en kleine boerinnen en hun manier van productie. Is dat
wel voldoende geborgd? Wij doen het al. Als we dat niet zouden doen, zou
ik mij daar wel voor inzetten. We zetten inderdaad scherp in op
smallholder farming, dus kleine boeren en boerinnen. Dat gebeurt via
IFAD maar ook via IFC. In het kader van het Global Agriculture & Food
Security Program worden kleinschalige kredieten gegeven aan boerinnen en
boeren. Daar is dus wel aandacht voor, ook omdat veel kleine boeren en
boerinnen met name produceren voor de eigen consumptie en de lokale
markt en dus vaak niet goed in staat zijn om de schokken, die zich ook
voordoen op de lokale markt, op kleine schaal, op te vangen. Dat
betekent dat de inzet op voedselzekerheid alleen maar groter wordt.

Daarbij vraag ik ook aandacht voor het vraagstuk van de waste. 30% van
het voedsel gaat verloren voordat het de consument bereikt, en 30% wordt
weggegooid door de Westerse consument. In 2050 zullen we ongeveer 9
miljard monden moeten voeden. Dat staat nog even los van de opvattingen
die je kunt hebben over de vraag op welke manier dat zou moeten. In het
kader van de schaarste aan middelen die er nu al is, is dat heel ernstig
en is het heel belangrijk dat we er zowel hier als daar aandacht voor
hebben. Soms is er immers sprake van onnodige verspilling.

Een ander onderwerp dat ik kort wil noemen, is de kwaliteit van het
voedsel. Slechte voeding in de eerste drie jaren heeft desastreuze
gevolgen voor de ontwikkeling van kinderen. Dat heeft een centrale plek
in ons beleid voor voedselzekerheid. Ik vat nog even samen wat we doen
op het gebied van voedselzekerheid: verhoging van de productie,
verbetering van de toegang tot voldoende calorieën, verbetering van de
opname van calorieën, verhoging van de voedselkwaliteit, nutrition,
marktverbetering en een beter ondernemingsklimaat voor boeren. Dat doen
we met internationale organisaties maar ook bilateraal en met
inschakeling van Wageningen Universiteit en bedrijven als DSM en
FrieslandCampina.

De voorzitter: Mevrouw Thieme, dit is uw derde en laatste interruptie.

Mevrouw Thieme (PvdD): Dank voor de antwoorden over voedselzekerheid. Ik
zou liever willen spreken over het recht op voedsel. De minister heeft
het over het verhogen van de productie, maar op dat gebied is er een
belangrijke vraag. Waar zet de regering op in? Zet zij in op
intensivering, waar bijvoorbeeld ook Aalt Dijkhuizen van Wageningen
Universiteit het over heeft? Of zet zij in op versteviging van de
ecologische agrarische sector in die landen, omdat met name Olivier De
Schutter, speciaal adviseur van de VN, heeft gezegd dat je juist daarop
zou moeten inzetten? Graag hoor ik op dit punt de visie van dit kabinet?

Ik had ook een vraag gesteld naar aanleiding van de motie waarin wordt
verzocht om geen belastinggeld naar megastallen in het buitenland te
laten gaan. De Kamer heeft die motie aangenomen. We weten dat 250
miljoen euro naar de Oekraïne is gegaan voor een megakippenstal. Dat
gaat ten koste van de lokale boeren en boerinnen daar. Gaat de regering
ervoor zorgen dat dit soort financiering niet meer zal voorkomen?
Afgelopen jaar is er namelijk meer dan 8 miljoen euro aan
exportkredietverzekeringen uitgegeven.

Minister Ploumen: Ik heb twee korte antwoorden. Ik kan mij voorstellen
dat ik nog nader terugkom op de vraag hoe we aankijken tegen het
onderwerp voedselzekerheid of recht op voedsel, zoals mevrouw Thieme het
noemt, en de uitwerking daarvan. Ik zie niet per se een tegenstelling
tussen enerzijds het intensiveren of, als ik mijn eigen woorden kies,
het verbeteren van de productie en een benadering waarin
kleinschaligheid en respect voor de aarde en de hulpbronnen voorop
staan. Ik zie die tegenstelling niet zo scherp. Maar nogmaals, ik zal er
in maart graag nader op terugkomen als we uiteenzetten hoe we de komende
periode zullen inzetten op het thema voedselzekerheid.

Ik kom op de motie die mevrouw Thieme noemde. Als ik het wel heb -- zo
niet, dan vraag ik om uitstel tot morgen 14.00 uur -- wordt de brief
daarover nu afgerond. Daar heeft de Kamer te lang op moeten wachten. Ik
zal bekijken of de getallen die mevrouw Thieme zojuist noemde, ook zo
beleefd worden door Buitenlandse Zaken. Die beantwoording komt er
sowieso aan voor het kerstreces. Ik zal bekijken of het goed zou zijn om
daar morgen voor 14.00 uur nog iets over te zeggen.

Mevrouw Thieme (PvdD): Ik wil de minister bedanken voor de brief die
wordt gestuurd. Ik snap dat zij zich daar, zeker als nieuwe minister,
goed in moet verdiepen. In die brief wil ik graag de vraag beantwoord
zien of er een einde komt aan deze vorm van financiering van
megastallen, aangezien de Kamer een motie heeft ingediend waarin staat
dat er geen geld naar dit soort projecten moet gaan. Die vraag heb ik
ook gesteld bij mijn Kamervragen.

Ik hoorde de minister ook zeggen dat er ergens in maart een visie komt
over de voedselzekerheid of het recht op voeding. Gaat dat ook over de
verduurzaming van voedsel in het algemeen? Kan ik dat zo duiden?

Minister Ploumen: Ik verwijs hierbij naar de uitwerking van het
speerpunt van OS-beleid. Dan beantwoord ik ook meteen de vraag daarover.
Die speerpunten blijven. Voedselzekerheid blijft. In dat kader zal ik
daar graag op ingaan.

Één punt wil ik de Kamer niet onthouden. De Kamer maakt zich namelijk
terecht zorgen over de positie van vrouwen in ontwikkelingslanden. Ik
zal het gelijk van de Kamer meteen adstrueren. De FAO heeft namelijk dit
jaar becijferd dat de totale landbouwproductie stijgt met 2,5% tot 4%
als vrouwen in ontwikkelingslanden dezelfde toegang hebben tot
productiemiddelen als mannen. Dat lijkt mij significant en interessant
genoeg om daar straks in ons beleid nadrukkelijker aandacht aan te
besteden dan toe nu toe wellicht het geval was.

De derde pijler is de buitenlandse handel. Wij hebben daarover al een
aantal dingen gezegd. De heer Leegte had een aantal bestuurlijke,
institutionele vragen. Ik beantwoord die graag even eerst. De
samenwerking tussen de ministeries van Economische Zaken en Buitenlandse
Zaken op het gebied van handelsbevordering en economische diplomatie
dateert uit de jaren vijftig. Ik wist dit niet; het is misschien ook
leuk voor de Kamer om dit te weten. De samenwerking is dus al langjarig.
Nu is de "politieke baas", om het zo maar te zeggen,voor het eerst
gevestigd op het ministerie van Buitenlandse Zaken. De Haagse ambtenaren
van het Directoraat-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen, het
DG BEB, zijn overgegaan naar het ministerie van Buitenlandse Zaken. De
heer Leegte vroeg wanneer de reorganisatie gestand gedaan wordt. While
we speak zijn zij, geloof ik, aan het verhuizen. Ze steken de weg over
en komen inhuizen. Bij het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft men
heel graag plaats voor de ambtenaren gemaakt. Het is misschien goed om
ook nog even te zeggen dat men tussen alle institutionele kwesties door
erg uitkijkt naar de samenwerking, net als ik.

Collega Kamp en ik hebben een aantal afspraken gemaakt over de
aansturing. Dit betekent dat wij en de Netherlands Foreign Investment
Agency (NFIA), de buitenlandse investeringen dus, daar gezamenlijk
verantwoordelijkheid voor dragen. Wij zitten dan ook in elkaars
bestuursraad. Wij hebben afgesproken om deze constructie na een jaar te
evalueren om te bekijken of het echt wel handig is. Mochten wij
obstakels zien, dan hoort de Kamer daar ongetwijfeld van. Dit is dus
allemaal in gang gezet en het loopt tot dusver allemaal soepeltjes.

Ik heb al gezegd dat buitenlandse handel ook handelsmissies en
economische diplomatie bevat. Het gaat dus ook om het engageren van het
midden- en kleinbedrijf in export. Wij moeten het mkb wijzen op
mogelijkheden vlak over de grens, maar ook verder weg. Op mijn
handelsmissies in Turkije en Brazilië heb ik kennis kunnen maken met
echt geweldige bedrijven uit het mkb. Ik noem een bedrijf uit de
Flevopolder dat heel succesvol wortels van witlof exporteert naar
twintig landen. Dat is echt een bedrijf uit de categorie mkb. De markten
zijn overal klein, want witlof is nergens heel populair, maar dit
bedrijf exporteert voor een klein groepje fijnproevers. Op die manier
heeft men een geweldig bedrijf opgebouwd. Dat bedrijf heeft het gewaagd
om niet alleen naar Duitsland te gaan, maar ook naar Brazilië. Ik stel
dit bedrijf steeds als voorbeeld voor andere bedrijven en moedig ze aan
om eens over de grens te kijken. Bedrijven hebben namelijk vaak meer te
bieden dan zij zelf in de gaten hebben. Er gebeurt van alles op dat
gebied. Ik zal ook doorgaan met programma's zoals de
MKB-Exportversneller en Partners for International Business. Ik spreek
natuurlijk ook met enige regelmaat met MKB-Nederland om te bezien op
welke wijze wij het mkb samen een duwtje in die richting kunnen geven.

Ik zeg nog één ding over de handelsmissies, omdat de Kamer daar toch
redelijk precieze vragen over stelde. De inzet van het kabinet is om
jaarlijks China, Brazilië, India, Rusland, de golfstaten en Turkije te
bezoeken. Indonesië, Vietnam, Colombia, Zuid-Afrika en Zuid-Korea
worden minstens één keer per twee jaar bezocht. Wij hebben hier een
schema voor, maar houden ook de ontwikkeling van landen in de gaten,
want ook dit moet een flexibele lijst zijn.

Kort zal ik nog iets zeggen over buitenlandse investeerders. 15% van de
banen in de private sector in dit land is bij buitenlandse bedrijven.
Nederland is wereldwijd de achtste ontvanger van buitenlandse
investeringen. Als ik op handelsmissie ga, open ik dus niet alleen maar
deuren voor bedrijven van ons daar, maar spreek ik ook met potentiële
investeerders in Nederland. Dit hoort erbij, want ook in dat opzicht
betekent buitenlandse handel binnenlandse banen. Ik wil de economische
missies verbreden en ook organisaties op het vlak van sport, cultuur,
onderwijs meevragen en soms ook maatschappelijke organisaties, zoals nu
in het geval van Bangladesh gebeurt. Dit past goed bij een eerder
aangenomen motie.

Mevrouw Maij (PvdA): Minister Ploumen somde heel snel de landen op
waarnaar zij een keer per jaar of een keer in de twee jaar een
handelsmissie beoogt te organiseren. In die lijst werd, als ik het goed
gehoord heb, geen Afrikaans land opgesomd.

Minister Ploumen: Neem mij niet kwalijk. Vietnam is een transitieland.
Op het lijstje van komend jaar staan in ieder geval twee Afrikaanse
landen, namelijk Ghana en Kenia. Ik dacht dat het er zelfs meer zijn,
maar dit zeg ik uit mijn hoofd. Ik zal voor 14.00 uur morgen checken of
dit klopt. Die landen horen er nadrukkelijk ook bij. Ik hoor nu dat
Zuid-Afrika ook op het lijstje staat. Ik dank mevrouw Maij voor haar
interruptie

In dit blokje ga ik ook nog even in op exportfinanciering. De heer
Leegte sprak daar al over. Nederlandse bedrijven hebben kapitaal nodig
om de internationale avonturen aan te gaan en die tot een winstgevend,
succesvol en maatschappelijk verantwoord einde te brengen. Ik heb de
afgelopen weken veel contact gehad met bedrijven, onder andere met een
aantal kapitaalgoederenexporteurs. Zij zeiden mij nogmaals dat de juiste
exportfinanciering soms wel een probleem is. Mijn voorganger heeft de
Kamer hierover een brief geschreven, waaruit blijkt dat Nederland veel
goede dingen doet, maar dat Nederland het op een paar gebieden ook iets
minder doet dan andere landen. Ik heb mij voorgenomen om in dit voorjaar
nog eens even heel goed te bekijken of wij het goede doen op het vlak
van het instrumentarium van de exportkredietverzekering en de
exportfinanciering. Ik kom daar dus graag nader op terug.

De heer Van Dijk heeft een vraag gesteld over clustermunitie. Ik
behandel die ook in dit blokje. Nederland is partij bij het Verdrag
inzake clustermunitie uit 2009. Dat verdrag bevat een vergaand verbod op
gebruik, productie en overdracht van clustermunitie met explosieve
submunities. In maart en december 2011 hebben de Eerste en de Tweede
Kamer door middel van moties opgeroepen tot een wettelijk verbod op
aantoonbare directe investeringen in de productie, verkoop en
distributie van clustermunitie. De minister van Financiën is hiervoor
verantwoordelijk. Hem staat het Besluit marktmisbruik Wet financieel
toezicht als kader voor zijn beleid ter beschikking. Op die manier kijkt
hij ernaar. Uit onderzoek van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame
Ontwikkeling, de VBDO, blijkt dat veel financiële instellingen en
vermogensbeheerders al rekening houden met clustermunitie als grond van
uitsluiting voor hun investeringen. Voor zover dergelijke belangen nog
zouden bestaan, moeten die volgens de nieuwe wetgeving van Financiën
binnen zes maanden van de hand worden gedaan. Ik zou dit even willen
afwachten. Laten wij bezien of dit werkt. Als het nodig is, gaan wij
weer in gesprek daarover met de Kamer.

