33527 Adv RvSt inzake Regels omtrent de basisregistratie grootschalige topografie (Wet basisregistratie grootschalige topografie)
Regels omtrent de basisregistratie grootschalige topografie (Wet basisregistratie grootschalige topografie)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2013D03180, datum: 2013-01-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2013Z01505:
- Indiener: M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus, minister van Infrastructuur en Milieu
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2013-01-29 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-01-30 13:55: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-02-13 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Milieu (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2013-03-12 12:00: Regels omtrent de basisregistratie grootschalige topografie (Wet basisregistratie grootschalige topografie) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2013-06-26 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Milieu (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2013-06-27 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van Werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2013-07-04 10:14: Regels omtrent de basisregistratie grootschalige topografie (Wet basisregistratie grootschalige topografie) (33 527) (Hamerstukken), TK
Preview document (π origineel)
No.W14.12.0258/IV 's-Gravenhage, 19 september 2012 Bij Kabinetsmissive van 19 juli 2012, no.12.001709, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels omtrent de basisregistratie grootschalige topografie (Wet basisregistratie grootschalige topografie), met memorie van toelichting. Het voorstel bevat de grondslag voor de basisregistratie grootschalige topografie (BGT) en de taaktoedeling en randvoorwaarden inzake het beheer van deze basisregistratie. Verschillende organen en organisaties, zogeheten 'bronhouders', leveren de topografische gegevens die gezamenlijk de BGT vormen. De BGT wordt beheerd door de Dienst voor het kadaster en de openbare registers. De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de noodzaak van de bevoegdheid tot het binnentreden van woningen zonder toestemming van de bewoner, de wenselijkheid van een bevoegdheid tot indeplaatsstelling in geval van ministers en de noodzakelijke frequentie van het voorgeschreven onderzoek naar de uitvoering van wettelijke verplichtingen door de bronhouders. Zij is van oordeel dat in verband met deze opmerkingen aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Bevoegdheid tot het binnentreden van woningen zonder toestemming van de bewoner Het voorstel bepaalt dat personen die door de bronhouder of een daartoe op grond van een wettelijk voorschrift bevoegde functionaris van de bronhouder zijn belast met het verzamelen en geometrisch vastleggen van geografische gegevens ten behoeve van de uitvoering van de voorgestelde wet, bevoegd zijn met medeneming van de benodigde apparatuur en andere hulpmiddelen elke plaats te betreden, onverminderd artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden, en daar waarnemingen of metingen te verrichten, voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van hun taak. De toelichting spreekt over de noodzaak om (privΓ©)terreinen te betreden en niet over de noodzaak tot het binnentreden van woningen. Daarmee zijn de toegekende bevoegdheid en de toelichting niet met elkaar in overeenstemming. Niet duidelijk is waarom het voor de uitvoering van metingen ten behoeve van de BGT noodzakelijk is om woningen binnen te treden. Daarnaast rijst de vraag of de specifieke informatie die kan worden verkregen door het binnentreden van woningen niet reeds kan worden verkregen door het raadplegen van de basisregistratie gebouwen. Voorts is niet duidelijk waarom alle bronhouders personen zouden moeten kunnen aanwijzen die deze bevoegdheid uitoefenen. Verschillende bronhouders, zoals de beheerder van de hoofdspoorweginfrastructuur, lijken immers geen gegevens te verzamelen die betrekking hebben op woningen. Ten principale merkt de Afdeling op dat de bevoegdheid meebrengt mee dat betreffende personen woningen kunnen binnentreden zonder toestemming van de bewoner. Een dergelijk binnentreden vormt een inbreuk op het huisrecht zoals beschermd in artikel 8 van het EVRM en artikel 12 van de Grondwet. Daarom moet helder zijn of de voorgestelde bevoegdheid als zodanig voldoet aan de vereisten van noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit. De Afdeling adviseert in de toelichting de noodzaak van deze bevoegdheid te motiveren en de toedeling van deze bevoegdheid te beperken. 2. Bevoegdheid tot indeplaatsstelling in geval van ministers Het voorstel bepaalt dat indien een bronhouder, niet zijnde burgemeester en wethouders van de gemeente, gedeputeerde staten van de provincie of het dagelijks bestuur van het waterschap, een bij of krachtens het voorstel gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, dan wel een bij of krachtens het voorstel gevorderde handeling niet naar behoren verricht, de Minister van Infrastructuur en Milieu daarin kan voorzien ten laste van de bronhouder. De bevoegdheid tot indeplaatsstelling wordt gehanteerd in het kader van het interbestuurlijk toezicht of het uitvoeringstoezicht. De Afdeling merkt op dat ingevolge het voorstel ook de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Minister van Defensie bronhouder zijn. Tussen de ministers onderling is er evenwel geen sprake van een dergelijke toezichtrelatie, zodat een bevoegdheid tot indeplaatsstelling in die verhouding niet op zijn plaats is. De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen. 3. Frequentie van onderzoek naar de uitvoering van de wettelijke verplichtingen Ingevolge het voorstel wordt de bronhouder verplicht eens per jaar een onderzoek te houden naar de uitvoering van de voor hem krachtens het voorstel geldende verplichtingen. De bronhouder dient de Minister van Infrastructuur en Milieu een afschrift van de resultaten van het onderzoek te sturen, waarna deze door hem openbaar worden gemaakt. Het is onduidelijk waarom het noodzakelijk is voor te schrijven dat ieder jaar een zelfcontrole plaatsvindt waarvan de resultaten naar de Minister worden gezonden. De bronhouders zijn instanties die, aldus de toelichting, vanwege hun beheertaken zelf het meeste baat hebben bij (gebruik van) gegevens over dat object. In die omstandigheid lijkt het niet noodzakelijk een jaarlijkse zelfevaluatie op te leggen. De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen waar het gaat om de noodzaak van de voorgestelde frequentie van de zelfcontrole, en zo nodig het voorstel aan te passen. 4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De vice-president van de Raad van State, Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W14.12.0258/IV met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft. In artikel 6 het zinsdeel 'of een daartoe op grond van een wettelijk voorschrift bevoegde functionaris van de bronhouder' schrappen. Artikel 7, derde lid, vervangen door: 3. De basisregistratie grootschalige topografie bevat ten aanzien van elk geografisch object een identificerend objectnummer, beschrijvende, geometrische, cartografische en temporele kenmerken alsmede meta-kenmerken overeenkomstig de daarvoor in de catalogus gestelde regels. In artikel 10, tweede lid, 'artikel 7, eerste lid, onderdeel k' vervangen door: artikel 7, eerste lid, onderdeel n. Artikel 6, eerste lid. Artikel 9, eerste lid. Artikel 32, eerste lid. Interbestuurlijk toezicht wordt wel gedefinieerd als het geheel van processen, dat plaatsvindt in het kader van de rechtsbetrekkingen tussen het Rijk, de provincies, de gemeenten, gemeenschappelijke regelingen en de waterschappen die gaan over de beoordeling van de taakbehartiging van de lagere door de hogere overheden. Van uitvoeringstoezicht is sprake indien het toezicht betrekking heeft op de uitvoering van publieke taken door zelfstandige organisaties, zoals zelfstandige bestuursorganen en rechtspersonen met een wettelijke taak. Zie bijvoorbeeld de MvT bij de Wet revitalisering generiek toezicht, Kamerstukken II 2009/10, 32 389, nr. 3, blz. 2. Artikel 10, eerste lid, aanhef en onderdeel e en f. Artikel 31, eerste lid. PAGE PAGE 2 PAGE I AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........