[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

33526 Adv RvSt inzake Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mede in verband met de evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de Wet geregistreerd partnerschap

Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mede in verband met de evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de Wet geregistreerd partnerschap

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2013D03258, datum: 2013-01-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2013Z01503:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W03.12.0422/II	's-Gravenhage, 27 november 2012

Bij Kabinetsmissive van 13 oktober 2012, no.12.002418, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en
Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter
overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van
het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
mede in verband met de evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de
Wet geregistreerd partnerschap, met nota van toelichting.

In het voorstel worden, in navolging van de aanbevelingen op grond van
de evaluatie van de Wet openstelling huwelijk en de Wet geregistreerd
partnerschap, enkele verschillen tussen het geregistreerd partnerschap
en het huwelijk opgeheven. Hiertoe wordt onder meer geregeld dat de
kinderen die binnen een geregistreerd partnerschap worden geboren, van
rechtswege in familierechtelijke betrekking staan tot zowel de
mannelijke partner als de moeder. Voorts wordt voorgesteld dat het
gezagsregister (ook) op een centrale plaats kan worden gehouden. Ten
slotte omvat het voorstel nog een aantal meer technische wijzigingen. 

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking
van het voorstel, maar maakt opmerkingen over de verhouding tussen het
beoordelingskader voor de zorgregeling met betrekking tot contact en de
omgangsregeling en over de actualiteit van de voorstellen ten aanzien
van het gezagsregister. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige
aanpassing van het voorstel wenselijk is.

1.	Verhouding zorgregeling met betrekking tot contact en omgangsregeling

Het voorstel schrapt de verwijzing in artikel 1:253a, vierde lid, BW
naar het inmiddels niet meer bestaande artikel 1:377a, vierde lid, BW.
Eerder kondigde de regering aan dat deze verwijzing zou worden vervangen
door een verwijzing naar 1:377a, derde lid, BW, waarmee het
beoordelingskader van dit artikel van toepassing zou worden op artikel
1:253a BW. Daarop wordt thans teruggekomen. De Afdeling merkt daarover
het volgende op.

De toelichting gaat niet in op de verhouding tussen artikel 1:253a en
1:377a. In artikel 1:253a BW is geregeld dat ouders die gezamenlijk het
ouderlijk gezag hebben, geschillen omtrent de gezamenlijke
gezagsuitoefening aan de rechter kunnen voorleggen. De rechtbank kan op
basis van het tweede lid, onderdeel a, van dit artikel een zorgregeling
vaststellen die haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt of
een contactverbod aan een van de ouders opleggen, indien het belang van
het kind dit vereist.

Artikel 1:377a, tweede en derde lid, BW biedt de rechter de mogelijkheid
om het recht op omgang invulling te geven of dat recht aan een van de
ouders te ontzeggen, indien de omgang ernstig nadeel zou opleveren voor
de ontwikkeling van het kind, de ouder kennelijk ongeschikt of niet in
staat moet worden geacht tot omgang, het kind van twaalf jaar of ouder
van ernstige bezwaren tegen omgang heeft doen blijken of omgang
anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind. 

Zowel artikel 1:377a BW als artikel 1:253a BW beogen situaties te
regelen van contact en zorg tussen een ouder en zijn kind. Weliswaar
gaat het in artikel 1:377a BW om de situatie dat een ouder die contact
wil, geen gezag heeft over het kind en gaat het in artikel 1:253a BW om
het geval dat de ouder die contact wil wel het gezag heeft, maar beide
situaties betreffen het contact met het kind of, om in de termen van de
jurisprudentie van het EHRM te spreken, het genieten van elkaars
gezelschap. Het is dan minder goed te begrijpen dat de gronden tot
begrenzing van contacten als een ouder het gezag niet heeft veel
stringenter zijn geformuleerd dan wanneer de ouder wel het gezag heeft.
Eerder ligt het voor de hand om in de gevallen dat de ouder wel het
gezag heeft, de gronden tot begrenzing of ontzegging van contact even
stringent te formuleren als in de gevallen dat de ouder niet het gezag
heeft over het kind.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan
en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen. 