De vierde pijler is armoedebestrijding. Ik zei al dat een nieuwe wereld
ook vraagt om een gemoderniseerd, nieuw en transparant beleid voor
ontwikkelingssamenwerking. Transparantie gaat natuurlijk ook over open
data, waar de heer Sjoerdsma over sprak. Hij maakte de vergelijking met
DFID. Voor alles bestaat er een index, dus ook hiervoor is er een index.
Op de Aid Transparency Index van 2012 staat inderdaad het Verenigd
Koninkrijk, DFID, op één en Nederland op drie. Wij doen het dus best
aardig, maar ik ben het zeer met de heer Sjoerdsma eens dat Nederland
misschien nog wat meer kan doen. As we speak wordt er ook al wat meer
gedaan. De resultaten van het monitoringskader op de speerpunten worden
nu ontsloten, ook digitaal. Beter gezegd, dit gaat in 2013 gebeuren,
maar dat is binnenkort. Ik deel dus het inzicht hierover van de heer
Sjoerdsma. Ik wil hem dit met nadruk zeggen. Ik wil ernaar gaan kijken.
Ik vraag echter wel zijn begrip voor het feit dat ik ook naar de
budgettaire consequenties kijk. Wij zijn like minded over de inzet.

Een transparant beleid op ontwikkelingssamenwerking is één, maar wat
ga je dan doen in dat beleid? Ik zei al dat ik een aantal grotere lijnen
zal schetsen. Wij zullen daarover spreken in maart.

De speerpunten zijn en blijven water, voedselzekerheid of recht op
voeding, seksuele reproductieve rechten, veiligheid en rechtsorde. Op
die terreinen kan Nederland echt het verschil maken, want Nederland
heeft op die terreinen expertise opgebouwd in de breedte in de
samenleving. Nederland heeft op die terreinen echt toegevoegde waarde.
Ik zei al dat daar een monitoringskader voor komt.

Ik ga nu even iets dieper in op het thema "vrouwen". Een jaar of
vijftien geleden deed het concept van "mainstreaming" zijn intrede. Toen
vroegen wij ons allemaal af wat precies mainstreaming is. Ik kan mij
herinneren dat wij daar in de vrouwenbeweging toen erg tegen waren. De
reden daarvoor was dat "mainstreaming" naar ons inzicht heel vaak
ontaardde in "malestreaming". Wij zijn nu vijftien jaar verder. Mede
dankzij de inzet van veel maatschappelijke organisaties en zeker ook
dankzij vrouwenorganisaties is die vrees eigenlijk niet bewaarheid. Ik
vind zelf dat er op heel veel terreinen vanzelfsprekend aandacht is voor
de positie van vrouwen. In het Nederlandse beleid is gender ook een
doorsnijdend thema. Seksuele en reproductieve rechten hebben niet alleen
betrekking op vrouwen, maar gaan zeker ook over vrouwen. Ik zei al dat
wij bij voedselzekerheid ook inzetten op programma's waarin boerinnen
een nadrukkelijke plek krijgen. Resolutie 1325 van de VN is natuurlijk
de leidraad voor de omgang met veiligheid en rechtsorde in dit verband.

Dit alles wil niet zeggen dat het nog allemaal een tikje beter kan. Ik
ben zelf een groot fan -- als ik dat zo mag zeggen, want alles is mij
even lief, maar toch -- van het programma FLOW want daarin zie je de
rijkdom van vrouwenorganisaties over de hele wereld, van nieuwere
organisaties, maar ook van organisaties die er al langer zijn. Heel
bijzonder aan dat programma is de inzet om de krachten te bundelen. UN
Women is binnen de Verenigde Naties de voorvechter voor de positie van
vrouwen. Ik vind dat daar nog wel een tikkeltje bij kan. Ik kan mij dus
heel goed vinden in het amendement dat op instigatie van mevrouw Maij
van de PvdA werd ingediend en op Kamerbrede steun kon rekenen. Ik moet
nog even bekijken of ik de dekking haal uit de opgeschorte
begrotingssteun voor Mali of ergens anders vandaan. Ik kom hier zo op
terug.

Mevrouw De Caluwé vroeg of wij genoeg oog hebben voor de expertise in
Nederland en of wij die genoeg inzetten voor de speerpunten. Er bestaan
reeds een aantal groepen van experts, met zowel interne als externe
experts. Voor de vier speerpunten zijn kennisplatforms opgericht. Op het
vlak van water werken wij veel samen met het Netherlands Water
Partnership. Op het terrein van milieu en klimaat werken wij samen met
de Dutch Sustainability Unit. Bij voedselzekerheid werken wij samen met
Wageningen University. Er wordt dus echt zo veel mogelijk getapt uit de
vaatjes van anderen, om het maar zo te noemen.

De heer Van Dijk vroeg of ik kan garanderen dat 30 miljoen aan het
Global Partnership for Education buiten de bezuinigingen wordt gehouden.
Ik onderschrijf het belang van het Global Partnership for Education. Dit
speelt een grote en belangrijke rol bij het opvangen van de eerder
ingezette afbouw van de Nederlandse bilaterale inspanningen op het
gebied van basisonderwijs. Zoals de heer Van Dijk vast ook wel bij
eerdere antwoorden heeft gehoord, doe ik nu liever geen toezeggingen
over bepaalde bedragen en bepaalde prioriteiten, omdat financiering echt
inhoud volgt, zoals ik al zei. Ik wil graag eerst strategische keuzes
maken. In maart, of in het voorjaar, zal ik in de uitvoerige nota daarop
terugkomen.

Gevraagd werd ook of het in het kader van malaria mogelijk was om een
link te maken met de topsector Life sciences & Health. De heer Van Dijk
heeft gelijk dat de expertise over malaria in Nederland disproportioneel
-- in de goede zin van het woord -- groot is. Men weet ons te vinden. De
Nederlandse ambassades worden regelmatig bevraagd. Wij hebben ook goede
en inhoudelijke contacten met het The Global Fund to Fight AIDS,
Tuberculosis and Malaria, net als met the GAVI Alliance. Binnen de
topsector Life sciences & Health wordt er al samengewerkt voor meer
onderzoek naar malaria en andere tropische ziektes. Dat werk is dus
eigenlijk al in uitvoering.

Ik zei reeds dat ik de lijst met partnerlanden wat flexibeler wil gaan
opvatten. Met uitdrukkelijke voorstellen daartoe kom ik in de
beleidsnotitie. In dit verband had ik de stenen tafelen ter sprake
willen brengen voor de heer Van der Staaij, maar misschien kan ik de
heer Voordewind alsnog een genoegen daarmee doen. Die indeling is dus
niet zoiets als de stenen tafelen.

De voorzitter: De rest voelt zich ook aangesproken, minister.

Minister Ploumen: Heel goed. Voordat je het weet zit je toch in een
politiek debat. Ik zeg het zo: voor alle mensen van goede wil had ik
iets over de stenen tafelen willen zeggen.

Wij hadden het over de lijst. In een eerder overleg heb ik al gezegd dat
ik ook in het kader daarvan nog eens even heel goed wil gaan bezien of
het aangewezen is om ook een meer regionale benadering te hebben. Als je
bij een interruptie, zoals ik net heb gedaan, zegt dat de problemen geen
rekening houden met landsgrenzen, moet je daar ook in je beleid
nadrukkelijk naar kijken. Ook dit zal men dus terugvinden in de
beleidsnota.

Het is misschien goed om iets te zeggen over Rwanda. Wij spraken daar
eerder al over in deze commissie. Ik heb de commissie toen gevraagd om
te wachten op de appreciatie van de Secretaris-Generaal van de Verenigde
Naties van het rapport van de Group of Experts over de situatie in het
Grote Merengebied en de daarin aangegeven betrokkenheid van Rwanda en
andere landen. In dat overleg heb ik ook gezegd dat ik tamelijk in het
begin van het volgend jaar een bezoek zal brengen aan Rwanda en de
regio. Die twee dingen bij elkaar zouden wat mij betreft de basis vormen
voor het debat met de Kamer hierover. Ik benadruk dat collega Teeven en
ik nauw samenwerken wat betreft de hervorming van de justitiesector.
Zeker in die context is dat ongelooflijk belangrijk. Ik heb de
argumenten van de leden der Kamer de vorige keer gehoord en begrepen. Ik
pleit ervoor om het bij opschorting tot nader order te houden. "Nader
order" is dan wat mij betreft vrij snel, namelijk in het eerste kwartaal
van 2013.

Ik ga nu ook nog even in op de fragiele staten. Wij hebben op dat vlak
echt iets toe te voegen. Wij hanteren de 3D-aanpak. Dat is nog steeds
onze leidraad. De inzet van het budget internationale veiligheid wordt
in samenhang daarmee gecreëerd. De minister van Defensie en ik zijn op
dit moment hard aan het werk om dat budget uit te werken. Net als over
het revolverende fonds, mijn twee nieuwe instrumenten, informeer ik de
Kamer daar graag over in maart. Ook hiervoor geldt dat wij het precies
willen doen. Wij willen het goed doen omdat het allemaal een aantal
jaren mee moet. Het moet ook maximaal effectief zijn. Ik heb alle
opmerkingen van de commissie daarover gehoord en vraag de commissie om
nog enige tijd. Dan zullen wij het daarna bespreken.

De heer Voordewind (ChristenUnie): In de zaal hiernaast wordt er over
hetzelfde onderwerp gesproken, maar in dat geval met minister Kamp. Hij
beweerde net dat deze gelden, die 750 miljoen, toch echt voor het
Nederlandse bedrijfsleven zijn bestemd. Ik geef het maar even door aan
deze minister en vraag tegelijkertijd haar reactie hierop. Ik zie
namelijk licht tussen de breed aangenomen motie in de Kamer, de
uitspraak van minister Kamp en wat deze minister zegt. Zij zegt dat het
voor beide bedoeld is, dus zowel voor het mkb in Nederland als voor het
mkb in Afrika, een ontwikkelingsland. De strekking van de motie was dat
het geld richting Afrika moest gaan.

Minister Ploumen: Ik had het nog even over het fonds vrede en
veiligheid, maar ik spreek ook graag over het revolverende fonds, want
velen hier hebben hier woorden aan gewijd. Het is tamelijk
overzichtelijk. In het debat over de regeringsverklaring is daar ook
over gesproken. De partijleider van de heer Voordewind, de heer Slob,
heeft een motie ingediend die aangenomen is. Voor mij zijn de tekst van
de motie en de toelichting daarop van de minister-president leidend.
Misschien is het goed om nog even te benadrukken hoe die tekst luidde.
Dat is ook de lijn die in de Kamerbrief verwoord wordt, die ik de leden
van de commissie heb gestuurd. De minister-president legt de motie op
stuk nr. 48 en de uitwerking daarvan zo uit dat het fonds bedoeld is om
het bedrijfsleven in Nederland de kans te geven om waar mogelijk samen
met het lokale midden- en kleinbedrijf in de derde wereld de economie in
de arme landen op te bouwen. Hij zegt: als wij de motie zo kunnen
uitleggen, kunnen wij het oordeel over de motie aan de Kamer laten. Ik
heb in de Kamerbrief heel nadrukkelijk gesproken over de
ontwikkelingsrelevantie van dat fonds. Ik heb ook gezegd dat het met
betrokkenheid van het lokale mkb en het mkb in ontwikkelingslanden is.

Ik wil hier nog enkele dingen aan toevoegen. Voor mij is het namelijk
ook een beetje oncomfortabel om steeds het geduld van de leden te moeten
vragen bij een onderwerp dat ons allen zo beweegt. Ik doe het toch en
daarom geef ik nu nog even een paar uitgangspunten. Ik vind het
daarnaast van belang -- dit sluit mijns inziens aan op de opmerking die
gemaakt werd -- dat de inrichting van dat fonds een aanvulling moet zijn
op bestaande instrumenten. Wij gaan niets doen wat al gedaan wordt. Het
moet wat mij betreft een hoog risicoprofiel hebben. Natuurlijk staat dit
soms op gespannen voet met het revolverende karakter van het fonds, maar
dit moet wel kunnen. Ik vind echt dat wij moeten proberen om daar
vernieuwing in aan te brengen. Vernieuwing betekent nu eenmaal een hoog
risicoprofiel. Bovendien moet er flankerend beleid zijn voor het
verbeteren van het ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden. Zonder
een kadaster kom je bij wijze van spreken nergens. Ik vind het dus ook
een verantwoordelijkheid van mijzelf om er in dit verband voor te zorgen
dat er naast dit revolverende fonds ook flankerend beleid komt.

Tot slot. Ik overweeg om een prijsvraag uit te schrijven om een andere
naam te vinden voor het revolverende fonds, want ten eerste klinkt het
totaal niet aantrekkelijk en ten tweede wordt het natuurlijk
revolverend, maar zou ik er liever een etiket opplakken in de trant van
innovatief et cetera.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb de tekst met het gestoei van
de heer Slob en minister-president Rutte over de precieze uitleg van de
motie natuurlijk nog eens uitgebreid teruggelezen. Ze komen uiteindelijk
tot de conclusie dat minister Ploumen dan maar duidelijkheid moet geven.
Dat heeft zij gedaan. Dat is toch weer wat anders dan wat minister Kamp
hiernaast zegt, namelijk dat het geld vooral voor het MKB-Nederland is.
De motie was vrij helder geformuleerd, namelijk dat het
ontwikkelingsrelevant moest zijn en dat het ten goede moest komen van
het mkb in ontwikkelingslanden. In die motie stond ook de verwijzing dat
je het MKB-Nederland natuurlijk bij de vormgeving kunt betrekking, maar
uiteindelijk moet dit ontwikkelingsrelevant zijn en ten goede komen van
ontwikkelingslanden. Bevestigt de minister dit of zegt zij dat het
allebei kan, zowel MKB-Nederland als het mkb daar? Is het dan niet weer
gebonden hulp? Gaan wij daarmee niet terug naar de jaren zeventig?

De heer Leegte (VVD): Ik heb een puntje van orde. Het is nogal
ingewikkeld om te reageren op geluiden uit een ander WGO. Wij hebben
namelijk geen idee wat daar speelt. De informatie die ik krijg, is
anders dan wat hier gesteld wordt. Ik stel dus dat wij ons dus houden
aan wat er feitelijk voorligt, namelijk de reactie van de minister. Wij
moeten hier geen schimmig debat voeren, want dit lijkt mij aan alle
kanten vreselijk ingewikkeld.

De voorzitter: Ik ben het zeer met u eens, maar ik had deze opmerking
niet gemaakt, omdat de minister al op deze wijze reageerde op de vragen
van de heer Voordewind. Mijnheer Leegte, u hebt helemaal gelijk. Volgens
mij is dit in lijn met de beantwoording door de minister, maar het is
goed dat u dit opmerkt.

Minister Ploumen: Ik wil nogmaals benadrukken dat de brief die ik naar
aanleiding van vragen van de Kamer heb gestuurd, leidend is. Het is
misschien goed om nog even iets te zeggen over de uitwerking. Wij zullen
dit zo snel mogelijk gaan doen. Verder gaan wij een brede groep mensen
en organisaties engageren. Er werden hiervoor ook suggesties gedaan,
maar natuurlijk zitten daarbij MKB-Nederland, financiële instellingen,
maatschappelijke organisaties, maar ook het netwerk van Afrikaanse
ondernemers waarover ik de Kamer een brief heb doen toekomen. Ik vind
het namelijk wel belangrijk dat wij zo breed mogelijk consulteren.
Nogmaals, de tekst in de brief is voor mij leidend. Die is een-op-een
geïnspireerd door de motie-Slob en de reactie van de minister-president
daarop.

De heer Sjoerdsma (D66): Een prijsvraag vind ik wel een sympathiek idee.
Ik noemde het in mijn eerste termijn al het "wonderfonds", want alles
leek in dat fonds te kunnen, maar dat is misschien wat te optimistisch.
Wellicht zoekt de minister een enigszins realistischere naam. Ik heb
begrip voor het feit dat de minister geduld vraagt voor de invulling van
het vrede- en veiligheidsfonds. Zij is immers pas sinds vijf of zes
weken bezig. Zij kan wel gedetailleerd ingaan op de uitgangspunten van
dat revolverende bedrijfslevenfonds. Kan de minister schetsen welke
uitgangspunten wat haar betreft gelden voor het vrede- en
veiligheidsfonds?

Minister Ploumen: Eerlijk gezegd zijn we nog echt niet zo ver. De
minister van Defensie en ik zullen binnenkort een overleg daarover
hebben. Als dit allemaal afgerond is, gaan wij verder werken aan de
inzet. Ik verwacht dat wij daar geen jaar over gaan doen, maar dat wij
ergens in maart met een voorstel zullen komen.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik wil de minister ook niet dwingen tot heel
gedetailleerde uitspraken. Kan zij misschien wel ingaan op de vraag of
zij voorziet dat bijvoorbeeld Patriotachtige uitzendingen uit dat fonds
betaald zouden kunnen worden?

Minister Ploumen: Er zijn heel veel vragen te stellen over de invulling
van dat fonds. Er kunnen ook heel veel opties op tafel komen. Ik houd
dus toch maar even vast aan het feit dat de minister van Defensie en ik
dat gaan uitwerken in samenspraak met de minister van Buitenlandse
Zaken.

De voorzitter: Mevrouw Mulder, dit is uw derde interruptie!

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Is het denkbaar dat het revolverende fonds
-- dit is een groot fonds -- uiteenvalt in meerdere fondsen met meer
specifieke doelstellingen? Ik vraag dit opdat niet van tevoren de
onderhandelingen met iedereen op slot worden gezet en men echt openstaat
voor alle creatieve en goede ideeën.

Minister Ploumen: Zoals ik er nu over denk, wil ik inderdaad alle opties
open houden, zowel wat betreft de aard als de modaliteit. Er is namelijk
heel veel mogelijk. Misschien is er ook nog iets mogelijk wat wij nu nog
niet weten, om het zo maar even te zeggen, en wat in het kader van dit
fonds wellicht ontwikkeld kan worden. Ik wil mij dus niet vastleggen op
aantallen, op een of meerdere modaliteiten. Ik wil de ruimte zo groot
mogelijk houden. Dat doe ik vooral vanuit het oogpunt van zo veel
mogelijk effectiviteit. Overigens geldt voor beide fondsen dat zij
ingaan per 2014. Als wij in het voorjaar met voorstellen komen, hebben
wij echt tijd om het debat hierover te voeren en eventuele wijzigingen
en verbeteringen aan te brengen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik ben blij om dat te horen, want in de
gesprekken die ik hierover met de verschillende partijen gevoerd heb,
bleek dat er sterke behoefte is aan iets tussen microfondsen en fondsen
vanaf 100.000-plus in. Ik kan mij voorstellen dat dit misschien niet
overal geldt. Hoe ga je dat dan weer combineren met Nederlandse
bedrijven? Ik zou het fijn vinden als Nederlandse bedrijven ook kunnen
mee-eten uit deze ruif.

De voorzitter: Mijnheer Van Ojik, uw derde interruptie.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Bij alle discussie die we tot nu toe
hebben gehad over het revolverende fonds, te beginnen bij het debat over
de regeringsverklaring, is er één vraag die steeds niet wordt
beantwoord, ook niet in de brief die wij op 14 december van de minister
hebben gekregen, namelijk de vraag of er een verplichting is om het geld
straks via het Nederlandse mkb te besteden. Dan gaat het namelijk om
gebonden hulp. Wij weten heel veel over gebonden hulp en in het verleden
hebben wij daar een einde aan gemaakt. Het moet voor de regering toch
mogelijk zijn om die vraag met een heel eenvoudig "ja" of "nee" te
beantwoorden?

Minister Ploumen: Het hoort, zoals gezegd, een beetje in deze fase van
de ontwikkeling van beide fondsen. Wat ik net zei over het risicoprofiel
et cetera en wat er in de brief staat betreft de huidige stand van
zaken. Wij gaan aan de slag. Ik heb u gehoord en ik neem alle op- en
aanmerkingen graag mee.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Met alle respect, maar dit illustreert
mijn punt. Natuurlijk wordt het ontwikkelingsrelevant. Ik heb al eerder
gezegd: het moest er nog bijkomen dat het niet ontwikkelingsrelevant
was. Het staat immers op de begroting van Ontwikkelingssamenwerking.
Stel je voor dat het kabinet zou zeggen: het hoeft niet
ontwikkelingsrelevant te zijn! Wat mij betreft is dit een
vanzelfsprekendheid. De simpele vraag of er een verplichting is om het
via het Nederlandse midden- en kleinbedrijf te besteden -- dan gaan wij
straks terug naar 750 miljoen gebonden hulp op de begroting van minister
Ploumen -- moet inmiddels toch beantwoord kunnen worden? Dit is de zesde
week na de publicatie van het regeerakkoord!

Minister Ploumen: We zijn inderdaad zes weken verder. Ik heb echter ook
nog een aantal andere dingen gedaan en dat geldt ook voor mijn
collega's. Ik zeg dit niet om flauw te doen. Dit wordt een belangrijk
instrument op de begroting van de minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking. Het is een significant bedrag. Wij willen
goed bekijken hoe wij dit zo effectief mogelijk kunnen inzetten, binnen
de kaders die ik beschreven heb in de brief. Nogmaals, as soon as
possible. Ik kan mij uw ongeduld voorstellen. Ik vind het ook vervelend
om steeds te moeten zeggen: wij zijn aan het uitwerken. Maar ik vraag
toch nog even uw geduld en vertrouwen.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter.

De voorzitter: Mijnheer Van Ojik, volgens mij is uw vraag beantwoord.
Het spijt me, maar ik ga naar de heer Van Dijk, die de gelegenheid
krijgt voor een laatste interruptie.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dit wordt een cliffhanger, geloof ik. Wij
zullen het volgen. Ik heb nog een vraag over het andere fonds, dat voor
internationale veiligheid. De minister zegt dat zij een en ander nog
gaat uitwerken, maar kan zij nu al zeggen wat zij vindt van de kritiek
dat je moet oppassen voor vermenging van humanitaire hulp met militaire
actie?

Minister Ploumen: Jazeker. Daar was ik eigenlijk net aanbeland. De heer
Van Dijk en de heer Van der Staaij vroegen hiernaar naar aanleiding van
een interview met de directeur van het Rode Kruis. Het staat buiten kijf
dat ik tegen een vermenging ben van humanitaire hulp met militaire
inzet. Dat is iets anders dan het propageren van de 3D-benadering.
Toegang voor neutrale hulpverleningsorganisaties zoals het Rode Kruis
tot conflictgebieden is cruciaal. Als de Nederlandse regering vindt dat
andere regeringen zich daar niet aan houden -- neem Sudan -- dan spreekt
zij hen daarop aan. De 3D-benadering is een geïntegreerde benadering.
Wij doen dit al een aantal jaren en wij hebben daarmee ook succes
geboekt. Dat zal wel de leidraad van het fonds worden. Laat ik hierover
nog één ding opmerken. Ik begrijp de zorgen van de directeur van het
Rode Kruis over de risico's die humanitaire hulpverleners lopen, heel
goed. Ik ben ook tegen vermenging. Zelfs als er niet gemengd wordt,
overkomt hulpverleners wel eens iets heel ergs. Net zo goed als dat in
Nederland verwerpelijk is, is dat ook internationaal verschrikkelijk.
Onder welk etiket we dat doen, is allemaal niet zo interessant. Wij
moeten inzetten op maximale veiligheid voor hulpverleners. Helaas moeten
wij constateren dat het er de afgelopen jaar niet beter op is geworden.
Dit is absoluut een aandachtspunt voor maatschappelijke organisaties.

De heer Jasper van Dijk (SP): Het is een aandachtspunt, dat klinkt mooi.
Het is dus een probleem, dat erkent de minister. Die vermenging vindt nu
al plaats, waardoor verleners van humanitaire hulp een doelwit worden.
Dat heeft ook te maken met die 3D-benadering. Deelt de minister mijn
mening dat deze vermenging absoluut vermeden moet worden? Zij mag dit
niet in het luchtledige laten hangen.

Minister Ploumen: Ik ben wel een beetje ongelukkig met de wijze waarop
de heer Van Dijk de 3D-benadering verbindt aan vermenging van
humanitaire hulp en militaire interventies. Ik denk dat dit echt niet
aan de orde is. De situatie in conflictgebieden is complex, maar dat
hoef ik u niet te zeggen. Niet al die interventies vinden op hetzelfde
moment op dezelfde plek plaats. Het gaat om een geïntegreerde
benadering waarin aandacht is voor alle oplossingsinterventies voor een
conflict. Ik verzet mij even tegen de vermenging daarvan. Natuurlijk
steun ik het pleidooi om samen met maatschappelijke organisaties
allerlei codes te operationaliseren om de veiligheid van hulpverleners
te maximaliseren.

De voorzitter: Mijnheer Leegte, uw derde interruptie.

De heer Leegte (VVD): Is de minister klaar met het stukje over het
revolverende fonds?

Minister Ploumen: Ja, de minister is er wel klaar mee, maar ik weet niet
of dat voor u ook geldt.

De heer Leegte (VVD): Dan zijn wij nog niet klaar. Hoewel de VVD er niet
een groot voorstander van was, is het in het debat over de
regeringsverklaring gelukt om het fonds te splitsen, waarbij de helft
bestemd is voor exportbevordering. Ik heb de minister gevraagd of zij
kan toezeggen dat zij middelen als private equity, garantstellingen,
concessionele financieringen en exportkredietverzekeringen aan de
doelstelling van het fonds kan koppelen, daar waar het gaat om
exportbevordering. Voor ons zijn dat belangrijke elementen. Ik denk dat
de minister over het stukje heen heeft gelezen. Ik neem aan dat zij het
met mij eens dat dit instrumenten zijn die hierbij goed zouden passen.

Minister Ploumen: De heer Leegte loopt een beetje vooruit op de zaken.
Ook tegen hem wil ik zeggen dat de tekst van de Kamerbrief leidend is.
Ik heb op een eerder moment in mijn betoog in een wat ander kader --
voor the time being wil ik het daar ook laten -- wel iets gezegd over
het level playing field in verband met exportkredieten en de positie van
de Nederland. Ik heb in dit kader toegezegd dat ik ernaar zal kijken. Ik
probeer alle schijn dat ik ergens op vooruit zou lopen te vermijden. Ik
doe dat namelijk ook niet. Ik zal autonoom, op basis van een brief van
mijn voorganger, kijken naar het bedrijfsleveninstrumentarium. Ik zeg
dit ook in antwoord op vragen van mevrouw De Caluwé.

De heer Leegte (VVD): De minister spreekt over een hoogrisicofonds en
het zo groot mogelijk maken van de ruimte. Ik word dan een beetje
zenuwachtig. Immers, want ons betreft is die ruimte al heel groot. Ik
heb er behoefte aan om die een beetje in te perken in dit debat. Ik
vraag nadrukkelijk om die link met dat fonds wel te leggen. Kan de
minister ten minste toezeggen dat zij ruim voorafgaand aan de brief over
het fonds met dat instrumentarium komt? Mocht het instrumentarium
onvoldoende ingevuld worden, dan kunnen wij altijd nog een koppeling
maken, zonder de middelen van het fonds daaraan te verbinden.

Minister Ploumen: Ik wou toch maar even vasthouden aan de Kamerbrief, de
motie-Slob en het antwoord van premier Rutte in de regeringsverklaring.
Ik vraag nu ruimte van de Kamer en dan is het niet meer dan fair om
straks in de uitwerking van de verschillende instrumenten de Kamer
ruimte te bieden voor inbreng.

De voorzitter: Mag ik u vragen af te ronden?

Minister Ploumen: Dat kan. Dan ga ik een paar vragen opzij schuiven en
laat ik het aan de Kamerleden over of ze daarop nog willen terugkomen.
We waren bij armoedebestrijding. Ik weet dat er altijd belang wordt
gehecht aan de vraag voor welke kanalen je kiest bij armoedebestrijding:
bilateraal, multilateraal, dus met landen samen, via het maatschappelijk
middenveld? In de nota zal ik zeker op deze kanaalkeuze ingaan. Een en
ander is afhankelijk van de inhoudelijke keuzes die wij zullen maken.
Bij bilaterale hulp wordt maximaal gebruikgemaakt van Nederlandse kennis
en kunde. Dat kanaal biedt ook de mogelijkheid tot politieke dialoog,
die soms zeer aangewezen is. Een van de dilemma's -- ik houd het even
bij dilemma's -- die ik daarbij zelf ervaar, is het volgende. Aan de ene
kant leent het bilaterale kanaal zich voor het behalen van zichtbare
resultaten op de speerpunten die wij via open data beschikbaar kunnen
stellen. Aan de andere kant is het planten van vlaggetjes niet altijd de
beste en effectiefste manier om internationale samenwerking vorm te
geven. Ik moet hierin een goede balans vinden. Een aantal leden zei al
iets over multilaterale instellingen. De effectiviteit is niet altijd
onomstreden. In 2009 is er een evaluatie geweest. Naar aanleiding
daarvan worden met enige regelmaat scorecards bijgehouden en beoordeeld.
Als ik het goed heb, komt er weer zo'n pakket in 2013. Het is goed om
daarover met elkaar te spreken. Dat helpt mij bovendien weer bij de
keuze voor multilaterale kanalen, voor zover ze dienstig zijn aan de
inhoudelijke keuzes.

De voorzitter: Mijnheer Sjoerdsma, uw laatste vraag.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik zal het kort houden. Mijn vraag ging niet
zozeer over open data in de zin van vlaggetjes planten. Ik vind het een
kerntaak voor de Nederlandse regering om te laten zien wat zij met
belastinggeld doet. Als zodanig zie ik het ook als een kerntaak voor de
Nederlandse overheid om inzichtelijk te maken welke resultaten er
geboekt worden bij ontwikkelingssamenwerking.