2.	Een centraal gezagsregister

In het voorstel wordt artikel 1:244 BW aangepast, waardoor het
gezagsregister in het vervolg niet meer enkel bij de rechtbanken, maar
tevens op een andere bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen
plaats kan berusten. De toelichting stelt dat deze aanpassing is
ingegeven door het in voorbereiding zijnde centraal houden en ontsluiten
van het gezagsregister.

Blijkens rechtspraak.nl zijn vanaf 1 september 2012 alle rechtbanken
aangesloten op het nieuwe Centraal Gezagsregister. Belanghebbenden
kunnen hierdoor bij elke rechtbank terecht voor een uittreksel of
indiening, ongeacht het arrondissement van geboorte van het kind om wie
het gaat.

De Afdeling stelt vast dat de berichtgeving op rechtspraak.nl en de
toelichting niet geheel overeenstemmen, waarbij onduidelijk is op welke
wijze het Centraal Gezagsregister en de toegang daartoe thans is
georganiseerd. Tevens stelt de Afdeling vast dat indien gekozen wordt
voor een centraal gehouden gezagsregister, de basis daarvoor moet liggen
in de onderhavige wijziging alsmede in een wijziging van het Besluit
gezagsregisters. Die wijzigingen zijn nog niet doorgevoerd. Vooralsnog
bestaat dan ook geen basis voor een centraal gehouden gezagsregister.

De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de
verhouding tussen het wetsvoorstel en het in de praktijk functionerende
Centraal Gezagsregister en zo nodig te wachten met het (verder)
beschikbaar maken van het Centraal Gezagsregister tot hiervoor een
grondslag bestaat in het Burgerlijk Wetboek en het Besluit
gezagsregisters.

3.	Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het
advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het
voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
betreffende no.W03.12.0422/II met redactionele kanttekeningen die de
Afdeling in overweging geeft.

Artikel 1:3, derde lid, BW, de keuze voor de term "beëindigen" en de in
de toelichting daaraan toegeschreven betekenis bezien in relatie tot de
aanpassing van artikel 1:247, vierde en vijfde lid BW. 

Artikel 1:202, eerste lid, BW aanvullen met een verwijzing naar de
ontkenning van het door het geregistreerd partnerschap ontstane
vaderschap.

In Artikel III, onderdeel D, tevens de verwijzing naar artikel 10:95 lid
2 BW in lid 3 (oud) schrappen.

In Artikel III, onderdeel E, tevens de zinsnede "artikel 95 lid 4"
vervangen door: artikel 95 lid 3.

In artikel VI, onder 10, voor "1. het eerste lid, onderdeel a, komt te
luiden:" invoegen: Artikel 204 wordt als volgt gewijzigd:.

	Kamerstukken II 2006/07, 30 800 VI, nr. 32, bijlage.

	Vergelijk Kamerstukken I 2008/09, 30 145, nr. E, blz. 4.

	EHRM 8 juli 1987, nr. 9749/82 (W tegen het Verenigd Koninkrijk), NJ
1988, 828.

	Zie:
http://www.rechtspraak.nl/Actualiteiten/Nieuws/Pages/Centraal-gezagsregi
ster-per-1-september-beschikbaar.aspx .

	Zie:
http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Rechtbanken/Maastricht/Veelgesteld
eVragen/Pages/Aanvragen-gezamenlijk-ouderlijk-gezag.aspx .

	Zo stelt artikel 1 van het Besluit gezagsregisters dat de griffier
rechtsfeiten aantekent in het bij de rechtbank berustende register die
betrekking hebben op de gezagsuitoefening over de in het arrondissement
geboren minderjarigen.

 PAGE    

  PAGE  3 

 PAGE   I 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........