Minister Ploumen: Excuses aan de heer Sjoerdsma. Ik heb op geen enkele
manier zijn pleidooi voor open data willen verbinden aan het planten van
vlaggetjes. Ik ben voor open data. Je ziet echter dat landen nogal eens
de neiging hebben om heel nadrukkelijk een vlaggetje te planten op een
subonderdeel van een bijzaak, om het zo te zeggen. Ze denken dat dit
past bij het creëren van draagvlak. Daar ga ik in ieder geval niet aan
meedoen. Ik zie echter wel het belang in van transparantie. Hoe opener
de data, hoe minder groot het dilemma.

Ik wil ook nog iets zeggen over maatschappelijke organisaties. Ook in
een gemoderniseerde ontwikkelingssamenwerking is de invloed en inbreng
van ngo's onontbeerlijk. Bovendien, ook al zou ik dat niet vinden, de
ngo's zijn er nu eenmaal; een force on their own. Nederlandse
organisaties hebben steeds vaker nog andere financieringsbronnen dan
alleen de overheid. Ik juich dat ook toe. Ik zei het al eerder, ik vind
ngo's belangrijk. Ze moeten transparant zijn, verantwoording afleggen en
een gewortelde achterban hebben; ook de commissie zei er al het een en
ander over. Ze moeten niet bang zijn om met gevoelige kwesties om te
gaan of deze aan te kaarten. Ik wil de inzet van mijn beleid op
maatschappelijke organisaties in functie van de inhoudelijke keuzes
zien. Net zomin als ik bij andere onderwerpen hierover iets gezegd heb,
zeg ik ook in dit geval niets over de omvang van de middelen, simpelweg
omdat ik daar nog niet aan toe ben. Ik kan de Kamer wel alvast zeggen
dat er geen MFS-3 komt. Dat lijkt mij namelijk een weg die wij niet
moeten gaan. Het is goed dat er nu meer partnerschappen zijn. Het is ook
goed dat ze op basis van onderwerp geordend zijn. Niet goed is het feit
dat het systeem weinig flexibiliteit kent. Ik zou het meer willen
harmoniseren ... Nee, dat is het verkeerde woord. Ik wil bekijken hoe
wij elkaar strategisch kunnen versterken op thema's. Dat kunnen de
speerpunten zijn, maar dat hoeft niet noodzakelijkerwijs. Ik wil de
meerwaarde dus op een andere manier benutten. Ik wil ook voorkomen dat
wij met MFS-3 een weg inslaan die alleen maar leidt tot meer controle,
meer cijfers en minder open data.

Mag ik nog één ding zeggen over de Europese Unie?

De voorzitter: Heel even.

Minister Ploumen: Ik was aangenaam verrast -- ik heb het een aantal
jaren iets minder nauwkeurig gevolgd -- door het feit dat de EU flinke
stappen heeft gezet ten aanzien van het versterken van de effectiviteit.
Er is een Agenda for change gekomen, een moderniseringsagenda. Dat maakt
dat ik ook serieus ga kijken naar de vraag hoe wij met en binnen de EU
kunnen werken aan de doelstellingen van het beleid zoals ik dat in maart
graag aan de commissie zal doen toekomen.

De voorzitter: Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste
termijn. Ik zie dat de heer Van Klaveren nog een vraag heeft.

De heer Van Klaveren (PVV): Ik zou ook graag antwoord krijgen op
gestelde vragen. Volgens mij heb ik niet één antwoord gekregen. Ik heb
gevraagd in hoeverre de steun van 3 miljoen voor Gaza geoormerkt geld
was en welk label daar dan aan hing. Hoeveel geld is er gegaan naar de
Israëlische slachtoffers van het Hamasgeweld? Ik heb nog een vraag
gesteld. Er ligt een rapport waaruit blijkt dat de Palestijnen doorgaan
met de verheerlijking van terrorisme. Er ligt ook een motie waarin de
regering wordt opgeroepen om steun stop te zetten. Hoe denkt de minister
hierover? Een andere vraag is waarom het kabinet 18 miljoen
begrotingssteun geeft aan het voormalige Opper-Volta. Het land voldoet
nog steeds niet aan de criteria. Waarom geven wij nog steeds steun? Een
laatste vraag gaat over SNV. Waarom zo veel geld naar een club die niet
eens een CBF-certificaat heeft? De minister sprak net nog over
transparantie en de noodzaak daarvan.

Minister Ploumen: Excuus, maar er zijn nog een paar vragen die ik niet
beantwoord heb, zeg ik meteen tegen de commissieleden.

Ik begin bij de noodhulp aan Gaza. Er is drie miljoen extra ter
beschikking gesteld voor medische hulp aan slachtoffers van het geweld
in Gaza. Een bedrag van 2 miljoen was een ongeoormerkte bijdrage aan
UNRWA en 1 miljoen is beschikbaar gesteld via het Nederlandse Rode
Kruis. Noodhulp wordt beschikbaar gesteld op basis van een aantal
criteria: neutraliteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Noodhulp
is in principe vraaggestuurd en wordt verleend waar de nood het hoogst
is. Met deze extra bijdrage hebben wij gereageerd op appeals van het
Rode Kruis en van de Verenigde Naties. Aangezien noodhulp neutraal is,
komen in principe alle slachtoffers voor hulp in aanmerking, ook
Israëlische slachtoffers, mits hierom gevraagd is. Zowel MDA in Israël
als de regionale afdeling van de Palestijnse Rode Halve Maan in Gaza
verleent humanitaire hulp. Er wordt dus zowel in Israël als in Gaza
humanitaire hulp gegeven. De Nederlandse bijdrage via het Nederlandse
Rode Kruis is eveneens voor beide beschikbaar.

 Ik kom op de begrotingssteun aan Burkina Faso -- zo heet dat land --
van 18 miljoen. We zijn aan het afbouwen. Het land was een van de
partnerlanden. Nu is het dat niet meer. In het kader daarvan wordt de
begrotingssteun afgebouwd.

Wat SNV betreft: deze stichting heeft het afgelopen jaar een stevig
veranderingsproces doorgemaakt. Dat is goed. Het was ook nodig. SNV
heeft geen keurmerk omdat zij geen fondsen werft bij particulieren. Een
deel van de financiële middelen haalt zij bij de overheid en een ander
deel op de markt. De stichting verantwoordt de financiële huishouding
via de daartoe geëigende kanalen, zoals een jaarverslag en
accountantsverslagen.

De heer Van Klaveren (PVV): In Nederland hebben wij sinds 1925 een
onafhankelijke toezichthouder: het CBF. Dat controleert goede doelen. In
de loop der jaren hebben wij honderden miljoenen aan SNV gegeven. Deze
club weigert gewoon om het CBF-certificaat te omarmen. Dat geldt
overigens ook voor het clubje dat net ter sprake kwam, Both ENDS. Is de
minister van plan om SNV aan te zetten om openheid van zaken te geven en
transparanter te werk te gaan dan nu? Immers, het feit dat men geld op
de markt ophaalt maar daarnaast geld van de overheid krijgt, noopt wat
ons betreft tot meer transparantie.

Minister Ploumen: Dat CBF-keurmerk, dat inderdaad gelukkig al zo lang
bestaat en zich ook steeds verder ontwikkeld heeft, is een keurmerk voor
goededoelenorganisaties. Het is een kwaliteitskeurmerk, zo zou je kunnen
zeggen, voor burgers die aan een goed doel willen doneren. Het CBF kent
allerlei controles. Men kijkt naar transparantie en betrekt daar
natuurlijk ook de jaarverslagen en de accountantsrapporten bij. SNV is
in dat opzicht geen goededoelenorganisatie. Het is een organisatie die
haar geld deels van de overheid krijgt en daarover ook volledig
verantwoording aflegt, net zoals alle andere organisaties dat moeten
doen. Ik zou ook niet weten waarom zij dat niet zou moeten doen.
Daarnaast probeert zij als private partij in de markt opdrachten te
verstrekken. Via het jaarverslag geeft zij hierin inzicht. Dus: het
CBF-keurmerk is er voor goede doelen en SNV verantwoordt zich via de
instrumenten die passen bij haar rol. SNV is geen organisatie die
fondsen werft in Nederland.

De voorzitter: Dank u wel. Ik heb de indruk dat de meeste vragen
beantwoord zijn. In de tweede termijn kunnen de leden moties indienen.
Dat moeten zij wel doen binnen de spreektijd.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik had nog één interruptie tegoed.
Ik heb gevraagd naar Serious Request, in het bijzonder de
verdubbelingsactie. Verder vraag ik om een reactie op het rapport.

Minister Ploumen: Dat betreft een reactie op het rapport dat ik van de
heer Voordewind heb gekregen. Een van de problemen die hij hierin
aankaart, gaat over ongeregistreerde vluchtelingen. Zonder nu en detail
hierop in te gaan, wil ik de heer Voordewind toezeggen dat de
problematiek mijn aandacht heeft. Begin 2013 spreek ik een van de
topmensen van UNHCR. Ik zal dit onderwerp opbrengen. Ik weet dat UNHCR
hiermee ook bezig is. Ik zal de Kamer informeren over de uitkomsten.
Sorry voor mijn korte antwoord, maar ik wil de voorzitter niet te zeer
ontrieven.

De voorzitter: De leden!

Minister Ploumen: Volgende week zaterdag ga ik naar Serious Request. Ik
ga natuurlijk ook collecteren. Wij hopen allemaal op goed weer, voor de
collectanten maar ook met het oog op zo veel mogelijk mensen op straat.
Serious Request kiest altijd zelf een onderwerp. Dit onderwerp van
moeder- en babysterfte ligt mij na aan het hart. Wij doen er zelf ook
heel veel aan. Wat dat betreft steunen wij ook het Rode Kruis. De
laatste jaren is het bedrag niet verdubbeld. De regering ziet het als
een initiatief van de deejays en het Nederlandse publiek. Ik roep ook
iedereen op om te geven. Zelf ga ik dat ook doen. Ik ga ook collecteren.
Dat is mijn bijdrage aan deze fantastische, mobiliserende actie.

De vergadering wordt van 21.53 uur tot 22.00 uur geschorst.

De voorzitter: Ik heropen de vergadering en geef eerst het woord aan de
heer Van Klaveren. Zijn spreektijd is zes minuten, inclusief het
voorlezen van moties.

De heer Van Klaveren (PVV): Voorzitter. In eerste termijn wees de PVV al
op de werken van mevrouw Moyo en de heren Easterly en Djankov. Zij
zetten helder uiteen dat ontwikkelingshulp corruptie stimuleert,
afhankelijkheid creëert en verkeerde regimes in het zadel houdt. Ook
het principiële punt dat het geen taak van de Nederlandse Staat is om
structurele ontwikkelingshulp te geven maakt dat de PVV zegt: stop met
het weggeven van Nederlands belastinggeld, stop met alle
ontwikkelingshulp, behoudens noodhulp.

Wij hebben zowel het CDA als D66 horen zeggen dat Rutte II zo veel
bezuinigt, ook ten opzichte van Rutte I. Hoewel Rutte I ook niet onze
steun kreeg op dit punt, is dat feitelijk onjuist. Rutte I boekte in
zijn periode meer dan 3 miljard, alle jaren bij elkaar opgeteld. Rutte
II met zijn revolverend fonds van een kwart miljard komt helaas niet
verder dan 2,5 miljard. Ik zal dus niet mijn vingers erbij aflikken. Dat
kon op dit punt al niet tijdens Rutte I en al helemaal niet bij Rutte
II. Netto is de bezuiniging in 2017 ten opzichte van 2013 ook maar 200
miljoen. Wat ons betreft is dit het zoveelste onderhandelingsresultaat
van de VVD waarover niet echt naar huis te schrijven is.

Wij hoorden de VVD vandaag nog een paar gekke dingen zeggen. Zo wil men
samen met de socialisten van de SP miljoenen steken in ontwikkelingsclub
Global Fund, dat enige tijd geleden zijn zaakjes zo slecht op orde had,
dat er voor miljoenen gefraudeerd werd. Verder is het teleurstellend dat
de VVD niet durft aan te geven of zij de hulp aan de Palestijnen nu wel
of niet wil stopzetten, nu blijkt dat de verheerlijking van terrorisme
maar doorgaat; ronduit slapjes. Ten slotte blijkt de VVD het opzetten
van belastingdiensten in het buitenland inmiddels te rekenen tot een
kerntaak van de Nederlandse Staat. Dat is bijna surrealistisch.

Dan de PvdA. De naïviteit van de PvdA inzake de Arabische Winter is
schokkend. De slechte positie van de vrouw in de Arabische wereld zal
nooit veranderen zolang de islam daar dominant is. Je kunt honderd
projectjes opzetten en er van alles tegenaan gooien, maar structureel
zal er helemaal niets veranderen. De maakbaarheid van de samenleving in
Nederland werkt niet en de maakbaarheid van de samenleving
internationaal al helemaal niet. De PVV is duidelijk: geen Nederlands
belastinggeld naar ontwikkelingshulp, vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog vele miljarden worden uitgegeven aan
ontwikkelingshulp;

overwegende dat dit geld beter in eigen land kan worden gestoken;

verzoekt de regering, behoudens noodhulp, zo spoedig mogelijk te stoppen
met alle door de belastingbetaler gefinancierde ontwikkelingshulp,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (33400-V).

De heer Van Klaveren (PVV): Ten slotte wil ik nog even terugkomen op de
bewering van mijn GroenLinkscollega dat het salaris van partijgenoot
Farah Karimi minder zou zijn dan een ton. Volgens het recentste
jaarverslag van Oxfam Novib is haar salaris bij een volledig
dienstverband €124.233. Aangezien mevrouw 36 uur werkt, komt het
salaris uit op €100.881, meer dan een ton dus. Wat ons betreft is dat
droevig veel voor iemand die werkt bij een hulpclub.

De voorzitter: Naar ik begrijp, is de bijdrage van de VVD in tweeën
gesplitst. Beide sprekers hebben ieder drie minuten.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Evenals de minister begin ik graag
met The Economist. De minister zei met een kwinkslag naar de VVD: zelfs
The Economist is tegen ongelijkheid. Daarbij kan ik alleen het volgende
aantekenen. Ik lees ook The Economist. Heel vaak staan daar artikelen in
van Afrikaanse economen. Ook zij geven aan dat herverdeling geen
oplossing is en dat het terugdringen van ongelijkheid het beste is
gediend bij een gelijkwaardige behandeling, meer handel en minder steun
aan lokale machthebbers. Dat wil ik graag meegeven aan de minister.

Wat de economische expertise op ambassades betreft: het kabinet heeft
eerder aangegeven deze te willen versterken. Ik heb in mijn eerste
termijn aan de minister gevraagd om de inzet van experts uit het
bedrijfsleven op ambassades en het ministerie te overwegen. Ik vraag
haar om hierover in overleg te treden met het bedrijfsleven. Hoe staat
zij daar tegenover?

Dan kom ik even terug op de brief van 1 juni 2012 van minister Rosenthal
van Buitenlandse Zaken waarin hij schrijft hoe hij de begroting voor
2013 wil vormgeven en hoe hij wil aangeven in hoeverre aan de doelen is
tegemoetgekomen. Kan de minister alsnog met een aanvulling komen,
conform de bijlage in de genoemde brief?

Dan het MWO-beleid. De minister wil hier veel aandacht aan geven, zo
begrijp ik. Ik wil haar echter meegeven dat zij moet oppassen met het
stapelen van allerlei regelingen voor met name het mkb. Dan wordt
deelname immers ondoenlijk. Kan de minister een soort cafetariamodel
toepassen voor het mkb waarbij wordt bekeken wat er van toepassing is al
naar gelang de situatie en de investering?

Ik wil nog graag terugkomen op Rwanda. De minister heeft de Kamer
gevraagd om de evaluatie en de appreciatie van het rapport van de Group
of Experts van de VN af te wachten. Voor de totale bilaterale hulp wil
ik dat best doen, maar ondertussen mag Rwanda de dans niet ontspringen.
Met name in de begrotingssteun heeft de VVD onvoldoende vertrouwen. Wij
begrijpen dat de justitiesector belangrijk is, zoals de heer Teeven zei.
Dat kan echter ook via andere kanalen gesteund worden, met name via het
bilaterale.

De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Het interruptiedebatje dat de heer Van
der Staaij van de SGP in zijn eerste termijn aanving, slaat de spijker
op de kop. Het was natuurlijk vreselijk geestig en de minister reageerde
er ook op, maar het gaat hierom: er zijn partijen die de bevoogding
zoals we die kennen, hoog in het vaandel hebben staan, die de
ontwikkelingslanden als kinderen zien aan wie we zakgeld geven, terwijl
de visie van de VVD is dat we andere landen aanspreken op hun eigen
kracht, spullen maken en handeldrijven en met elkaar de welvaart
verhogen. Deze laatste lijn zouden we allemaal moeten volgen.

Ik dank de minister voor haar toezeggingen. Ze zal twee keer per jaar
een AO Handelsmissies houden, waarbij we, in haar woorden, kijken wat de
successen zijn en hoe we ermee verdergaan in de betreffende landen. Ze
zal ook een verslag geven over wat andere bewindspersonen, die vaak in
het buitenland zijn en vertegenwoordigers uit het buitenland ontvangen,
doen om de export te bevorderen. Tevens zal ze aangeven hoe ze met
lagere overheden coördineert. Veel dank daarvoor.

Over één punt maakt de VVD zich zorgen, namelijk de ruimte die, boven
op de motie-Slob, lijkt te ontstaan met betrekking tot het revolverende
fonds. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord is afgesproken om een revolverend
fonds op te richten dat in drie jaar tijd wordt gevuld vanuit de
OS-begroting tot 750 miljoen euro;

overwegende dat dit fonds ten goede moet komen aan het bedrijfsleven in
Nederland en in ontwikkelingslanden;

overwegende dat het fonds revolverend moet zijn;

verzoekt de regering, met een uitwerking van het regeerakkoord op dit
punt te komen, daarbij mee te nemen wat de mogelijkheden zijn om de
middelen private equity, garantstellingen, concessionele financiering en
exportkredietverzekeringen aan de doelstellingen van het fonds te
koppelen en de Kamer hierover uiterlijk in april 2013 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Leegte. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (33400-V).

De heer Leegte (VVD): Daarmee wil ik de minister bedanken voor haar
beantwoording in eerste termijn.

De voorzitter: Met uw instemming, collega's, doen we geen interrupties
in tweede termijn. Ik had u dat niet gezegd, maar u neemt me dat vast
niet kwalijk.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Ik dank de minister voor de
antwoorden. Ik heb de minister gevraagd wat haar beleid is, omdat ze de
PvdA en de VVD moet zien te combineren. Tot mijn teleurstelling moet ik
constateren dat de minister wel de woorden van de PvdA overneemt,
namelijk dat de bezuiniging van 1 miljard pijnlijk is, maar
tegelijkertijd de daden van de VVD overneemt, namelijk 1 miljard
snoeihard bezuinigen. Maar goed, wie weet ontstaat er nog een
verandering in dat opzicht. Dit regeerakkoord was al niet zo heel
solide.

De minister heeft wel een aantal goede toezeggingen gedaan, bijvoorbeeld
over de capaciteitsontwikkeling in ontwikkelingslanden, waarmee ze samen
met haar collega van Financiën aan de slag gaat. Kan de minister al
zeggen wanneer we daar iets over horen? Ze zegt steeds: u hoort er nog
van. Ze zegt echter niet wanneer. Dat is ook voor de griffier niet
handig, want die kan het dan niet notuleren.

De voorzitter: Daar letten we echt wel op, mijnheer Van Dijk. Gaat u
verder.

De heer Jasper van Dijk (SP): De griffier van een andere commissie komt
altijd naar me toe en zegt dan: je moet vragen wanneer, want anders …
Zeer terecht.

Ik heb zorgen over het fonds Internationale Veiligheid. Daarom dien ik
de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet vanuit het budget voor
Ontwikkelingssamenwerking 250 miljoen euro wil vrijmaken voor militaire
missies;

van mening dat het vermengen van humanitaire hulp met militaire missies
de hulpverlening buitengewoon kan bemoeilijken doordat de hulpverlening
deel wordt van de humanitaire strategie;

verzoekt de regering, af te zien van het plan om 250 miljoen vanuit
Ontwikkelingssamenwerking vrij te maken voor internationale missies,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (33400-V).

De heer Jasper van Dijk (SP): Ook over het bedrijfsleveninstrumentarium
heeft de minister een aantal goede toezeggingen gedaan. Ze gaat aan de
slag met de aanbevelingen van SOMO over het klachtenmechanisme,
openbaarheid van informatie en al die eisen. Ik heb hier een motie
liggen waarin al die eisen en voorwaarden voor het
bedrijfsleveninstrumentarium staan. Ik ga deze motie niet indienen, in
de hoop dat de minister straks zegt dat ze die eisen straks serieus zal
meenemen. Overigens is "meenemen" een verkeerd woord. Het moet
natuurlijk "overnemen" zijn. Mocht de minister een niet-bevredigend
antwoord geven, dan hoort ze nog van mij bij de behandeling van de
begroting van Buitenlandse Zaken, later deze week. Ik wacht vol spanning
af.

We hebben amendementen ingediend. De minister komt daarop nog terug.
Haar reactie op een amendement van mevrouw Maij frappeerde me wel. Ze
zei: dat is interessant, maar misschien moet alleen de dekking anders.
Dat vond ik interessant, want de indiener van een amendement bepaalt wat
de dekking is. De minister mag daarover een mening hebben, maar als die
dekking volgens haar anders moet, moet ze het amendement gewoon
ontraden.

Ook op het punt van malaria was de minister toeschietelijk. Ze zei dat
dit deel uitmaakt van het lifesciencesbeleid. Er is echter nog wel
discussie over de precieze invulling. Daarom dien ik de volgende motie
in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat jaarlijks ongeveer 700.000 mensen overlijden door
malaria;

constaterende dat er tekenen zijn van verminderde aandacht op Europees
beleidsniveau voor malariaonderzoek en -bestrijding;

overwegende dat Nederland beschikt over veel kennis en expertise op het
gebied van malariaonderzoek en -bestrijding;

verzoekt de regering, het nationaal malariabeleid te herijken teneinde
mondiaal een effectievere Nederlandse bijdrage te kunnen leveren aan
malariaonderzoek en -bestrijding,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (33400-V).

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik heb, tot slot, nog twee punten. De
minister moet nog even haar antwoord op mijn vraag over onderwijs
verhelderen. Ze zei: ja, onderwijs is belangrijk en ook de bijdrage van
30 miljoen is belangrijk. Vervolgens zei ze dat ze nog wat tijd en
ruimte wilde om haar nieuwe visie uit te werken. Staat die 30 miljoen nu
wel of niet? Ik krijg graag nog antwoord op die vraag.

Ook ten aanzien van wapenhandel en clustermunitie vroeg de minister nog
wat tijd. Mijn concrete vraag was of de minister bereid is om een lijst
te maken van bedrijven die investeren in clustermunitie. Dat verzoek is
gedaan door vermogensbeheerders. Die moeten we ten dienste zijn, zodat
ze duidelijkheid hebben en niet in de verkeerde bedrijven investeren.

De voorzitter: Het woord is aan mevrouw Maij. U hebt nog vijfenhalve
minuut.

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Ik zal proberen niet de volle
vijfenhalve minuut te gebruiken. Ik dank de minister hartelijk voor haar
ruime beantwoordingen van de vele vragen. Ik kan me voorstellen dat er
een aantal dingen is blijven liggen waarover we in de toekomst verder
zullen praten. Dat zal ik graag doen, samen met de collega's en de
minister.

Ik wil nog een paar kleine inhoudelijke punten maken. De minister heeft
gesteld dat ondernemen in ontwikkelingslanden een risico is, nog meer
dan ondernemen in het algemeen in de door haar genoemde landen
Nederland, Duitsland en Frankrijk. Dat heeft deels te maken met het
level playing field. Overigens zou daarvoor misschien een ander,
Nederlands woord gevonden kunnen worden, bijvoorbeeld via een wedstrijd.
O, ik hoor dat het "gelijk speelveld" is. Het heeft deels ook te maken
met de omgeving in ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld de lokale overheid.
Kan de lokale overheid voldoende steun geven als er corruptie wordt
gesignaleerd of als ze daar zelf aan meedoet? Is ze sterk genoeg om
lokaal het gelijke speelveld voor de mkb-ondernemingen, waarvan er vele
op lokaal terrein investeren, te helpen ondersteunen? Bedoelt de
minister dat als ze zegt dat ze zal proberen om flankerend beleid te
ontwikkelen?

De minister heeft gezegd dat grondstoffen een publiek goed zijn. Ik ben
dat van harte met haar eens. Ze vormen een natuurlijke bron voor rijkdom
maar ook voor conflicten. We zien dat onder meer in Congo en in een
aantal andere landen. Zet de minister, ook in het kader van het gelijke
speelveld, wat betreft natuurlijke hulpbronnen in op duurzame winning,
duurzaam beheer en financiële transparantie?

Collega Van Dijk wees al even op de amendementen waar de minister
positief tegenover zei te staan, maar waarvoor ze wellicht een andere
dekking in gedachten heeft. Als de minister die heeft, hoor ik het graag
van haar. Dan kunnen we het amendement daar eventueel op aanpassen. Dat
kan nog, omdat we er pas later deze week over zullen stemmen.

Ik heb, tot slot, gevraagd of UN Women een nationaal comité in Den Haag
zou kunnen krijgen en of de minister dat steunt. De minister heeft
daarop nog niet geantwoord. Met de collega's van het
meerpartijeninitiatief "gender" heb ik met het oog daarop een motie
opgesteld, die ik samen met mevrouw De Caluwé en de heer Sjoerdsma
indien. Tegen hem zeg ik dan ook maar: was sich liebt, das neckt sich
een beetje.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 70% van de arme mensen in de wereld vrouw is;

constaterende dat er ondanks wereldwijde afspraken om de rechten, kansen
en veiligheid van vrouwen en meisjes te verbeteren, nog maar beperkte
vooruitgang is geboekt;

overwegende dat UN Women de initiatieven van de VN op het gebied van
vrouwenrechten, gendergelijkheid en empowerment van vrouwen samenbrengt;

verzoekt de regering, voor de behandeling van de begroting voor 2014 te
onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de vestiging van een nationaal
comité van UN Women in Nederland te faciliteren en wat de financiële
consequenties zouden zijn, en de Kamer tijdig te informeren over de
uitkomsten van dit onderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Maij, De Caluwé
en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (33400-V).

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. We hebben veel vragen gesteld
aan de minister. We zijn blij dat ze bij een heel aantal punten heeft
aangegeven wanneer ze op de vragen zal ingaan. Zo zullen we in het
voorjaar van 2013 bespreken hoe een en ander met betrekking tot het
klimaat financieel precies in elkaar steekt en hoe de minister dat in de
toekomst ziet. We zijn er ook tevreden over dat de minister de door
staatssecretaris Knapen ingezette beleidscoherentie wil voortzetten. Dat
is heel goed. We begrijpen dat we in maart een nota krijgen over de
invulling van de bezuinigingsoperatie. Ons is opgevallen dat de minister
aangaf dat ons imago in het buitenland geen probleem is en dat de 0,7%
definitief losgelaten kan worden. We hebben van de minister begrepen dat
ze actief gaat inzetten op de herziening van de ODA. We ontvangen in de
nota, in het voorjaar, graag een wat uitgebreidere toelichting hierop.
Het is erg belangrijk dat er in onze samenleving weer draagvlak voor
ontwikkelingssamenwerking komt. Een goed maatschappelijk debat kan daar
heel goed aan bijdragen.

De speerpunten blijven recht overeind. Dat vinden we heel mooi. We
zouden het nog mooier vinden als de financiering ook recht overeind
blijft. Daarover ga ik straks een motie indienen.

We hadden ook nog een vraag over kleinschalige particuliere
initiatieven. We kregen daarover ook een vraag vanuit het veld. Er zou
geld beschikbaar worden gesteld vanuit de Subsidiefaciliteit voor
Burgerschap en Ontwikkelingssamenwerking. Wil de minister dit
voortzetten? Ook hierover zal ik een motie indienen.

Ik heb het ook gehad over het instrumentarium voor handel en export. Het
budget daarvoor zou eventueel verhoogd worden. De minister gaf aan dat
ze in het voorjaar met een brief daarover komt. We hopen dat ze
onderzoek wil doen naar een dergelijke verhoging in omringende dan wel
concurrerende landen. We geven de minister de suggestie mee om de
suggesties uit de motie van de heer Leegte daarin mee te nemen.

Ik kom op de diplomatieke ondersteuning voor Nederlandse ondernemers in
het buitenland. We zullen daarop bij de behandeling van de begroting van
Buitenlandse Zaken nog ingaan, maar graag horen we van de minister hoe
ze die ziet en hoe ze concreet duurzaamheid en topsectoren bij
handelsmissies wil betrekken. Misschien kunnen we daarop in een AO eens
uitgebreid ingaan.

Ik ga richting de moties, want volgens mij raak ik een beetje door mijn
tijd heen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dit kabinet 1 miljard euro bezuinigt op het budget
voor Ontwikkelingssamenwerking;

constaterende dat de gekozen Nederlandse speerpunten volgens het
regeerakkoord overeind zullen worden gehouden;

van mening dat dit nieuwe beleid nog maar net in gang is gezet en dat
korting hierop zou leiden tot ineffectief beleid en verkwisting van
ontwikkelingsgeld;

verzoekt de regering, niet te korten op de vier speerpunten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Agnes Mulder. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (33400-V).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de betrokkenheid van de Nederlandse samenleving bij
ontwikkelingssamenwerking nog steeds groot is;

constaterende dat in de samenleving een groot aantal nieuwe
kleinschalige en particuliere initiatieven op hun eigen manier uiting
geven aan deze betrokkenheid;

van mening dat ontwikkelingssamenwerking een zaak is van de hele
Nederlandse samenleving en dat middels deze kleinschalige initiatieven
daaraan uiting wordt gegeven;

verzoekt de regering, haar visie te geven op de wijze waarop de
betrokkenheid van de samenleving kan worden versterkt en daarbij te
onderzoeken op welke manieren giften aan particuliere initiatieven
kunnen worden gefaciliteerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Agnes Mulder. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (33400-V).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Algemene Rekenkamer de Nederlandse overheid opriep
tot een consequente houding ten aanzien van de inzet van algemene
begrotingssteun;

constaterende dat de Nederlandse regering de afgelopen jaren een zeer
kritische lijn heeft gevolgd ten aanzien van dit instrument;

constaterende dat de regering 1 miljard euro bezuinigt op het budget
voor Ontwikkelingssamenwerking;

verzoekt de regering, geen nieuw geld uit te geven aan algemene
begrotingssteun;

verzoekt de regering tevens, zich ook internationaal in te zetten voor
een verdere beperking van de inzet van dit instrument,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Agnes Mulder. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (33400-V).

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Als ik nog een paar seconden heb …

De voorzitter: U hebt nog heel even, maar niet meer dan een paar
seconden. Dat wordt een cursus snellezen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Op het fonds Internationale Veiligheid komt
de minister ook in maart terug. Dat is voor ons erg belangrijk. Naar
aanleiding van dat vreselijke programma over Zambia heeft de minister
actie ondernomen. We vinden het hartstikke mooi dat de minister dat
heeft opgepakt. We zijn daar heel blij mee.

Dit waren de punten van de CDA-fractie vandaag.

De voorzitter: Het woord is aan de heer Sjoerdsma. U hebt nog
drieënhalve minuut. Uw tijd gaat nu in.

De heer Sjoerdsma (D66): Vierenhalve minuut, dacht ik.

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden. Ik begon dit debat
met een verwijzing naar de PvdA en de VVD: ze hebben een historische
korting op OS doorgevoerd. Maar wat zagen we nog meer, tijdens dit
debat? We zagen twee VVD-woordvoerders en één PvdA-woordvoerder die,
vreemd genoeg, elkaar helemaal niet interrumpeerden. Dat is raar, want
ze waren het over niets met elkaar eens: niet over het mkb, niet over
OS, niet over handel en niet over duurzaamheid. Ach ja, verdeeldheid,
verdeeldheid, verdeeldheid. Die zagen we dan ook terug bij deze
minister. Zelfs deze minister kan met haar inzet niet verploumen, pardon
verbloemen, dat ze een bijna onmogelijke opdracht heeft gekregen,
namelijk om de verdeelde visies van de PvdA en de VVD in zich te
verenigen.

Er is verdeeldheid in beleid. Het is cruciaal dat de minister eerst in
maart met een visie komt voordat bezuinigingen worden doorgevoerd. Er is
ook verdeeldheid over fondsen. Er was nu nota bene een VVD-motie nodig
om opheldering te krijgen over het revolverende fonds. Verder was er ook
onduidelijkheid over het fonds voor vrede en veiligheid en over de
klimaatgelden. Ik wens de minister dan ook heel veel succes met deze
uitdaging.

Ik kom op mijn moties. Ik heb er vier. Ze hebben betrekking op
resultaten, klimaatgelden, onderzoek en draagvlak. De eerste motie gaat
over onderzoek.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het wenselijk is dat ontwikkelingsrelevant onderzoek
een zo breed mogelijke verspreiding geniet;

verzoekt de regering, al het door de Nederlandse overheid gefinancierde
ontwikkelingsrelevante onderzoek digitaal en vrijelijk ter beschikking
te stellen en te bevorderen dat door de Nederlandse overheid
gefinancierde organisaties dit eveneens doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (33400-V).

De heer Sjoerdsma (D66): De tweede motie gaat over de resultaten van
ontwikkelingssamenwerking.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het een kerntaak is van de Nederlandse overheid om
verantwoording af te leggen over de besteding van Nederlands
belastinggeld;

verzoekt de regering, een zo goed mogelijk inzicht te geven in de
besteding van de ontwikkelingsgelden en de resultaten daarvan door
digitale publicatie ter beschikking te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma,
Voordewind, Agnes Mulder, Jasper van Dijk, Van Ojik en Thieme.

Zij krijgt nr. 37 (33400-V).

De heer Sjoerdsma (D66): De derde motie gaat over de klimaatgelden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens de Rekenkamer de internationale klimaatgelden
kunnen oplopen tot 510 miljoen euro in 2017;

verzoekt de regering, de Kamer in het voorjaar van 2013 te informeren
over de wijze waarop de klimaatgelden zo min mogelijk ten koste van
ontwikkelingsprogramma's zonder klimaatdoel gaan, door:

- het scenario waarin het bedrijfsleven 50% van deze klimaatdoelen
financiert, verder uit te werken;

- bij de vormgeving van het zogenaamde "revolverend fonds" te
onderzoeken in welke mate dit kan bijdragen aan de benodigde publieke
bijdrage voor het genereren van private bijdragen aan deze
klimaatfinanciering;

- de mogelijkheid voor het genereren van inkomsten die voortvloeien uit
nieuwe maatregelen die overwogen worden in het kader van het
internationale klimaatbeleid, zoals een heffing op scheepsbrandstoffen
of vliegtuigbrandstoffen, in kaart te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma,
Voordewind, Van Ojik en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (33400-V).

De heer Sjoerdsma (D66): De vierde motie gaat over draagvlak.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister heeft aangegeven het draagvlak voor
ontwikkelingssamenwerking te willen vergroten;

verzoekt de regering, een nulmeting uit te voeren naar het draagvlak
voor ontwikkelingssamenwerking, deze meting jaarlijks te herhalen en
zich te houden aan de uitspraak om het draagvlak te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (33400-V).

Ik zie een signaal voor een interruptie, maar we doen nu geen
interrupties. Het spijt me. Het woord is aan de heer Voordewind. Hij
heeft nog precies twee minuten.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de minister voor
haar inzet, ook nu uitgesproken, met betrekking tot kinderarbeid. Ik had
twee moties, maar die ga ik nu niet indienen. De ene motie ging over de
risicosectoren. De minister gaat daarover in gesprek. De andere motie
ging over child labour free zones. De minister heeft gezegd dat ze dat
punt zal ondersteunen. Dat scheelt dus weer papier.

Over het revolving fund krijgen we geen duidelijkheid. Dat geldt ook
voor het antwoord op de vraag van collega Van Ojik of dat een
verplichting is. Daarom dien ik de volgende heel simpele motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gebonden hulp maar beperkt ten goede komt aan
ontwikkelingslanden;

verzoekt de regering, geen gebonden hulp te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Van
Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (33400-V).

De heer Voordewind (ChristenUnie): Over de klimaatfondsen zegt de
minister dat ze in het voorjaar nog met een ambitie komt. Misschien kan
de Kamer haar toch middels de volgende motie, als die het haalt,
aanzetten om te komen met die ambitie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de bijdrage voor internationale klimaatfinanciering in
het regeerakkoord expliciet ten laste komt van het budget voor
Ontwikkelingssamenwerking;

verzoekt de regering, na te streven dat maximaal de helft van het
klimaatfinancieringsbudget uit het budget voor Ontwikkelingssamenwerking
zal worden gefinancierd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (33400-V).

De heer Voordewind (ChristenUnie): De laatste motie gaat over social
protection, een belangrijk instrument om de sociale zekerheid in landen
te versterken. Eerder hebben we daarover een amendement ingediend,
waarin het ging om een bedrag van 8 miljoen. Ik heb van de Nederlandse
ambassade begrepen dat Zimbabwe er nu uit gaat vallen, terwijl dat een
pilotprogramma was. Dat betreur ik. Ik krijg daarop graag nog een
reactie van de minister. Ik kom tot de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de EU, de ILO, de Wereldbank, de G20 en een breed VN
task team recent het belang van social protection voor
armoedebestrijding en economische ontwikkeling hebben benadrukt en
ernaar streven dit een apart doel van de post 2015-ontwikkelingsagenda
te maken;

constaterende dat met Nederlandse steun momenteel alleen al in
Ethiopië, Mozambique en Zimbabwe 1,5 miljoen extreem kwetsbare
huishoudens via social protection programma's de kans wordt geboden te
overleven, aan de armoede te ontsnappen en een bijdrage aan lokale
economische ontwikkeling te leveren;

overwegende dat Nederland met zijn stelsel voor sociale zekerheid
uitgebreide ervaring en kennis heeft die ten goede kan komen aan
ontwikkeling van sociale zekerheidsprogramma's elders;

verzoekt de regering, social protection breed in te zetten in het
Nederlandse ontwikkelingsbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Van
Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (33400-V).

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ten slotte had ik de eerlijke
supermarkten bij de minister onder de aandacht gebracht. Misschien kan
ze daarop in haar tweede termijn nog reageren. Heeft ze de inzet om de
motie daarover alsnog uit te voeren? De minister zegt in het voorjaar in
gesprek te gaan met de UNHCR, maar ik weet dat de situatie nu dringend
is. Ik verzoek de minister om echt te kijken naar andere kanalen dan
alleen de UNHCR, juist om de niet-geregistreerden te bereiken.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Ook ik dank de minister. Ze
heeft veel ambitie op het gebied van coherentie, maatschappelijk
verantwoord ondernemen, belastingverdragen et cetera. Dat is heel goed.

Twee raadsels zijn in dit debat niet opgelost. Het eerste is het raadsel
van de 1 miljard bezuiniging, die pijn doet bij de PvdA en bij de
minister. Als die zo'n pijn doet, waarom is er dan geen "nee" gezegd?
Dat raadsel is helaas niet opgelost. Ik vrees dat dat ook niet meer zal
gebeuren voor 23.00 uur. Het tweede raadsel is dat van het revolverende
fonds, een term met een mooie alliteratie overigens. Van de VVD weten we
het nu: die heeft een motie ingediend om het te binden. De VVD, die
altijd kritiek heeft op het gebrek aan doelmatigheid van de hulp, kiest
nu voor een modaliteit die bewezen ondoelmatig is. Dat weten we in ieder
geval. We moeten echter nog even wachten op wat de minister wil.

Ik dien drie moties in, als dat in de resterende minuut kan. Ik zal het
heel snel doen. Het is goed dat de minister met de staatssecretaris van
Financiën gaat praten over belastingen. Ik wil haar daarbij graag een
duwtje in de rug geven. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland met 93 landen verdragen heeft die
buitenlandse investeerders korting geven op belastingen;

verzoekt de regering, alle lopende belastingverdragen afgesloten met
derde landen door te lichten op negatieve effecten voor OS-landen en
hier staande praktijk van te maken bij het afsluiten van nieuwe
belastingverdragen;

verzoekt de regering tevens, de Kamer hier voorafgaand aan de aankomende
Voorjaarsnota over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en
Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (33400-V).

De heer Van Ojik (GroenLinks): Mijn tweede motie gaat over een vraag die
ik aan de minister had gesteld maar die niet beantwoord is. De motie
luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord verregaande bezuinigingen op
ontwikkelingssamenwerking zijn doorgevoerd;

overwegende dat het vorige kabinet-Rutte ook al forse bezuinigingen
heeft doorgevoerd op ontwikkelingssamenwerking;

overwegende dat lessen getrokken kunnen worden uit deze vorige
bezuinigingsronde, om zodoende de schadelijke effecten van de nieuwe
bezuinigingen te minimaliseren;

verzoekt de regering, een onderzoek in te stellen naar de gevolgen voor
ontwikkelingslanden en -programma's van de bezuinigingen van het vorige
kabinet-Rutte en de Kamer hiervan verslag te doen voorafgaand aan de
Voorjaarsnota,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik,
Sjoerdsma en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan
voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (33400-V).

Mijnheer Van Ojik, u kunt uw laatste motie vast heel snel voorlezen.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Mijn derde en laatste motie luidt als
volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het VN Ruggie-raamwerk en OESO-richtlijnen staten
verplichten om op naleving van mensenrechten toe te zien;

overwegende dat van bedrijven die profiteren van economische
diplomatieke dienstverlening of andere overheidssteun, wordt verlangd
dat zij conform het VN Ruggie-raamwerk en OESO-richtlijnen een "human
rights due diligence"-proces uitvoeren;

verzoekt de regering, er toezicht op te houden dat bedrijven die
profiteren van economische diplomatieke dienstverlening of andere
overheidssteun, een "human rights due diligence"-proces uitvoeren en de
OESO-richtlijnen naleven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ojik. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46 (33400-V).

Mevrouw Thieme (PvdD): Voorzitter. Ook ik wil de minister bedanken voor
haar antwoorden. De minister heeft ons toegezegd dat ze dit voorjaar
uitgebreid zal ingaan op de visie van het kabinet op het recht op
voedsel en op de wijze waarop ze uitvoering zal geven aan de aangenomen
moties waarin wordt gevraagd om in te zetten op agro-ecologische
landbouwpraktijken en ondersteuning van kleinschalige boeren en
boerinnen, en om op geen enkele wijze meer bij te dragen aan de
financiering van megastallen in het buitenland. Als ik de minister goed
beluister, bevestigt ze tijdens dit debat toch de indruk dat
ontwikkelingssamenwerking vooral ten dienste staat van ons eigen
bedrijfsleven. Ik noem hierbij ook het revolverende fonds. De minister
heeft het steeds over de positieve link tussen handel en hulp. We hebben
nog een apart debat over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat is
een buitengewoon belangrijk debat, dat ik ook zeker zal voeren, maar ik
wil toch wel graag van dit kabinet weten of het in dat debat meer gaat
doen dan voorgaande kabinetten aan de vele negatieve en risicovolle
economische activiteiten van ons bedrijfsleven, zoals milieuvervuiling
en het onttrekken van grondstoffen zonder daarvoor een eerlijke prijs te
betalen.

Het kabinet spreekt over duurzame handel. In dat kader wil ik het
volgende verzoek doen, mede namens de collega's Voordewind, Van Ojik en
Sjoerdsma.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er binnen het budget voor Ontwikkelingssamenwerking
een revolverend fonds wordt opgericht van 750 miljoen euro voor
investeringen in ontwikkelingslanden;

overwegende dat er voor andere fondsen uit het budget voor
Ontwikkelingssamenwerking, zoals het fonds Water voor Ontwikkeling en
het fonds Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid, gebruik wordt gemaakt
van duurzaamheidscriteria (het zogenaamde FIETS-model);

verzoekt de regering, deze duurzaamheidscriteria ook van toepassing te
verklaren voor het nog op te richten revolverende fonds,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme,
Voordewind, Van Ojik en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (33400-V).

De minister heeft gevraagd om een enkele minuut te schorsen om naar de
moties te kunnen kijken. Ik verzoek de leden om in de zaal te blijven,
zodat we straks zo snel mogelijk kunnen doorgaan.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter: De minister zal eerst nog even kort ingaan op de gestelde
vragen en daarna op de moties en de amendementen. Ik dank de collega's
voor de enorm collegiale samenwerking tot zover. Wellicht kunnen wij die
voortzetten in het laatste deel van de vergadering. Ik vraag de leden om
niet al te veel interrupties te plegen en rekening te houden met de
mensen die de ondersteuning verzorgen en ook graag naar huis willen.
Desalniettemin staat de goede beantwoording voorop. Morgen vindt er nog
een plenaire behandeling van de begroting Buitenlandse Zaken en van een
stukje van de begroting van Ontwikkelingssamenwerking plaats. Mochten er
nog zaken zijn, hebben de leden morgen wellicht nog een mogelijkheid om
die te berde te brengen.

Minister Ploumen: Voorzitter. Ik dank de leden der Kamer voor al hun
vragen, amendementen en moties. Ik beantwoord eerst nog even een aantal
openstaande vragen. Daarna ga ik, met uw goedvinden, in op de
amendementen en de moties.

Mevrouw De Caluwé vroeg om de expertise van de private sector te
benutten. Ik zie dit als een ondersteuning van het beleid dat wij voeren
met de topsectoren, waarin zowel overheid, bedrijfsleven als
kennisinstellingen samenkomen. In de naaste toekomst zie ik de
publiek-private samenwerking op allerlei terreinen alleen maar verder
toenemen.

Mevrouw De Caluwé stelde ook nog een vraag over de doelen en het moment
waarop die gerapporteerd kunnen worden. Ik parafraseer de vraag nu even.
Ik kan haar toezeggen dat dit zal zijn in het voorjaar van 2013.

Mevrouw Mulder en de heer Leegte spraken over het
bedrijfsleveninstrumentarium. Dit zal ik ook bekijken in het kader van
de bredere visie waarmee ik in het voorjaar kom. Ik ga dan ook in op de
exportfinanciering. Ik zeg dit tegen de heer Leegte. Op de combinatie
van duurzaamheid en handelsmissies kom ik verder terug in de toegezegde
brief over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Mevrouw Maij vroeg of de overheid gaat meebetalen aan het hydrocarbon
pollution restoration project in Nigeria. De opzet is om te komen tot
een gezamenlijke financiering van de oliemaatschappijen en de
Nigeriaanse autoriteiten. Voor zover mij bekend, wil Nigeria hieraan
bijdragen.

De heer Van Dijk had een vraag over de clustermunitie. Zoals ik al zei,
heeft de minister van Financiën maatregelen in voorbereiding die ertoe
moeten leiden dat financiële instellingen die in Nederland gevestigd
zijn, zich niet inlaten met de financiering van productie, verkoop of
distributie van clustermunitie. In Nederland zijn er geen bedrijven
actief op het vlak van clustermunitie, zelfs niet meer op het gebied van
gewone munitie. Wij hebben het dus per definitie over buitenlandse
bedrijven. Zover reikt ons toezicht niet. Wij kunnen dus niet voldoen
aan het verzoek van de vermogensbeheerders. Dat verzoek is overigens
niet aan mij gedaan, hetgeen klopt, omdat dit bij de minister van
Financiën hoort. Dit wil niet zeggen dat ik afzijdig blijf. Ik wacht
echter graag eerst zijn voorstel daaromtrent af.

De heer Leegte riep op om het stapelen van regels voor het mkb te
voorkomen. De OESO-richtlijnen vormen het uitgangspunt, ook van het mkb.
Het is de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf om de
verwachtingen die daaruit voortvloeien in hun ketens op het gebied van
mensenrechten, milieu, arbeidsomstandigheden en het voorkomen van
corruptie vorm te geven. Daarmee is het vrijwillig, maar niet
vrijblijvend. Ik hecht aan dat laatste. De administratieve lasten willen
wij natuurlijk allemaal zo beperkt mogelijk houden en een stapeling
daarvan voorkomen. Ik kan echter niet uitsluiten dat de noodzaak om
risico's te beheersen in sommige ketens en sectoren zich slecht verhoudt
met de schaal van het mkb. Daar moeten wij gewoon eerlijk over zijn.

Ik kom nu op de amendementen en begin met het amendement-Van Dijk op
stuk nr. 19 over de verhoging van de bijdrage aan het Global Fund. De
dekking voor dit amendement wordt gezocht in het niet verstrekken van
een deel van de bijdrage aan veiligheid, goed bestuur en rechtsorde voor
Burundi. Ik ontraad de aanneming van dit amendement, want de veiligheid
en de rechtsorde zijn speerpunten in Burundi. Burundi is een land in
opbouw. Ik zei net al dat het een langetermijninspanning vereist. In de
perceptie van de bevolking neemt de veiligheid in Burundi wel toe. Juist
om excessen te beperken, investeren wij in die sector en in
democratische instituties. Ik ontraad het amendement dus vanwege de
aangewezen dekking.

Het amendement-Van Dijk op stuk nr. 20 beoogt de bijdrage aan UNAIDS te
verhogen met 2 miljoen. De dekking wordt wederom gezocht in Burundi. Ik
ontraad dit amendement met dezelfde argumentatie, namelijk dat ik het
korten op de veiligheidssector in Burundi onwenselijk vind. Ik ontraad
dit amendement dus vanwege de dekking.

Ik kom nu op het amendement-Van Dijk op stuk nr. 21. De Nederlandse
bijdrage van 1,4 miljoen aan het PPIAF in 2012 is geschrapt. Via dit
amendement worden de vrijkomende middelen toegekend aan UNHCR. Ik
ontraad dit amendement, maar ik ben graag bereid om te zoeken naar
middelen om de bijdrage aan UNHCR te verhogen. Tegen de heer Van Dijk
zeg ik dat de aangewezen dekking technisch niet correct is, omdat dit in
een ander artikel wordt verwoord. Ik zal bekijken of wij kunnen zoeken
naar 1,4 miljard, pardon, ik bedoel 1,4 miljoen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dan waren wij het toch nog eens geworden
over de bezuinigingen!

Minister Ploumen: Met het amendement-Van Dijk op stuk nr. 22 wordt
beoogd om 3,179 miljoen toe te kennen aan UNHCR. De dekking hiervoor
wordt gezocht in de uitgaven voor goed bestuur in Indonesië. Ik ben
positief over de verhoging, maar ontraad dit amendement vanwege de
dekking. In Indonesië is de bijdrage juist gericht op de versterking
van het juridische systeem. Dat is cruciaal in de huidige
ontwikkelingsfase van het land. Ik steun dus de wens, maar ben het niet
eens met de dekking.

Ik kom nu op het amendement-Maij c.s. op stuk nr. 26 over FLOW. Dit was
eerst het amendement op stuk nr. 23. Ik laat het oordeel over dit
amendement aan de Kamer. Ik ben positief over de ophoging van de
bijdrage aan het FLOW-programma. De dekking uit artikel 2.4 is mogelijk.
Ik laat het oordeel dus graag aan de Kamer over.

Het amendement-Maij c.s. op stuk nr. 24 beoogt de bijdrage aan UN Women
in 2013 te verhogen met 2 miljoen euro. Ik ontraad dit amendement voor
2013. Ik zou het graag als ondersteuning van het beleid voor 2012 willen
zien. Als de indieners dus bereid zijn om 2013 in 2012 te veranderen,
zie ik dit als ondersteuning. Ik ben het dus eens met het amendement
voor 2012, maar niet voor 2013. Mag ik in dezen een advies geven, of is
dit staatsrechtelijk volstrekt buiten de orde?

De voorzitter: Ik geef mevrouw Maij even de kans om te reageren, anders
wordt het verwarrend.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik begrijp het niet helemaal. Betekent dit dat de
minister er dit jaar middelen voor beschikbaar heeft en het dus dit jaar
nog zou willen doen?

De voorzitter: Ik geloof dat de minister dat wilde horen.

Minister Ploumen: Dan ga ik verder met het amendement op stuk nr. 25 van
de heer Van Dijk en mevrouw De Caluwé over het Global Fund. Ik ontraad
de aanneming van dit amendement. Het betreft een extra bijdrage aan het
Global Fund van ruim 9 miljoen. De dekking wordt gezocht in het niet
verstrekken van een bijdrage aan goed bestuur voor Rwanda. Nogmaals, ik
deel de zorgen over de verminderde betrokkenheid van Rwanda. Daarom
hebben wij de begrotingssteun ook opgeschort. Ik wil graag de consensus
met de like minded donoren Duitsland, Verenigd Koninkrijk en België
niet doorbreken, want een alleingang is minder effectief. Na het
VN-rapport in januari en na mijn bezoek kom ik met een nadere
appreciatie. Voor nu ontraad ik de aanneming van dit amendement.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik heb nog een feitelijke mededeling. Dit
amendement wordt gewijzigd. Het bedrag wordt verlaagd van 9,5 miljoen
naar 8 miljoen. De ondertekening wordt ook verbreed. Dat zal de minister
nog zien.

De voorzitter: Daar kan de minister nu uiteraard niet op reageren.

Minister Ploumen: Het amendement-Mulder c.s. op stuk nr. 27 gaat ook
over het verhogen van verplichtingen. Dit amendement beoogt 1,5 miljoen
in te zetten via maatschappelijke organisaties in Rwanda. Dit zou een
verschuiving moeten zijn van de opgeschorte begrotingssteun. Kan dit
amendement worden aangehouden? Ik zal hierop terugkomen als ik de Kamer
informeer over mijn reis daar naartoe. Dan zal ik mijn oordeel daarover
geven.

Dan kom ik bij de moties. Ik ontraad de motie-Van Klaveren op stuk nr.
28. Ik ontraad eveneens de motie-Leegte op stuk nr. 29 over het
revolverende fonds. Dit geldt voor alle andere moties die over het
revolverende fonds gaan. Ik zeg dit er maar vast bij. Ik verwijs
hiervoor naar de Kamerbrief. Ik houd in dit verband graag nog even de
ruimte. Vanzelfsprekend zeg ik graag toe dat ik in april in dit verband
met een brief kom en waar mogelijk eerder.

De heer Leegte (VVD): Ik begrijp niet helemaal waarom de minister mijn
motie ontraad. Ik zou zeggen dat die eigenlijk ondersteuning van het
beleid is. Deze onderdelen heeft de minister zelf ook genoemd. In de
brief van de minister staat ook dat het fonds gaat over
exportbevordering. De minister ontraad nu deze motie, maar zegt zelf in
het debat dat wij het kadaster gaan stimuleren. Dat moet mijns inziens
worden ontraden. Wij gaan geen kadaster stimuleren, maar de helft van
het fonds gebruiken voor exportbevordering. In deze motie verzoek ik de
minister om deze elementen mee te nemen. Als ik de motie zo uitleg, is
die volgens mij ondersteuning van het beleid.

Minister Ploumen: Het is vervelend als hier misverstanden over bestaan.
Ik meld daarom voor alle helderheid dat ik geen kadaster ga steunen uit
de middelen van het revolverende fonds. Het steunen van een kadaster is
nooit revolverend in mijn ervaring. Daarom noemde ik wat in de motie
staat, flankerend beleid. Ik excuseer mij voor het geval dat dit niet
duidelijk was. Het succes van het fonds hangt wat mij betreft ook af van
het flankerend beleid. Het is mijn verantwoordelijkheid om straks met
voorstellen in dezen te komen. Ik ontraad de aanneming van de motie
toch, omdat ik in mijn reactie op de inbreng van de heer Leegte heb
gezegd dat ik mij niet wil vastleggen op modaliteiten over hoeveel wij
gaan doen en wat de aard ervan is. Nogmaals, ik houd vast aan mijn
pleidooi om ruimte te houden. Ik wil nu niet zeggen dat ik deze
modaliteiten niet ga inzetten, maar ik houd graag de ruimte om te
bekijken op welke manier ik dat ga doen. Ik zeg echter graag toe dat de
brief zo snel mogelijk komt.

In de motie-Van Dijk op stuk nr. 30 wordt de regering verzocht om af te
zien van het plan om 250 miljoen van ontwikkelingssamenwerking vrij te
maken voor internationale missies. Het betreft een overheveling vanuit
de begroting van Defensie. Het gaat echt om 3D en dat is echt iets
anders dan het combineren van humanitaire hulp met militaire inzet. Ik
ontraad de aanneming van deze motie dus.

De motie-Van Dijk op stuk nr. 31 gaat over malaria. Kan deze motie
worden aangehouden? Ik wil graag even met mijn collega van VWS hierover
overleggen. De motie gaat namelijk over nationaal beleid en herijking.
Daar heeft de minister van VWS opvattingen over die ik graag even wil
horen. Ik verzoek de heer Van Dijk dus om deze motie aan te houden.

De motie-Maij c.s. op stuk nr. 32 gaat over het huisvesten van een
nationaal comité van UN Women. Ik ga ervan uit dat de indieners een
onderzoek beogen waarin met een neutraal perspectief wordt gekeken naar
de mogelijkheden. Ik zie deze motie als ondersteuning van beleid. Het is
altijd verstandig om even te bekijken welke mogelijkheden er zijn en wat
de effectiviteit en de financiële consequenties daarvan zijn.

In de motie-Mulder op stuk nr. 33 wordt de regering verzocht om niet te
korten op de vier speerpunten. Deze motie ontraad ik. Ik verwijs
hiervoor heel graag naar mijn nota die in het voorjaar zal komen. Ik zal
daarin ook hierop ingaan, maar ik wil daar nu niet op vooruitlopen.

De motie-Mulder op stuk nr. 34 gaat over de betrokkenheid van de
samenleving en de mogelijkheden waarop giften aan particuliere
initiatieven worden gefaciliteerd. Ik ontraad de aanneming van deze
motie, want ik ben eigenlijk wel tevreden over de manier waarop wij dat
nu doen.

In de motie-Mulder op stuk nr. 35 wordt de regering verzocht om geen
nieuw geld uit te geven aan algemene begrotingssteun. Deze motie ontraad
ik, omdat ik niet wil vooruitlopen op mijn nota in maart. Ik wil graag
in samenhang met andere landen hiernaar kijken. Ik wijs in dit verband
even op het onderzoek van de IOB dat vorige week maandag of de maandag
daarvoor uitgekomen is. In dat onderzoek staat een aantal aanbevelingen
over de effectiviteit van begrotingssteun.

Dan kom ik op de motie-Sjoerdsma op stuk nr. 36. Ik sta heel sympathiek
tegenover deze motie. Ik kan de reikwijdte niet helemaal overzien, omdat
onderzoek soms ook vertrouwelijk is of niet ontsloten kan worden. Kan de
heer Sjoerdsma deze motie dus even aanhouden, zodat wij dit scherp
kunnen krijgen?

De heer Sjoerdsma (D66): Zodra het vertrouwelijk is of niet ontsloten
kan worden, heb ik daarvoor natuurlijk alle begrip.

Minister Ploumen: In dat geval zie ik de motie als ondersteuning van
beleid en ook als aanmoediging.

De motie-Sjoerdsma c.s. op stuk nr. 37 gaat over transparantie, digitale
publicatie en open data. Ik zie deze motie als ondersteuning van het
beleid, waarvoor dank.

De motie-Sjoerdsma c.s. op stuk nr. 38 gaat over internationale
klimaatgelden en mogelijke scenario's. Ik ontraad deze motie, want ik
wil liever niet vooruitlopen op de internationale onderhandelingen. Ik
heb al eerder gezegd dat de temporisering van bijdragen ook nog niet
duidelijk is. Voordat ik besluit op welke manier ik dit allemaal ga
doen, wil ik die onderhandelingen even afwachten.

De motie-Sjoerdsma op stuk nr. 39 over de nulmeting wil ik ontraden,
want de NCDO doet dit onderzoek al. In het kader van de beperkte
middelen stel ik voor om aan te sluiten bij wat er is. Staatsrechtelijk
is dit misschien helemaal niet aan de orde, maar misschien kan daaraan
nog wel een vraag van de heer Sjoerdsma toegevoegd worden, als hij dit
graag ziet. Het is een omnibusachtig onderzoek. Die suggestie geef ik
hem dus graag mee.

In hun motie op stuk nr. 40 verzoeken de heren Voordewind en Van Ojik om
geen gebonden hulp meer te geven. Ik ontraad deze motie. In het beleid
van Nederland is er zo min mogelijk gebonden hulp. Ik vind de term
"gebonden hulp" ook een beetje een vorm van "oud denken", als ik het zo
mag zeggen, wat ik overigens volstrekt niet gewend ben van deze
indieners. Ik wil er niet badinerend over doen, maar ik wil van dit
soort etiketten af. Die dwingen namelijk ofwel de ene ofwel de andere
kant in een positie. Ik wil echt met een open mind en met effectiviteit
voor ogen kijken naar de nieuwe architectuur. Dit komt ook in de nota
van het voorjaar. Ik ga ervan uit dat wij het tegen die tijd echt nog
eens daarover zullen hebben, als men daar echt behoefte aan heeft.

De voorzitter: Dit is een klein beetje uitlokking.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De minister spreekt over "oud
denken". Vindt zij ook dat 0,7 oud denken is?

Minister Ploumen: U hebt mij horen spreken over een nieuwe manier van
kijken naar hulp en handel om de schotten en de emoties die er over en
weer waren, te slechten. Ik wil dus nog niet aan de slag met een aantal
ingediende moties. Ik vraag de leden der Kamer om mij de gelegenheid te
geven om met nieuwe instrumenten te komen. Ik laat daarna graag aan het
oordeel van de Kamer over of zij dit wenselijk vindt of niet.

Ik vind de motie-Voordewind op stuk nr. 41 sympathiek. Dat kan men zich
voorstellen. Ik vind ze echter ook een beetje prematuur, omdat de
internationale afspraken nog niet duidelijk zijn. Ik verwijs hierbij
naar mijn oordeel over een eerdere motie.

De voorzitter: Minister, u zegt dat de motie op stuk nr. 41 prematuur
is. Ontraadt u de motie? U hebt geen duidelijk oordeel gegeven over de
motie.

Minister Ploumen: Ja, sorry, ik ontraad de motie op stuk nr. 41 dus om
dezelfde reden als ik de andere motie ontraden heb.

Graag vraag ik de heren Voordewind en Van Dijk om hun motie op stuk nr.
42 aan te houden. Wat daarin staat, komt namelijk wel terug in onze
debatten over mijn nota in het voorjaar. Ik kan mij voorstellen dat het
verstandig is om hier en detail op in te gaan.

Graag vraag ik ook de heren Van Ojik en Van Dijk om hun motie op stuk
nr. 44 aan te houden. Wij beginnen nu met het onder de loep nemen van
een aantal belastingverdragen. Daarna rapporteren wij daarover. Graag
zou ik naar bevind van zaken bekijken hoe wij de rest van het debat
aanvliegen.

De motie-Van Ojik c.s. op stuk nr. 45 gaat over het instellen van
onderzoek naar de gevolgen van de bezuinigingen van kabinet-Rutte I voor
ontwikkelingslanden en programma's. Deze motie zie ik als ondersteuning
van ons beleid. Wij monitoren namelijk voortdurend de resultaten, ook in
het kader van de financiële middelen die wij daarvoor ter beschikking
hebben gesteld. Deze motie past dus in ons monitoringskader en in de
voortgangsrapportage op de speerpunten die wij dit voorjaar aan de Kamer
zullen doen toekomen.

De motie-Van Ojik op stuk nr. 46 ontraad ik. In de dialoog met het
bedrijfsleven komen deze onderwerpen nadrukkelijk aan de orde. Bedrijven
onderschrijven de OESO-richtlijnen. Ik zou niet willen kiezen voor een
inspectie of een norm op code, want dit leidt allemaal tot stapeling en
administratieve lasten. Ik benadruk nogmaals dat de OESO-normen worden
onderschreven. Ik zei dit reeds in mijn inbreng. Het is een nadrukkelijk
onderwerp van de dialoog met de betrokken bedrijven.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Als die richtlijnen worden onderschreven
en er dus eigenlijk, zoals blijkt uit het antwoord van de minister, geen
probleem is, is de motie ondersteuning van het beleid. Ik begrijp de
combinatie van "ze doen het al" en "ik ontraad de motie" niet.

Minister Ploumen: Wij zijn het voor een deel eens. Ik ontraad de motie
omdat de heer Van Ojik in deze motie verzoekt om toezicht te houden om
te zien of de bedrijven dit doen. Als ik dit zou toezeggen, zou dit
leiden tot een toezichtmechanisme. De Kamer gaat dan natuurlijk ook
vragen of ik daadwerkelijk toezicht heb gehouden en wat de bevindingen
daarvan zijn. Dan stapelen wij, terwijl dit in de dialoog al
nadrukkelijk aan de orde komt.

Dan kom ik tot slot op de motie-Thieme c.s. op stuk nr. 43 over het
revolverende fonds. In lijn met mijn eerdere inzet in dit verband,
ontraad ik ook deze motie. Ik zeg ook deze indieners toe dat ik echt zo
snel mogelijk met een brief kom waarin alles staat wat er rondom dat
fonds te bespreken is.

Mevrouw Thieme (PvdD): Ik geef dan hier alvast aan dat ik deze motie in
afwachting van die brief zal aanhouden.

De voorzitter: Op verzoek van mevrouw Thieme stel ik voor, haar motie
(33400-V, nr. 43) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik houd mijn motie over malaria op stuk
nr. 31 ook aan.

De voorzitter: Op verzoek van de heer Jasper van Dijk stel ik voor, zijn
motie (33400-V, nr. 31) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter: Ik verzoek iedereen om nog even te blijven zitten, want
ik wil graag overgaan op de zes toezeggingen van de minister.

1. De Kamer ontvangt in de loop van 2013 een nieuwe beleidsnotitie over
internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, inclusief de
uitvoering van de motie-Peters en de intensivering van de landbouw.

2. De minister stuurt in maart 2013 een integrale beleidsnota naar de
Kamer waarin ook de nadere uitwerking van het revolverende fonds en het
fonds vrede en veiligheid wordt meegenomen.

3. De minister zegt de Kamer toe, een schriftelijk verslag te sturen van
alle handelsmissies.

4. De minister informeert de Kamer op zo kort mogelijke termijn over de
inspanning met betrekking tot de capaciteitsontwikkelingen voor
belastingindiening in ontwikkelingslanden.

5. De Kamer ontvangt voor het kerstreces een brief over de uitvoering
van de motie-Thieme over het niet meer financieren van megastallen uit
het budget voor ontwikkelingssamenwerking.

6. De minister informeert de Kamer over de uitkomsten van haar gesprek
met UNHCR over de noodhulp aan Syrië en de problematiek van
niet-geregistreerde vluchtelingen.

De heer Sjoerdsma (D66): De minister zei dat wij haar niet moeten
vastpinnen op de klimaatgelden. Zij wil daarop terugkomen. Wanneer zal
die gelegenheid zich voordoen?

Minister Ploumen: Het hangt een beetje af van de internationale
onderhandelingen. Ik kom daarop terug, want ik doe graag een toezegging
die ik gestand kan doen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik had een opmerking over hetzelfde punt.

De voorzitter: De minister heeft verder toegezegd, een aantal kleine
vragen morgen per brief te beantwoorden. Gezien het tijdstip herhaal ik
die toezeggingen nu niet.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik had gevraagd of de minister bereid
was om de motie over de eerlijke supermarkten uit te voeren. Zij zou
daar in de tweede termijn op terugkomen. Misschien kan dit ook per
brief.

Minister Ploumen: Mag ik daar morgen voor 14.00 uur op terugkomen?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ja.

De voorzitter: De minister komt hier dus morgen voor 14.00 uur op terug.
Wij hebben een zes uur durend wetgevingsoverleg gevoerd met 47
interrupties, 19 moties en 9 amendementen. As we speak wordt de
prijsvraag uitgeschreven voor een nieuwe naam voor het revolverende
fonds. Ik dank de ondersteuning van de Kamer hartelijk. Ik dank verder
de minister, de medewerkers en het publiek op de publieke tribune voor
de vasthoudendheid. Last but not least dank ik de collega's voor hun
collegialiteit, zes uur lang. Heel veel dank daarvoor.

Sluiting 23.13 uur.



Agenda.

1. Nota van Wijziging begroting Buitenlandse Zaken, inclusief de
vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2013

33400-V-15 - Nota van wijziging d.d. 07-12-2012

minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

2. Deel Ontwikkelingssamenwerking van de begroting Buitenlandse Zaken
2013

33400-V - Begroting d.d. 18-09-2012

minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

3. Deel Ontwikkelingssamenwerking van de antwoorden op feitelijke vragen
over de begroting Buitenlandse Zaken 2013

33400-V-11 - Brief regering d.d. 09-11-2012

minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

4. Deel Ontwikkelingssamenwerking Homogene Groep Internationale
Samenwerking 2013

33401 - Brief regering d.d. 18-09-2012

minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

5. Deel Ontwikkelingssamenwerking van de antwoorden op de feitelijke
vragen over de HGIS-nota 2013.

33401-3 - Brief regering d.d. 12-11-2012

minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

6. Uitvoering tweede fase inzake ontsluiting OS-gegevens

33000-V-158 - Brief regering d.d. 04-07-2012

staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

7. Verslag van de VN Conferentie over Duurzame Ontwikkeling van 20-22
juni 2012 in Rio de Janeiro (Rio+20)

30196-182 - Brief regering d.d. 05-07-2012

staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

8. Modernisering van de ontwikkelingssamenwerking

32605-102 - Brief regering d.d. 04-07-2012

staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

9. Verslag bezoek aan Colombia: van 'Aid naar Trade' in de praktijk

32605-105 - Brief regering d.d. 05-07-2012

staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

10. Criteria voor subsidieverlening Fonds Duurzaam Water (FDW) en Fonds
Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid (FDOV)

32605-107 - Brief regering d.d. 06-07-2012

staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

11. Toezegging m.b.t. de capaciteit op het gebied van gender en
mensenrechten op het ministerie

32735-69 - Brief regering d.d. 03-07-2012

minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

12. Reactie op verzoek commissie inzake het Local Government Capacity
Programma van VNG International

32605-67 - Brief regering d.d. 03-02-2012

staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

13. Toezending landenprogramma's van het Local Government Capacity
Programme 2012-2016 van VNG International.

32605-111 - Brief regering d.d. 04-10-2012

staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

14. Aanbieding overzicht van de voorwaarden die de EU hanteert bij het
verlenen van begrotingssteun

21501-04-148 - Brief regering d.d. 24-10-2012

staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

15. Informatie over de verhouding in toepassing van conditionaliteit op
partnerlanden Rwanda en Ghana

29237-143 - Brief regering d.d. 01-11-2012

minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

16. Bevindingen discussie maatschappelijk middenveld in internationale
samenwerking

32605-112 - Brief regering d.d. 22-10-2012

staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

17. Toelichting op de Disaster Risk Reduction (DRR) van de faciliteit
Wereldbank en het EU SHARE initiatief

32605-113 - Brief regering d.d. 24-10-2012

staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

18. Afschrift van de brief aan de voorzitter van de Eerste Kamer over
het voornemen tot (mede-)oprichting door de Staat van een vereniging ter
ondersteuning van het internationale collectief "Initiative on the
Voluntary Principles on Security and Human Rights" (VPs)

2012Z20089 - Brief regering d.d. 22-11-2012

minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J.
Ploumen

19. Exportfinanciering en ondersteuning export

31985-16 - Brief regering d.d. 05-09-2012

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

20. Verslag van de economische missie naar Irak, 2 - 7 juni 2012

33000-XIII-193 - Brief regering d.d. 05-07-2012

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

21. Kabinetsreactie op position paper NABC Nog te ontvangen brief